NL1005050C2 - Inrichting geschikt voor het elektrisch openen van een in een kozijn verzwenkbare deur of verzwenkbaar raam. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting geschikt voor het elektrisch openen van een in een kozijn verzwenkbare deur of verzwenkbaar raam.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting 5 geschikt voor het elektrisch openen van bijvoorbeeld een in een kozijn verzwenkbare deur of verzwenkbaar raam, welke inrichting is voorzien van een in lengte instelbaar element dat met één uiteinde scharnierbaar te verbinden is met het kozijn en met het andere uiteinde scharnierbaar te verbinden is met de deur of het raam, waarbij het in lengte instelbare 10 element is voorzien van een door middel van een elektromotor uit een houder verschuifbare stang.

Bij een dergelijke uit de Europese octrooiaanvrage EP-A1-0.632.181 bekende inrichting kan door het aansturen van de elektromotor de deur of het raam worden geopend.

15 In toenemende mate blijkt er behoefte te bestaan ora elektrisch te openen en/of te sluiten deuren en ramen toe te passen in particuliere woningen voor ouderen of gehandicapte mensen. Een nadeel van de bekende inrichting is dat het handmatig openen of sluiten van de deur of het raam niet mogelijk is, hetgeen om veiligheidstechnische redenen 20 ongewenst is. Het gevaar bestaat hierbij namelijk dat bij het uitvallen van de elektrische stroom de deur is vergrendeld en niet meer kan worden geopend.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen waarbij zowel handmatig als elektrisch de deur of het raam kan worden 25 geopend.

Dit doel wordt bij de inrichting volgens de uitvinding bereikt doordat het in lengte instelbare element tevens tegen veerkracht in handmatig in lengte instelbaar is.

Op deze wijze is het altijd mogelijk om het in lengte 30 instelbare element tegen veerkracht in in lengte te laten toenemen waardoor de deur kan worden geopend.

Het in lengte instelbare element kan met behulp van een profiel in een in een woning aanwezig kozijn worden geklemd waarna het van het profiel afgekeerde uiteinde van het elektrisch bedienbare 35 verplaatsingsmechanisme aan de deur of het raam kan worden bevestigd.

1005050 2

Zodoende kan op relatief eenvoudige wijze een elektrische deuropener aan een bestaande deur worden aangebracht.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen, waarin 5 fig. 1 een vooraanzicht van een kozijn met een inrichting volgens de uitvinding toont, fig. 2 een zijaanzicht van het in fig. 1 weergegeven kozijn toont, fig. 3 een perspectivisch aanzicht van een in een kozijn 10 bevestigde inrichting volgens de uitvinding toont, fig. 4 een vergrote weergave van de in fig. 1 weergegeven inrichting volgens de uitvinding toont, fig. 5 een bovenaanzicht van de in fig. 1 weergegeven inrichting toont, 15 fig. 6 een ander bovenaanzicht van de in fig. 1 weergegeven inrichting toont, fig. 7 een klemmechanisme van de in fig. 6 weergegeven inrichting toont, fig. 8A-8C een positie-instel mechanisme van de in fig. 6 20 weergegeven inrichting tonen in verschillende standen, fig. 9A-9B een zijaanzicht en vooraanzicht van een vergrendel plaat van het in fig. 8A-8C weergegeven positie-instelmechanisme tonen, fig. 10-12 verschillende verplaatsingsmechanismen voor 25 de in fig. 1 weergegeven inrichting tonen.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van eenzelfde verwijzingscijfer.

Fig. 1 en 2 tonen respectievelijk een vooraanzicht en zijaanzicht van een kozijn 1 van een deur of raam. Het kozijn 1 omvat twee 30 zich evenwijdig verticaal uitstrekkende staanders 2 en een zich tussen de staanders 2 uitstrekkende horizontale balk 3. Tussen de zich verticaal uitstrekkende staanders 2 is een inrichting 4 volgens de uitvinding geklemd, welke inrichting aan de hand van de in fig. 4-12 nader zal worden toegelicht. De inrichting 4 is via een snoer 5 en een stekker 6 aangesloten 35 op een spanningsbron. De inrichting 4 is, indien gewenst, via een kabel 7 aangesloten op een netwerk, zoals bijvoorbeeld een elektronica-data- of 1005050 3 beveiligingsnetwerk. De inrichting 4 is verder voorzien van een huis 8 waarin de voor de aansturing van de inrichting 4 benodigde elektronica en transformator is gehuisvest. Via een lintkabel 9 is een dubbel uitgevoerde schakelaar 10 met het huis verbonden. Via een verdere 5 lintkabel 11 is een verdere dubbele schakelaar 12 aan de van de schakelaar 10 afgekeerde zijde aan de verticale staander 2 bevestigd.

Fig. 3 toont een perspectivisch aanzicht van een kozijn 1 en een scharnierbaar daarmee verbonden deur 13 die met behulp van een inrichting 4 volgens de uitvinding in een door dubbele pijl P 10 aangegeven richting verplaatsbaar is. De hoek waarover de deur 13 te openen is, is kleiner dan 90°. Voor de duidelijkheid is in fig. 3 echter een grotere hoek weergegeven.

De in fig. 3 weergegeven inrichting 4 is voorzien van een ontvanger 14, met behulp waarvan een door een afstandsbediener 15 afgegeven signaal voor het openen of sluiten van deur 13 kan worden ontvangen. De in fig. 3 weergegeven inrichting 4 is voorzien van een verplaatsingsmechanisme 15 dat met één uiteinde 16 scharnierbaar is bevestigd met een tussen de verticale staanders 2 geklemd profiel 17 en met een ander uiteinde 18 scharnierbaar is bevestigd met de deur 13.

20 Fig. 4 toont een vergroot aanzicht op de in fig. 1 weergegeven inrichting 4. De inrichting 4 omvat een profiel 17 dat met behulp van een klemmechanisme 19 tussen de twee verticale staanders 2 van het kozijn 1 is geklemd. Het klemmechanisme 19, dat aan de hand van fig. 5 - 7 nader zal worden toegelicht, kan met behulp van een gereedschap 20 25 worden ingesteld. De inrichting 4 omvat verder een positie-instelmechanis-me 21 dat aan de hand van fig. 8A-9B nader zal worden toegelicht.

Fig. 5 toont een bovenaanzicht van de in fig. 4 weergegeven inrichting 4 waarbij het klemmechanisme 19 in een uit elkaar geschoven stand is weergegeven. Het klemmechanisme 19 omvat een 30 basisplaat 22 die met behulp van dievenklauwen 23 in de verticale staander 2 van het kozijn 1 kan worden bevestigd. De basisplaat 22 is gekoppeld met een U-vormig profiel 24 waarvan benen zich uitstrekken vanaf een brugdeel 25 in de richting van het profiel 17. Aan het brugdeel 25 is een bol vormig sferisch element 26 bevestigd dat tussen de benen van 35 het U-vormige profiel 24 is gelegen. Het profiel 17 is eveneens voorzien van een U-vormig profiel 27 waarvan benen zich uitstrekken naar en in 1005050 4 samengestelde toestand aangrijpen om benen van het U-vormige profiel 24. Het tussen de benen gelegen brugdeel 28 van het U-vormige profiel 27 is voorzien van een bol vormig sferisch element 29 dat spiegel symmetrisch is opgesteld ten opzichte van het bolvormig sferisch element 26. Aan de in 5 fig. 5 gelegen rechterzijde van inrichting 4 is eenzelfde klemmechanisme 19 voorzien.

Fig. 7 toont een vergroot bovenaanzicht op het klemmechanisme 19. Het klemmechanisme 19 omvat naast de twee bolvormige sferische elementen 26, 29 twee verdere bol vormig sferische elementen 31, 10 32 die met de bolvormige zijden naar elkaar en naar de bolvormig sferische elementen 26, 29 toe zijn gericht. De bol vormige elementen 31, 32 zijn door middel van een bout 33 en een op de bout 33 gelegen moer 34 met elkaar verbonden. De lengterichting van de bout 33 strekt zich dwars uit op de lengterichting van het profiel 17. Door het aandraaien van de moer 34 met 15 behulp van het in fig. 2 weergegeven gereedschap 20 worden de bolvormige elementen 31, 32 naar elkaar toe verplaatst waarbij het bolvormige element 31 in de door pijl PI aangegeven richting wordt verplaatst terwijl tegelijkertijd het bolvormige element 32 in de door pijl P2 aangegeven richting wordt verplaatst. Hierbij komen de bolvormige elementen 31, 32 20 tegen de bol vormige elementen 26, 29 aan te liggen waarbij door het verder verplaatsen de bol vormige elementen 31, 32 in de door pijl PI en P2 aangegeven richtingen de bolvormige elementen 26, 29 van elkaar af worden gedrukt en respectievelijk in de door pijl P3, pijl P4 aangegeven richting worden verplaatst en de inrichting 4 tussen de staanders 2 van het kozijn 1 25 wordt geklemd.

Fig. 6 toont het in fig. 5 weergegeven bovenaanzicht van de inrichting 4 waarbij nabij de rechterzijde het klemmechanisme 19 in verband met de duidelijkheid van de tekeningen is weggelaten. Het scharnierbare uiteinde 16 van het verplaatsingsmechanisme 15 is 30 scharnierbaar bevestigd aan een haakvormige beugel 30. De haakvormige beugel 30 is verplaatsbaar in het positie-instelmechanisme 21. Het positie-instelmechanisme 21 is voorzien van vier sleuven 35 die nabij een voorzijde zijn voorzien van zich dwars op het vlak van de tekening uitstrekkende flenzen 36 (zie fig. 4). Aan een achterzijde van de sleuven 35 is het 35 profiel 17 voorzien van inkepingen 37. Bij de in fig. 6 weergegeven inrichting 4 is de met het uiteinde 16 van verplaatsingsmechanisme 15 '10 0 5 0 5 0 5 verbonden beugel 30 gelegen tussen de meest naar links gelegen inkepingen 35 en flenzen 36. De beugel 30 is in de sleuf 35 vergrendeld met behulp van een vergrendel plaat 38 die met behulp van een bout 39 aan het profiel 17 is bevestigd.

5 In fig. 8A-8C is in een aantal stappen het bevestigen van de beugel 30 in het positie-instelmechanisme 21 weergegeven. Afhankelijk van de gewenste positie 16 ten opzichte van de meest nabij gelegen staander 2 van het kozijn 1 wordt bepaald in welke sleuf 35 de beugel 30 dient te worden bevestigd. Vervolgens wordt de beugel 30 op de 10 in fig. 8A weergegeven wijze in de betreffende sleuf 35 in de door pijl P5 aangegeven richting geschoven totdat een uiteinde van de beugel 30 in de inkeping 37 is gelegen. Vervolgens wordt het van de inkeping 37 afgekeerde uiteinde van de beugel 30 in de door pijl P6 aangegeven richting verzwenkt totdat het betreffende uiteinde tegenover de flenzen 36 is 15 gelegen. Vervolgens wordt de in fig. 9A en 9B weergegeven vergrendel-plaat 38 in de door pijl P7 aangegeven richting in de betreffende sleuf 35 geschoven waarna de bout 39 in het profiel 17 wordt geschroefd (punt 8C).

Fig. 10 toont een op zich bekend verplaatsingsmechanis-me 15 dat is voorzien van een cilinder 40 en een in de cilinder 40 20 verplaatsbare stang 41. De cilinder 40 is voorzien van een motor 42 en een met de motor gekoppelde overbrenging 43. De overbrenging 43 is mechanisch gekoppeld met een 1 anggestrekte schroefspindel 44 die in een uitsparing (niet weergegeven) van de stang 41 is gelegen. Om de schroefspindel 44 is een moer 45 gekoppeld die is verbonden met een van 25 het uiteinde 18 van de stang 41 afgekeerd uiteinde. De moer 45 is schuifbaar in de cilinder 40 en is aan weerszijden voorzien van tegen de wand van de cilinder 40 aangelegen rubberen ringen 46. Door het activeren van de motor 42 wordt via de overbrenging 43 de schroefspindel 44 geroteerd waardoor de met de schroefspindel in aangrijping zijnde moer 45 samen met 30 de met de moer 45 verbonden stang 41 in de door pijl P8 aangegeven richting wordt getransleerd. Zodra de aan de linkerzijde van de moer 45 gelegen rubberen ring 46 in aanraking komt met een de cilinder 40 afsluitende wand 47, wordt de rotatie van de spindel 44 tegengewerkt hetgeen resulteert in een verandering in stroomgebruik van de motor 42. Deze verandering in 35 stroomgebruik wordt met behulp van met de motor 42 gekoppelde, op een printplaat 48 aanwezige elektronica gedetecteerd en omgezet in een signaal 1005050 6 waarmee de motor 42 wordt stilgezet. Bij het activeren van de motor 42 in een tegengestelde draairichting waardoor de moer 45 in een aan pijl P8 tegengestelde richting P9 wordt verplaatst, vindt uitschakeling van de motor 42 plaats zodra de aan de rechterzijde van de moer 45 gelegen 5 rubberen ringen 46 tegen de overbrenging 43 worden gedrukt.

Bij het in de door pijl P8 aangegeven richting verplaatsen van de stang 41 wordt de met het uiteinde 18 van de stang 41 verbonden deur vanuit een gesloten stand naar een geopende stand verplaatst. Bij het in de door pijl P9 aangegeven richting verplaatsen 10 van de stang 41 wordt de deur vanuit een open stand naar de gesloten stand verplaatst.

Het in fig. 10 weergegeven verplaatsingsmechanisme 15 heeft als nadeel dat het handmatig openen of sluiten van de deur niet mogelijk is. Dit is om veiligheidstechnische redenen ongewenst. Het gevaar 15 bestaat hierbij namelijk dat bij het uitvallen van de elektrische stroom de deur is vergrendeld en niet meer kan worden geopend.

Hierdoor verdient het de voorkeur om een verplaatsingsmechanisme zoals weergegeven in fig. 11 of 12 toe te passen.

Fig. 11 toont een verplaatsingsmechanisme 50 dat evenals 20 het verplaatsingsmechanisme 15 is voorzien van een cilinder 40, op een printplaat 48 gelegen elektronica, een motor 42, een gedeeltelijk in de stang 41 gelegen schroefspindel 44 en een met de schroefspindel 44 in aangrijping zijnde moer 45. De stang 41 is aan een van het uiteinde 18 afgekeerd uiteinde voorzien van een ring 51 die via een losneembare 25 koppeling 52 is verbonden met de moer 45. Over de stang 41 is tussen de ring 51 en de de cilinder 40 afsluitende plaat 47 een veer 53 gelegen. Tussen de ring 51 en de plaat 47 is de wand 54 van de cilinder 40 voorzien van luchtaan-/afvoeropeningen 55. De werking van het verplaatsingsmechanisme 50 is als volgt. Door het aandrijven van de motor 42 wordt de 30 schroefspindel 44 geroteerd waardoor de moer 45 in de door pijl P8 aangegeven richting wordt verplaatst. De moer 45 drukt hierbij tegen het koppel element 52 en tegen de ring 51 waardoor de stang 41 eveneens in de door pijl P8 aangegeven richting wordt verplaatst tegen de veerkracht van de veer 53 in. De veer 53 wordt bij het verplaatsen van ring 51 in de door 35 pijl P8 aangegeven richting ingedrukt. De lucht die zich bevindt in de door de wand 54, de plaat 47 en de ring 51 begrensde ruimte 56 wordt 1005050 7 eveneens samengedrukt en verlaat via de luchtafvoeropeningen 55 de ruimte 56. Bij het in tegengestelde richting aandrijven van de motor 42 wordt de moer 45 met behulp van de spindel 44 in de door pijl P9 aangegeven richting verplaatst. Door de veer 53 wordt de ring 51 en de daarmee 5 verbonden stang 41 eveneens in de door pijl P9 aangegeven richting gedrukt. Hierbij wordt de ruimte 56 groter waardoor lucht via de toevoeropeningen 55 in de ruimte 56 zal stromen. Afhankelijk van de grootte van de luchttoe-voeropeningen 55 zal de lucht langzaam of snel in de ruimte 56 kunnen stromen. Indien de lucht relatief langzaam in de ruimte 56 stroomt, werkt 10 de in de ruimte 56 optredende onderdruk de verplaatsing van de stang 41 in de door pijl P9 aangegeven richting tegen waardoor de met het verplaatsingsmechanisme 50 verbonden deur 13 relatief langzaam wordt gesloten. Indien men de deur handmatig opent, wordt de stang 41 in de door pijl P8 aangegeven richting verplaatst waardoor eveneens de met de stang 41 15 gekoppelde ring 51 in de door pijl P8 aangegeven richting wordt verplaatst. Hierbij wordt de veer 53 ingedrukt. Tevens ontsnapt er via de openingen 55 de in de ruimte 56 aanwezige lucht. Bij het loslaten van de deur wordt door de veer 53 de ring 51 en de daarmee verbonden stang 41 in de door pijl P9 aangegeven richting verplaatst. De in de ruimte 56 aanwezige 20 onderdruk zorgt ervoor dat deze verplaatsing geleidelijk zal plaatsvinden. Door het in fig. 11 weergegeven plaatsingsmechanisme 50 is het derhalve mogelijk om zowel elektrisch als handmatig een deur te openen en te sluiten.

Fig. 12 toont een verplaatsingsmechanisme 60 dat is 25 voorzien van een met het verplaatsingsmechanisme 15 overeenkomend verplaatsingsmechanisme 61. Nabij het 1 inkeruiteinde is het verplaatsingsmechanisme voorzien van een nok 62. Om de wand van de cilinder 40 is een veer 63 gelegen die met een eerste uiteinde aanligt tegen een aan de cilinder 40 voorziene flens 64 en met een ander uiteinde aanligt tegen 30 een ringvormige rand 65 van een om de cilinder 40 gelegen tweede cilinder 66. De cilinder 66 is aan een van ringvormige rand 65 afgekeerd uiteinde voorzien van het met de deur koppelbare uiteinde 18. Nabij het uiteinde 18 is de cilinder 66 aan een binnenzijde voorzien van een koppelmechanisme 67 voor de nok 62. Bij de in fig. 12 weergegeven stand 35 van het verplaatsingsmechanisme 60 is de cilinder 66 handmatig in de door pijl P8 aangegeven richting verplaatst tegen de door veer 63 uitgeoefende 1005050 8 veerkracht in. In de door de cilinderwand 68, de flens 64 en de ringvormige rand 65 begrensde ruimte 69 aanwezige lucht ontsnapt via de opening 70. Bij het loslaten van de deur wordt door de veer 63 de cilinder 66 in de door pijl P9 aangegeven richting verplaatst waarbij de in de ruimte 69 5 optredende onderdruk de verplaatsing relatief langzaam zal plaatsvinden. Bij het elektrisch openen van de deur of het raam wordt de nok 62 in aangrijping gebracht met het koppelmechanisme 67, waarbij door de met elkaar in aangrijping zijnde nok en koppelmechanisme rotatie van de stang 41 wordt voorkomen en de stang 41 alleen een translerende beweging 10 zal uitvoeren.

De aansturing van de motor 42 kan op verschillende wijzen plaatsvinden. Het is mogelijk om met behulp van een afstandsbediener de opnemer 14 te activeren welke vervolgens via op de printplaat 48 of in element 71 (zie fig. 6) opgeslagen elektronica de motor 42 activeert. 15 Het is ook mogelijk om door middel van schakelaars 10, 12 de motor 42 te activeren. Ook is het mogelijk om de motor 42 vanuit een centraal netwerk, zoals bijvoorbeeld een elektronica-data- of beveiligingsnetwerk, te activeren. De verschillende wijzen van activeren van de motor 42 kunnen naast elkaar maar ook afzonderlijk worden toegepast.

1005050

Claims (6)

1. Inrichting geschikt voor het elektrisch openen van bijvoorbeeld een in een kozijn verzwenkbare deur of verzwenkbaar raam, 5 welke inrichting is voorzien van een in lengte instelbaar element dat met één uiteinde scharnierbaar te verbinden is met het kozijn en met het andere uiteinde scharnierbaar te verbinden is met de deur of het raam, waarbij het in lengte instelbare element is voorzien van een door middel van een elektromotor uit een houder verschuifbare stang, met het kenmerk, dat het 10 in lengte instelbare element tevens tegen veerkracht in handmatig in lengte instelbaar is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het in lengte instelbare element is voorzien van een langgestrekt element dat zowel handmatig als met behulp van de stang tegen veerkracht in 15 verplaatsbaar is.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het langgestrekte element tegen veerkracht in verplaatsbaar is in een van de stang afgekeerde richting.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 20 het in lengte instelbare element een in het verlengde van de spindel gelegen langgestrekt element omvat die met één uiteinde losneembaar koppelbaar is met het uiteinde van de spindel en met behulp van de spindel tegen de veerkracht in verplaatsbaar is.

5. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, 25 dat het in lengte instelbare element een in volume variabele ruimte omvat, welke is voorzien van een luchttoevoer/afvoeropening.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een uiteinde van het in lengte instelbare element scharnierbaar is verbonden met een tussen evenwijdge staanders van het 30 kozijn klembaar profiel. 1005050