NL1004212C2 - Nestbare bak bestaande uit twee scharnierbaar gekoppelde bakdelen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Nestbare bak bestaande uit twee scharnier- baar gekoppelde bakdelen.

De uitvinding heeft betrekking op een nestbare bak bestaande uit twee over in hoofdzaak een diagonaal van de bodem scharnierbaar gekoppelde bakdelen met elk een vanaf de bodem opstaand wandgedeelte dat twee vrije opstaande randen 5 heeft, en met langs de vrije opstaande randen van de bakdelen aangebrachte vergrendelingsmiddelen waarvan een haakor-gaan van een bakdeel bij tegen elkaar geplaatste vrije opstaande randen en in een vergrendelde toestand van de bakdelen achter een haakbaar middel van het andere bakdeel 10 grijpt.

Een nestbare bak van de hiervoor genoemde soort is bekend uit WO-A-9603323. Bij de bekende bak heeft een vrije opstaande rand van een paar tegenoverliggende vrije opstaande randen een haakorgaan dat in de vergrendelde toestand van 15 de bakdelen over een uitsteeksel van de tegenoverliggende vrije opstaande rand van het andere bakdeel grijpt. Voor het opheffen van de vergrendelde toestand moet een gebruiker de punt van elk haakorgaan van de aangehaakte rand wegduwen. Hierbij buigt een arm van het haakorgaan zodanig dat het 20 haakorgaan vrij van de aangehaakte rand komt. Deze handeling heeft tot gevolg dat de arm van het haakorgaan, dat een integraal gedeelte van het betreffende bakdeel vormt, ver- moeiingsverschijnselen kan gaan vertonen en tenslotte kan afbreken. Verder is een haakorgaan waarvan een arm voldoende 25 buigzaam moet zijn moeilijk integraal met een bakdeel te spuitgieten. Een ander bezwaar is dat bij elk paar tegenoverliggende vrije opstaande randen slechts één haakorgaan aangebracht kan zijn en de vergrendelde toestand van de bakdelen daarom door slechts twee haakorganen verzorgd moet 30 worden, wat de handhaving van de vergrendelde toestand beperkt.

De uitvinding beoogt de genoemde bezwaren op te heffen.

Daartoe heeft een nestbare bak van de hiervoor genoemde 10042 12 - 2 - soort volgens de uitvinding als kenmerk dat het haakbaar middel een staaf is, die evenwijdig aan de bijbehorende vrije opstaande rand is, en die zodanig ten minste plaatselijk manueel langs een naastliggend wandgedeelte van een 5 bakdeel verplaatsbaar is dat het buiten aangrijping van tegenoverliggende haakorganen van het andere bakdeel raakt.

Omdat alleen de staaf verplaatst hoeft te worden voor het ontgrendelen van de bakdelen kunnen de haakorganen stijf uitgevoerd zijn, wat beschadiging ervan door vermoeiing 10 beperkt, en kunnen per paar tegenoverliggende vrije opstaande randen meerdere haakorganen aangebracht zijn die de staaf kunnen aangrijpen. Andere eigenschappen en voordelen zullen duidelijk worden uit de hierna volgende toelichting van een voorkeursuitvoeringsvorm van een nestbare bak volgens de 15 uitvinding met verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen, waarin: fig. 1 een bak volgens de uitvinding in een toestand met van elkaar gedraaide bakdelen; fig. 2 de bak volgens fig. 1 met naar elkaar gedraaide 20 en elkaar vasthoudende bakdelen; en fig. 3 een doorsnede van een hoekgedeelte met een houdorgaan evenwijdig aan de bodem van de bak in de toestand ervan als getoond in fig. 2.

Fig. 1 toont een bak volgens de uitvinding bestaande 25 uit twee identieke bakdelen 1, die na samenvoeging een bak vormen met een vorm als getoond in fig. 2 met een rechthoekige bodem en een rondgaande wand die zich in hoofdzaak loodrecht op de bodem uitstrekt.

Het bakdeel 1 bestaat uit een bodemdeel 2 en een 3 0 wanddeel 3 die hecht aan elkaar verbonden zijn en als één stuk door middel van spuitgieten uit kunststof vervaardigd kunnen zijn. Het wanddeel 3 omvat een lange zijwand en een korte zijwand van de bak. Binnen het kader van de uitvinding kunnen de zijwanden echter gelijke afmetingen hebben en 3 5 kunnen zelfs in de omtreksrichting van de bak een gebogen vorm hebben.

Langs een diagonaal van de bodem van de bak zijn schar-niermiddelen 5 aangebracht die de bodem in de twee bodemde- 10042 12 - 3 - len 2 verdelen. De scharniermiddelen 5 kunnen op zich bekende scharniermiddelen zijn met een centrale fysieke of virtuele scharnieras. Omdat de feitelijke uitvoeringsvorm van de scharniermiddelen 5 geen wezenlijk onderdeel van de uitvin-5 ding vormt zullen de scharniermiddelen 5 niet verder in detail toegelicht worden. In de wanddelen 3 zijn openingen, zoals 6 en 7 aangebracht die als handgreep, zichtopening en ventilatie-opening kunnen dienen.

Bij de overgang tussen het bodemdeel 2 en het wanddeel 10 3 bevindt zich een gootvormige verdieping 8 waarin en waarlangs zich openingen, zoals 9 en 10, bevinden voor het doorlaten van lucht of vloeistof.

Het wanddeel 3 heeft diverse horizontale en verticale verstevigingsribben, zoals de verticale ribbe 11, die een 15 vrije rand van het wanddeel 3 bepaalt en een verticale ribbe 12 die bij het andere vrije uiteinde van het wanddeel 3 gevormd is. Tussen het genoemde andere vrije uiteinde van het wanddeel 3 en de ribbe 12 zijn onderste en bovenste horizontale ribben 13 en tussenliggende horizontale ribben 20 14 gevormd. De horizontale ribben 13 en 14 hebben sleuven 15 respectievelijk 16 waarvan de lengterichtingen evenwijdig aan het naastliggende wandgedeelte lopen. In de sleuven is een elastische staaf 19 aangebracht waarvan de uiteinden op onverliesbare wijze in uitsparingen 20 in de bovenkant en de 25 onderkant van het bakdeel 1 (zie fig. 3) van het wanddeel 3 steken. De staaf 19 bestaat bijvoorbeeld uit met relatief veel, bijvoorbeeld 50%, vulstof, bijvoorbeeld kalk, gevulde thermoplastische kunststof, zoals polypropyleen. De staaf 19 is met uitzondering van het gedeelte ervan tussen de twee 30 middelste horizontale ribben 14 afgedekt door een onderste steunhoekribbe 21 en een bovenste steunhoekribbe 22.

De horizontale ribben 13, 14 en het naastliggende wandgedeelte bepalen insteekruimten voor een of meer (in het getoonde voorbeeld twee) aan de verticale eindribbe 11 35 gevormde houdorganen 25. De houdorganen 25 hebben een langwerpige uitsparing 26 voor het, bij en na het bereiken van de in fig. 2 getoonde toestand met gecompleteerde wand, tenminste gedeeltelijk in de uitsparing 26 opnemen van de 10042 12 - 4 - staaf 19 en voor het in de gecompleteerde toestand in het gebied met de uitsparing 26 en de staaf 19 tegengaan van een verplaatsing van het lange zijwandgedeelte van het ene bakdeel 1 ten opzichte van het korte zijwandgedeelte van het 5 andere bakdeel 1.

De houdorganen 25 hebben aan het uiteinde ervan een geleidegedeelte 28 dat tijdens het naar elkaar draaien van de bakdelen 1 het in de ruimte tussen de verticale ribbe 12 en de onderste hoekribbe 21 of bovenste hoekribbe 22 steken 10 van het houdorgaan 25 vergemakkelijkt, waarbij het geleidegedeelte 28 de staaf 19 iets wegduwt totdat de staaf 19 over het geleidegedeelte 28 in de uitsparing 26 valt. In de dan bereikte toestand (fig. 2 en 3) steunen evenwijdig aan de bodem afgeschuinde gedeelten 29 van de vasthoudorganen 25 15 tegen de binnenkant van de tegenoverliggende hoekribben 21 respectievelijk 22. Hierdoor is het ene wanddeel 3 in het gebied met de staaf 19 ten opzichte van het andere wanddeel 3 geïmmobiliseerd. Deze toestand wordt opgeheven wanneer het centrale gedeelte van de staaf 19 in de richting van de 20 verticale ribbe 12 geduwd wordt. Wanneer de bakdelen 1 dan van elkaar gedraaid worden bewegen de wanddelen 3 zich schuin ten opzichte van elkaar weg (in fig. 3 ongeveer in een richting langs de linksonder beginnende diagonaal van de tekening), waardoor het vasthoudorgaan 25 geheel vrijkomt 25 van de tegenoverliggende wand 3, zodat de in fig. 1 getoonde toestand met onderbroken wand verkregen wordt.

Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat de bak volgens de uitvinding, die zich in de in fig. 2 getoonde gecompleteerde toestand met rondgaande wand bevindt en 30 waarvan de toegelichte vasthoudmiddelen zich in de in fig. 3 getoonde toestand bevinden een zeer stabiele en sterke bak vormt die, zonder dat de staaf 19 naar de verticale ribbe 12 geduwd wordt, niet ongewild naar de in fig. 1 getoonde toestand met onderbroken wand kan draaien.

35 Er wordt opgemerkt dat binnen het kader van de uitvin ding andere uitvoeringsvormen van de vasthoudmiddelen mogelijk zijn. Verder kan een bakdeel voorzien zijn van alleen vasthoudorganen, zoals de vasthoudorganen 25, terwijl het 1 00 4 2 1 2 - 5 - andere bakdeel slechts voorzien kan zijn van complementaire vasthoudmiddelen die een staaf 19 omvatten. Ook kunnen boven elkaar langs de vrije eindranden van de wanddelen aangebrachte vasthoudmiddelen complementair ten opzichte van 5 vasthoudmiddelen erboven of eronder uitgevoerd zijn. De getoonde uitvoeringsvorm van de bak heeft echter als voordeel dat deze eenvoudig en goedkoop samen te stellen is uit twee identieke bakdelen en het voordeel dat de staven 19 aan weerszijden van de bak op identieke en daardoor eenvoudige 10 wijze bediend kunnen worden.

Tenslotte wordt opgemerkt dat binnen het kader van de uitvinding de gecompleteerde wand van de bak een andere vorm dan de getoonde rechthoeksvorm kan hebben. Een voorwaarde daarbij is dat de scharniermiddelen op een zodanige plaats 15 en met een zodanige oriëntatie in de bodem aangebracht zijn dat de uitgeklapte bakken nestbaar zijn. In het algemeen geldt hiervoor als eis dat de evenwijdig aan de scharnieras en in een horizontaal vlak gemeten afstand tussen wandge-deelten van een wanddeel afneemt naarmate verder vanaf het 20 andere bakdeel gemeten wordt.

1 00 4 2 1 2

Claims (6)

1. Nestbare bak bestaande uit twee over in hoofdzaak een diagonaal van de bodem (2) scharnierbaar gekoppelde bakdelen (1) met elk een vanaf de bodem (2) opstaand wandgedeelte (3) dat twee vrije opstaande randen heeft, en met langs de vrije 5 opstaande randen van de bakdelen (1) aangebrachte vergrende-lingsmiddelen waarvan een haakorgaan (25) van een bakdeel bij tegen elkaar geplaatste vrije opstaande randen en in een vergrendelde toestand van de bakdelen (1) achter een haak-baar middel van het andere bakdeel grijpt, met het kenmerk 10 dat het haakbaar middel een staaf (19) is, die evenwijdig aan de bijbehorende vrije opstaande rand is, en die zodanig ten minste plaatselijk manueel langs een naastliggend wandgedeelte (3) van een bakdeel verplaatsbaar is dat het buiten aangrijping van tegenoverliggende haakorganen (25) van het 15 andere bakdeel raakt.

2. Nestbare bak volgens conclusie 1, met het kenmerk dat uiteinden van de staaf (19) in uitsparingen (20) van het bijbehorende wandgedeelte (3) steken voor het onverliesbaar 20 vasthouden van de staaf (19).

3. Nestbare bak volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat een wandgedeelte (3) bij een vrije opstaande rand waar een staaf (19) aangebracht is geleidesleuven (15, 16) heeft 25 die evenwijdig zijn aan een verplaatsingsrichting van de staaf (19) voor ontgrendeling van de bakdelen (1).

4. Nestbare bak volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk dat de staaf (19) zodanig elastisch is dat in de 3. vergrendelde toestand van de bakdelen (1) de staaf (19) van een bakdeel manueel buiten aangrijping van tegenoverliggende haakorganen (25) van het andere bakdeel gebogen kan worden.

5. Nestbare bak volgens een voorgaande conclusie, met het 3 5 kenmerk dat elk bakdeel in de omgeving van een staaf (19) ervan afschermmiddelen (21) heeft die de staaf (19) plaatse- 1 00 4 2 12 - 7 - lijk tegen ongewilde manuele aanraking afschermen.

6. Nestbare bak volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de af schermmiddelen (21) van een bakdeel ter hoogte van 5 tegenoverliggende haakorganen (25) van het andere bakdeel aangebracht zijn, en de haakorganen (25) borgstukken (29) hebben die in de vergrendelde toestand van de bakdelen (1) nauw tussen de tegenoverliggende staaf (19) en bijbehorende afschermmiddelen (21) passen. 1 00 4 2 1 2