NL1003022C1 - Fixing arrangement for rail track - Google Patents

Fixing arrangement for rail track Download PDF

Info

Publication number
NL1003022C1
NL1003022C1 NL1003022A NL1003022A NL1003022C1 NL 1003022 C1 NL1003022 C1 NL 1003022C1 NL 1003022 A NL1003022 A NL 1003022A NL 1003022 A NL1003022 A NL 1003022A NL 1003022 C1 NL1003022 C1 NL 1003022C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
relative movement
movement
rail
plane
relative
Prior art date
Application number
NL1003022A
Other languages
Dutch (nl)
Inventor
Gregory Elias
Original Assignee
Seaco Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Seaco Nv filed Critical Seaco Nv
Priority to NL1003022A priority Critical patent/NL1003022C1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1003022C1 publication Critical patent/NL1003022C1/en

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01BPERMANENT WAY; PERMANENT-WAY TOOLS; MACHINES FOR MAKING RAILWAYS OF ALL KINDS
    • E01B9/00Fastening rails on sleepers, or the like
    • E01B9/02Fastening rails, tie-plates, or chairs directly on sleepers or foundations; Means therefor
    • E01B9/32Fastening on steel sleepers with clamp members

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Mutual Connection Of Rods And Tubes (AREA)

Abstract

The arrangement secures a rail to a support surface (3). A first section (1) with a bottom surface (2) contacts the support surface. A second section protrudes over the first section and has a lateral surface (4) which contacts the lateral surface of the rail. A fixing arrangement has a third part (5) which is one unit with a threaded bar (6) cooperating with a nut (7) vertical surface (11) which is at an angle from 10 to 20 degrees, eg. 15 degrees in relation to the bottom surface and is at angle of 45 degrees, in relation to the lateral surface.

Description

Korte aanduiding: Vastzetinrichting voor een rail.Short designation: Securing device for a rail.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vastzetten van een rail op een onder-steuningsoppervlak, omvattende: (a) een eerste deel dat geschikt is om dichtbij de rail op 5 het ondersteuningsoppervlak te steunen en er vast mee te worden verbonden, waarbij dit eerste deel een onderoppervlak heeft dat bestemd is om in contact te komen met het ondersteuningsoppervlak, (b) een tweede deel dat geschikt is om over het eerste 10 deel uit te steken en dat een zijoppervlak heeft dat in contact komt met een zijvlak van de rail, en (c) een middel om het tweede deel ten opzichte van het eerste vast te zetten, onafhankelijk van de bevestiging van dit eerste deel op het ondersteuningsopper- 15 vlak van de rail.The present invention relates to a device for securing a rail to a support surface, comprising: (a) a first part suitable for supporting and firmly bonding to the support surface close to the rail, wherein this first part has a bottom surface which is intended to come into contact with the support surface, (b) a second part which is suitable for projecting over the first part and which has a side surface which comes into contact with a side surface of the rail, and (c) a means for securing the second part relative to the first, independently of the attachment of this first part to the support surface of the rail.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Belgische octrooischrift 843 657.Such a device is known from Belgian patent specification 843 657.

In deze bekende inrichting bestaan het eerste en tweede deel uit samenwerkende oppervlakken die in alle 20 posities van de twee delen ten opzichte van elkaar tegen elkaar aanliggen voor het op het eerste deel overbrengen van door de rail op het tweede deel uitgeoefende zijwaartse krachten, waarbij deze oppervlakken onderling een klemeffect teweegbrengen.In this known device, the first and second parts consist of co-operating surfaces which abut against each other in all positions of the two parts in order to transmit lateral forces exerted on the first part by the rail on the second part, wherein these surfaces have a mutual clamping effect.

25 Het gebruik van deze bekende inrichting vereiste, na het vastzetten van het eerste deel op de ondersteuning, het juist positioneren van het tweede deel ten opzichte van de rail en het handhaven van deze positie tijdens het aandraaien van de vastzetmiddelen of de bout.The use of this known device, after fixing the first part on the support, required correct positioning of the second part with respect to the rail and maintaining this position while tightening the fixing means or the bolt.

30 De onderhavige uitvinding heeft tot doel een vastzet inrichting voor een rail te verschaffen, waarbij het tweede deel tijdens het aandraaien van het vastzetmiddel de juiste positie ten opzichte van de rail inneemt.The object of the present invention is to provide a fastening device for a rail, wherein the second part occupies the correct position relative to the rail during tightening of the fastening means.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bij een aan het 35 begin genoemde inrichting bereikt doordat het vastzetmiddel een element omvat waarvan een vlak tegen een vlak van 1003022 2 het eerste of tweede deel aanligt om tenminste op het tweede deel uitgeoefende zijwaartse krachten op te nemen.This object is achieved according to the invention in a device mentioned at the beginning, in that the fastening means comprises an element of which a surface abuts a first or second part against a plane of 1003022 2 in order to absorb lateral forces exerted on at least the second part.

De inrichting volgens de uitvinding maakt onder andere een betere overbrenging van door de rail op het 5 tweede deel uitgeoefende spanningen of krachten mogelijk, hetgeen mogelijk maakt alle risico's van kapotgaan van het vastzetmiddel te reduceren, ja zelfs te vermijden. De inrichting volgens de uitvinding is dus een inrichting die een grotere veiligheid heeft, waardoor de inrichting dus 10 bij uitstek geschikt is voor het vast zetten van rails van sporen voor transportmachines, waarbij de inrichting korte, hevige en grote krachten moet opnemen.The device according to the invention enables, among other things, a better transmission of stresses or forces exerted by the rail on the second part, which makes it possible to reduce, and even avoid, all risks of the fixing means breaking down. The device according to the invention is thus a device which has a greater safety, so that the device is thus ideally suited for securing rails of rails for transport machines, whereby the device must absorb short, heavy and large forces.

Bij voorkeur heeft het element een vlak dat samenwerkt met een vlak van het eerste of tweede deel, waarbij 15 de vlakken zodanig zijn, dat, wanneer ze over elkaar glijden, een relatieve beweging tussen het eerste en het tweede deel wordt veroorzaakt dankzij de oppervlakken van het eerste en tweede deel die met elkaar samenwerken.Preferably, the element has a plane which interacts with a plane of the first or second part, the planes being such that when they slide over each other, relative movement between the first and second parts is caused due to the surfaces of the first and second parts working together.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm omvat het 20 vastzetmiddel een inrichting die een tenminste gedeeltelijk vertikale en tenminste gedeeltelijk horizontale relatieve beweging van het element ten opzichte van het eerste deel mogelijk maakt.According to an advantageous embodiment, the fastening means comprises a device which allows an at least partly vertical and at least partly horizontal relative movement of the element relative to the first part.

Volgens een bijzonder kenmerk van een uitvoeringsvorm 25 heeft het tweede deel een vlak dat samenwerkt met een vlak van het element en een oppervlak dat samenwerkt met een oppervlak van het eerste deel, zodanig, dat de relatieve beweging van het element een relatieve beweging van het tweede deel ten opzichte van het eerste deel veroorzaakt, 30 waarbij de relatieve beweging van het tweede deel een bewegingscomponent omvat die onder een hoek, bij voorkeur loodrecht, ten opzichte van de vertikale en horizontale componenten van de relatieve beweging van het element staat.According to a particular feature of an embodiment 25, the second part has a surface which interacts with a surface of the element and a surface which interacts with a surface of the first part, such that the relative movement of the element has a relative movement of the second part relative to the first part, wherein the relative movement of the second part comprises a motion component that is at an angle, preferably perpendicular, to the vertical and horizontal components of the relative motion of the element.

35 Volgens een bijzonder kenmerk van een andere uitvoe ringsvorm heeft het tweede deel een vlak dat samenwerkt met een oppervlak van het element en een oppervlak dat 100302? 3 samenwerkt met een oppervlak van het eerste deel, zodanig, dat de relatieve beweging van het element een relatieve beweging van het tweede deel ten opzichte van het eerste deel veroorzaakt, waarbij de relatieve beweging van het 5 tweede deel een bewegingscomponent omvat die naar de rail gericht is, terwijl de relatieve beweging van het element een bewegingscomponent omvat die evenwijdig is aan de lengterichting van de rail.According to a special feature of another embodiment, the second part has a surface which interacts with a surface of the element and a surface which is 100302? 3 interacts with a surface of the first part such that the relative movement of the element causes a relative movement of the second part relative to the first part, the relative movement of the second part comprising a movement component moving towards the rail while the relative motion of the element includes a motion component that is parallel to the longitudinal direction of the rail.

Volgens een ander bijzonder kenmerk van nog een 10 andere uitvoeringsvorm, heeft het tweede deel een vlak dat samenwerkt met een oppervlak van het element en een tweede oppervlak dat samenwerkt met een oppervlak van het eerste deel, zodanig, dat de relatieve beweging van het element een relatieve beweging van het tweede deel ten opzichte 15 van het eerste deel veroorzaakt, waarbij de relatieve beweging van het tweede deel een beweging is waarvan de bewegingscomponenten in een vlak liggen dat horizontaal is of evenwijdig aan het vlak van het eerste deel dat op het ondersteuningsoppervlak steunt, terwijl de relatieve 20 beweging van het element een beweging is waarvan de bewegingscomponenten in een vlak liggen dat vertikaal is of loodrecht staat op het vlak van het eerste deel dat op het ondersteuningsoppervlak steunt.According to another special feature of yet another embodiment, the second part has a surface which interacts with a surface of the element and a second surface which interacts with a surface of the first part, such that the relative movement of the element has a causes relative movement of the second part relative to the first part, the relative movement of the second part being a movement whose movement components lie in a plane that is horizontal or parallel to the plane of the first part that rests on the support surface while the relative movement of the element is a movement whose movement components lie in a plane that is vertical or perpendicular to the plane of the first part that rests on the support surface.

In de inrichting volgens de uitvinding omvat het 25 vastzetmiddel met voordeel een staaf, die zich tussen het element en het tweede deel uitstrekt, waarbij het tweede deel een opening heeft die doorgang verleent aan de staaf, zodat de staaf tijdens de relatieve beweging van het element ten opzichte van het eerste deel in de opening kan 30 schuiven. Bij voorkeur heeft de opening een langshartlijn die evenwijdig is aan de oppervlakken van het eerste en tweede deel die met elkaar samenwerken.In the device according to the invention, the fastening means advantageously comprises a rod, which extends between the element and the second part, the second part having an opening which provides passage to the rod, so that the rod during the relative movement of the element 30 can slide into the opening relative to the first part. Preferably, the opening has a longitudinal axis that is parallel to the surfaces of the first and second parts that cooperate with each other.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm omvat de inrichting een tweede deel en een derde deel die geschikt 35 zijn om over het eerste deel uit te steken, waarbij het tweede en derde deel elk een oppervlak hebben, dat samenwerkt met een oppervlak van het eerste deel voor het op 1(03022 4 het eerste deel overbrengen van op het tweede en derde deel uitgeoefende zijwaartse krachten, waarbij deze oppervlakken onderling een klemeffect teweegbrengen, en dat het vastzetxniddel een element omvat dat een vlak heeft dat 5 tegen een vlak van het tweede deel aanligt en een vlak dat tegen een vlak van het derde deel aanligt, waarbij deze vlakken zodanig zijn, dat met een relatieve beweging van het element ten opzichte van het eerste deel een glijden van het tweede en derde deel ten opzichte van het eerste 10 deel langs samenwerkende oppervlakken hiervan overeenkomt.According to a particular embodiment, the device comprises a second part and a third part which are suitable for projecting over the first part, the second and third parts each having a surface which co-acts with a surface of the first part for 1 (03022 4) transmitting the lateral forces exerted on the second and third parts, these surfaces having a mutual clamping effect, and the fastening means comprising an element having a surface which abuts a surface of the second part and a plane abutting a plane of the third part, these planes being such that with a relative movement of the element relative to the first part, the second and third parts slide with respect to the first 10 along cooperating surfaces thereof matches.

Kenmerken en details van inrichtingen volgens de uitvinding zullen naar voren komen uit de volgende gedetailleerde beschrijving, waarin wordt verwezen naar de bijgevoegde tekeningen, waarin: 15 fig. 1 een perspectivisch aanzicht met uiteengenomen delen is van een inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 een omgekeerd aanzicht is van het bovenste deel van de inrichting van fig. 1; fig. 3 een aanzicht in een vertikale doorsnede is van 20 de inrichting van fig. l; fig. 4 een aanzicht in doorsnede is volgens de lijn IV-IV in fig. 3; fig. 5 een onderaanzicht is van de inrichting van fig. 1; 25 fig. 6 en 7 aanzichten zijn, zoals die van fig. 4 en 5, die de onderlinge verplaatsing van de delen tonen; fig. 8 een aanzicht in doorsnede is volgens de lijn VIII-VIII van de in fig. 6 weergegeven inrichting; fig. 9 een bovenaanzicht is van een andere uitvoe-30 ringsvorm; fig. 10 een aanzicht in doorsnede is volgens de lijn X- X van de uitvoeringsvorm in fig. 8; fig. 11 een aanzicht in doorsnede is volgens de lijn XI- XI in fig. 10, en 35 fig. 12 het vastzetten van een rail toont door middel van de twee inrichtingen volgens fig. 1.Features and details of devices according to the invention will emerge from the following detailed description, referring to the accompanying drawings, in which: Fig. 1 is an exploded perspective view of a device according to the invention; FIG. 2 is an inverted view of the top portion of the device of FIG. 1; FIG. 3 is a vertical sectional view of the device of FIG. 1; Fig. 4 is a sectional view taken on the line IV-IV in Fig. 3; Fig. 5 is a bottom view of the device of Fig. 1; Figures 6 and 7 are views, such as those of Figures 4 and 5, showing the mutual displacement of the parts; FIG. 8 is a sectional view taken along line VIII-VIII of the apparatus shown in FIG. 6; Fig. 9 is a top plan view of another embodiment; FIG. 10 is a sectional view taken along line X-X of the embodiment in FIG. 8; Fig. 11 is a sectional view taken on the line XI-XI in Fig. 10, and Fig. 12 shows securing a rail by means of the two devices of Fig. 1.

Fig. 1 geeft in perspectief de verschillende delen 1003022 5 weer waaruit een inrichting volgens de uitvinding wordt samengesteld. Deze inrichting omvat: een eerste deel 1 dat een ondervlak 2 heeft dat geschikt is op een ondersteuningsoppervlak S te steunen 5 voor de rail R en geschikt om er vast mee te worden verbonden ; een tweede deel 3 dat bestemd is om over het eerste deel 1 uit te steken en dat een zijoppervlak 4 heeft dat in contact komt met een zijoppervlak van de rail; en 10 een middel om het tweede deel aan het eerste deel vast te zetten, waarbij dit middel bestaat uit een derde deel 5 dat één geheel is met of een van schroefdraad voorziene staaf 6 draagt die bestemd is om samen te werken met een moer 7.Fig. 1 is a perspective view of the various parts 1003022 5 from which a device according to the invention is assembled. This device comprises: a first part 1 having a bottom surface 2 which is suitable for supporting on a support surface S for the rail R and suitable for being fixedly connected thereto; a second part 3 which is intended to protrude over the first part 1 and which has a side surface 4 which comes into contact with a side surface of the rail; and 10 means for securing the second part to the first part, said means consisting of a third part 5 which is integral with or carries a threaded rod 6 which is designed to cooperate with a nut 7.

15 Het eerste deel 1 en het tweede deel 3 hebben samen werkende oppervlakken die in alle posities van de twee delen ten opzichte van elkaar tegen elkaar aanliggen voor het op het eerste deel 1 overbrengen van door de rail op het tweede deel uitgeoefende zijwaartse krachten, waarbij 20 deze oppervlakken onderling een klemeffect teweegbrengen. Deze oppervlakken zijn voor het eerste deel: een eerste ongeveer vertikaal oppervlak 11, dat een helling heeft van 10 tot 20° (bijvoorbeeld van 15°) ten opzichte van een vertikaal vlak loodrecht op het vlak 2 en 25 dat een hoek maakt van ongeveer 45° ten opzichte van het vlak 4; een tweede oppervlak 12 dat evenwijdig is aan het oppervlak 11; een bovenoppervlak 13 dat evenwijdig is aan het 30 oppervlak 2 of een hoek van 1 tot 5° (met voordeel van 2 tot 3°) met het oppervlak 2 maakt, waarbij de aanwezigheid van een dergelijke hoek een voordelige uitvoeringsvorm vormt, en een oppervlak 14 dat schuin staat ten opzichte van 35 een vertikaal vlak, waarbij dit oppervlak niet evenwijdig is aan het oppervlak 11 en met voordeel een hoek van ongeveer 45° met het vlak 13 maakt.The first part 1 and the second part 3 have co-acting surfaces which abut each other in all positions of the two parts for transmitting lateral forces exerted by the rail on the second part on the first part 1, wherein These surfaces mutually effect a clamping effect. These surfaces are for the first part: a first approximately vertical surface 11, which has an inclination of 10 to 20 ° (for example of 15 °) with respect to a vertical plane perpendicular to the plane 2 and 25 which makes an angle of approximately 45 ° with respect to the plane 4; a second surface 12 that is parallel to the surface 11; an upper surface 13 which is parallel to the surface 2 or makes an angle of 1 to 5 ° (advantageously of 2 to 3 °) with the surface 2, the presence of such an angle being an advantageous embodiment, and a surface 14 which is inclined with respect to a vertical plane, this surface not being parallel to the surface 11 and advantageously making an angle of about 45 ° with the plane 13.

1003022 61003022 6

De oppervlakken van het tweede deel zijn: een oppervlak 30 dat steunt op het oppervlak 11; een oppervlak 31 dat evenwijdig is aan het oppervlak 30 en dat steunt op het oppervlak 12; 5 een onderoppervlak 32 bestemd om te steunen op het bovenoppervlak 13; en een schuin oppervlak 33 dat noch evenwijdig aan het oppervlak 11 noch evenwijdig aan het oppervlak 14 is. De helling van het oppervlak 33 ten opzichte van het opper-10 vlak 13 is met voordeel gelijk aan 180° verminderd met de hoek tussen het oppervlak 14 en het oppervlak 13. Ten opzichte van een vlak loodrecht op het oppervlak 13, zijn de oppervlakken 14 en 33 met voorkeur symmetrisch geplaatst met een hoek van ongeveer 45°.The surfaces of the second part are: a surface 30 that rests on the surface 11; a surface 31 which is parallel to the surface 30 and which rests on the surface 12; 5 a bottom surface 32 intended to support on the top surface 13; and an inclined surface 33 that is neither parallel to the surface 11 nor parallel to the surface 14. The slope of the surface 33 relative to the surface 10 is advantageously equal to 180 ° less the angle between the surface 14 and the surface 13. With respect to a plane perpendicular to the surface 13, the surfaces 14 and 33 preferably placed symmetrically at an angle of about 45 °.

15 Het deel 5 heeft een schuin oppervlak 50 (een oppervlak dat onder een hoek staat ten opzichte van een verti kaal vlak, maar eveneens ten opzichte van het oppervlak 2) , dat bestemd is om op het oppervlak 14 van het eerste deel 1 te steunen, en een schuin oppervlak 51 (een opper- 20 vlak dat onder een hoek staat ten opzichte van een verti kaal vlak, maar eveneens ten opzichte van het oppervlak 2), dat bestemd is om op het oppervlak 33 van het tweede deel 3 te steunen. Ten opzichte van een vlak dat door de hartlijn B van de staaf 6 gaat, strekken de oppervlakken 25 50 en 51 zich met voordeel uit in symmetrische richtingen.The part 5 has an inclined surface 50 (a surface which is at an angle to a vertical plane, but also with respect to the surface 2), which is intended to rest on the surface 14 of the first part 1 , and an inclined surface 51 (a surface which is at an angle to a vertical plane, but also to the surface 2), which is intended to rest on the surface 33 of the second part 3 . With respect to a plane passing through the axis B of the rod 6, the surfaces 25 and 51 advantageously extend in symmetrical directions.

Op deze wijze verwijdert het deel 5 zich van het oppervlak 2 tijdens het vastdraaien van de moer 7 op de staaf 6. Tijdens deze beweging glijdt het oppervlak 50 van het deel 5 over het oppervlak 14 van het eerste deel 1, 30 zodat het deel 5 een translatiebeweging ondergaat naar het oppervlak 11 van het eerste deel. Om deze translatiebewe-ging mogelijk te maken heeft het tweede deel 3 een sleuf 35 die doorgang verleent aan de staaf 6. De langshartlijn A-A van de sleuf 35 is aangepast aan de relatieve beweging 35 van de delen 1, 3 en 5. Tijdens deze beweging drukt het oppervlak 51 van het deel 5 op het oppervlak 33 van het tweede deel 3, welke druk wordt omgezet in een relatieve 1003022 7 beweging van het tweede deel 3 ten opzichte van het eerste deel 1. Deze relatieve beweging van het deel 3 is evenwijdig aan het oppervlak 11 van het eerste deel en heeft tot doel het zijoppervlak 4 van het tweede deel 3 naar en op 5 een zijoppervlak van de rail te duwen.In this way, the part 5 moves away from the surface 2 during the tightening of the nut 7 on the rod 6. During this movement, the surface 50 of the part 5 slides over the surface 14 of the first part 1, 30 so that the part 5 translates to the surface 11 of the first part. To enable this translation movement, the second part 3 has a slot 35 which provides passage to the rod 6. The longitudinal axis AA of the slot 35 is adapted to the relative movement 35 of the parts 1, 3 and 5. During this movement the surface 51 of the part 5 presses the surface 33 of the second part 3, which pressure is converted into a relative movement of the second part 3 with respect to the first part 1. This relative movement of the part 3 is parallel at the surface 11 of the first part and aims to push the side surface 4 of the second part 3 towards and on 5 a side surface of the rail.

De beweging van het deel 5 is een beweging die in hoofdzaak bestaat uit een component evenwijdig aan het oppervlak 2 en een component loodrecht op dit vlak 2. De beweging van het tweede deel omvat in hoofdzaak een compo-10 nent evenwijdig aan de bewegingscomponent van het deel 5 die evenwijdig is aan het oppervlak 2, en een component loodrecht op, enerzijds, de bewegingscomponent van het deel 5 evenwijdig aan het oppervlak 2 en, anderzijds, de bewegingscomponent van het deel 5 loodrecht op dit opper-15 vlak 2.The movement of the part 5 is a movement which essentially consists of a component parallel to the surface 2 and a component perpendicular to this plane 2. The movement of the second part mainly comprises a component parallel to the movement component of the part 5 which is parallel to the surface 2, and a component perpendicular to, on the one hand, the movement component of the part 5 parallel to the surface 2 and, on the other hand, the movement component of the part 5 perpendicular to this surface 2.

Fig. 6-8 geven de delen weer na de onderlinge relatieve beweging.Fig. 6-8 show the parts after the relative movement.

Figuur 12 geeft een rail R weer die vastgezet is op een steun S door middel van twee inrichtingen.Figure 12 shows a rail R secured to a support S by two devices.

20 Fig. 9-11 geven een andere uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding weer. Deze inrichting is vergelijkbaar met die van fig. 1, behalve dat deze twee delen 3Ά, 3B heeft die bestemd zijn om over het eerste deel 1 uit te steken en die een zijoppervlak 4 hebben dat 25 in contact komt met een zijoppervlak van de rail. Elk deel 3A, 3B heeft een oppervlak 30 dat op een oppervlak 11 van het eerste deel steunt, een onderoppervlak 32 dat schuin staat ten opzichte van het oppervlak 2, maar dat op een bovenoppervlak 13 van het eerste deel 1 steunt, en een 30 schuin oppervlak 33 dat niet evenwijdig is aan het oppervlak 11 van het eerste deel 1.FIG. 9-11 show another embodiment of a device according to the invention. This device is similar to that of Fig. 1 except that it has two parts 3Ά, 3B which are intended to protrude over the first part 1 and which have a side surface 4 which contacts a side surface of the rail. Each part 3A, 3B has a surface 30 that rests on a surface 11 of the first part, a bottom surface 32 that is inclined relative to the surface 2, but that rests on an upper surface 13 of the first part 1, and a 30 surface 33 which is not parallel to the surface 11 of the first part 1.

Het deel 5 heeft twee oppervlakken 52 die schuin staan ten opzichte van een (vertikaal) vlak loodrecht op het oppervlak 2. Dit deel heeft een doorgang 7 voor de 35 schacht van een bout waarvan het uiteinde in een moer 56 is gestoken die één geheel vormt met het eerste deel 1. Door de bout 6 vast te draaien, komt het deel 5 dichter 1003022 8 bij het oppervlak 2, zodat de oppervlakken 52 respectievelijk over een oppervlak 33 van een deel 3A of 3B glijden. Deze glij-beweging wordt omgezet in glijbewegingen van de oppervlakken 30 en 32 van de delen 3A en 3B over de opper-5 vlakken 11 en 13 van het deel 1.The part 5 has two surfaces 52 which are inclined to a (vertical) plane perpendicular to the surface 2. This part has a passage 7 for the shaft of a bolt, the end of which is inserted into a nut 56 which forms a whole with the first part 1. By tightening the bolt 6, the part 5 comes closer to the surface 2, so that the surfaces 52 slide over a surface 33 of a part 3A or 3B, respectively. This sliding movement is converted into sliding movements of the surfaces 30 and 32 of the parts 3A and 3B over the surfaces 11 and 13 of the part 1.

Het spreekt vanzelf dat als één van de delen 3A of 3B zijn zijoppervlak 4 heeft dat tegen de rail aanligt, slechts één van de delen 3A, 3B een beweging ondergaat. Om dit resultaat te bereiken, heeft het deel 5 een sleuf 57 10 die doorgang verleent aan de schacht van de bout, zodat de relatieve bewegingen van het deel 5 ten opzichte van de hartlijn van de bout mogelijk zijn.It goes without saying that if one of the parts 3A or 3B has its side surface 4 that abuts the rail, only one of the parts 3A, 3B undergoes movement. To achieve this result, the part 5 has a slot 57 which provides passage to the shank of the bolt, allowing the relative movements of the part 5 with respect to the centerline of the bolt.

10030221003022

Claims (9)

1. Inrichting voor het vastzetten van een rail (R) aan een ondersteuningsoppervlak (S), omvattende: (a) een eerste deel (1) dat geschikt is om dichtbij de 5 rail op het ondersteuningsoppervlak te steunen en er vast mee te worden verbonden, waarbij dit eerste deel een onderoppervlak (2) heeft dat bestemd is om in con tact te komen met het ondersteuningsoppervlak, (b) een tweede deel (3) dat geschikt is om over het 10 eerste deel (1) uit te steken en dat een zijoppervlak (4) heeft dat in contact komt met een zijvlak van de rail, en (c) een middel om het tweede deel ten opzichte van het eerste vast te zetten, onafhankelijk van de bevesti- 15 ging van dit eerste deel op het ondersteuningsopper vlak van de rail, waarbij het eerste (1) en het tweede (3) deel samenwerkende oppervlakken (11, 30; 12, 31) hebben die in alle posities van de twee delen ten opzichte van elkaar tegen 20 elkaar aanliggen voor het op het eerste deel overbrengen van door de rail op het tweede deel uitgeoefende zijwaartse krachten, waarbij deze oppervlakken onderling een klemeffect teweegbrengen, met het kenmerk, dat het vastzetmiddel (5) een element 25 omvat waarvan een vlak (50) tegen een vlak (14) van het eerste (1) of het tweede deel aanligt om tenminste op het tweede deel uitgeoefende zijwaartse krachten op te nemen.Device for securing a rail (R) to a support surface (S), comprising: (a) a first part (1) adapted to support and be fixedly connected to the support surface close to the rail the first part having a bottom surface (2) intended to contact the support surface, (b) a second part (3) suitable for projecting over the first part (1) and which has a side surface (4) that contacts a side surface of the rail, and (c) a means for securing the second part to the first, independently of the attachment of this first part to the support surface plane of the rail, the first (1) and second (3) parts having co-operating surfaces (11, 30; 12, 31) which abut against each other in all positions of the two parts for mounting on the first part transferring from the rail exerted on the second part the lateral forces, these surfaces mutually effect a clamping effect, characterized in that the fastening means (5) comprises an element 25 of which a plane (50) abuts a plane (14) of the first (1) or the second part in order to absorb lateral forces exerted on at least the second part. 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het element een vlak (50) heeft dat samenwerkt met een 30 vlak (14) van het eerste (1) of tweede deel, waarbij deze vlakken (14, 50) zodanig zijn, dat, wanneer ze over elkaar glijden, een relatieve beweging tussen het eerste (1) en het tweede (3) deel wordt veroorzaakt dankzij de oppervlakken (11, 30; 12, 31) van het eerste en tweede deel (l, 35 3) die met elkaar samenwerken.2. Device according to claim 1, characterized in that the element has a surface (50) which interacts with a surface (14) of the first (1) or second part, these surfaces (14, 50) being such, that, when they slide over each other, a relative movement between the first (1) and the second (3) part is caused due to the surfaces (11, 30; 12, 31) of the first and second part (1, 3) who work together. 3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het vastzetmiddel (5) een inrichting omvat die een 1003022 1° tenminste gedeeltelijk vertikale en tenminste gedeeltelijk horizontale relatieve beweging van het element ten opzichte van het eerste deel (1) mogelijk maakt.Device according to claim 1 or 2, characterized in that the fastening means (5) comprises a device which allows a 1003022 1 ° at least partly vertical and at least partly horizontal relative movement of the element relative to the first part (1) . 4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat 5 het tweede deel een vlak (33) heeft dat samenwerkt met een vlak (51) van het element en een oppervlak (30) dat samenwerkt met een oppervlak (11) van het eerste deel (1), zodanig, dat de relatieve beweging van het element een relatieve beweging van het tweede deel (3) ten opzichte 10 van het eerste deel (1) veroorzaakt, waarbij de relatieve beweging van het tweede deel een bewegingscomponent omvat die onder een hoek, bij voorkeur loodrecht, ten opzichte van de vertikale en horizontale componenten van de relatieve beweging van het element staat.Device according to claim 3, characterized in that the second part has a surface (33) which interacts with a surface (51) of the element and a surface (30) which interacts with a surface (11) of the first part (1), such that the relative movement of the element causes a relative movement of the second part (3) with respect to 10 of the first part (1), the relative movement of the second part comprising a movement component which is under a angle, preferably perpendicular, to the vertical and horizontal components of the relative motion of the element. 5. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het tweede deel (3) een vlak (33) heeft dat samenwerkt met een oppervlak (51) van het element (5) en een oppervlak (30) dat samenwerkt met een oppervlak (11) van het eerste deel (1) , zodanig, dat de relatieve beweging van het 20 element een relatieve beweging van het tweede deel ten opzichte van het eerste deel veroorzaakt, waarbij de relatieve beweging van het tweede deel een bewegingscomponent omvat die naar de rail gericht is, terwijl de relatieve beweging van het element een bewegingscomponent 25 omvat die evenwijdig is aan de lengterichting van de rail.Device according to claim 3, characterized in that the second part (3) has a surface (33) that interacts with a surface (51) of the element (5) and a surface (30) that interacts with a surface ( 11) of the first part (1), such that the relative movement of the element causes a relative movement of the second part with respect to the first part, the relative movement of the second part comprising a movement component moving towards the rail while the relative movement of the element comprises a movement component 25 which is parallel to the longitudinal direction of the rail. 6. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het tweede deel (3) een vlak (33) heeft dat samenwerkt met een oppervlak (51) van het element (5) en een tweede oppervlak (30) dat samenwerkt met een oppervlak (11) van 30 het eerste deel (1), zodanig, dat de relatieve beweging van het element een relatieve beweging van het tweede deel ten opzichte van het eerste deel veroorzaakt, waarbij de relatieve beweging van het tweede deel een beweging is waarvan de bewegingscomponenten in een vlak liggen dat 35 horizontaal is of evenwijdig aan het vlak (2) van het eerste deel dat op het ondersteuningsoppervlak steunt, terwijl de relatieve beweging van het element een beweging 1003022 is waarvan de bewegingscomponenten in een vlak liggen dat vertikaal is of loodrecht staat op het vlak (2) van het eerste deel dat op het ondersteuningsoppervlak steunt.Device according to claim 3, characterized in that the second part (3) has a surface (33) that interacts with a surface (51) of the element (5) and a second surface (30) that interacts with a surface (11) of the first part (1), such that the relative movement of the element causes a relative movement of the second part with respect to the first part, the relative movement of the second part being a movement whose movement components lie in a plane that is horizontal or parallel to the plane (2) of the first part that rests on the support surface, while the relative movement of the element is a movement 1003022 whose movement components lie in a plane that is vertical or perpendicular on the plane (2) of the first part that rests on the support surface. 7. Inrichting volgens een van de conclusies 1-6, met het 5 kenmerk, dat het vastzetmiddel een staaf (6) omvat, die zich tussen het element (5) en het tweede deel (3) uitstrekt, waarbij het tweede deel (3) een opening (35) heeft die doorgang verleent aan de staaf (6), zodat de staaf (6) tijdens de relatieve beweging van het element (5) ten 10 opzichte van het eerste deel (1) in de opening (35) kan schuiven.7. Device according to any one of claims 1-6, characterized in that the fastening means comprises a rod (6) which extends between the element (5) and the second part (3), the second part (3 ) has an opening (35) which provides passage to the rod (6), so that the rod (6) can enter the opening (35) during the relative movement of the element (5) relative to the first part (1) slide. 8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de opening (35) een langshartlijn A-A heeft die evenwijdig is aan de oppervlakken (11, 30, 12, 31) van het eerste en 15 tweede deel (1, 3) die met elkaar samenwerken.Device according to claim 7, characterized in that the opening (35) has a longitudinal axis AA which is parallel to the surfaces (11, 30, 12, 31) of the first and second parts (1, 3) which work together. 9. Inrichting volgens een van de conclusies 1-8, met het kenmerk, dat deze een tweede deel (3A) en een derde deel (3B) omvat die geschikt zijn om over het eerste deel uit te steken, waarbij het tweede en derde deel elk een opper- 20 vlak (30) hebben dat samenwerkt met een oppervlak (11) van het eerste deel (1) voor het op het eerste deel overbrengen van op het tweede en derde deel uitgeoefende zijwaartse krachten, waarbij deze oppervlakken onderling een klem-effect teweegbrengen, en dat het vastzetmiddel een element 25 (5) omvat dat een vlak (52) heeft dat tegen een vlak (33) van het tweede deel (3A) aanligt en een vlak (52) dat tegen een vlak (33) van het derde deel (3B) aanligt, waarbij deze vlakken (52, 33) zodanig zijn, dat met een relatieve beweging van het element (5) ten opzichte van 30 het eerste deel (1) een glijden van het tweede en derde deel (3A, 3B) ten opzichte van het eerste deel langs samenwerkende oppervlakken (30, 32, 11, 13) hiervan overeenkomt . 35 1003022Device according to any one of claims 1 to 8, characterized in that it comprises a second part (3A) and a third part (3B) suitable for protruding over the first part, the second and third part each having a surface (30) which cooperates with a surface (11) of the first part (1) for transferring lateral forces exerted on the second and third parts to the first part, these surfaces clamping together effect, and that the fastening means comprises an element 25 (5) having a face (52) abutting a face (33) of the second part (3A) and a face (52) abutting a face (33) of the third part (3B) abuts, these surfaces (52, 33) being such that with a relative movement of the element (5) relative to the first part (1) a sliding of the second and third part (3A , 3B) with respect to the first part along cooperating surfaces (30, 32, 11, 13) thereof. 35 1003022
NL1003022A 1996-05-03 1996-05-03 Fixing arrangement for rail track NL1003022C1 (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1003022A NL1003022C1 (en) 1996-05-03 1996-05-03 Fixing arrangement for rail track

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1003022 1996-05-03
NL1003022A NL1003022C1 (en) 1996-05-03 1996-05-03 Fixing arrangement for rail track

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1003022C1 true NL1003022C1 (en) 1997-11-06

Family

ID=19762794

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1003022A NL1003022C1 (en) 1996-05-03 1996-05-03 Fixing arrangement for rail track

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1003022C1 (en)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2015165790A1 (en) * 2014-04-28 2015-11-05 Hf Holding Sa Rail clip assembly

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2015165790A1 (en) * 2014-04-28 2015-11-05 Hf Holding Sa Rail clip assembly
CN106660760A (en) * 2014-04-28 2017-05-10 Hf控股有限公司 Rail clip assembly
US10132044B2 (en) 2014-04-28 2018-11-20 Hf Holding S.A. Rail clip assembly
CN106660760B (en) * 2014-04-28 2019-03-08 Hf控股有限公司 Rail clip component

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0428238A3 (en) Latching mechanism, especially for foldable playyard
WO1997045178B1 (en) Step-in snowboard binding
ES2103975T3 (en) BODY STRUCTURE OF A CABINET.
RU95113431A (en) PRESSING TOOL
BE901599A (en) DEVICE FOR FIXING AND STORING ARTICLES.
GB2298090A (en) Unlocking device
CA2142499A1 (en) Coupling linkage and energy absorbing device for use between railroad cars
NL1003022C1 (en) Fixing arrangement for rail track
KR830003326A (en) Rotary lockset mechanism for fixed jaw coupler
NL1014443C1 (en) Self-sealing plate for mechanical switching mechanism used on railway points, prevents ingress of leaves or other objects
GB2134167A (en) Shower cubicle sealing door
KR960010476A (en) Chains for chain conveyors and conveyor devices containing such chains
US4485931A (en) Central buffer coupling for rail vehicles
WO2005113925A1 (en) Device for operating a window
CA2223297A1 (en) Device for securing stock rails in railway switches
CN208500092U (en) Passenger conveyors
EP0882840A1 (en) Device mountable to a rail, so that means for screening off the railway can be connected to a number of devices
FR2651527B1 (en) SYSTEM FOR LOCKING AT LEAST TWO RELATIVELY MOVABLE ELEMENTS RELATIVE TO THE OTHER.
WO2000053402A3 (en) Upsetting device
BE1010262A5 (en) Fixing device for rail.
SU1433732A1 (en) Lever clamp for prewelding assembly
NL1013379C2 (en) Assembly for bolt housing for window catch comprises mechanism formed as operating plungers extending in opposite directions to each other
EP1010598B1 (en) Movable door sill module, especially for reducing a gap between a vehicle door and a platform and arrangement of this module in a railway vehicle
NL8300766A (en) LIFTING CLAMP.
NL9002613A (en) INSTALLATION DEVICE.

Legal Events

Date Code Title Description
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20001201