NL1002753C2

NL1002753C2 - Bevestigingselement en band bevestigd met bevestigingselement.

Info

Publication number: NL1002753C2
Application number: NL1002753A
Authority: NL
Inventors: Kokbing Lo
Original assignee: Kokbing Lo
Priority date: 1996-04-01
Filing date: 1996-04-01
Publication date: 1997-10-02

Description

BEVESTIGINGSELEMENT EN BAND BEVESTIGD MET BEVESTIGINGSELEMENT

De uitvinding heeft betrekking op een bevestigingselement voor het met een botdeel van een mens of dier verbinden van een band alsmede op een band met ten minste één zo'n bevestigingselement bevestigd aan een 5 botdeel.

Bij beschadiging van een band, zoals bijvoorbeeld het scheuren van een knieband (ligament ruptuur) is het mogelijk chirurgisch een nieuwe band aan te brengen (ligament plastiek). Voor zo'n nieuwe band kan uit een 10 andere plaats in het lichaam verwijderd bandmateriaal (ligament) worden gebruikt maar ook kunststof materiaal (kunst-ligament) kan hiervoor worden aangewend. De bevestiging van de band kan geschieden door middel van een schroef met getande ring, krammen oftewel "staples" 15 dan wel door middel van een botplug. Bevestiging middels een botplug houdt in dat er een doorgaande opening in een botdeel wordt aangebracht waardoor de te bevestigen band wordt gevoerd. Het uit het botdeel afkomstige botsegment voor het vervaardigen van doorgaande opening wordt 20 vervolgens in de band gebracht zodanig dat de band in de doorgaande opening door het botsegment ofwel de botplug wordt vastgeklemd. Al deze bevestigingsmethodieken worden alleen of in combinatie veelvuldig toegepast.

Nadelen van de bestaande bevestigingsmethode zijn 25 dat het moeilijk is de band op de juiste spanning te brengen. Het gevolg hiervan is functievermindering, pijn en een gevoel van instabiliteit. Een nadeel dat in het bijzonder geldt voor een band vervaardigd uit een op een andere locatie uit het lichaam verwijderd bandmateriaal 30 is dat een operatief op juiste spanning aangebrachte band .:-7 5 3 2 na verloop van tijd losser kan komen te zitten waardoor de instabiliteit weer toeneemt. Een nadeel van kunststof bandmateriaal is dat dit een eindige levensduur heeft zodat het na een aantal jaren doorgaans breekt. De band 5 zal dan vervangen dienen te worden wat slechts door middel van een nieuwe operatie mogelijk is.

Het doel van de onderhavige uitvinding is een band zodanig aan een botdeel te bevestigen dat het zeer eenvoudig is de spanning op de band te variëren 10 respectievelijk een bevestigde band te vervangen voor een andere.

De onderhavige uitvinding verschaft daartoe een bevestigingselement voor het met een botdeel van een mens of dier verbinden van een band, omvattende: 15 - een hol in hoofdzaak cilindervormig element dat in de doorgaande opening in het botdeel bevestigbaar is, en - een in het cilindervormige element op ten minste twee axiaal van elkaar afwijkende posities verankerbaar aangrijpelement voor de band. De buitenwand van het 20 cilindervormige element is bij voorkeur voorzien van een profiel voor een stabiele verankering ervan in het botdeel. Het cilindervormige element vormt de aangrijpmogelijkheid voor het aangrijpelement dat is verbonden met de band. Het aangrijpelement is relatief 25 eenvoudig verbindbaar met het cirkelvormige element waardoor verplaatsing van het aangrijpelement ten opzichte van het cilindervormige element relatief eenvoudig is te verwezenlijken respectievelijk waardoor het mogelijk is een aangrijpelement met daaraan 30 bevestigde band los te nemen van het cilindervormige element en te vervangen voor een nieuwe band eveneens voorzien van een aangrijpelement. Het moge duidelijk zijn dat het daarbij van een groot belang is dat het cilindervormige element star is verbonden met het 35 botdeel. Voor een eenvoudige verbinding tussen het cilindervormige element en het aangrijpelement is de binnenwand van het cilindervormige element bij voorkeur voorzien van een profiel voor samenwerking met het t ? 7 5 3 3 aangrijpelement voor de band. Dit inwendig profiel kan meer bij voorkeur worden gevormd door inwendig schroefdraad. Voor een eenvoudige en goede koppeling van het aangrijpelement aan het cilindérvormige element is 5 tevens bij voorkeur de buitenzijde van het aangrijpelement voorzien van een profiel voor samenwerking met binnenzijde van het cilindervormige element. Ook dit profiel wordt bij voorkeur gevormd door schroefdraad.

10 Aan ten minste één zijde van het cirkelvormige element gaat de binnenzijde bij voorkeur gelijkmatig over in de kopse kant van het cilindervormige element. Wanneer het cilindervormige element zodanig in het botdeel wordt geplaatst dat de gelijkmatige overgang van de binnenzijde 15 in de kopse kant de zijde vormt waarlangs de band in het cilindervormige element wordt gevoerd kan worden voorkomen dat de band overmatig slijt doordat deze in contact komt met een scherpe rand.

Het aangrijpelement is bij voorkeur voorzien van 20 middelen voor het inklemmen van de band. Het inklemmen van de band heeft het voordeel dat het bandmateriaal hierdoor niet of nauwelijks wordt beschadigd en dat de bandlengte benodigd voor een bepaalde ingreep zo veel mogelijk beperkt blijft.

25 In een voorkeursuitvoering omvat het aangrijpelement een doorgaande opening, waarin een klemelement verankerbaar is voor inklemming van de band. Een dergelijke klemconstructie is zeer betrouwbaar en bovendien eenvoudig in het gebruik.

30 In een andere voorkeursuitvoering is het aangrijpelement onder tussenkomst van een veerkrachtig element verbindbaar met het cilindervormige orgaan. Door middel van een dergelijke veerkrachtige verbinding kan de bandspanning constant worden gehouden ondanks 35 bijvoorbeeld in de loop der tijd optredende rek van het bandmateriaal.

10 02 7 5 3 4

In nog een andere voorkeursuitvoering is het aangrijpelement aan de van de band afgekeerde zijde voorzien van ten minste één uitsparing en/of uitkragend deel voor aangrijping van instelmiddelen voor het 5 wijzigen van de positie van het aangrijpelement ten opzichte van het cilindervormige element. Door middel van deze voorziening wordt het mogelijk met behulp van een zeer kleine incisie de spanning op de band te variëren. Door middel van een instelmiddel bijvoorbeeld in de vorm 10 van een sleutel, zodanig in de incisie te steken dat deze samenwerkt met de uitsparing en/of het uitkragend deel wordt het mogelijk de positie van het aangrijpelement ten opzichte van het cilindervormige element te wijzigen. Er is dus geen grote chirurgische ingreep meer nodig voor 15 het wijzigen van de spanning op de band.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een band bevestigd met ten minste één bevestigingselement en een botdeel. Het is mogelijk de band aan twee zijden met de bevestigingselementen overeenkomstig de uitvinding te 20 verankeren maar een belangrijk deel van de voordelen kan reeds worden behaald wanneer één zijde van de band wordt bevestigd met de bevestigingselementen overeenkomstig de uitvinding terwijl de andere zijde kan worden bevestigd volgens een methode van de stand der techniek.

25 De onderhavige uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van de in navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont:

Fig. 1 een opengewerkt perspektivisch aanzicht op 30 een knie voorzien van een band aan één zijde bevestigd met een bevestigingselement volgens de uitvinding,

Fig. 2 een perspektivisch aanzicht op een bevestigingselement overeenkomstig de uitvinding, en

Fig. 3 een perspektivisch aanzicht op een ander 35 bevestigingselement overeenkomstig de uitvinding.

Fig. 1 toont een kniegewricht 1 van een menselijk lichaam dat gedeeltelijk is opengewerkt. In het kniegewricht 1 is kunstmatig een band 2 bevestigd.

1002753 5

Daartoe zijn zowel in een bovenste botdeel 3 als een onderste botdeel 4 respectievelijk doorgaande openingen 5,6 aangebracht. De band 2 is aan het onderste botdeel 4 bevestigd door middel van een in de stand der techniek 5 bekende kram 7 (staple). Een dergelijke verbinding van de band 2 aan het onderste botdeel 4 levert een starre verbinding op die slechts met behulp van een chirurgische ingreep ongedaan gemaakt kan worden. Tevens is het daarbij moeilijk om dezelfde kram 7 voor een tweede maal 10 op dezelfde positie aan het onderste botdeel 4 te bevestigen.

In het bovenste botdeel 3 is in de doorgaande opening 5 een bevestigingselement 8 overeenkomstig de uitvinding aangebracht. De naar de band 2 toegekeerde 15 zijde van het bevestigingselement is voorzien van een aan de binnenzijde afgeronde rand 9 ter voorkoming van slijtage aan de band 2 daar waar deze in het bevestigingselement 8 binnengaat. Voor een verdere verduidelijking van het bevestigingselement 8 wordt 20 verwezen naar de navolgende figuren.

Fig. 2 toont een bevestigingselement 10 opgenomen in een botdeel 3. Het bevestigingselement 10 omvat een cilindervormig element 11 waarvan de buitenzijde is voorzien van een geprofileerde rand voor een stabiele 25 bevestiging van het cilindervormige element 11 in het botmateriaal 3. Het cilindervormige element 11 is zodanig hol uitgevoerd dat de binnenwand is voorzien van een inwendige schroefdraad 12. In het cilindervormige element 11 bevindt zich een aangrijpelement 13 dat voorzien is 30 van een uitwendige schroefdraad 14, welke schroefdraad 14 samenwerkt met de inwendige schroefdraad 12 van het cilindervormige element 11. Door verdraaiing van het aangrijpelement 13 ten opzichte van het cilindervormige element 11 zal het aangrijpelement in axiale richting 35 verplaatst worden. Deze axiale verplaatsing van het aangrijpelement 13 zal de spanning op de band 2 veranderen. Door bijvoorbeeld een sleutel 15 in uitsparingen 16 aangebracht in de kopse zijde van het 1002753 6 aangrijpelement 13 te steken kan op zeer eenvoudige wijze de spanning op de band 2 worden gevarieerd. De band 2 zoals in deze figuur weergegeven is opgebouwd uit een groot aantal vezels 17. Er zijn echter ook andere banden 5 denkbaar. Voor de bevestiging van het aangrijpelement 13 aan de band 2 is het aangrijpelement 13 voorzien van een uitsparing 18 waarin zich een klemelement 19 bevindt. Het klemelement 19 kan zodanig in de uitsparingen 18 worden verankerd dat de vezels 17 van de band 2 tussen het 10 klemelement 13 en de wand van de uitsparing worden ingeklemd. Daartoe is in deze figuur het klemelement voorzien van een schroefdraad die samenwerkt met een inwendige schroefdraad uitgebracht over een deel van de lengte van de uitsparing 18. Er zijn hiertoe echter ook 15 andere oplossingen denkbaar.

Fig. 3 toont een bevestigingselement 20 met een constructie die afwijkt van het bevestigingselement 10 getoond in figuur 2. Het hier getoonde bevestigingselement 20 omvat eveneens een cilindervormig 20 element 11 dat overeenkomt met het element getoond in figuur 2. Aan de zijde waar de band 2 in contact kan komen met het cilindervormige element 11 is het cilindervormige element 11 voorzien van een afgeronde rand 21. In het cilindervormige element 11 bevindt zich 25 een aangrijpelement 22 met een holle mantel 23 welke holle mantel 23 is voorzien van een uitwendige schroefdraad 24 voor samenwerking met de inwendige schroefdraad 12 van het cilindervormige element 11. Door verdraaiing van het bevestigingselement 21, hetgeen 30 vereenvoudigd wordt door een nok 25 bevestigd aan de mantel 23 kan de positie van de mantel in axiale richting ten opzichte van het cilindervormige element 11 worden gevarieerd. Afwijkend van de constructie getoond in figuur 2 is dat vrij axiaal beweegbaar in de mantel 23 35 een klemblok 26 is opgenomen dat grote gelijkenis vertoond met het klemelement 19 getoond in figuur 2. De werking van het klemblok zal in deze figuren niet nader worden uitgelicht. Het klemblok 26 steunt door middel van 1002753 7 een veer 27 af op de mantel 23. Hierdoor zal de spanning op de band 2 bij geringe lengtewisselingen van de band 2 constant blijven; de lengtewisselingen van de band 2 kunnen immers worden opgevangen door de veer 27. Het in 5 dit figuur getoonde bevestigingselement 20 heeft dan ook als voordeel dat het bij kleine lengtewisselingen van de band 2 niet nagesteld hoeft te worden voor het behouden van een constante spanning op de band 2.

* * * * * 1002753

Claims

1. Bevestigingselement voor het met een botdeel van een mens of dier verbinden van een band, omvattende: - een hol in hoofdzaak cilindervormig element dat in de doorgaande opening in het botdeel bevestigbaar is, en 5 - een in het cilindervormige element op ten minste twee axiaal van elkaar afwijkende posities verankerbaar aangrijpelement voor de band.

2. Bevestigingselement volgens conclusie 1, waarbij de buitenwand van het cilindervormige element is 10 voorzien van een profiel voor een stabiele verankering ervan in het botdeel.

3. Bevestigingselement volgens conclusie l of 2, waarbij de binnenwand van het cilindervormige element is voorzien van een profiel voor samenwerking met het 15 aangrijpelement voor de band.

4. Bevestigingselement volgens conclusie 3, waarbij het inwendige profiel van het cilindervormige element wordt gevormd door inwendig schroefdraad.

5. Bevestigingselement volgens één der 20 voorgaande conclusies, waarbij aan ten minste één zijde van het cilindervormige element de binnenzijde gelijkmatig overgaat in de kopse kant van het cilindervormige element.

6. Bevestigingselement volgens één der 25 voorgaande conclusies, waarbij het aangrijpelement is voorzien van middelen voor het inklemmen van de band.

7. Bevestigingselement volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het aangrijpelement aan de buitenzijde ervan is voorzien van een profiel voor 30 samenwerking met de binnenzijde van het cilindervormige element. 1002753

8. Bevestigingselement volgens conclusie 7, waarbij het profiel aan de buitenzijde van het aangrijpelement wordt gevormd door schroefdraad.

9. Bevestigingselement volgens één der 5 voorgaande conclusies, waarbij het aangrijpelement een doorgaande opening omvat, waarin een klemelement verankerbaar is voor inklemming van de band.

10. Bevestigingselement volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het aangrijpelement onder 10 tussenkomst van een veerkrachtig element verbindbaar is met het cilindervormige orgaan.

11. Bevestigingselement volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het aangrijpelement aan de van de band afgekeerde zijde is voorzien van ten minste 15 één uitsparing en/of uitkragend deel voor aangrijping van instelmiddelen voor het wijzigen van de positie van het aangrijpelement ten opzichte van het cilindervormige element.

12. Band met ten minste één bevestigingselement 20 volgens één der voorgaande conclusies, bevestigd aan een botdeel. ***** 1002753