NL1003963C2 - Kantelinrichting voor een voertuig met een kantelbare cabine. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Kantelinrichting voor een voertuig met een kantelbare cabine.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een kantelinrichting voor een voertuig met een kantelbare cabine, een chassis en scharniermiddelen, die de cabine met het chassis verbinden, waarbij de cabine over een hoek kantelbaar is ten 5 opzichte van het chassis om een door de scharniermiddelen gedefinieerde scharnieras tussen een rijstand en een naar voren gekantelde stand, welke kantelinrichting een dubbelwerkende hydraulische cilinder omvat, die een cilinderhuis, dat een door een cilinderbodem en cilinderkop daarvan afgesloten 10 cilinderruimte begrenst, een zuiger, die in de cilinderruimte twee van elkaar gescheiden arbeidsruimten vormt, en een aan de zuiger bevestigde zuigerstang, die door een boring in de cilinderkop naar buiten uitsteekt, heeft.

Een dergelijke kantelinrichting is bijvoorbeeld bekend 15 uit US 4,493,386. Bij deze bekende kantelinrichting is de cilinderbodem van de dubbelwerkende cilinder voorzien van twee aansluitingen voor hydraulische leidingen. De ene aansluiting staat via een kanaal in de cilinderbodem in verbinding met de cilinderbodemzijdige arbeidsruimte, de andere arbeidsruimte 20 staat via een buiten het huis van de cilinder lopende leiding in verbinding met de andere aan de cilinderbodem aangebrachte aansluiting. Wanneer hydraulische vloeistof wordt toegevoerd aan de cilinderkopzijdige arbeidsruimte leidt dat tot een inschuiven van de zuigerstang, om deze reden wordt de leiding 25 aan de buitenzijde van de cilinder door de vakman aangeduid als "pull-pipe".

Nadeel van deze bekende inrichting is dat de uitwendige "pull-pipe" gevoelig is voor beschadiging, bijvoorbeeld tengevolge van trillingen. Wanneer de "pull-pipe" lek raakt, 30 heeft tdat ot gevolg dat wanneer de cabine bij het voorover kantelen zijn dode punt passeert, dus het zwaartepunt van de cabine voor de scharnieras komt te liggen, de cabine ongeremd en onbeheersbaar naar voren kantelt. Een verder nadeel is dat de spleet tussen de uitwendige "pull-pipe" en het huis van de 1003963 - 2 - cilinder problemen oplevert op het gebied van corrosie.

Uit FR 24 87 319 is eveneens een kantelinrichting volgens de aanhef van conclusie 1 bekend. Bij deze bekende kantelinrichting ontbreekt de aan de buitenzijde van het 5 cilinderhuis lopende "pull-pipe". In plaats daarvan is de zuigerstang nabij zijn kop voorzien van twee aansluitingen voor hydraulische leidingen en zijn in de zuigerstang twee gescheiden kanalen gevormd. Dit is gedaan door de zuigerstang te voorzien van een axiale boring en daarin een buis te plaatsen met een 10 kleinere diameter. De ene aansluiting staat in verbinding met het kanaal in de buis en via de buis met de cilinderbodemzi jdige arbeidskamer van de cilinder, de andere aansluiting staat in verbinding met het ringvormige kanaal tussen de zuigerstang en de buis en via dat kanaal met de cilinderkopzijdige 15 arbeidsruimte.

Alhoewel de uit FR 24 87 319 bekende kantelinrichting een oplossing biedt voor het probleem van beschadiging van de uitwendige "pull-pipe", zoals uit US 4,493,386 bekend is, kleven ook aan deze kantelinrichting een aantal nadelen. Zo is het 20 bij de kantelinrichting volgens FR 24 87 319 in de praktijk noodzakelijk dat de cilinder met de zuigerstang aan het chassis en met de cilinderbodem aan de cabine wordt bevestigd teneinde ongewenst lange hydraulische leidingen naar het pompaggregaat te vermijden. Deze "omgekeerde" opstelling van de cilinder is 25 onvoordelig omdat ter plaatse van de onderzijde van de cabine gewoonlijk weinig ruimte beschikbaar is voor de kantelcilinder en zich, bij de opstelling volgens FR 24 87 319, hier het dikke cilinderlichaam bevindt in plaats van de aanzienlijk dunnere zuigerstang.

30 Ook nadelig is dat de uit FR 24 87 319 bekende kantelcilinder produktietechnisch moeilijk en alleen voor een ongewenst hoge kostprijs kan worden gerealiseerd. Met name de constructie van het vrije einde van de zuigerstang, waar de buis zeer goed afgedicht moet zijn ten opzichte van het 35 omringende kanaal in de zuigerstang en waar gewoonlijk ook nog een zuigerstangkop aan moet worden vastgelast, is gecompliceerd.

De onderhavige uitvinding beoogt een verbeterde en 1003963 - 3 - eenvoudig te vervaardigen kantelinrichting te verschaffen.

Dit oogmerk wordt bereikt door een kantelinrichting volgens conclusie l te verschaffen.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen en voordelen van 5 de uitvinding zullen blijken uit de navolgende beschrijving aan de hand van het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de kantelinrichting volgens de uitvinding. Daarbij toont: figuur 1 een zijaanzicht van het voorste deel van een 10 voertuig met een kantelbare bestuurderscabine, en figuur 2 een langsdoorsnede van de dubbelwerkende hydraulische cilinder van het voertuig in figuur 1.

In figuur 1 is het voorste deel van een voertuig 1 met 15 een kantelbare bestuurderscabine 2 getoond. De cabine 2 is zoals gebruikelijk op chassis 3 aangebracht en via scharniermiddelen 4 met het chassis 3 verbonden. De scharniermiddelen 4 zijn zo uitgevoerd dat de cabine 2 over een hoek verplaatsbaar is ten opzichte van het chassis 3 om een door de scharniermiddelen 20 4 gedefinieerde scharnieras tussen een rijstand en een in figuur 1 getoonde, naar voren gekantelde stand. In de gekantelde stand van de cabine 2 kan onderhoud worden uitgevoerd aan het voertuig 1, in het bijzonder aan de motor.

Voor het voorover en weer terug kantelen van de cabine 25 2 is een dubbel werkende hydraulische cilinder 6 voorzien, waarvan zuigerstang 7 is verbonden met de cabine 2 en cilinderhuis 8 is verbonden met het chassis 3. Met behulp van de cilinder 6, die verder ook een met de hand en/of elektrisch aandrijfbaar en op het chassis 3 bevestigd hydraulisch pompaggregaat omvat, 30 kan op de cabine 2 een kracht worden uitgeoefend die in staat is de cabine 2 vanuit de rijstand naar voren te kantelen en weer terug.

In figuur 2 is de dubbelwerkende hydraulische cilinder 6 in detail getoond. De cilinder 6 heeft een langwerpig en in 35 hoofdzaak cilindrisch cilinderhuis 8 met een ten opzichte daarvan rechtlijnig heen en weer beweegbare zuigerstang 7. Het cilinderhuis 8 heeft een cilinderbodem 9 en een cilinderkop 1003963 - 4 - 10, zodat een cilinderruimte 11 wordt gevormd. De zuigerstang 7 steekt door een boring 12 in de cilinderkop 10 en door daarin aangebrachte afdichtmiddelen 13 naar buiten uit.

In de cilinderruimte 11 vormt een met de zuigerstang 5 7 verbonden zuiger 14 de scheiding tussen een cilinderbodemzijdige arbeidsruimte 15 en een cilinderkopzijdige arbeidsruimte 16.

In de cilinderruimte 11 is verder een vast met de cilinderbodem 9 verbonden en zich daarvanaf in de richting van 10 de cilinderkop 10 uitstrekkende holle buis 17 voorzien. De zuigerstang 7 is voorzien van een centrale blinde boring 18, die open is aan het cilinderbodemzijdige einde van de zuigerstang 7 en zich uitstrekt in de richting van het andere einde van de zuigerstang 7. De aan de cilinderbodem 9 aangebrachte buis 15 17 steekt met zijn vrije einde in de blinde boring 18 in de zuigerstang 7, waarbij nabij het cilinderbodemzijdige einde van de zuigerstang 7 tussen de buis 17 en de zuigerstang 7 afdichtmiddelen 19 zijn voorzien.

De buis 17 is voorzien van een of meer openingen 20, 20 die de verbinding vormen tussen het kanaal in de buis 17 en het gedeelte van de blinde boring 18, dat door de afdichtmiddelen 19 van de arbeidskamer 15 is gescheiden. Verder is de zuigerstang 7 voorzien van een of meerdere doorlaten 21, die het betreffende deel van de blinde boring 18 verbinden met de cilinderkopzijdige 25 arbeidsruimte 16 van de cilinder 6.

De cilinderbodem 9 is voorzien van een aansluiting 23 voor een hydraulische leiding, welke aansluiting via een kanaal 24, de buis 17, de blinde boring 18, en de doorlaten 21 naar de cilinderkopzijdige arbeidsruimte 16 leidt. Ook is de 30 cilinderbodem 9 voorzien van een aansluiting 26, die via een kanaal 27 naar de cilinderbodemzijdige arbeidsruimte 15 leidt.

Beide aansluitingen 23 en 26 zijn bestemd om te worden verbonden met het niet getoonde hydraulische pompaggregaat van de kantelinrichting.

35 Teneinde de in figuur l getoonde cabine 2 voorover te kantelen wordt via aansluiting 26 hydraulische vloeistof toegevoerd aan cilinderbodemzijdige arbeidskamer 15, terwijl 1 0 0 3 96 3 - 5 - via de buis 17 hydraulische vloeistof uit de cilinderkopzijdige arbeidskamer 16 wegstroomt. Bij het naar de rijstand terug kantelen van de cabine 2, hetgeen overeenkomt met het inschuiven van de zuigerstang 7, wordt via de aansluiting 23 en de buis 5 17 hydraulische vloeistof toegevoerd aan de arbeidskamer 16, terwijl via kanaal 27 en aansluiting 26 vloeistof uit de arbeidskamer 15 wegstroomt.

De hierboven beschreven kantelcilinder 6 kan technisch eenvoudig en tegen geringe kosten worden gerealiseerd.

10 1003963

Claims (2)

1. Kantel inrichting voor een voertuig (1) met een kantelbare cabine (2) , een chassis (3) en scharniermiddelen (4) , die de cabine met het chassis verbinden, waarbij de cabine over een hoek kantelbaar is ten opzichte van het chassis om een door 5 de scharniermiddelen gedefinieerde scharnieras tussen een rijstand en een naar voren gekantelde stand, welke kantel inrichting een dubbel werkende hydraulische cilinder (6) omvat, die een cilinderhuis (8) , dat een door een cilinderbodem (9) en cilinderkop (10) daarvan afgesloten cilinderruimte 10 begrenst, een zuiger (14), die in de cilinderruimte twee van elkaar gescheiden arbeidsruimten (15,16) vormt, en een aan de zuiger bevestigde zuigerstang (7), die door een boring (12) in de cilinderkop (10) naar buiten uitsteekt, heeft, mst het kenmerk, dat in de cilinderruimte een vast met de 15 cilinderbodem (9) verbonden en zich daarvanaf in de richting van de cilinderkop (10) uitstrekkende buis (17) is voorzien, dat de zuigerstang (7) is voorzien van een blinde boring (18) , die open is aan het cilinderbodemzijdige einde van de zuigerstang en zich uitstrekt in de richting van het andere einde van de 20 zuigerstang, dat de aan de cilinderbodem aangebrachte buis (17) in de blinde boring (18) in de zuigerstang (7) steekt, dat tussen de buis (17) en de zuigerstang (7) afdichtmiddelen (19) zijn voorzien, dat de buis (17) is voorzien van een opening (20) die in verbinding staat met de door de afdichtmiddelen (19) 25 en de blinde boring (18) in de zuigerstang (7) begrensde ruimte, dat de zuigerstang (7) is voorzien van een doorlaat (21), die de betreffende ruimte verbindt met de cilinderkopzijdige arbeidsruimte (16) van de cilinder, en dat de cilinderbodem (9) is voorzien van een aansluiting (23) voor een hydraulische 30 leiding naar de cilinderkopzijdige arbeidsruimte (16) en een kanaal (24) dat die aansluiting (23) verbindt met de buis (17) .

2. Volgens conclusie l, waarbij de cilinderbodem is voorzien van eerste bevestigingsmiddelen voor bevestiging aan het chassis 35 van het voertuig en de zuigerstang is voorzien van tweede 1003963 - 7 - bevestigingsmiddelen voor bevestiging aan de cabine van het voertuig. 1003963