NL1003097C2 - Koppelstuk voor het koppelen van een werktuig, zoals een graafbak, aan een giek van een graafmachine of dergelijke. - Google Patents

Description

Titel: Koppelstuk voor het koppelen van een werktuig· zoals een graafbak, aan een giek van een graafmachine of dergelijke.

De uitvinding heeft betrekking op een koppelstuk voor het koppelen van 5 een werktuig, zoals een graafbak, aan een giek van een graafmachine of dergelijke, omvattende: - een basisplaat, - twee zich op stand van elkaar en loodrecht op de basisplaat uitstrekkende met die basisplaat verbonden oren, 10 ~ in de oren uitgespaarde openingen bestemd voor het koppelen van het koppelstuk aan een giek, - een aan de basisplaat bevestigde dwarse pen met uitstekende tappen die in halfcirkelvormige uitsparingen van het werktuig kunnen worden opgenomen, 15 ” een dwarse klemspie die heen en weer verplaatsbaar aan het koppelstuk is gemonteerd, twee veren om de dwarse klemspie in taps toelopende uitsparingen van het werktuig te klemmen, een in hoofdzaak symmetrisch tussen de veren gemonteerde 20 stelcilinder om de dwarse klemspie tegen de werking van de veren uit genoemde conische uitsparingen te drukken.

Een dergelijk koppelstuk is bekend uit EP-A-0521560.

25 Dit bekende koppelstuk heeft twee pennen die symmetrisch aan weerszijden van de stelcilinder en evenwijdig daaraan zijn aangebracht en met de klemspie zijn verbonden. De stelcilinder heeft daarentegen geen werkzame verbinding met de klemspie. De veren zijn drukveren die de pennen omgeven en die zijn opgesloten tussen aan de pennen 30 verbonden aanslagen en vaste delen van het koppelstuk.

Een bezwaar van dit bekende koppelstuk is dat het koppelen uitsluitend door de veren (niet hydraulisch) dus relatief langzaam plaats vindt.

Voorts laat de veiligheid vein de koppelverbinding tussen koppelstuk en 35 werktuig te wensen over, want de kracht waarmee de wig in de ^ uitsparingen van het werktuig wordt geklemd is uitsluitend afkomstig van de drukveren die in de klemstand grotendeels ontspannen zijn.

1003097 2

Om dit bezwaar op te heffen zijn volgens de uitvinding zowel de veren als de stelcilinder (of de zuigerstang daarvan) met de klemspie verbonden, werken de veren als trekveren, zijn niet door pennen geleid en hebben bij hun van de klemspie afgekeerde einde een verbinding met 5 een vast deel van het koppelstuk.

Om bij eventueel scheef trekken van de klemspie breuk te vermijden laat de verbinding tussen de veren en stelcilinder met de dwarse klemspie bij voorkeur scharniering van de klemspie toe.

10

Ook de met de klemspie verbonden stelcilinder oefent tijdens bedrijf een koppelende kracht uit op de klemspie. Om een koppelende kracht van de hydraulische cilinder bij het uitvallen of uitzetten van de hydraulische druk te handhaven kan aan de achterkant van de 15 stelcilinder een pen zijn bevestigd die is omgeven door een drukveer die zich uitstrekt tussen een vast deel van het koppelstuk en een aanslag aan het achtereinde van de pen.

Van belang is dat de klemspie tijdens koppelen en ontkoppelen zo 20 gecontroleerd mogelijk wordt verplaatst met zo weinig mogelijk beweging in de lengterichting van de klemspie. Hiertoe zijn in twee versterkingsruggen van het koppelstuk geleidingsuitsparingen ter begrenzing en geleiding van de verplaatsing van de dwarse klemspie aangebracht waarbij het dwarse spiestuk is voorzien van een aan de 25 onderzijde uitstekende strip om de verplaatsing van het spiestuk in zijn lengterichting te begrenzen.

Een niet onaanzienlijk voordeel van het koppelstuk volgens de uitvinding is dat het niet is voorzien van binnen de trekveren lopende 30 pennen. Gebleken is dat deze pennen bij het koppelstuk volgens EP-A-Ο52156Ο kunnen breken of krom trekken tijdens het koppelen doordat de klemspie op de haakvormige organen van het te koppelen werktuig (graafbak) slaat.

35 De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van de figuren. Figuur 1 toont een langsdoorsnede volgens de lijn I-I in figuur 2.

1003097 3

Figuur 2 toont een doorsnede volgens de lijn II-II in figuur 1.

Figuur 3 toont een zijaanzicht van het koppelstuk en het werktuig in gekoppelde stand.

5

Figuur 4 toont een langsdoorsnede van het koppelstuk volgens de lijn IV-IV in figuur 2 met uitgeschoven zuigerstang.

Figuur 5 toont een langsdoorsnede overeenkomstig figuur 4 doch nu met 10 ingetrokken zuigerstang.

Het koppelstuk, dat in de figuren is getoond, omvat een basisplaat 1, aan de bovenzijde waarvan loodrecht daarop twee oren 2a en 2b evenwijdig aan en op afstand van elkaar zijn vastgelast of aangegoten. 15 Een dwarse pen 3 met uitstekende tappen 4 van kleinere diameter is aan de basisplaat 1 bevestigd. De basisplaat heeft twee rechte delen die via een bocht of knik 5 in elkaar overgaan. Aan het ondervlak van het voorste rechte deel van de basisplaat zijn twee versterkingsruggen 6a, 6b aangelast of aangegoten. Deze ruggen strekken zich loodrecht op de 20 basisplaat op afstand van en evenwijdig aan elkaar uit.

Tussen de versterkingsruggen 6a, 6b lopen twee dwarse balken: een achterste relatief dunne balk 7 en een voorste relatief dikke balk 8.

25 Symmetrisch tussen de twee ruggen 6a, 6b is een hydraulische cilinder 9 met zuigerstang 10 aangebracht. Deze cilinder steekt door een opening in de balk 8 en heeft aan de achterzijde een pen 11 die door de balk 7 steekt. De pen is omgeven door een drukveer 12 die is ingeklemd tussen de rug 7 en een aanslag 13 die op het achtereinde van 30 de pen is bevestigd.

Het vooreinde van de zuigerstang 10 vein de hydraulische cilinder 9 is bij 14 aan een naar achteren uitstekend deel 15 van een klemspie 16 scharnierbaar bevestigd. Dit deel 15 is voorts bij 17 en 18 35 scharnierbaar bevestigd aan twee trekveren 19 resp. 20 die zich aan weerszijden van de hydraulische cilinder 9 symmetrisch ten opzichte daarvan uitstrekken en bij hun achtereinde zijn bevestigd aan ogen 21, 22 die met de dunne dwarsbalk 7 zijn verbonden.

1003097 4

Aan de onderzijde van de klemspie 16 is een strip 23 aangebracht, waarvan de lengte minder is dan die van de spie 16. De einden van de klemspie steken elk door een uitsparing 24 in een versterkingsrug 6a, 6b. De uitsparingen 24 dienen ter begrenzing en geleiding van de 5 verplaatsing van de dwarse klemspie 16, waarbij de strip 23 aan de onderzijde van de klemspie 16 ervoor zorgt dat de klemspie zich niet in zijn lengterichting verplaatst.

In de oren 2a, 2b zijn openingen 25, 26 aangebracht voor het op 10 bekende wijze kantelbaar koppelen van het koppelstuk aan een giek van een graafmachine (of ander werktuig).

Het werktuig (graafbak) is op bekende wijze voorzien van twee bevestigingsplaten 27, die in de figuren 2 en 3 met streeppuntlijnen 15 zijn aangegeven en die van haakvormige delen 28 zijn voorzien voor het opnemen van de tappen 4. De werktuigplaten 27 van het koppelstuk zijn voorts uitgerust met taps toelopende uitsparingen 29 waarin de einden van de klemspie 16 kunnen worden getrokken door de trekveren 19, 20 en de hydraulische cilinder 9- 20

Om een aangekoppeld werktuig te ontkoppelen wordt vanuit de cabine van het graafwerktuig een signaal gegeven om de zuigerstang 10 uit te schuiven waarbij tegen de werking van de trekveren 19 en 20 in, de klemspie 16 uit de taps toelopende uitsparingen 29 in de platen 27 van 25 het werktuig te drukken. De tappen 4 van het koppelstuk en de haakvormige delen 28 van het werktuig kunnen dan uit elkaar worden bewogen waarmee de ontkoppeling een feit is.

Het koppelen vindt plaats door de tappen 4 in de haakvormige delen 28 30 te brengen en de klemspie 16 in de taps toelopende uitsparingen 29 te trekken met behulp van de hydraulische cilinder en de trekveren 19, 20.

Verschillende aspecten van de uitvinding zijn: 35 1. de afwezigheid van geleidingspennen binnen de veren 19 en 20, 2. de scharnierbare verbinding van zowel de zuigerstang 10 als de trekveren 19, 20 met de dwarse klemspie 16, 3. het over beperkte afstand middels een drukveer 12 verplaatsbaar 1003097 5 zijn van de hydraulische cilinder 9.

bij uitgaande slag wordt de beweging van de klemspie 16 aan beide einden begrensd middels de wanden van de opening 24 in de versterkingsruggen 6a en 6b. Bij scheve stand van de klemspie 5 wordt deze toch rechtgedrukt. Verticale verplaatsing van de de klemspie is nagenoeg onmogelijk.

5. De strip 23 van de onderzijde van de klemspie 16 zorgt ervoor dat de klemspie zich niet in zijn lengterichting verplaatst.

6. Er wordt een veiliger en sneller koppelen van het werktuig 10 bereikt en er is minder kans op beschadigingen.

100309T

i

Claims (4)

1. Koppelstuk voor het koppelen van een werktuig, zoals een graafbak, aan een giek van een graafmachine of dergelijke, omvattende: 5. een basisplaat (1), twee zich op stand van elkaar en loodrecht op de basisplaat uitstrekkende met die basisplaat verbonden oren (2), in de oren uitgespaarde openingen (25, 26) bestemd voor het koppelen van het koppelstuk aan een giek, 10. een aan de basisplaat bevestigde dwarse pen (3) met uitstekende tappen (4) die in halfcirkelvormige uitsparingen van het werktuig kunnen worden opgenomen, een dwarse klemspie (16) die heen en weer verplaatsbaar aan het koppelstuk is gemonteerd, 15. twee veren (19, 20) om de dwarse klemspie (16) in taps toelopende uitsparingen (29) van het werktuig te klemmen, een in hoofdzaak symmetrisch tussen de veren (19, 20) gemonteerde stelcilinder (9) om de dwarse klemspie (16) tegen de werking van de veren (19, 20) uit genoemde taps toelopende uitsparingen (29) 20 te drukken, met het kenmerk, dat zowel de veren (19, 20) als de stelcilinder (9) (of de zuigerstang 10 daarvan) met de klemspie (16) zijn verbonden, en dat de veren (19, 20) als trekveren werken, niet door pennen worden geleid en bij hun van de klemspie af gekeerde einde een verbinding met 25 een vast deel (7) van het koppelstuk hebben.

2. Koppelstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verbinding tussen de veren (19, 20) en de stelcilinder (9) met de dwarse klemspie (16) schamiering van de klemspie toelaat. 30

3· Koppelstuk volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat aan de achterkant van de stelcilinder een pen (11) is bevestigd, die is omgeven door een drukveer (12) die zich uitstrekt tussen een vast deel (7) van het koppelstuk en een aanslag (13) aan het achtereinde van de 35 pen.

4. Koppelstuk volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in twee versterkingsruggen (6a, 6b) van het koppelstuk 1003097 geleidingsuitsparingen (24) ter begrenzing en geleiding van de verplaatsing van de dwarse klemspie (16) zijn aangebracht en dat het dwarse spiestuk (16) is voorzien van een aan de onderzijde uitstekende strip (23) om de verplaatsing van dat spiestuk in zijn lengterichting 5 te begrenzen. 1003097