NL1003122C2 - Werkwijze geschikt om het opnemen van voedsel via de mondholte van de mens te beïnvloeden. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze geschikt om het opnemen van voedsel via de mondholte van de mens te beïnvloeden.

Beschrijving: 5 De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze geschikt om het opnemen van voedsel via de mondholte van de mens te beïnvloeden. De uitvinding heeft verder betrekking op middelen voor het uitvoeren van deze werkwijze.

Vooral in de moderne tijd, waar slankheid als een ideaal 10 wordt gezien, vormt overgewicht voor vele mensen een groot probleem. Verder is overgewicht ook een gezondheids bedreigend probleem.

Teneinde overgewicht te beperken en afvallen te bevorderen zijn een groot aantal therapiën reeds bekend. Vele 15 daarvan berusten op het volgen van bepaalde diëten, waarbij getracht wordt ofwel de opnamehoeveelheid van voedsel te beperken, ofwel deze zo te reguleren dat bepaalde voedingsstoffen worden vermeden. Andere bekende therapiën berusten op het gebruik van farmaceutische middelen, die 20 inwerken op het spijsverteringsstelsel.

Nadelen van deze bekende therapiën zijn, dat diëten vaak voor veel mensen moeilijk te volgen, danwel vol te houden zijn. Verder worden met farmaceutische middelen vaak ongewenste stoffen in het lichaam gebracht, die minder 25 gewenste bijwerkingen kunnen hebben.

Ervan uitgaande dat overgewicht vaak in hoofdzaak veroorzaakt wordt door een te grote voedselopname is het bij boulimia-patiënten ook wel bekend om de kaken vast te zetten, waarna voedsel alleen nog maar op een zeer speciale manier en 30 in vloeibare vorm kan worden toegevoerd. Een dergelijke methode voldoet uiteraard niet voor normale mensen die willen afvallen of hun gewicht willen beperken.

De onderhavige uitvinding gaat eveneens uit van de gedachte dat ter beperking van overgewicht het gewenst is de 35 hoeveelheid van op te nemen van voedsel via de mondholte te beïnvloeden en beoogt een werkwijze te verschaffen waarmee de opname van voedsel bemoeilijkt kan worden.

Ter bereiking van het beoogde doel vertoont de werkwijze 1003122 2 volgens de uitvinding het kenmerk, dat het opnamevolume van de mondholte met daartoe geschikte in de mondholte inbrengbare middelen wordt gereduceerd. De uitvinding berust daarbij op het inzicht dat veel mensen, welke last hebben 5 van overgewicht, vaak te snel en te gulzig eten, d.w.z. dat de opname van voedsel in een te korte tijd plaatsvindt, waardoor geen bevrediging optreedt. Door nu het opnamevolume van de mondholte te reduceren wordt bereikt, dat slechts met kleine hapjes kan worden gegeten en gedronken, waardoor de 10 totale tijd voor het opnemen van voedsel toeneemt, waardoor het spijsverteringstelsel de gelegenheid krijgt zich aan te passen aan het opgenomen voedsel, zodat het hongergevoel ondanks een beperktere voedselopname weggaat en de behoefte aan het opnemen van meer voedsel verdwijnt. Op deze wijze 15 wordt bereikt dat op een gedwongen wijze het opnemen van voedsel rustig en niet al te snel plaatsvindt, zodat het hongergevoel de tijd krijgt om te verdwijnen en de behoefte aan het opnemen van grote hoeveelheden voedsel verdwijnt. Gebleken is dat een en ander een zeer gunstig effect heeft op 20 het verkrijgen van het juiste lichaamsgewicht. Tevens blijkt, dat door het achterwege blijven van snelle, grote voedselopnames, de glucosespiegel in het bloed geen piekerig, maar een veel gelijkmatiger verloop vertoont. Een ander gunstig kenmerk van de uitvinding is, dat door de beperktere 25 mondopening ook het slikpatroon beïnvloed wordt, in die zin dat het tegelijkertijd wegslikken van grote heveelheden voedsel niet meer mogelijk is en dus gedoseerd moet gebeuren. Onder toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding blijkt ook na verwijderen van de de mondholte reducerende 30 middelen de persoon in guestie minder snel te eten dan daarvoor. Uiteraard kan het zijn dat de persoon, welke de werkwijze volgens de uitvinding enige tijd heeft toegepast en daarna ermee is gestopt, na een bepaalde tijd toch weer te snel gaat eten, waarna de werkwijze herhaald moet worden.

35 Een gunstige uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding vertoont het kenmerk dat in de mondholte één of meer het opnamevolume reducerende vulstukken worden aangebracht.

1 003122 3

Een andere gunstige uitvoeringsvorm vertoont het kenmerk, dat tussen boven- en onderkaak verbindingsmiddelen worden aangebracht, welke de openende beweging van de onderkaak belemmeren. Deze belemmering tot verder openen van 5 de onderkaak kan langs mechanische- of langs functionele wijze worden verkregen. Op mechanische wijze kunnen bijvoorbeeld daarbij de verbindingsmiddelen worden gevormd door elastische middelen, welke bij uitrekken een toenemende kracht vertonen en daardoor het openen van de onderkaak 10 belemmeren. Hierdoor zal de gebruiker geneigd zijn de onderkaak minder wijd te openen dan voorheen, zodat slechts kleine hoeveelheden voedsel per tijdseenheid kunnen worden opgenomen.

Bij een functionele wijze tot beperken van de 15 mondopening, vindt, bij openen van de onderkaak boven een bepaalde grens, een pijnsensatie/-perceptie plaats, welke het verder openen van de onderkaak belemmert.

Bij een voorbeeld van een dergelijke gunstige uitvoeringsvorm zijn de verbindingsmiddelen gevormd door één 20 of meer staafvormige elementen, welke tussen onder- resp. bovenkaak en de wang worden aangebracht, waarbij ter plaatse van elk staafvormig element op het boven- en ondergebit elementen worden aangebracht, welke het betreffende staafvormige element op zijn plaats houden en waarbij het 25 staafvormige element wordt voorzien van een of meer aanslagen, welke de maximale openende beweging van de onderkaak begrenzen.

Volgens een andere gunstige uitvoeingsvorm wordt elk staafvormig element aan zijn beide uiteinden voorzien van een 30 verdikking, welke past in de ruimte tussen kaakbeen en wang en waarbij het onder- en bovengebit is voorzien van een om elke staaf grijpend element dat glijdend over de staaf kan bewegen. De verdikkingen van het staafvormige element zijn daarbij opgenomen in de ruimte tussen wang en kaak en deze 35 verdikkingen hebben in die ruimte enige speling in de richting van de openende beweging van onderkaak, waarbij, wanneer de onderkaak tot een bepaalde mate geopend is, deze verdikkingen fungeren als aanslagen tegen het kaakbeen. Bij 100312? 4 een andere uitvoeringsvorm wordt elk staafvormig element vast met het bovengebit of ondergebit verbonden en is aan zijn andere zijde voorzien van een aanslag, waarbij het ondergebit of bovengebit ter plaatse van elk element wordt voorzien van 5 een om de staaf grijpend glij-element, dat bij openen van de onderkaak tegen de aanslag aanloopt. Ook bij deze uitvoeringsvorm wordt de maximale openende slag van de onderkaak weer begrensd.

De uitvinding betreft vérder middelen voor het uitvoeren 10 van de werkwijze, welke in de conclusies nader zijn aangeduid en welke aan de hand van de tekening, waarin schematische voorbeelden van deze middelen zijn getoond, nader zullen worden verklaard.

Figuur 1 toont schematisch een schedel met geopende 15 kaken.

Figuur 2 toont schematisch en niet op schaal een doorsnede van een mondholte, ongeveer over de lijn AA van figuur 1 en waarbij in de mondholte een vulstuk is aangebracht.

20 Figuur 3a en b tonen schematisch (niet op schaal) een gedeeltelijke doorsnede van een mondholte over de lijn AA van figuur 1 en waarbij de onder- en bovenkaak met elkaar zijn verbonden door middel van twee met het onder- en bovengebit verbonden elastische elementen.

25 Figuur 4 en 5 tonen schematisch en niet op schaal doorsneden van een mondholte volgens de lijn AA van figuur 1, waarbij de onder- en bovenkaak met elkaar zijn verbonden via staafvormige elementen.

Figuur 6a en b tonen schematisch een gedeeltelijke 30 doorsnede van een mondholte waarbij onder- en bovenkaak met elkaar zijn verbonden door een elastiek dat in werkt op een draaibaar staafvormig element.

Opgemerkt zij dat in de figuren alleen die delen van de mondholte zijn getoond welke voor een goed begrip van de 35 uitvinding noodzakelijk zijn.

In figuur 1 is met het verwijzingscijfer 1 een bovenkaak aangeduid en met het verwijzingscijfer 2 een onderkaak, welke een, ten opzichte van de bovenkaak, geopende stand inneemt.

1003122 5

Onder- en bovenkaak zijn op bekende wijze voorzien van een ondergebit 3, resp. een bovengebit 4.

In figuur 2 is schematisch en niet op schaal een doorsnede van een mondholte over de lijn AA van figuur 1 5 weergegven, waarbij in de mondholte te zien zijn de kiezen 5 van het bovengebit en de kiezen 6 van het ondergebit. De kiezen 5 en 6 zijn resp. opgenomen in een bovenkaak 7 en een onderkaak 8. De mondholte is verder begrensd door een bovengehemelte 9, een ondergehemelte 10 een rechterwang 11 10 en linkerwang 12. Tegen het bovengehemelte 9 is een vulstuk 13 aangebracht, dat is vervaardigd van een geschikte kunststof en een vorm heeft, welke bijvoorbeeld via een kleefmiddel tegen het bovengehemelte 9 vast kan worden bevestigd of dat zoals in de tekening is aangeduid met behulp 15 van verbindingsmiddelen 14 aan de kiezen 5 is bevestigd.

Zoals uit de tekening te zien verkleint het vulstuk 13 het volume van de mondholte, waardoor de opnamecapaciteit van de mondholte 15 aanmerkelijk is gereduceerd waardoor het snel opnemen van voedsel is bemoeilijkt. Dit betekent dat de 20 betreffende persoon slechts kleine hapjes tot zich kan nemen, waardoor de tijd voor het innemen van een bepaalde hoeveelheid voedsel verlengd wordt, hetgeen een gunstige uitwerking heeft op de spijsvertering en waardoor ook het moment, waarop de honger voldoende is gestild, aanmerkelijk 25 sneller wordt bereikt. Een en ander resuleert erin dat de betreffende persoon in zijn totaliteit minder voedsel tot zich zal nemen, hetgeen afslanken zal bevorderen resp. gewichtstoename zal beperken.

In figuur 3 is schematisch een gedeelte van dezelfde 30 mondholte als in figuur 2 weergegeven, maar dan zonder het vulstuk 13, maar waarbij de kiezen 5 van het bovengebit en de kiezen 6 van het ondergebit met elkaar zijn verbonden door een elastisch element 16. De elastische elementen 16 zijn op daartoe geschikte wijze met de kiezen 5 en 6 verbonden, 35 bijvoorbeeld door aan deze kiezen een element 17 aan te brengen, waarbij de elastische elementen 16 of wel om deze elementen worden heengeslagen ofwel daarmee vast zijn gebonden. De elastische elementen 16 hebben een bij 1003122 6 uitrekken oplopende kracht, zodat het openen van de onderkaak moeilijker zal kunnen plaatsvinden. Hierdoor zal de betreffende persoon zijn onderkaak minder ver openen, waardoor dus het maximale volume van de mondholte 15 wordt 5 gereduceerd. Ook deze maatregel resulteert er weer in, dat de betreffende persoon kleinere happen dan normaal zal kunnen nemen, waardoor het opnemen van voedsel over een langere tijd verspreid zal moeten plaatsvinden. Hierdoor zal zijn honger eerder zijn gestild en zal de totale opname van voedsel 10 kleiner zijn dan wanneer de elastieken elementen niet aanwezig zijn.

In figuur 4 is wederom schematisch de mondholte van de voorgaande figuur gedeeltelijk getoond, waarbij thans tussen de bovenkaak 7 en de wang 11, alsmede tussen de onderkaak 8 15 en de wang een staafvormig element 20 is aangebracht, welke staafvormige elementen aan hun uiteinden zijn voorzien van verdikkingen 21 en 22, welke zijn opgenomen in de ruimte tussen de wangen 11 en 12 en de boven- resp. onderkaak 7, 8. Op de kiezen 5 resp. 6 zijn glij-elementen 23 resp. 24 20 aangebracht, welke om de staaf 20 heen grijpen en daar overheen kunnen glijden. De glij-elementen 23 en 24 houden daarbij het staafvormig element 20 op zijn plaats. De verdikte uiteinden 21 en 22 van het staafvormig element hebben enige spelingsvrijheid in de holtes tussen de kaken en 25 de wang, maar de staaf 20 is daarbij zo gevormd dat bij openen van de onderkaak 8 deze verdikkingen tegen de betreffende delen van de onder- en bovenkaak aanlopen, zodat bij een bepaalde mate van opening van de onderkaak de beweging van de onderkaak hierdoor begrensd wordt. Ook zal 30 daarbij door verdikkingen een bepaalde druk op de kaken worden uitgeoefend, waardoor een pijngevoel optreedt en het verder openen wordt begrensd. Op deze wijze kan men door keuze van de lengte van de staafvormige elementen 20 de mate van de maximale opening van de kaken ten opzichte van elkaar 35 bepalen. Hierdoor wordt weer het maximale opnamevolume van de mondholte 15 beperkt, hetgeen weer de voordelen heeft zoals hiervoor reeds beschreven.

In figuur 5 is nog een uitvoeringsvorm schematisch 1003122 7 getoond, welke eveneens met staafvormige elementen werkt. In dit uitvoeringsvoorbeeld zijn aan weerszijden van de mondholte 15 staafvormige elementen 30 aangebracht, welke aan hun onderzijde vast zijn verbonden met de kiezen 6 van het 5 ondergebit en welke aan hun bovenzijde zijn voorzien van een aanslag 32. De kiezen 6 van het bovengebit zijn voorzien van glij-elementen 33, welke om het staafvormige element 30 heen grijpen en daar overheen kunnen glijden en welke bij openen van de onderkaak de staafverdikking 32 op een gegeven moment 10 tegen de bovenkaak aandrukken en zodoende de maximale afstand tussen het boven- en ondergebit bepalen. Door de lengte van de staaf 30 op geschikte wijze te kiezen wordt hierdoor weer de maximale openende slag van de onderkaak begrensd en daardoor het opnamevolume van de mondholte 15 gereduceerd.

15 In figuur 6a en b is een gedeeltelijke doorsnede van een mondholte weergegeven in respectievelijke gesloten en geopende stand van de kaken, waarbij op de kiezen 5 en 6 van respectievelijk het boven- en ondergebit bevestigingselementen 43 en 44 zijn aangebracht. Het 20 bevestigingselement 43 is daarbij voorzien van een rotatie-element 45 dat om een draaipunt 46 heen roteert. Aan dit rotatie-element 45 is enerzijds een elastisch koord 47 bevestigd dat met zijn andere zijde is verbonden met het bevestigingselement 44 op de kiezen 6 van het ondergebit. Met 25 het rotatie-element 45 is anderzijds een staafvormig element 48 verbonden dat aan zijn bovenzijde is voorzien van een verdikking 49. Bij openen van de onderkaak 8 wordt het elastische koord 47 strak getrokken waardoor het rotatielement 45 om zijn draaipunt zal roteren en de staaf 48 30 naar de bovenkaak 37 toe beweegt. Hierdoor wordt de verdikking 49 tegen de kaak gedrukt waardoor een pijngevoel optreedt en de openende beweging van de kaken wordt belemmerd.

Uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat de uitvinding 35 een werkwijze en middelen verschaft voor het door reductie van de opnamecapaciteit van de mondholte beïnvloeden van het opnemen van de hoeveelheid voedsel door de mens. Hierdoor kan overgewicht worden tegengegaan en afslanking van een 1003122 δ eventueel aanwezig overgewicht worden bereikt. Het is gebleken dat het resultaat van deze werkwijze reeds na zeer korte tijd merkbaar is. Na bereiken van het gewenste gewicht kunnen eventueel de middelen voor het uitvoeren van de 5 werkwijze uit de mondholte worden verwijderd, waarbij is gebleken dat de gebruiker van deze middelen ook daarna voor geruimte tijd profijt heeft van de gevolgde werkwijze. Mocht na enige tijde blijken dat het gewicht toch weer toeneemt dan kan men de middelen weer in de mondholte plaatsen.

10 Uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat de uitvinding een werkwijze en middelen verschaft voor het tegengaan van overgewicht, waarbij de gebruiker op normale wijze, zij het in wat langzamer tempo dan voorheen, kan blijven eten, zodat de werkwijze weinig of geen afbreuk doet aan het eetplezier 15 van de gebruiker.

Hoewel in de tekeningen de elementen die aan weerszijden in de mond zijn geplaatst als losse elementen zijn getoond, is het ook mogelijk de betreffende elementen met elkaar te verbinden door een om de boven- en onderkaak verlopend 20 beugelvormig element. Hoewel in enkele tekeningen de mondholte slechts voor een helft is weergegeven, zal het duidelijk zijn dat de betreffende middelen ook aan de andere zijde van de mond zijn aangebracht.

1003122

Claims (12)

1. Werkwijze geschikt om het opnemen van voedsel via de mondholte van de mens te beïnvloeden, met het kenmerk, dat het opnamevolume van de mondholte, met daartoe geschikte in 5 de mondholte inbrengbare middelen, wordt gereduceerd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de mondholte één of meer, het opnamevolume reducerende, vulstukken worden aangebracht.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 10 tussen boven- en onderkaak verbindingsmiddelen worden aangebracht welke de openende beweging van de onderkaak belemmeren.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de verbindingsmiddelen worden gevormd door elastische 15 middelen welke bij uitrekken een toenemende kracht vertonen en daardoor het openen van de onderkaak belemmeren.

5. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de verbindingselementen worden gevormd door één of meer staafvormige elementen, welke tussen onder- resp. bovenkaak 20 en de wang worden aangebracht, waarbij ter plaatse van elk staafvormig element op het boven- en ondergebit elementen worden aangebracht, welke het betreffende staafvormig element op zijn plaats houden en waarbij het staafvormig element wordt voorzien van één of meer aanslagen, welke de maximale 25 openende beweging van de onderkaak begrenzen.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmkerk, dat elk staafvormig element aan zijn beide uiteinden is voorzien van een verdikking, welke past in de ruimte tussen kaakbeen en wang, en het onder- en bovengebit is voorzien van een om 30 een staaf grijpend element dat glijdend over de staaf kan bewegen.

7. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat elk staafvormig element vast met het onder- of bovengebit wordt verbonden en aan zijn andere zijde is voorzien van een 35 aanslag, waarbij het boven- of ondergebit ter plaatse van elk element wordt voorzien van een om de staaf grijpend glij-element, dat bij openen van de onderkaak tegen de aanslag aanloopt. 1003122

8. Middelen geschikt voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat deze zijn gevormd door vulstukken van geschikte vorm, welke in de mondholte tegen het bovengehemelte aanbrengbaar zijn.

9. Middelen geschikt voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, 3 of 4, met het kenmerk, dat deze zijn gevormd door een elastische strip, welke aan beide einden is voorzien van elementen die elk kunnen worden bevestigd aan een kies van het boven- resp. ondergebit.

10. Middelen geschikt voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, 5 of 6, met het kenmerk, dat deze zijn gevormd door een staafvormig element dat aan zijn beide uiteinden is voorzien van een verdikking van zodanige vorm dat deze opneembaar is in de ruimte tussen wang en 15 onder- resp. bovenkaak, waarbij om het staafvormig element twee elementen zijn aangebracht welke over de staaf verschuifbaar zijn en verbonden zijn met de kiezen van onder-resp. bovengebit.

11. Middelen geschikt voor het uitvoeren van de 20 werkwijze volgens conclusie 1, 5 of 7, met het kenmerk, dat deze zijn gevormd door een staafvormig element dat aan een zijde is voorzien van een verbindingselement dat kan worden bevestigd aan een der kiezen van het onder- of bovengebit en aan zijn andere zijde is voorzien van een aanslag, waarbij 25 verder op de staaf een glij-element is bevestigd dat geschikt is om te worden bevestigd aan één of meer der kiezen van het boven- of ondergebit en dat bij openen van de onderkaak de genoemde aanslag tegen de kaak aandrukt.

12. Middelen geschikt voor het uitvoeren van de 30 werkwijze volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 7, met het kenmerk, dat deze zijn gevormd door een elastisch koord dat aan beide einden voorzien is van een bevestigingselement dat met de kiezen van resp. onder- en bovengebit kan worden verbonden, waarbij één der 35 bevestigingselementen is voorzien van een rotatie-element waaraan het elastisch koord met een einde is bevestigd en dat verder is voorzien van een staafvormig element dat aan zijn uiteinde een verdikking vertoont, welke door draaien van het 1003122 rotatie-element in aanraking komt met het kraakbeen. 1003122