NL1003140C2 - Buiskoppeling. - Google Patents

Description

Buiskoppeling

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een een buiskop-peling, omvattende een eerste deel bevestigd aan een eerste buis en 5 daar uitstekend, en een tweede deel aangebracht in een tweede, met de eerste buis te verbinden buis.

Een dergelijke koppeling is in de stand der techniek algemeen bekend. In de publikatie DE-B-1.184.156 wordt een koppeling beschreven waarbij het eerste deel nabij het uiteinde daarvan voorzien is 10 van een dwarspen, d.w.z. een pen die zich in hoofdzaak loodrecht op de langshartlijn van de eerste buis uitstrekt. De tweede buis is voorzien van een daarmee overeenkomende opening en door de tweede buis over het eerste deel te plaatsen, hetgeen mogelijk is door de aanwezigheid van een conisch toelopend deel aan de zijde tegenover 15 de pen, kan in vergrendeling voorzien worden doordat de pen van het uitstekende eerste deel grijpt in de opening van de tweede buis.

Hoewel een dergelijke constructie in de eenvoudige vergrendeling voorziet, bestaat een aantal nadelen bij de toepassing daarvan.

Ten eerste is het noodzakelijk de opening in de tweede buis 20 nauwkeurig te plaatsen voor het uitsteeksel in het eerste deel. Tevens dient deze opening uitsluitend voor het op deze wijze vergrendelen, zodat combinatie met bestaande constructies niet mogelijk is.

Bovendien bestaat het gevaar dat tijdens gebruik de opening in 25 de tweede buis deformeert of op andere wijze beschadigd raakt waardoor opname van de pen van het eerste deel niet langer mogelijk is. Doordat het uitsteeksel nauwpassend in de opening aangebracht is, ontstaan problemen bij het uitnemen van de buisdelen en de tolerantie van de verschillende onderdelen. In de gekoppelde positie dient 30 immers enerzijds het benedendeel van de tweede buis op de bovenzijde van de eerste buis te rusten en anderzijds het uitsteeksel in de opening te passen. Bovendien moet in die positie kantelen van de tweede buis ten opzichte van de eerste buis mogelijk zijn. Daardoor zal de zo verkregen vergrendeling niet erg stabiel zijn.

35 Het doel van de onderhavige uitvinding is deze nadelen te ver mijden.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven buiskoppeling verwezenlijkt doordat het tweede deel omvat een in de tweede buis in 1003140 2 hoofdzaak loodrecht op de langshartlijn daarvan aangebrachte pen en dat het eerste deel nabij het uiteinde haakvormig is uitgevoerd met een opname voor die pen.

Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag het eerste 5 deel van een opname te voorzien en de tweede buis van de pen te voorzien. Een dergelijke pen valt bij het in elkaar steken van de eerste en tweede buis vanzelf in de opname. Zeer nauwkeurig positioneren is niet langer noodzakelijk waarbij, indien de pen in het midden van de tweede buis aangebracht is, in ieder geval twee posi-10 ties mogelijk zijn voor het plaatsen van het eerste deel. Met de uitvoering volgens de uitvinding is het mogelijk enige speling te verwezenlijken tussen de pen en de opname waardoor de tweede buis op geringe afstand zuiver verticaal bewogen kan worden ten opzichte van de eerste buis. Na het afleggen van deze geringe verticale weg is 15 het mogelijk de tweede buis ten opzichte van de eerste buis te kantelen. Hiermee vervalt het bezwaar uit de stand der techniek dat een aanzienlijke productienauwkeurigheid vereist wordt. Omdat bovendien de pen in het inwendige van de tweede buis geplaatst is, is deze niet onderhevig aan beschadigingen. Tevens is het mogelijk voor de 20 openingen de bestaande openingen te gebruiken die in conventionele steigercontructies toegepast worden. Bij steigerconstructies worden vaak uitstekende delen in de eerste buis toegepast en deze eerste delen zijn voorzien van een doorgaande opening waarin eenvoudigweg een pen gestoken wordt die zich vanzelfsprekend uitstrekt door te-25 genover elkaar liggende openingen in het tweede buisdeel. Daaraan kleeft echter het bezwaar dat een dergelijke verbinding omslachtig is. Door het gebruik van een zich naar de tegenoverliggende zijden van de tweede buis uitstrekkende pen wordt een bijzonder stabiele constructie verschaft. Deze constructie kan nog verder gestabili-30 seerd worden indien de zijde van het eerste deel aan de kant die voorzien is van de opname na het plaatsen van de tweede buis in hoofdzaak tegen deze tweede buis aanligt.

Vanzelfsprekend dient de andere zijde van het eerste deel dat tegenover die eerste zijde ligt enige afstand te hebben tot de twee-35 de buis in gemonteerde toestand omdat anders demontage niet mogelijk is.Daartoe is deze zijde bij voorkeur konisch toelopend in de richting van de opname uitgevoerd.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding is 1003140 3 het uiteinde van het eerste deel puntvormig uitgevoerd, zodat dit een zoekende werking effectueert. Daarmee wordt het in tegenstelling tot de constructie beschreven in DE-B-1.184.156 bijzonder eenvoudig mogelijk de verschillende delen ten opzichte van elkaar te plaatsen.

5 Het eerste deel kan alle in de stand der techniek bekende con- structiematerialen omvatten. Daarbij kan gedacht worden aan kunststoffen en aluminium. In ieder geval is het waarschijnlijk dat het eerste deel afzonderlijk is van de buis en vindt plaatsing op de eerste buis bij voorkeur plaats door het aanwezig zijn van een flens 10 op het eerste deel. Indien zowel de buis als het eerste deel van hetzelfde materiaal vervaardigd zijn, is een verbinding door lassen mogelijk.

Zoals hierboven aangegeven, is het met de constructie volgens de uitvinding mogelijk zowel pennen toe te passen die vast zijn 15 aangebracht in de tweede buis als pennen die losneembaar zijn.

De hierboven beschreven buiskoppeling wordt bijvoorbeeld toegepast in steigerconstructies waarbij de verticale koppeling met deze buiskoppeling verwezenlijkt wordt.

De uitvinding zal hieronder aan de hand van enkele uitvoerings-20 voorbeelden verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 schematisch enkele delen van een steiger en de plaats waar een koppeling volgens de uitvinding aangebracht kan worden;

Fig. 2 gedeeltelijk in doorsnede de buiskoppeling volgens de uitvinding tijdens het samenvoegen; 25 Fig. 3 de buiskoppeling volgens de uitvinding gedeeltelijk in dwarsdoorsnede in gekoppelde toestand; en

Fig. 4 in dwarsdoorsnede en 90° gedraaid ten opzichte van hetgeen in fig. 2 en 3 getoond is, een verdere variant van de buiskoppeling volgens de uitvinding.

30 In fig. 1 is met 12 schematisch een deel van een steiger aange geven onder andere bestaande uit een eerste verticale buis 1 en een tweede verticale buis 2, die op de bouwplaats met elkaar gekoppeld dienen te worden.

Aan de hand van fig. 2 en 3 zal uitgelegd worden hoe een derge-35 lijke koppeling uitgevoerd is en tot stand komt. Zoals uit deze figuren blijkt is op de eerste buis 1 een eerste (koppel)deel 3 aangebracht. Dit koppeldeel 3 bestaat van onderen naar boven gezien in fig. 2 uit een flens 10, die rust op eerste buis 1 en eventueel 1003140 4 door lassen daarmee verbonden kan zijn. Op £lens 10 sluit een verbindingsdeel 7 aan. Zoals uit £ig. 2 blijkt, is de voorrand van het verbindingsdeel aangegeven met 8, in hoofdzaak cilindrisch uitgevoerd en in samengevoegde toestand ligt deze voorrand aan tegen de 5 binnenwand van buis 2. De achterrand 9 is conisch toelopend naar het puntige einde 11 uitgevoerd. Begrepen dient te worden dat uitdrukkingen 'voor', 'achter', 'boven', 'onder', 'verticaal' enz. betrekking op de bijgevoegde tekeningen en de uitvinding op generlei wijze beperken.

10 Op het verbindingsdeel 7 sluit een haakvormig deel 5 aan, dat voorzien is van een opname 6. Het haakvormige deel 5 is bij het vrije uiteinde van een puntig deel 11 of centreerdeel voorzien. De tweede buis 2 is voorzien van een pen 4, die in het hart van deze buis 2 ligt en zich naar tegenoverliggende zijden daarvan uitstrekt 15 en daar, bijvoorbeeld door lassen, bevestigd is.

Het samenvoegen van buizen 1 en 2 is het meest duidelijk aan de hand van fig. 3.

Daaruit blijkt dat buizen 1 en 2 voor het samenvoegen onder een hoek geplaatst worden, zodat pen 4 langs de voorzijde van centreer-20 deel of puntig einde 11 bewogen kan worden. Dit is mogelijk door het conisch toelopen van achterrand 9. Bij het benaderen van de opname 6 wordt door het dikker wordende benedendeel nabij de achterrand 9 de tweede buis 2 gedwongen een meer verticale positie in te nemen en uiteindelijk bereikt buis 2 de toestand getoond in fig. 2. Daar 25 bevindt pen 4 zich volledig binnen opname 6. In deze toestand is volledige vergrendeling bereikt, die uitsluitend teniet gedaan kan worden door buis 2 en 3 op de hierboven beschreven wijze ten opzichte van elkaar te bewegen.

Uit fig. 3 blijkt dat tussen de onderzijde van de opname van 30 het haakvormige deel 5 en de bovenzijde van de pen 4 een speling 'a' bestaat. Daardoor kan buis 2 een geringe afstand naar boven bewogen worden ten opzichte van buis 1 zonder dat kantelen noodzakelijk is. Daardoor kan de aangrijping van buis 2 aan het vrije uiteinde daarvan nabij het konisch uitlopende deel 9 bijzonder stabiel uitgevoerd 35 worden.

In fig. 4 is een variant afgebeeld waarbij de pen 14 uitneembaar is. Een dergelijke variant is met name van belang indien eveneens koppeling met bestaande constructies beoogd wordt.

1003140 5

Immers de passende keuze van de plaats van de opname 6 en de pen 13 is het mogelijk combinatie met bestaande buizen, met name buizen 2, aan te gaan. Daardoor zal invoering van de buiskoppeling volgens de uitvinding bijzonder eenvoudig te realiseren zijn zonder 5 dat het direct noodzakelijk is al het bestaande steigermateriaal te vervangen.

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuitvoering beschreven is, moet begrepen worden dat daaraan talrijke wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten het bereik van 10 de onderhavige aanvrage te geraken. Dit wordt bepaald door de bijgevoegde conclusies.

******* 1003140

Claims (9)

1. Buiskoppeling, omvattende een eerste deel (3) bevestigd aan een eerste buis (1) en daar uitstekend, en een tweede deel aangebracht in een tweede, met de eerste buis te verbinden buis (2), met 5 het kenmerk, dat het tweede deel omvat een in de tweede buis in hoofdzaak loodrecht op de langshartlijn daarvan aangebrachte pen (4,14), en dat het eerste deel nabij het uiteinde haakvormig is uitgevoerd met een opname (6) voor die pen.

2. Buiskoppeling volgens conclusie 1, waarbij van het verbin- 10 dingsdeel (7) van het eerste deel (3) tussen de opname (6) voor de pen en de verbinding met de eerste buis aan de zijde van de inlaat van de opname (6) over het grootste deel van de lengte daarvan de uitwendige begrenzing (8) in samengevoegde toestand met de tweede buis overeenkomt met de inwendige begrenzing van de tweede buis.

3. Buiskoppeling volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij van het verbindingsdeel (7) van het eerste deel (3) tussen de opname (6) voor de pen en de verbinding met de buis aan de zijde tegenover de inlaat van de opname (6) over het grootste deel van de lengte daarvan de uitwendige begrenzing (9) in samengevoegde toe-20 stand met de tweede buis conisch toelopend naar het vrije uiteinde (11) van het eerste deel uitgevoerd is.

4. Buiskoppeling volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het vrije uiteinde (11) puntig uitgevoerd is.

5. Buiskoppeling volgens een van de voorgaande conclusies, 25 waarbij het eerste deel aan de zijde nabij de eerste buis voorzien is van een tegen het vrije einde van die eerste buis te plaatsen flens (10).

6. Buiskoppeling volgens conclusie 5, waarbij die flens door lassen met die eerste buis verbonden is.

7. Buiskoppeling volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die pen in die tweede buis uitneembaar aangebracht is.

8. Buiskoppeling volgens een van de voorgaande conclusies 1-6, waarbij die pen vast met die tweede buis verbonden is.

9. Steiger, omvattende tenminste twee in hoofdzaak verticale 35 boven elkaar geplaatste buizen voorzien van de koppeling volgens een van de conclusies 1-8. ***ifc *★ 1003140