NL1005014C2 - Systeem en werkwijze voor het regelen van de atmosfeer in een met gas gevulde ruimte. - Google Patents

Description

Systeem en werkwijze voor het regelen van de atmosfeer in een met gas gevulde ruimte

De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor het regelen van de atmosfeer in ten minste één met gas gevulde ruimte die een gastoevoerleiding en een gasafvoerleiding vertoont, omvattende ten minste één 5 afwisselend met de ruimte of de omgeving te verbinden adsorptie-inrichting, die ten minste één met adsorptiema-teriaal gevuld vat omvat.

Een dergelijke inrichting is algemeen bekend onder de naam 'scrubber', en wordt bijvoorbeeld gebruikt 10 bij koelhuizen of andere ruimten, waarin levende produk-ten, zoals land- of tuinbouwprodukten worden bewaard. De bewaarduur van deze produkten is namelijk niet alleen afhankelijk van de bewaartemperatuur, maar eveneens van de concentraties aan bestanddelen als C02, 02 en ethyleen 15 van het gasmengsel in het koelhuis.

Tijdens de opslag verbruiken deze levende produkten zuurstof en staan zij als gevolg van hun metabolisme warmte, vocht, ethyleen en C02 af. Door het verhogen van de C02-concentratie en het verlagen van de 02-20 concentratie van het gasmengsel treedt een vertraging van de ademhaling van de produkten op, waardoor enerzijds de bewaarduur wordt verlengd, en anderzijds met name voor de 02-concentratie het optreden van ziekten en/of gebreken aan de produkten, wordt beperkt. Daarnaast kan het verla-25 gen van de ethyleenconcentratie leiden tot een verbeterde houdbaarheid en kwaliteit, bijvoorbeeld door het beperken van het hardheidsverlies van de produkten.

Indien de som van de C02- en 02-concentratie in het gasmengsel van de koelcel lager moet worden gekozen 30 dan de zuurstofconcentratie in de buitenlucht, de zogenaamde gescrubde CA-bewaring, is het noodzakelijk de overmaat C02 uit het gasmengsel te verwijderen. Dit verwijderen van C02 geschiedt met behulp van een gasadsorp- 1005014 2 tieproces, bijvoorbeeld met een actieve koolscrubberin-stallatie als hierboven beschreven. Daarbij kan dan tevens ethyleen uit het gasmengsel worden verwijderd.

Tijdens het adsorptieproces wordt het gasmeng-5 sel uit de koelcel door de actieve kool geleid, waarbij C02 en/of ethyleen wordt geadsorbeerd op de actieve kool en het C02- en/of ethyleenarme gasmengsel wordt teruggevoerd naar de ruimte. Na een bepaalde tijd moet het adsorptiemateriaal worden geregenereerd, hetgeen ge-10 schiedt door buitenlucht door het adsorptiemateriaal te leiden, waarbij C02 en/of ethyleen desorbeert en het met C02 en/of ethyleen verrijkte buitenluchtmengsel weer wordt teruggevoerd naar de buitenlucht. De voor het regenereren benodigde tijdsduur hangt af van de op de actieve kool 15 geadsorbeerde component. In het algemeen wordt de regene-ratieduur afgestemd op de voor het desorberen van het CO,-gas benodigde tijd. Een optimale desorptie van ethyleen vergt gemiddeld twee tot drie maal zo veel tijd.

Bij het regenereren blijft altijd een relatief 20 hoge concentratie aan 02 achter in de actieve kool, hetzij geadsorbeerd aan de kool, hetzij in de interstitiële ruimten tussen de kooldeeltjes. Teneinde te voorkomen dat deze 02 tijdens het adsorptieproces vrijkomt en naar de koelcel wordt gevoerd, wordt na afloop van het regenera-25 tieproces de actieve kool 'gespoeld' met een hoeveelheid zuurstofarm gasmengsel, die na het spoelen wordt afgevoerd naar de omgeving. Evenzo wordt na afloop van het adsorptieproces een kleine hoeveelheid omgevingslucht door de actieve kool geleid, waarvan de 02 aan de actieve 30 kool wordt geadsorbeerd, zodat een zuurstofarm gasmengsel wordt verkregen, dat naar de cel wordt gevoerd. Deze hoeveelheid mengsel is nagenoeg even groot als de hoeveelheid die voor het spoelen van de actieve kool gebruikt wordt.

35 Voor het 'spoelen' of zuurstofarm maken van het vat met de actieve kool zijn verschillende methoden bekend. Zo wordt bij een conventionele scrubber het spoelgas aan de koelcel onttrokken, en wordt vervolgens 1005014 3 het zuurstofarme gasmengsel uit het vat daar weer naartoe geleid. Daarbij is het nog mogelijk om gebruik te maken van een zogeheten 'cross-scrubber' met twee parallel geschakelde adsorptie-inrichtingen die afwisselend ge-5 bruikt en geregenereerd worden, teneinde drukverschillen in de koelcel zoveel mogelijk te vermijden, zoals beschreven in aanvraagsters eerdere, niet vóórgepubliceerde octrooiaanvrage 1003051. Ook is het mogelijk het zuurstofarme gasmengsel na het adsorptieproces op te slaan in 10 een afzonderlijke, met het vat met adsorptiemateriaal verbonden flexibele houder, een zogeheten 'long', en dit gasmengsel uit de long te gebruiken als spoelgas, zoals beschreven in het Europese octrooischrift 0 160 325.

Een nadeel van alle hierboven beschreven beken-15 de systemen is dat deze slechts geschikt zijn voor het regelen van de atmosfeer in een bepaald aantal cellen, en zich niet goed lenen voor uitbreiding van de scrubcapaci-teit. Daarnaast zijn de bekende systemen niet goed geschikt voor toepassing in situaties waarin verschillende 20 produkten met uiteenlopende bewaareisen in de daarmee verbonden koelcellen zijn opgeslagen, zoals bijvoorbeeld appels in een cel en peren in een andere cel.

De uitvinding beoogt derhalve te voorzien in een systeem van de hiervoor beschreven soort, waarbij 25 deze nadelen zich niet voordoen. Dit wordt volgens de uitvinding bereikt doordat het of elk vat aan weerszijden voorzien is van ten minste één met de gastoevoerleiding, respectievelijk de gasafvoerleiding te verbinden aan-sluitbuis welke ingericht is voor het transport van een 30 grotere hoeveelheid gas dan per tijdseenheid door het vat zal stromen. Door gebruik te maken van relatief overbeme-ten aansluitbuizen kan de capaciteit van het systeem eenvoudig en tegen geringe kosten vergroot worden. Daartoe kan elke aansluitbuis middelen vertonen voor het 35 verbinden van de gastoevoerleiding, respectievelijk de gasafvoerleiding met meerdere adsorptievaten, en bijvoorbeeld ten minste drie aansluitopeningen vertonen.

1005014 4

Bij voorkeur zijn de aansluitbuizen met de gastoevoerleiding, respectievelijk de gasafvoerleiding verbonden onder tussenkomst van ten minste één bestuurbare klep, welke ingericht is voor het doorlaten van een 5 grotere hoeveelheid gas dan per tijdseenheid door het vat zal stromen. Door ook de klep of kleppen dus in feite overbemeten uit te voeren, kan het systeem eenvoudig uitgebreid worden zonder dat daartoe de kleppen vervangen dienen te worden.

10 Bij voorkeur zijn de met adsorptiemateriaal gevulde vaten opgenomen in een verlengbaar gestel, zodat door het verlengen van het gestel eenvoudig ruimte geschapen wordt voor het toevoegen van extra met adsorptiemateriaal gevulde vaten. Op deze wijze kan eenvoudig een 15 systeem gevormd worden waarbij de adsorptie-inrichting meerdere, onderling parallel geschakelde, met adsorptiemateriaal gevulde vaten omvat, en dat dus een grote capaciteit vertoont.

Daarbij kunnen de vaten van de adsorptie-in-20 richting met ten minste één van hun aansluitbuizen verbonden zijn onder tussenkomst van ten minste één bestuurbare klep, zodat een deel van de vaten afgesloten kan worden, om gas uit verschillende cellen verschillend te behandelen, en om overdracht van bepaalde componenten, 25 zoals bijvoorbeeld ethyleen, tussen de cellen te voorkomen .

Wanneer er ten minste twee parallel geschakelde adsorptie-inrichtingen zijn, waarvan de aansluitbuizen met de gastoevoerleiding, respectievelijk de gasafvoer-30 leiding verbonden zijn onder tussenkomst van meerdere kleppen, waarvan tenminste een deel paarsgewijs wordt bestuurd, kunnen drukverschillen in de behandelde cellen vermeden worden, doordat telkens wanneer een adsorptie-inrichting gespoeld wordt met gas uit de cel, tegelijker-35 tijd via de andere adsorptie-inrichting een overeenkomstige hoeveelheid gas teruggeleid wordt naar de cel. De besturing van de kleppen is daarbij bovendien zeer eenvoudig. Enkele van de paarsgewijs bestuurde kleppen 1005014 5 kunnen met voordeel samengevoegd worden tot driewegklep-pen.

Teneinde de kosten van dergelijke kleppen, die volgens de uitvinding immers overgedimensioneerd zijn te 5 beperken, vertonen deze kleppen bij voorkeur een van kunststof vervaardigd, buisvormig klephuis. De kleppen kunnen verder met voordeel pneumatisch bestuurbaar zijn.

De uitvinding betreft verder een klep, welke bedoeld is voor toepassing in het systeem als hiervoor 10 beschreven.

Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het regelen van de atmosfeer in een met gas gevulde ruimte onder gebruikmaking van het systeem met meerdere parallel geschakelde vaten als hierboven 15 beschreven, omvattende het aan de ruimte onttrekken van een deel van het daarin aanwezige gas, het door de adsorptie- inrichting leiden van het aan de ruimte onttrokken gas en het vervolgens naar de ruimte terugleiden van het gas, waarbij de adsorptie-inrichting periodiek gere-20 genereerd wordt door het daardoor leiden van omgevingslucht, waarbij dan volgens de uitvinding het aan de ruimte onttrokken gas en de omgevingslucht telkens door ten minste één van de parallel geschakelde, met adsorp-tiemateriaal gevulde vaten geleid worden. Door zo het te 25 behandelen gas door één of meer vaten te leiden, kan de absorptiecapaciteit eenvoudig aangepast worden aan de behoefte, terwijl bovendien de mogelijkheid bestaat van een gescheiden behandeling van het gas uit de verschillende cellen.

30 Wanneer het aan de ruimte onttrokken gas en de omgevingslucht telkens gelijktijdig door een aantal van deze vaten geleid wordt, kunnen sterk uiteenlopende hoeveelheden gas, afkomstig uit verschillende aantallen cellen behandeld worden.

35 Wanneer daarentegen ten minste een deel van de vaten althans tijdens het adsorberen afgesloten wordt, kan gas uit verschillende cellen op verschillende wijze behandeld worden, terwijl het adsorptiemateriaal in alle 1005014 6 vaten optimaal geregenereerd wordt. Bovendien wordt zo de overdracht van bijvoorbeeld ethyleen tussen de cellen voorkomen.

Bij voorkeur heeft daarbij de atmosfeer in ten 5 minste één van de ruimten een andere samenstelling heeft dan die in de andere ruimten, het gas uit die ene ruimte door ten minste één eerste vat van de adsorptie-inrichting geleid wordt, waarbij ten minste één tweede vat afgesloten wordt, en het gas uit de andere ruimten door 10 ten minste één tweede vat geleid wordt, waarbij het of elk eerste vat afgesloten wordt.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden onder verwijzing naar de tekening, waarin .· 15 fig. l een schematische weergave is van een systeem waarbij de uitvinding toegepast kan worden, fig. 2A tot 2D schematisch de verschillende stappen van een adsorptie- en regeneratiecyclus tonen, fig. 3 een geschematiseerd aanzicht is van de 20 adsorptie-inrichtingen en daarmee verbonden kleppen voor het systeem van fig. 1 bij toepassing van de uitvinding, fig. 4 een met fig. 3 overeenkomend aanzicht is van een alternatieve uitvoeringsvorm van het systeem met meerdere parallel geschakelde vaten voor elke adsorptie-25 inrichting, fig. 5 een schematische weergave is van weer een andere uitvoeringsvorm van het systeem met meerdere parallel geschakelde vaten, die naar keuze afsluitbaar zijn,

30 fig. 6A tot 6D en 6E tot 6H met fig. 2A tot 2D

overeenkomende schematische weergaven toont van de verschillende stappen van de adsorptie-en regeneratiecyclus volgens de uitvinding, en fig. 7 een gedeeltelijk doorgesneden zij-aan-35 zicht is van een klep voor toepassing in het systeem van fig. 3, 4 en 5.

Een systeem voor het regelen van de atmosfeer in een aantal met gas gevulde ruimten of koelcellen 13, 1005014 7 14, 15, een zogeheten 1 cross-scrubber', omvat een tweetal parallel geschakelde adsorptie-inrichtingen 20, 21, die elk gevormd worden door een met actieve kool gevuld vat 28, 29 en een pomp 22, 23 (fig. 1). Elk van de ruimten 5 13, 14, 15 vertoont een gasafvoerleiding 16 en een gas- toevoerleiding 17. De afzonderlijke toe- en afvoerleidin-gen zijn verbonden met verzamelleidingen 18 en 19, die gas via verbindingsleidingen 24 en 25 respectievelijk naar en van de adsorptie-inrichtingen 20, 21 leiden. De 10 adsorptie-inrichtingen zijn ook verbindbaar met de omgeving, via openingen 26 en 27. Tussen de adsorptie-inrichtingen, de koelcellen en de omgeving zijn regelbare kleppen 1-12 aangebracht. Door deze kleppen te bedienen als aangegeven in de onderstaande tabel wordt achtereen- 15 volgens: - het zuurstofrijke gasmengsel uit het actieve koolbed 20 gespoeld en tegelijkertijd eenzelfde hoeveelheid zuurstofarm gasmengsel door omgevingslucht uit het actieve koolbed 21 naar de koelcellen gedwongen 20 (fig. 2A), - het gas uit de koelcellen in het actieve koolbed 20 aan een adsorptieproces onderworpen, terwijl het actieve koolbed 21 met omgevingslucht geregenereerd wordt (fig. 2B), 25 - het zuurstofrijke gas uit bed 21 verdrongen en het zuurstofarme gas uit bed 20 naar de cellen geleid (fig. 2C), en - het bed 20 geregenereerd terwijl in het bed 21 het gas uit de cellen een adsorptieproces ondergaat 30 (fig. 2D).

1005014 8

Tabel schakelschema afsluiters 1-12

Afsluiters Actieve koolbed _1 7 2 5 3_9 4 10 6 12 8 11 20__21 5 Οχ xOxOxOOxOxcel legen cel vullen ΟχΟχΟχχΟχΟχΟ adsorberen regenereren xOOxOxOx xOxOcel vullen cel legen χΟχΟχΟΟχΟχΟχ regenereren adsorberen 10 De bovenstaande afsluiterparen zouden ook samen bediend kunnen worden. Ook de paren 1 en 4, 2 en 3 en 5 en 6 zouden samen bediend kunnen worden.

Bij een alternatieve uitvoeringsvorm van dit systeem zijn een aantal van de hierboven genoemde afslui-15 terparen gecombineerd tot driewegkleppen. Het gaat daarbij om de afsluiterparen 1 en 4, 2 en 6, 8 en 12, 7 en 10, 3 en 5 en 9 en 11, die vervangen zijn door de driewegkleppen 35, 36, 37, 38, 39 en 40 (fig. 3). Door gebruik te maken van dergelijke driewegkleppen kan het 20 aantal kleppen aanzienlijk beperkt worden. Deze driewegkleppen 35-40 kunnen overigens eveneens paarsgewijs bediend worden. Daartoe zijn de kleppen 35 en 38 elk via pneumatische leidingen 52 en 53 verbonden met een elektro-pneumatische schakeleenheid 54, welke door een 25 proces-besturingsprogramma bediend wordt, terwijl de driewegkleppen 36, 37, 39 en 40 elk via pneumatische leidingen 52' en 53' verbonden zijn met een pneumatische schakeleenheid 54'.

Volgens de uitvinding zijn nu de leidingen 24, 30 55, 56 en 25 overgedimensioneerd, in de zin dat zij zijn ingericht voor het transport van een grotere hoeveelheid gas dan per tijdseenheid door de met adsorptiemateriaal gevulde vaten 28 en 29 kan stromen. Ook de kleppen 35-40 zijn ingericht voor een groter gasdebiet dan de met 35 adsorptiemateriaal gevulde vaten 28 en 29. Hierdoor kan de capaciteit van het systeem eenvoudig vergroot worden door een aantal met adsorptiemateriaal gevulde vaten 28, 1005014 9 28', 28" of 29, 29', 29" parallel te schakelen (fig. 4). Daarnaast is als gevolg van de overdimensionering van de leidingen en de kleppen de doorstroomweerstand daarvan gering, zodat volstaan kan worden met relatief kleine 5 pompen of ventilatoren 22 en 23.

Teneinde het systeem te kunnen uitbreiden met extra vaten 28', 28", 29', 29" kunnen de aansluitbuizen 30 en 31 voorzien zijn van meer dan twee openingen (fig.

4), en kunnen zij bijvoorbeeld T-vormig zijn uitgevoerd, 10 met twee in eikaars verlengde gelegen openingen 32 en 34 en een dwars daarop gerichte opening 33. De openingen 34 van de buitenste aansluitbuizen 30", 31" zouden daarbij met een dop 71 afgesloten kunnen worden.

Teneinde gebruik te kunnen maken van een in 15 feite overbemeten driewegklep, zonder daarbij de kosten van de inrichting relatief hoog worden, wordt een constructief eenvoudige en tegen geringe kosten te vervaardigen klep toegepast. Een dergelijke klep, in het getoonde voorbeeld de klep 35 (fig. 7) bestaat uit een buisvor-20 mig kunststofhuis 41, bijvoorbeeld in de vorm van een PVC-pijp, met een tweetal aansluitstompen 42 en 43. In de buis 41 is een tweetal ringvormige afdichtranden 45 en 46 aangebracht, aan weerszijden van de aansluitstomp 43.

Deze afdichtranden 45, 46 zijn vervaardigd van een rela-25 tief zacht metaal, zoals aluminium. Een afsluitorgaan 44 van eenzelfde metaalsoort, welke aan zijn omtrek voorzien is van een rubberen O-ring 65, is onder invloed van een pneumatische cilinder 47 beweegbaar tussen deze afdich-tingsranden 45 en 46. De pneumatische cilinder 47 wordt 30 daarbij gevoed door een tweetal aansluitleidingen 48, 49, die verbonden zijn met de hierboven besproken pneumatische stuurleidingen 52 en 53, welke op hun beurt met de elektro-pneumatisch schakeleenheid verbonden zijn. De pneumatische cilinder 47 is bevestigd aan een bodem 50 35 van een dop 51, die in één uiteinde 58 van het buisvormig lichaam 41 geschoven is. Het tegenover gelegen uiteinde 57 van het buisvormig lichaam 41 fungeert als derde aansluitstomp van de driewegklep 35. In de getoonde stand 10U5ü 14 10 van de afsluiter 44 is de aansluitstomp 42 hermetisch afgesloten, terwijl transport van gas mogelijk is tussen de aansluitingen 43 en 57. Wordt de afsluiter 44 door het uitsteken van de zuigerstang 59 van de pneumatische 5 cilinder 47 naar de met stippellijnen weergegeven stand 44' bewogen, dan wordt de aansluiting 57 hermetisch afgesloten, en is transport van gas mogelijk tussen de aansluitingen 42 en 43. Een dergelijke driewegklep is geschikt voor het doen doorstromen van relatief grote 10 hoeveelheden gas, terwijl de vervaardigingskosten daarvan relatief gering zijn, zodat de kosten van het systeem in zijn geheel relatief gering zullen zijn.

Als gevolg van de overbemeten leidingen en kleppen, en de extra aansluitmogelijkheden van de ver-15 schillende leidingen, kan zoals gezegd het systeem eenvoudig uitgebreid worden door het toevoegen van extra adsorptievaten 28', 28", 29', 29" (fig. 4). Daarbij kunnen de leidingen en kleppen gehandhaafd blijven. Ook de (hier niet weergegeven) besturingseenheid voor het 20 systeem kan in hoofdlijnen ongewijzigd blijven. Hooguit zal een besturingsprogramma enigszins aangepast dienen te worden, maar zelfs dat zal niet altijd noodzakelijk zijn. De adsorptievaten 28, 28', 28", 29, 29', 29", de ventilatoren of pompen 22 of 23 en alle leidingen kunnen daarbij 25 zijn opgenomen in een frame of huis, dat hier niet weergegeven is, maar dat verlengbaar kan zijn uitgevoerd teneinde de uitbreiding met meerdere adsorptievaten 28', 28", 29', 29" mogelijk te maken. Het frame of huis kan ook eenvoudig uitbreidbaar uitgevoerd worden, waardoor 30 eenvoudig framemodules met extra adsorptievaten 28', 28", 29', 29" met het bestaande frame kunnen worden verbonden. Met het systeem volgens de uitvinding kan een gebruiker, bijvoorbeeld een fruitteler wanneer hij zijn fruitopslag-capaciteit vergroot door het toevoegen van koelcellen, de 35 capaciteit van het klimaatbeheersingssysteem eenvoudig vergroten door het toevoegen van één of meer adsorptievaten. Daarbij zijn als gevolg van de relatief geringe weerstand van de leidingen en kleppen in vergelijking met 1005014 11 de doorstroomweerstand van de adsorptievaten 28, 28', 28", 29, 29', 29" geen afzonderlijke maatregelen nodig om een gelijkmatige verdeling van de stroming over de verschillende adsorptievaten te waarborgen.

5 Overigens kunnen indien gewenst ook vaten 68, 69 met een ander adsorptiemateriaal aan het systeem toegevoegd worden (fig. 5). Door daarbij tegelijkertijd bestuurbare kleppen 59-64, 66, 67 aan te brengen tussen de vaten 28, 28', 68, 29, 29', respectievelijk 69 en hun 10 bijbehorende aansluitbuizen aan de boven- en onderzijde 30, 31 kan het aan een van de ruimten 13, 14, 15 onttrokken gas naar keuze door de vaten 28, 28', 29, 29' of door de vaten 68, 69 geleid worden. Hierdoor kan gas uit verschillende ruimten op verschillende wijze behandeld 15 worden. Dit is bijvoorbeeld van belang wanneer in een van de ruimten een andere, meer kwetsbare soort produkten opgeslagen is dan in de overige ruimten. Bijvoorbeeld zouden de vaten 28, 28', 29 en 29' als CO,-scrubber kunnen fungeren, terwijl de vaten 68 en 69 als CO,- en ethyleen-20 scrubber zouden kunnen werken. Deze vaten 68, 69 zouden dan bijvoorbeeld uitsluitend gebruikt kunnen worden voor het behandelen van gas dat afkomstig is uit een ruimte waarin produkten opgeslagen zijn die voor ethyleen gevoelig zijn, zoals peren, Elstar appelen, kiwi's e.d., 25 terwijl de overige vaten 28, 28', 29 en 29' gezamenlijk gebruikt zouden kunnen worden voor het behandelen van gas dat afkomstig is uit de overige cellen, die bijvoorbeeld andere appelrassen als Jonagold of Cox kunnen bevatten.

Zo wordt voorkomen dat het ethyleengehalte in de met 30 ethyleengevoelige produkten gevulde cel onbedoeld stijgt als gevolg van het meevoeren van in de vaten 28, 29 achtergebleven ethyleen.

De werking van dit systeem is nu als volgt. Wanneer het gasmengsel uit een ruimte, bijvoorbeeld de 35 ruimte 13 behandeld moet worden, waarin produkten opgeslagen zijn die weinig gevoelig zijn voor de ethyleencon-centratie, wordt gebruik gemaakt van de vaten 28, 28', 29 en 29'. Daartoe worden dan de afsluiters 59, 60, 61 en 62 1005014 12 geopend, terwijl de afsluiters 63, 64, 66 en 67 gesloten blijven, met uitzondering van een bepaalde stap in de adsorptie- en regeneratie-cyclus, zoals hierna wordt toegelicht. Door het op geschikte wijze aansturen van de 5 kleppen 35, 36, 37, 38, 39 en 40 wordt op overeenkomstige wijze als toegelicht onder verwijzing naar fig. 2, achtereenvolgens : - het zuurstofrijke gasmengsel uit de actieve koolbedden 28, 28' gespoeld en tegelijkertijd eenzelfde 10 hoeveelheid zuurstofarm gasmengsel door omgevingslucht uit de actieve koolbedden 29, 29' naar de betreffende ruimte gedwongen (fig. 6A), - het gas uit de ruimte in de actieve koolbedden 28, 28' aan een adsorptieproces onderworpen, terwijl 15 de actieve koolbedden 29, 29' met omgevingslucht geregenereerd worden (fig. 6B), - het zuurstofrijke gas uit de vaten 29, 29' verdrongen en het zuurstofarme gas uit de vaten 28, 28' naar de ruimte geleid (fig. 6C), en 20 - de vaten 28, 28' geregenereerd terwijl in de vaten 29, 29' het gas uit de ruimte een adsorptieproces ondergaat (fig. 6D). Doordat hier gebruik gemaakt wordt van een aantal parallel geschakelde vaten, is de adsorp-tiecapaciteit en de werkzaamheid van het systeem relatief 25 groot.

Daarbij worden tijdens de regeneratie van de vaten 29, 29' ook de afsluiters 64 en 67 geopend, zodat het vat 69 ook geregenereerd wordt (fig. 6B). Door dit vat ook steeds te regenereren wanneer geen adsorptie in 30 het vat heeft plaatsgevonden, wordt het daarin aanwezige actieve koolbed zeer goed gereinigd. Eenzelfde procedure wordt echter niet voor het daarmee overeenkomende vat 68 toegepast, omdat het daarin achtergebleven zuurstofarme gas bewaard dient te worden tot een met ethyleengevoelige 35 produkten gevulde ruimte behandeld dient te worden. Wel is het mogelijk om bij gebruik van de vaten 68, 69 afwisselend een van twee te gebruiken voor het bewaren van het zuurstofarme gas.

10 u 50 14 13

Wordt nu gas behandeld dat afkomstig is uit een ruimte die gevuld is met ethyleengevoelige produkten, bijvoorbeeld de ruimte 15, dan worden de afsluiters 59-62 gesloten, behalve in de hieronder genoemde gevallen, en 5 worden de afsluiters 63, 64, 66 en 67 geopend. De adsorptie- en regeneratiecycli als weergegeven in fig. 6E tot 6H zijn verder identiek aan de eerder getoonde cycli. Wederom wordt bij het regenereren een stel vaten 28, 28' wel meegenomen (fig. 6H), terwijl het andere stel vaten 10 29, 29' afgesloten blijft om het daarin aanwezige zuur stof arme gas te bewaren. Ook hierbij kan periodiek gewisseld worden.

Door zo gebruik te maken van verschillende vaten voor het behandelen van gas uit verschillende 15 ruimten kan overdracht van bepaalde componenten, met name ethyleen voorkomen worden, en kan het gas op verschillende samenstellingen gehandhaafd worden.

Hoewel de uitvinding hiervoor besproken is aan de hand van een systeem met twee parallel geschakelde 20 adsorptie-inrichtingen 20, 21 zal het de deskundige duidelijk zijn, dat de uitvinding evenzeer van toepassing is op een systeem met een enkele adsorptie-inrichting, die bijvoorbeeld verbonden kan zijn met een opslaghouder of 'long' voor spoelgas. Daarbij zou dan bijvoorbeeld de 25 rechter helft van het systeem als getoond in fig. 3, 4 of 5 vervangen kunnen worden door een of meer 'longen', die met het vat 28, respectievelijk de vaten 28, 28', 28" of 28, 28', 68 verbonden zou(den) kunnen worden. De daarbij behorende adsorptie- en regeneratiecyclus zou dan als 30 volgt verlopen (uitgaande van een variant op het systeem van fig. 4 met een drietal parallel geschakelde vaten 28, 28' en 28", die niet voorzien zijn van afzonderlijke afsluiters): - het zuurstofrijke gasmengsel dat na een 35 regeneratieproces in de vaten 28, 28' en 28" is achtergebleven wordt daaruit weggespoeld naar de omgeving met behulp van spoelgas uit de 'long', 1Uu5014 14 - het gas uit een van de ruimten 13, 14 of 15 wordt door de vaten 28, 28' en 28" geleid, daar aan een adsorptieproces onderworpen, en vervolgens naar de ruimte teruggeleid; 5 - het laatste deel van het gas uit de ruimte wordt na de adsorptiebehandeling naar de 'long' geleid en daar opgeslagen om als spoelgas te kunnen fungeren, en - de actieve kool in de vaten 28, 28' en 28" wordt geregenereerd door zuurstofrijke omgevingslucht aan 10 te zuigen en daardoor te leiden.

Wanneer gebruik gemaakt wordt van een adsorpie-inrichting met afzonderlijk afsluitbare vaten 28, 28' en 68 voor het behandelen van gas uit ruimten waarin verschillende producten opgeslagen zijn verandert de hierbo-15 ven aangegeven cyclus niet wezenlijk, zij het dat er dan wel ten minste twee verschillende 'longen' gebruikt dienen te worden, om de overdracht van bijvoorbeeld ethyleen tussen de verschillende ruimten via de 'long' te voorkomen.

20 Zo biedt dus de uitvinding de mogelijkheid om op eenvoudige wijze sterk uiteenlopende hoeveelheden gas, afkomstig uit ruimten waarin eventueel sterk verschillende producten opgeslagen zijn, nauwkeurig geregeld te behandelen, onder gebruikmaking van zeer eenvoudige en 25 dus weinig kostbare installaties.

10U5014

Claims (15)

1. Systeem voor het regelen van de atmosfeer in ten minste één met gas gevulde ruimte (13, 14, 15) die een gastoevoerleiding (17) en een gasafvoerleiding (16) vertoont, omvattende ten minste één afwisselend met de 5 ruimte (13, 14, 15) of de omgeving te verbinden adsorp-tie-inrichting (20, 21), die ten minste één met adsorp-tiemateriaal gevuld vat (28, 28', 28", 29, 29', 29"; 28, 28', 68, 29, 29', 69) omvat, met het kenmerk, dat het of elk vat (28, 28', 28", 29, 29', 29"; 28, 28', 68, 29, 10 29', 69) aan weerszijden voorzien is van ten minste één met de gastoevoerleiding (17), respectievelijk de gasafvoerleiding (16) te verbinden aansluitbuis (30, 31), welke ingericht is voor het transport van een grotere hoeveelheid gas dan per tijdseenheid door het vat (28, 15 28', 28", 29, 29', 29"; 28, 28', 68, 29, 29', 69) zal stromen.

2. Systeem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke aansluitbuis (30, 31) ten minste drie aansluitopeningen (32, 33, 34) vertoont.

3. Systeem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de aansluitbuizen (30, 31) met de gastoevoerleiding (17), respectievelijk de gasafvoerleiding (16) verbonden zijn onder tussenkomst van ten minste één bestuurbare klep (1-12; 35-40), welke ingericht is voor 25 het doorlaten van een grotere hoeveelheid gas dan per tijdseenheid door het vat (28, 28', 28", 29, 29', 29"; 28, 28', 68, 29, 29', 69) zal stromen.

4. Systeem volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het of elk met adsorptiemate- 30 riaal gevulde vat (28, 28', 28", 29, 29', 29"; 28, 28', 68, 29, 29', 69) is opgenomen in een verlengbaar gestel.

5. Systeem volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de of elke adsorptie-inrich-ting (20, 21) meerdere, onderling parallel geschakelde, 35 met adsorptiemateriaal gevulde vaten (28, 28', 28", 29, 29’, 29"; 28, 28', 68, 29, 29', 69) omvat. 1005014

6. Systeem volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de vaten (28, 28', 28", 29, 29', 29"; 28, 28', 68, 29, 29', 69) met ten minste één van hun aansluitbui-zen (30, 31) verbonden zijn onder tussenkomst van ten 5 minste één bestuurbare klep (59, 66, 67, 70).

7. Systeem volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat er ten minste twee parallel geschakelde adsorptie-inrichtingen (20, 21) zijn, waarvan de aansluitbuizen (30, 31) met de gastoevoerleiding (17), 10 respectievelijk de gasafvoerleiding (16) verbonden zijn onder tussenkomst van meerdere kleppen (1-12; 35-40), waarvan tenminste een deel paarsgewijs wordt bestuurd.

8. Systeem volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat ten minste één van de kleppen (35-40) een 15 driewegklep is.

9. Systeem volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de driewegklep (35-40) een van kunststof vervaardigd buisvormig klephuis (41) vertoont.

10. Systeem volgens één der conclusies 7-9, met 20 het kenmerk, dat de of elke klep (1-12; 35-40) pneumatisch bestuurbaar is.

11. Klep (1-12; 35-40), kennelijk bedoeld voor toepassing in een systeem volgens één der voorgaande conclusies.

12. Werkwijze voor het regelen van de atmosfeer in een met gas gevulde ruimte (13, 14, 15) onder gebruikmaking van het systeem volgens conclusie 5, omvattende het aan de ruimte (13, 14, 15) onttrekken van een deel van het daarin aanwezige gas, het door de adsorptie-30 inrichting (20, 21) leiden van het aan de ruimte (13, 14, 15. onttrokken gas en het vervolgens naar de ruimte (13, 14, 15) terugleiden van het gas, waarbij de adsorptie-inrichting (20, 21) periodiek geregenereerd wordt door het daardoor leiden van omgevingslucht, met het kenmerk, 35 dat het aan de ruimte (13, 14, 15) onttrokken gas en de omgevingslucht telkens door ten minste één van de parallel geschakelde, met adsorptiemateriaal gevulde vaten 1005014 (28, 28', 28", 29, 29', 29"; 28, 28', 68, 29, 29', 69) geleid worden.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het aan de ruimte (13, 14, 15) onttrokken 5 gas en de omgevingslucht telkens gelijktijdig door een aantal van de vaten (28, 28', 28", 29, 29', 29"; 28, 28’, 68, 29, 29', 69) geleid worden.

14. Werkwijze volgens conclusie 12 of 13 onder gebruikmaking van het systeem volgens conclusie 6, met 10 het kenmerk, dat ten minste een deel van de vaten (28, 28', 68, 29, 29', 69) ten minste tijdens het adsorberen afgesloten wordt.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de atmosfeer in ten minste één (15) van de 15 ruimten een andere samenstelling heeft dan die in de andere ruimten (13, 14), het gas uit die ene ruimte (15) door ten minste één eerste vat (68, 69) van de adsorptie-inrichting (20, 21) geleid wordt, waarbij ten minste één tweede vat (28, 28', 29, 29') afgesloten wordt, en het 20 gas uit de andere ruimten (13, 14) door ten minste één tweede vat (28, 28', 29, 29') geleid wordt, waarbij het of elk eerste vat (68, 69) afgesloten wordt. 1005014