NL1002743C2 - Inrichting en werkwijze voor het separeren van vellen van een stapel. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het separeren van vellen van een stapel. Download PDF

Info

Publication number
NL1002743C2
NL1002743C2 NL1002743A NL1002743A NL1002743C2 NL 1002743 C2 NL1002743 C2 NL 1002743C2 NL 1002743 A NL1002743 A NL 1002743A NL 1002743 A NL1002743 A NL 1002743A NL 1002743 C2 NL1002743 C2 NL 1002743C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sheets
slit
stack
sheet
along
Prior art date
Application number
NL1002743A
Other languages
English (en)
Inventor
Jeichienus Adriaan Van D Werff
Original Assignee
Hadewe Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Hadewe Bv filed Critical Hadewe Bv
Priority to NL1002743A priority Critical patent/NL1002743C2/nl
Priority to US08/829,514 priority patent/US6439566B1/en
Priority to DE69706733T priority patent/DE69706733T2/de
Priority to EP97200961A priority patent/EP0798247B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1002743C2 publication Critical patent/NL1002743C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H3/00Separating articles from piles
    • B65H3/32Separating articles from piles by elements, e.g. fingers, plates, rollers, inserted or traversed between articles to be separated and remainder of the pile
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2301/00Handling processes for sheets or webs
    • B65H2301/40Type of handling process
    • B65H2301/42Piling, depiling, handling piles
    • B65H2301/423Depiling; Separating articles from a pile
    • B65H2301/4232Depiling; Separating articles from a pile of horizontal or inclined articles, i.e. wherein articles support fully or in part the mass of other articles in the piles
    • B65H2301/42322Depiling; Separating articles from a pile of horizontal or inclined articles, i.e. wherein articles support fully or in part the mass of other articles in the piles from bottom of the pile
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2301/00Handling processes for sheets or webs
    • B65H2301/40Type of handling process
    • B65H2301/42Piling, depiling, handling piles
    • B65H2301/423Depiling; Separating articles from a pile
    • B65H2301/4233Depiling; Separating articles from a pile by peeling, i.e. involving elongated elements traversing pile
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2404/00Parts for transporting or guiding the handled material
    • B65H2404/30Chains
    • B65H2404/31Chains with auxiliary handling means
    • B65H2404/313Bars, rods, e.g. bridging two chains running synchronously
    • B65H2404/3132Bars, rods, e.g. bridging two chains running synchronously arranged obliquely relatively to transport direction

Description

Titel: Inrichting en werkwijze voor het separeren van vellen van een stapel
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het separeren van vellen van een stapel volgens de aanhef van conclusie 1, alsmede op een werkwijze voor het separeren van vellen van een stapel volgens de aanhef van conclusie 14.
5 Een dergelijke inrichting en een dergelijke werkwijze zijn uit de praktijk bekend en worden in vele varianten toegepast in apparaten die vellen papier verwerken, zoals kopieermachines, printers en couverteersystemen. In dergelijke bekende inrichtingen wordt het separeren telkens uitgevoerd 10 door een buitenste vel of een buitenste set vellen van de stapel af te schuiven en door middel van separatiemiddelen eventuele verdere vellen die met het buitenste vel of de buitenste set vellen mee bewegen tegen te houden, teneinde telkens slechts één vel of één set vellen van de stapel te ne-15 men. Een probleem bij dergelijke werkwijzen is, dat wrijving tussen te separeren vellen moet worden overwonnen door wrij-vingskrachten die op die vellen worden uitgeoefend door transport- en separatie-oppervlakken. Dit stelt hoge eisen aan de wrijvingscoëfficient tussen enerzijds de transport- en 20 separatie-oppervlakken en anderzijds de vellen, in het bijzonder indien een betrekkelijk grote variëteit aan papiersoorten moet kunnen worden verwerkt of indien ongunstige omstandigheden, zoals een hoge relatieve vochtigheidsgraad of een lage temperatuur, heersen. Vooral bij zogenaamde "bottom 25 feed" separatie-systemen treedt bovendien een grote wrij-vingskracht tussen de te separeren vellen op, doordat de op het onderste vel of de onderste set vellen steunende rest van de stapel een grote normaalkracht op de te separeren vellen uitoefent. Naarmate de stapel boven de te separeren vellen 30 een grotere hoogte heeft, doet dit probleem zich in sterkere mate voor.
Teneinde bij een bepaalde normaalkracht steeds tussen enerzijds de transport- en separatie-oppervlakken en anderzijds de vellen meer frictie dan de frictie tussen te separe- 1002743 -2- ren vellen onderling te kunnen opwekken, worden voor de transport- en separatie-oppervlakken relatief zachte rubber-soorten toegepast. Dergelijke rubbersoorten zijn echter weinig slijtvast en vertonen bij veroudering een sterk teruglo-5 pende stroefheid. Ook vervuiling van de transport- en separatie-oppervlakken en de inwerking daarop van op verwerkte papieren aangebrachte inkten hebben een negatieve invloed op de stroefheid van de transport- en separatie-oppervlakken. In het algemeen wordt met dergelijke separatie-systemen in de 10 praktijk dan niet de door de gebruikers gewenste mate van betrouwbaarheid bereikt.
Daarnaast is het, voor grootschalige toepassingen - zoals verwerking van vellen in drukkerijen - bekend, vellen te separeren door deze met behulp van met een onderdruk com-15 municerende zuignappen van een stapel te nemen. Aan dergelijke systemen kleeft in het algemeen het bezwaar, dat deze gecompliceerd van opbouw zijn en veel ruimte in beslag nemen. Voorts moeten voor het separeren van sets vellen speciale maatregelen worden genomen teneinde ervoor te zorgen, dat de 20 samenhang tussen de vellen van een set bij het separeren en afgeven van de sets intact blijft. Een ander bezwaar van dergelijke systemen is, dat deze niet geschikt zijn voor toepassingen waarbij de zijde van de stapel waar de vellen worden afgenomen tegen een aanligstructuur aanligt. Dit is bijvoor-25 beeld het geval bij zogenaamde "bottom feed" systemen.
De uitvinding heeft als doel, het separeren van vellen of sets vellen van een stapel met een grotere betrouwbaarheid dan tot dusverre haalbaar met het bekende, op basis van frictie werkende separatie-systeem mogelijk te maken, met appara-30 tuur die eenvoudiger en compacter is dan die waarin vellen met behulp van zuignappen van een stapel worden genomen.
Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt, door een inrichting van de initieel aangeduide soort uit te voeren overeenkomstig het kenmerkende deel van conclu-35 sie 1, alsmede door een werkwijze van de initieel aangeduide soort uit te voeren overeenkomstig het kenmerkende deel van conclusie 14.
1002743 -3-
Doordat de aanligstructuur is voorzien van een spleet die ten opzichte van de stapel vellen in de houder langs het aanligvlak verplaatsbaar is met een richtingscomponent dwars op de spleet, kan telkens een buitenste vel of een buitenste 5 set vellen dat, resp. die, tegen de aanligstructuur aanligt en waarvan een hoek- of randgedeelte voor of in de spleet is gelegen, van de stapel worden gepeld zonder dat dat vel of die set vellen tijdens het afpellen ten opzichte van de stapel hoeft te verschuiven. Tijdens het verplaatsen van de 10 spleet passeert ten minste een gedeelte van het buitenste vel of de buitenste set vellen door de spleet, in wezen ongeveer zoals een plak kaas bij het afschaven door een kaasschaaf passeert. De stapel kan overigens zowel van boven, van opzij als van onderaf tegen het aanligoppervlak aanliggen.
15 Doordat de vellen bij het separeren van de rest van de stapel niet verschuiven ten opzichte van andere vellen van de stapel worden problemen door frictie tussen te separeren vellen vermeden.
Het verplaatsen van de spleet in de aanligstructuur is 20 op eenvoudige wijze te realiseren en verplaatsingen van de vellen die worden gesepareerd worden bij het passeren door de spleet op eenvoudige wijze beheerst door de spleet die tevens een geleiding voor de vellen vormt. Aldus kan de inrichting en de werkwijze volgens de uitvinding op eenvoudige wijze en 25 in een beperkte ruimte worden gerealiseerd.
Bijzondere uitvoeringen en uitwerkingen van de inrichting en de werkwijze volgens de uitvinding zijn beschreven in de afhankelijke conclusies.
Navolgend wordt de uitvinding nader geïllustreerd en 30 toegelicht asui de hand van een op dit moment de meeste voorkeur genietend uitvoeringsvoorbeeld, waarbij wordt verwezen naar de tekening, waarin: figuren 1-4 een zijaanzicht in doorsnede volgens de lijn I-I in fig. 5 van een inrichting volgens een eerste uit-35 voeringsvoorbeeld van de uitvinding in opeenvolgende bedrijf sstadia is, 1002743 -4- fig. 5 een opengewerkt zijaanzicht in doorsnede volgens de lijn V-V in fig. 1 is, fig. 6 een opengewerkt zijaanzicht van een inrichting volgens een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding is, 5 fig. 7 een schematisch opengewerkt zijaanzicht van een inrichting volgens een derde uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding is, fig. 8 een schematisch bovenaanzicht van een inrichting volgens een vierde uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding is, 10 fig. 9 een schematisch aanzicht in doorsnede volgens de lijn IX-IX in fig. 8 is, en fig. 10 een schematisch perspectivisch aanzicht van een gedeelte van een inrichting volgens een vijfde uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding is.
15 In eerste instantie wordt de uitvinding nader toege licht aan de hand van het in de figuren 1-5 getoonde, op dit moment de meeste voorkeur genietende uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding. Vervolgens worden enige bijzondere alternatieve uitvoeringsmogelijkheden beschreven. 20 De inrichting getoond in de figuren 1-5 omvat een hou der 1 met geleidingen 2, 3, 4, 5 voor het gepositioneerd houden van een stapel vellen 6 en met een aanligstructuur 7 die een aanligvlak 8 bepaalt (zie fig. 1 en fig. 5). De stapel 6 in de houder 1 wordt met een buitenste vel 9 tegen de aan-25 ligstructuur 7 gepositioneerd gehouden, doordat de aanligstructuur 7 de bodem van de houder 1 vormt waarop de stapel rust. De aanligstructuur 7 is voorzien van een spleet 10 voor het telkens doorlaten van een vel 9. De spleet 10 is ten opzichte van de geleidingen 2, 3, 4, 5, die de stapel 6 op 30 zijn plaats houden, langs het aanligvlak 8 verplaatsbaar in een richting dwars op de spleet die in fig. 3 is aangegeven met een pijl 11. Voorts is de spleet 10 in tegengestelde richting verplaatsbaar teneinde deze in zijn, in de figuren 1 en 2 getoonde uitgangspositie terug te brengen.
35 In het gebied van de positie van de uitgangspositie van de spleet 10 is een pikker 12 aangebracht voor het vanaf een stapel 6 in de houder 1 naar een in de spleet 10 uitstekende 1002743 -5- stand verplaatsen van een randgedeelte van een buitenste vel 9 of van een buitenste set vellen van een stapel in de houder 1. De pikker 12 is aangebracht aan een van de houder 1 af gekeerde zijde van het aanligvlak 8 en is gepositioneerd en in- 5 gericht voor tot in de in een bepaalde positie gelegen spleet 10 trekken van een hoek- of randgedeelte van een buitenste vel 9 of van een buitenste set vellen van een stapel in de houder 1.
De pikker 12 is samengesteld uit een mondstuk 13 voor-10 zien van een zuignap 14 die de pikkerkop voor het in de spleet trekken van buitenste vellen of sets vellen vormt. Het mondstuk 13 is opgehangen middels een zwenkbare arm 15, zodanig dat het tussen een eerste, van de aanligstructuur 7 af gelegen positie (figuren 3 en 4) en een tweede, in de spleet 15 10 uitstekende positie (figuren 1 en 2) heen en weer verplaatsbaar is. Aan zijn van de zuignap 14 af gekeerde zijde is het mondstuk 13 aangesloten op een slang 16 die op zijn beurt communiceert met een vacuumbron, voor het via het mondstuk 13 afzuigen van lucht.
20 In bedrijf vormt de in fig. 1 getoonde toestand een uitgangssituatie, waarin de spleet 10 zich in een eerste, uiterste positie bevindt en het mondstuk 13 in een in de spleet 10 uitstekende positie is gelegen. De stapel 6 steunt in die uitgangssituatie op de aanligstructuur 7, waarbij het onder-25 ste vel 9 aan weerszijden van de spleet 10 wordt ondersteund door naar de binnenzijde van de houder 1 gekeerde oppervlakken van de aanligstructuur 7.
Doordat via het mondstuk 13 en de slang 16 lucht wordt aangezogen, zoals in fig. 2 is aangeven door pijlen 17, 18, 30 wordt het buitenste vel 9 van de stapel 6 aan één kant van de spleet 10 tussen de aanligstructuur 7 en de rest van de stapel 6 weggetrokken, zoals blijkt uit fig. 2. De arm 15 wordt vervolgens in de met een pijl 19 aangegeven richting gezwenkt, waardoor het mondstuk 13 van de stapel 6 af beweegt 35 en het daartegen gezogen randgedeelte van het buitenste vel 9 in de in fig. 2 weergegeven, in de spleet 10 uitstekende stand wordt gebracht.
1002743 -6-
Doordat het randgedeelte van een buitenste vel of een buitenste set vellen telkens in de spleet 10 wordt gebracht door dit met behulp van een zich daaraan hechtend element naar de spleet 10 toe te trekken, wordt telkens alleen aan 5 het buitenste vel of de buitenste set vellen getrokken, waardoor op eenvoudige wijze wordt gewaarborgd dat telkens alleen het buitenste vel of de buitenste set vellen in de spleet wordt gebracht. Doordat de pikkerkop die wordt gebruikt voor het trekken aan het buitenste vel of de buitenste set vellen 10 is uitgevoerd als een zuignap 14, waarin een onderdruk heerst, kan de hechtwerking eenvoudig op een voor de boogde toepassing geschikt niveau ingesteld worden.
Het is echter ook mogelijk, in plaats van onderdruk, een hechtoppervlak met uit een kleverig materiaal toe te pas-15 sen. Deze kan bijvoorbeeld telkens door afpellen van het desbetreffende vel losgemaakt worden. Als hechtoppervlak kan bijvoorbeeld een kleverige laag van een met zijn klevende zijde naar buiten gekeerd over een pikkerrol gevoerd kleef-band worden toegepast.
20 Nadat het randgedeelte van een vel 9 in de spleet 10 is gebracht, wordt de aanzuiging van lucht via het mondstuk 13 kort onderbroken en wordt de arm 15 verder gezwenkt, zodat het mondstuk 13 naar de in fig. 3 weergegeven, op afstand van het aanligvlak 8 gelegen stand wordt gebracht en het vel 9 25 door het mondstuk 13 los wordt gelaten.
De spleet 10 wordt langs het aanligvlak 8 verplaatst in een richting dwars op de lengterichting van de spleet 10, als is aangegeven met de pijlen 11 (zie figuren 2 en 3). Daarbij passeert het buitenste vel 9 door de spleet 10, totdat de in 30 fig. 4 weergegeven positie is bereikt, waarin het voormalige buitenste vel geheel vrij is van de stapel 6. Een volgend vel 9 vormt dan het buitenste vel van de stapel 6.
Vanuit de in fig. 4 weergegeven toestand worden de spleet 10 en de arm 15 weer terug bewogen naar de in fig. 1 35 weergegeven standen, een en ander uiteraard zodanig, dat het mondstuk 13 niet tegen de terug bewegende aanligstructuur 7 stoot.
* 1002743 -7-
Bij de werkwijze waarvan opeenvolgende stadia in de figuren 1-4 zijn weergegeven, wordt telkens een vel van de onderzijde van de stapel 6 gepeld, zonder dat het vel tijdens het passeren door de spleet 10 ten opzichte van andere vellen 5 hoeft te worden verschoven. Hierdoor kunnen vellen of sets vellen van de stapel 6 worden gesepareerd zonder hinder te ondervinden van wrijving tussen van elkaar te separeren vellen. Bij het separeren van sets vellen, zoals boekjes of sets aan elkaar geniete vellen, wordt elke set bij voorkeur met 10 een aan elkaar gebonden rand of hoek voorlopend in de spleet 10 gebracht, zodat op eenvoudige wijze en met een grote betrouwbaarheid telkens precies één set in de spleet 10 kan worden gebracht.
Doordat de spleet 10 tussen het te separeren vel en de 15 rest van de stapel door verplaatst, wordt ook vermeden, dat een volgend vel, bijvoorbeeld door statische elektriciteit of doordat niet snel genoeg lucht tussen de te separeren vellen stroomt, aan het te separeren vel blijft kleven. Het te separeren vel wordt verder bij het separeren door de spleet 10 20 geleid, zodat de positie en de stand van het te separeren vel steeds binnen nauwe grenzen beheerst wordt en een beheerste overdracht aan stroomafwaarts gelegen transportmiddelen eenvoudig realiseerbaar is.
Gedurende het door de spleet 10 passeren van het bui-25 tenste vel 9 verschuift dit vel niet langs een volgend vel van de stapel 6. Hierdoor wordt het separeren van het buitenste vel - of het separeren van een buitenste set vellen indien telkens sets vellen worden gesepareerd - niet belemmerd door wrijving tussen het buitenste vel en de rest van de sta-30 pel. Eventueel kan telkens wanneer nog slechts een betrekkelijk klein deel van het buitenste vel zich tussen de aan-ligstructuur 7 en de rest van de stapel 6 bevindt, het vel tussen de aanligstructuur 7 en de rest van de stapel 6 vandaan worden getrokken, waardoor de lengte van het traject 35 waarover de spleet moet worden verplaatst kan worden beperkt. Voor het wegtrekken van de gedeeltelijk gesepareerde vellen, waarbij wel een relatief kleine wrijving tussen de te separe- 1002743 -8- ren vellen moet worden overwonnen, kan bijvoorbeeld een stel transportrollen worden gebruikt.
Voor het afvoeren van gesepareerde en afgegeven vellen is onder de houder 1 langs een transportbaan aangebracht.
5 Deze transportbaan wordt gevormd door een geleidingsgoot 20 die is voorzien van een gleuf 21, waardoor transportvingers 22 reiken. De transportvingers 22 steken vanaf een onder de goot 20 verlopende getande riem 23 uit door de gleuf 21 en kunnen gesepareerde, in de goot 20 gevallen vellen en sets 10 vellen door deze goot 20 voortstuwen.
De aanligstructuur 7 omvat rollen, waarvan er voor de overzichtelijkheid slechts enkele zijn aangeduid met een ver-wijzingsnummer 24, welke rollen 24 roteerbaar zijn opgehangen voor het afrollen volgens de verplaatsingsbaan van de spleet 15 10 langs een buitenste vel 9 van de stapel 6 in de houder 1. Dankzij deze rollen 24 is de weerstand die de aanligstructuur 7 ondervindt bij het verplaatsen langs de daartegen gelegen stapel 6 zeer gering. Een bijzonder voordeel van deze geringe weerstand is, dat op het buitenste vel 9 van de stapel 6 een 20 zeer geringe frictiekracht wordt uitgeoefend, waardoor het gevaar van verplaatsen of stuiken van het tegen de aanligstructuur 7 aanliggende vel 9 wordt beperkt. Dit gevaar is vooral groot wanneer het aantal vellen in de stapel 6 is teruggelopen tot een of enkele vellen, waardoor de kracht waar-25 mee het buitenste vel 9 vlak tegen de aanligstructuur gedrukt wordt gehouden relatief klein is, en indien zeer dunne of althans buigzame vellen woren verwerkt.
De rollen 24 worden op een onderling vaste afstand gehouden, doordat deze zijn gemonteerd op assen 25 die met een 30 constante onderlinge spatiëring zijn bevestigd op omlopende trekorganen in de vorm van riemen 26.
Deze riemen 26 verlopen over keerrollen 27, 28.
Teneinde te voorkomen dat de baan waarlangs de rollen 24 aan de van de houder 1 af gekeerde zijde van de keerrollen 27, 28 35 verplaatsbaar zijn de pikker 12 snijdt, zijn tussen de houder 1 en de het dichtst bij de pikker 12 gelegen keerrol 27 twee extra omleidingsrollen 29, 30 aangebracht. Deze omleidings- 1002743 -9- rollen 29, 30 vergroten de totale lengte van de omlopende riemen 26 tussen de houder 1 en de pikker 12 zonder dat dit een sterke vergroting van het door de inrichting in beslag genomen oppervlak met zich meebrengt.
5 Voor het ondersteunen van de assen 25 in het gebied waar de stapel 6 tegen de aanligstructuur 7 aanligt en voor het verschaffen van een wrijvingsarme beweegbaarheid van de aanligstructuur 7 met de spleet 10, zijn de assen 25 gelagerd in wielen 31 die verrijdbaar zijn over rails 32. Deze rails 10 32 verlopen aan weerszijden onder het gebied waar de stapel 6 tegen de aanligstructuur 7 aanligt.
Voor het verkrijgen van een gelijkmatige ondersteuning van de stapel en teneinde te vermijden dat randgedeeltes van buitenste vellen omkrullen en tussen de rollen 24 geraken, is 15 de inrichting volgens de figuren 1-5 voorzien van flexibele trekorganen 33, 34 die elk aan één zijde van de spleet 10 over naar het aanligvlak 8 toe gekeerde omtreksgedeeltes van een aantal van de rollen 24 verlopen en zijn uitgevoerd als banden. Eventueel kan worden volstaan met één enkele band die 20 dan bij voorkeur een breedte heeft die min-stens een groot deel van de breedte van de aanligstructuur 7 beslaat. De trekorganen kunnen echter ook zijn uitgevoerd als snaren.
De banden 33, 34 strekken zich elk uit vanaf een in bedrijf ten opzichte van de geleidingen 2, 3, 4, 5 vaste veran-25 kering 38 resp. 39 die is elk aan dezelfde zijde van de baan van de rollen 24 is gelegen als de houder 1. Bij de inrichting volgens het onderhavige voorbeeld wordt deze baan bepaald door de banen van de omlopende riemen 26 waaraan de assen 25 die de rollen 24 dragen met onderlinge tussenafstanden 30 zijn bevestigd. Door deze maatregelen wordt voorkomen, dat gedeeltes van de banden 33, 34 die in bedrijf in aanraking verkeren met de stapel 6 ten opzichte van de stapel 6 verschuiven, hetgeen tot beschadiging van documenten of inklem-ming van documenten tussen de geleidingen 2, 3, 4, 5 en de 35 aanligstructuur 7 zou kunnen leiden.
De gedeeltes van de banden 33, 34 die zich door de spleet 10 van de houder 1 af uitstrekken zouden in vele rich- 1002743 -lotingen geleid kunnen worden. Teneinde een compacte en eenvoudige constructie te verkrijgen, zijn de banden 33, 34 uitgevoerd als lussen die aan een van het aanligvlak 8 af gekeerde zijde langs de rollen 25 naar de in bedrijf ten opzichte van 5 de geleidingen 2, 3, 4, 5 vaste verankeringen 38, 39 verlopen. Dit is bij de getoonde inrichting op een constructief eenvoudige wijze gerealiseerd, doordat de banden 33, 34 langs alle rollen 25 aan de desbetreffende zijde van de spleet 10 verlopen, waardoor de uiterste van de spleet 10 af gelegen 10 rollen 25 tevens keerrollen voor de banden 33, 34 vormen.
De inrichting volgens het in de figuren 1-5 getoonde voorbeeld is verder voorzien van een inlooprand 35 langs een zijde van de spleet 10. Deze inlooprand is aanzienlijk smaller dan de diameter van de rollen 25 en sluit aan op een 15 steunoppervlak 36 en een geleidingsoppervlak 37 die van de inlooprand 34 af divergeren. Dankzij deze relatief smalle inlooprand 35 hoeft een buitenste vel 9 steeds slechts over een zeer geringe afstand van de rest van de stapel 6 af te worden gebogen, teneinde het tussen dat vel 9 en de rest van de sta-20 pel 6 inbrengen van het op de spleet 10 volgende gedeelte van de aanligstructuur 7 mogelijk te maken. Dankzij het op de inlooprand 35 aansluitende, geleidelijk van het aanligvlak 8 divergerende geleidingsoppervlak 37 hoeft bovendien een vel of een set vellen die door de spleet passeert slechts in ge-25 ringe mate te worden gebogen. Hierdoor is ook verwerking van rela-tief buigstijve soorten papier en andere materialen alsmede van relatief dikke set vellen, zoals boekwerken met een dikte als die van bijvoorbeeld een gemiddeld jaarverslag (4-5 mm en meer) zonder problemen mogelijk.
30 De inrichting volgens het in fig. 6 getoonde uitvoe- ringsvoorbeeld is eveneens voorzien van een houder 41 met geleidingen 42, 43, 44 en een aanligstructuur 47. Ook bij de inrichting volgens dit voorbeeld verloopt onder de houder 41 door een transportbaan 60 voor het afvoeren van gesepareerde 35 en af gegeven vellen. Voorts verlopen de riemen 66, waarop de assen 65 van langs het aanligvlak 48 afrolbare rollen 64 zijn gemonteerd, eveneens langs een omlopende baan over keerrollen 1002743 -11- 67, 68. Bij elke spleet 50 is verder een inloopelement met een inlooprand 75 en vanaf de inlooprand 75 divergerende steun- en geleidingsoppervlakken 76, 77 aangebracht.
Anders dan bij het hiervoor besproken voorbeeld is de 5 aanligstructuur 47 voorzien van meerdere spleten 50 die zodanig zijn geplaatst, dat meerdere spleten 50 zich tegelijk in het gebied van de aanligstructuur 7 tussen de geleidingen 42, 43 bevinden. Hierdoor is de aanligstructuur 47 geschikt voor het simultaan afpellen van meerdere vellen 49a, 49b van de 10 stapel 46, zodat bij een bepaalde verplaatsingssnelheid van de spleten 50 een groter aantal vellen 49 of sets vellen per tijdseenheid kan worden gesepareerd dan wanneer steeds één vel tegelijk wordt gesepareerd.
Verder is de aanligstructuur 47 zo uitgevoerd, dat de 15 spleten 50 in bedrijf in één circulatie-zin circuleren en aldus steeds in dezelfde richting langs de stapel 46 worden gevoerd. Dat de spleten 50 uitsluitend in één (met een pijl 80 aangeduide) richting langs de stapel 46 passeren is eveneens bevorderlijk voor het aantal per tijdseenheid te separeren 20 vellen of sets vellen, omdat geen tijd wordt verloren met het terugvoeren van de spleet 50. Bovendien kan voor het aandrijven van de doorgaande, omlopende beweging van de aanligstructuur 47 en de spleten 50 worden volstaan met een eenvoudige aandrijving.
25 De aanligstructuur 47 is verder uitgerust met een aan tal, elk om drie van de rollen 64 omlopende banden 73. Deze banden rollen bij het verplaatsen van de spleten 50 langs het buitenste vel 49 van de stapel 46 af, waardoor de stapel voldoende wordt gesteund, maar toch slechts geringe frictie-30 krachten op de stapel 46 worden uitgeoefend. Eventueel kunnen opzij van de stapel geleidingen aangebracht zijn die er voor zorgen, dat de banden 73 ook omlopen indien de houder 41 slechts één of een beperkt aantal vellen bevat, waardoor de aandrukkracht van de vellen te gering zou zijn om de passe-35 rende banden tot omlopen te brengen. Eventueel kunnen in plaats van de omlopende banden ook omlopende rollenbanen zonder banden worden toegepast.
1002743 -12-
Bij de inrichting volgens dit voorbeeld is de pikker 52 zwenkbaar om een as die evenwijdig aan het vlak van tekening en ter hoogte van het aanligvlak 48 juist achter de houder 1 is gelegen.
5 De in fig. 7 schematisch getoonde inrichting is samen gesteld uit een houder 81 met geleidingen 82, 83 voor een stapel 86 en een aanligstructuur 87 voorzien van een spleet 90 die in een met een pijl 91 aangegeven richting ten opzichte van de geleidingen 82, 83 verplaatsbaar is. De aan-10 ligstructuur 87 is uitgevoerd als een zeer glad oppervlak, waardoor de in bedrijf op het onderste vel uitgeoefende fric-tiekracht beperkt blijft.
Een rand 115 van de spleet 90 is uitgevoerd als een smalle inlooprand 115 die ten opzichte van het aanligvlak 88 15 en de tegenovergelegen rand van de spleet 90 versprongen is gelegen. Hierdoor hoeft een vel bij het passeren door de spleet slecht zeer weinig te buigen en kan op zeer eenvoudige wijze door een enkele plaat langs de rand van de spleet 90 ongeveer als een snijrand van een kaasschaaf om te zetten, 20 een geleidingsoppervlak worden verkregen dat schuin ten opzichte van het aanligvlak 88 door de spleet 90 verloopt.
In bedrijf wordt de aanligstructuur 87, telkens nadat een vel of een set vellen is gesepareerd en afgegeven, tegen de met de pijl 91 aangegeven richting in terug verplaatst 25 naar zijn uitgangspositie.
Bij het separeren van dikkere objecten, zoals vellen karton en boekjes waarvan gebonden randen ten opzichte van de verplaatsingsrichting 91 van de spleet 90 in stroomopwaartse richting zijn gekeerd, kan door de afstand waarover de in-30 looprand 115 versprongen is gelegen ten opzichte van het aanligvlak 88 aan te passen aan de dikte van de te separeren vellen of sets vellen, worden bewerkstelligd dat telkens bij het in de met de pijl 91 aangegeven richting langs de stapel 86 verplaatsen van de spleet 90, precies één vel of één set 35 vellen in de spleet wordt gebracht, zonder dat daarvoor een afzonderlijke handeling nodig is.
1002743 -13-
Evenals bij de hiervoor beschreven inrichtingen is bij de inrichting volgens de figuren 8 en 9 de houder 121 opgebouwd uit een aantal geleidingen 122, 123, 124, 125 en een aanligstructuur 127 met een spleet 130. De aanligstructuur 5 127 is heen en weer verplaatsbaar als is aangegeven met de dubbele pijl 131.
De spleet 130 is voorzien van twee inloopranden 155, waardoor zowel bij een heengaande verplaatsing als bij een teruggaande verplaatsing van de spleet een vel of een set ve-10 len gesepareerd kan worden. Dit biedt het voordeel, dat geen tijd wordt verloren met een loze teruggaande slag, zodat bij een bepaalde slagfequentie twee keer zoveel vellen of sets vellen van een stapel worden gesepareerd als het geval zou zijn indien tijdens de teruggaande slag geen vel of set vel-15 len wordt gesepareerd.
Doordat de spleet 130 schuin ten opzichte van de verplaats ingsbaan van de spleet 130 verloopt, hoeft telkens slechts een hoekgedeelte van een vel of een set vellen in de spleet te worden gebracht voordat het vel of de set vellen 20 door verplaatsing van de spleet 130 verder kan worden gesepareerd van de rest van de stapel. Het ombuigen van een hoekgedeelte van een vel vergt in het algemeen minder kracht dan het ombuigen van een randgedeelte van eenzelfde vel en kan derhalve gemakkelijker en betrouwbaarder worden gerealiseerd. 25 De rest van het randgedeelte wordt tijdens het begin van de verplaatsing van de spleet 130 door de inlooprand en het daarop aansluitende geleidingsoppervlak 157 in de spleet 130 geleid.
Voor het in de spleet 130 brengen van de hoekgedeeltes 30 van de documenten is de inrichting volgens de figuren 8 en 9 bij voorkeur voorzien van schematisch aangegeven pikkers 132 die meer in detail in essentie overeenkomen met de pikkers 12 en 52 volgens de figuren 1-6. Deze pikkers 132 zijn diagonaal tegenover elkaar aangebracht, onder hoeken van de door de ge-35 leidingen 122, 123, 124 en 125 bepaalde binnenruimte van de , houder 121. De door de posities van de pikkers 132 bepaalde diagonaal is ten opzichte van de verplaatsingsrichting 131 1 o o 2 7 A 3 -14- van de spleet verdraaid in een zin tegengesteld aan de zin waarin de schuine oriëntatie van de spleet 130 ten opzichte van de verplaatsingsrichting 131 van de spleet is verdraaid. Hierdoor kan, telkens voor of bij het begin van de verplaat-5 sing van de spleet 130 Icings de stapel, een hoekgedeelte van het buitenste vel van de stapel in dat uiteinde van de spleet 130 worden getrokken, dat in de verplaatsingsrichting het verst vooruit is gelegen.
De inloopranden 155 zijn elk in een eindgebied van de 10 spleet 130 voorzien van een ingezet mes 161, waardoor die gedeeltes van de inloopranden 155 messcherp zijn. Dit maakt het mogelijk vellen die langs vouwranden ongeveer evenwijdig aan de verplaatsingsrichting 131 van de spleet 130 onderling zijn verbonden bij het separeren tevens van elkaar los te snijden. 15 Doordat bovendien de spleet 130 heen en weer verplaats baar is en de inloopranden 155 aan weerszijden van de spleet elk aan één uiteinde messcherp zijn, is het mogelijk een stapel die bestaat uit zig-zag gevouwen baanvormig materiaal tot losse, gesepareerde vellen te verwerken door telkens met een 20 achterlopende rand 155 van de spleet 130, bij het passeren van die rand 155 tussen tegen elkaar gevouwen vellen door, die vellen van elkaar te scheiden en te separeren. Indien de vouwrand waarlangs vellen met elkaar zijn verbonden vooraf verzwakt is, bijvoorbeeld door middel van een preforatie, 25 hoeft de achterlopende inlooprand 155 voor het van elkaar scheiden van de vellen geen messcherp gedeelte te hebben.
Het schuine verloop van de inloopranden 155 van de spleet is overigens ook van voordeel bij het langs een vouwrand van elkaar scheiden van vellen. De uitgangspositie van 30 de inrichting kan dan zo worden gekozen, dat telkens het gedeelte van de desbetreffende inlooprand dat op een vouwrand inwerkt zodanig schuin verloopt, dat deze naar het meest nabijgelegen uiteinde van de spleet 130 toe steeds verder achterloopt. Hierdoor wordt bij het langs de vouwrand van elkaar 35 scheiden van de vellen op die vouwrand een buitenwaartse kracht uitgeoefend, die er voor zorgt dat de vellen niet uitknikken maar glad en vlak worden gehouden.
1002743 -15-
Aldus is de inrichting volgens de figuren 8 en 9 ook bruikbaar als "burster" voor het van elkaar losmaken van ket-tingformulieren. Ook de inrichtingen volgens de andere getoonde uitvoeringen zijn overigens geschikt voor gebruik als 5 "burster", indien de voorlopende rand een geschikte vorm en oriëntatie heeft. Bij de inrichting volgens de figuren 1-5 zou voor het langs vouwranden scheiden van vellen bijvoorbeeld een rechte inlooprand met, ten opzichte van de bewegingsrichting 11 gerekend, schuin achterwaarts verlopende 10 eindgedeeltes de meeste voorkeur genieten.
In fig. 10 is schematisch een verder voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding weergegeven. De in perspectief weergegeven rechthoek 178 stelt het gebied van het aan-ligoppervlak voor, waartegen in bedrijf de stapel te verwer-15 ken vellen aanligt. De spleet 180 is in de met een pijl 181 aangegeven richting verplaatsbaar ten opzichte van het gebied 178 van het aanligoppervlak. Door de spleet 180 steekt een rol 212 die een buitenomtrek uit een stroef materiaal heeft. Boven de spleet 180 is een aandrukplaat 213 aangebracht die 20 ten opzichte van het aanliggebied 178 in een (niet getoonde) geleiding verplaatsbaar is in de met een dubbele pijl 214 aangegeven richtingen, welke richtingen typischerwijs samenvallen met de richting waarin de te separeren vellen op elkaar zijn gestapeld. De spleet 180 heeft een inlooprand 205 25 die is voorzien van een uitstekende tong 215 recht tegenover een inham 216 in de tegenovergelegen rand van de spleet 180.
Het in de spleet 180 brengen van een randgedeelte van een vel wordt met de inrichting volgens fig. 10 telkens uitgevoerd door middels het wiel 212 op het randgedeelte van het 30 desbetreffende vel een frictiekracht uit te oefenen in de richting van de inham. Een aangrenzend rand gedeelte van het buitenste vel stuikt dein in de inham 216. De aanligs truc tuur 178 en de aandrukplaat 213 en eventueel tussen de aandrukplaat 213 en het te separeren vel gelegen vellen verhinderen 35 daarbij, dat het buitenste vel ongecontroleerd in een andere richting stuikt. Vervolgens wordt de aanligstructuur verplaatst in de met de pijl 181 aangegeven richting, waarbij 1002743 -16- het tongvormige gedeelte 215 van de achterlopende rand 205 van de spleet 180 tussen het gestuikte gedeelte van het rand-gedeelte van het buitenste vel en volgende vellen wordt gebracht. Vervolgens wordt het wiel 212 uit zijn door het aan-5 ligoppervlak 178 stekende stand teruggetrokken en wordt de aanligstructuur verder verplaatst in de met de pijl 181 aangegeven richting, waarbij aansluitende gedeeltes vein het buitenste vel van de stapel door de spleet 181 passeren en van de rest van de stapel worden gesepareerd. Telkens nadat een 10 vel is gesepareerd, kan de aanligstructuur weer in de in fig. 10 getoonde uitgangspositie terug worden gebracht.
In plaats van een randgedeelte kan ook telkens een hoekgedeelte van een buitenste vel tot stuiken worden gebracht, waarna een geschikt gevormd gedeelte van de achterlo-15 pende rand van de spleet tussen dat vel en de rest van de stapel kan worden gebracht.
1002743

Claims (23)

1. Inrichting voor het separeren van een buitenste vel (9, 49) of een buitenste set vellen van een stapel (6, 46, 86), omvattende een houder (1, 41, 81, 121) met ten minste een geleiding (2-5, 42-44, 82, 83, 122-125) voor het geleiden 5 van een stapel vellen (6, 46, 86) en met een aanligstructuur (7, 47, 87, 127) die een aanligvlak (8, 48, 88, 178) bepaalt voor het in een positie met een buitenste vel (9, 49) daartegen gepositioneerd houden van een stapel vellen (6, 46, 86) in de houder (1, 41, 81, 121), met het kenmerk, dat de aan-10 ligstructuur (7, 47, 87, 127) is voorzien van een spleet (10, 50, 90, 130, 180) voor het doorlaten van een vel of een set vellen, welke spleet (10, 50, 90, 130, 180) ten opzichte van de ten minste ene geleiding (2-5, 42-44, 82, 83, 122-125) langs het aanligvlak (8, 48, 88, 178) verplaatsbaar is langs 15 een baan met een richtingscomponent dwars op de spleet (10, 50, 90, 130, 180) voor het althans gedeeltelijk van een stapel vellen (6, 46, 86) in de houder (1, 41, 81, 121) afpellen van een buitenste vel (9, 49) of een buitenste set vellen dat, resp. die, tegen de aanligstructuur (7, 47, 87, 127) 20 aanligt.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de aanligstructuur (7, 47) rollen (24, 64) omvat die roteerbaar zijn opgehangen voor het afrollen langs de baan langs een buitenste vel (9, 49) van een stapel (6, 46) in de houder (1, 25 41).
3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de aanligstructuur (7, 47) verder ten minste een flexibel trekor-gaan (33, 73) omvat dat, aan één zijde van de spleet (10, 50), over naar het aanligvlak (8, 48) toe gekeerd omtreksge- 30 deeltes van ten minste twee van de rollen (24, 64) verloopt.
4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij het de, ten minste ene flexibele trekorgaan (33, 73) zich uitstrekt vanaf een in bedrijf ten opzichte van de, ten minste ene geleiding (2-5, 42-44) vaste verankering (38, 39), waarbij de houder 35 (1, 41) en de verankering (38, 39) zijn gelegen aan een ge- 1002743 -18- meenschappelijke zijde van een baan waarlangs de rollen (24, 64) verplaatsbaar zijn.
5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij het de flexibele trekorgaan (33) of ten minste een van de flexibele 5 trekorganen een lus vormt die aan een van het aanligvlak (8) af gekeerde zijde langs de rollen (24) naar een in bedrijf ten opzichte van de, ten minste ene geleiding (2-5) vaste verankering (38, 39) verloopt.
6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij het de 10 flexibele trekorgaan (33) langs alle rollen (24) aan een zijde van de spleet (10) verloopt.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies verder omvattende een inlooprand (35, 75, 115, 155, 205) langs ten minste een zijde van de spleet (10, 50, 90, 130, 15 180).
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de inlooprand (155) in ten minste een eindgebied van de spleet (130) messcherp is.
9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 20 waarbij ten minste een gedeelte van de inlooprand (155, 205) schuin ten opzichte van de baan van de spleet (130, 180) verloopt .
10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies verdere omvattende een pikker (12, 52) voor het vanaf een 25 stapel (6, 46) in de houder (1, 41) naar een tot in de spleet (10, 50) uitstekende stand verplaatsen van een hoek- of rand-gedeelte van een buitenste vel (9, 49) of een buitenste set vellen van een stapel (6, 46) in de houder (1, 41).
11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de pikker 30 (12, 52) is aangebracht aan een van de houder (1, 41) af ge keerde zijde van het aanligvlak (8, 48) en is gepositioneerd en ingericht voor het in de, in een bepaalde positie gelegen spleet (10, 50) trekken van een hoek- of randgedeelte van een buitenste vel (9, 49) of een buitenste set vellen van een 35 stapel (6, 46) in de houder (1, 41).
12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een rand van de spleet (90) ten opzichte van het aan- 1002743 -19- ligvlak (88) en de tegenovergelegen rand van de spleet (90) versprongen is gelegen.
13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de aanligstructuur (47) is voorzien van twee of meer 5 spleten (50) voor het simultaan afpellen van twee of meer vellen of sets vellen van een stapel (46).
14. Werkwijze voor het separeren van een buitenste vel (9, 49) of een buitenste set vellen van een stapel (6, 46, 86), welk vel of welke set vellen tegen een door een aan- 10 ligstructuur (7, 47, 87, 127) bepaald aanligvlak (8, 48, 88, 178) aanligt, gekenmerkt door het telkens voor of in een spleet (10, 50, 90, 130, 180) in de aanligstructuur (7, 47, 87, 127) brengen van een hoek- of randgedeelte vein het buitenste vel (9, 49) of van de buitenste set vellen en het 15 langs het aanligvlak (8, 48, 88, 178) verplaatsen van de spleet (10, 50, 90, 130, 180) langs een baan met een richtingscomponent dwars op de lengterichting van de spleet (10, 50, 90, 130, 180), waarbij ten minste een gedeelte van het buitenste vel (9, 49) of de buitenste set vellen door de 20 spleet (10, 50, 90, 130, 180) passeert.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij gedurende het door de spleet (10, 50, 90, 130, 180) passeren van ten minste een gedeelte van het buitenste vel (9, 49) of de buitenste set vellen, dit vel resp. die set vellen niet ver- 25 schuift langs een volgend vel van de stapel (6, 46, 86).
16. Werkwijze volgens conclusie 14 of 15, waarbij een aanligstructuur (47) met ten minste een band- of rollentrans-porteur wordt gebruikt, welke band- of rollentransporteur bij het verplaatsen van de spleet (50) langs het buitenste vel 30 (49) van de stapel (46) verplaatst en afrolt.
17. Werkwijze volgens een der conclusies 14-16, waarbij de stapel bestaat uit gevouwen baanvormig materiaal, waarvan ten minste twee tegen elkaar gelegen vellen of sets vellen langs een vouwrand onderling zijn verbonden en door een ach- 35 terlopende rand (155) van de spleet (130) bij het tussen de vellen of sets vellen door passeren van die rand (155) van elkaar worden gescheiden. 1002743 -20-
18. Werkwijze volgens conclusies 17, waarbij het scheiden door snijden teweeg wordt gebracht.
19. Werkwijze volgens een der conclusies 14-18, waarbij het tot in de spleet (10, 50) brengen van een hoek- of rand- 5 gedeelte van een vel of een set vellen telkens wordt uitgevoerd door het hoek- of randgedeelte met een zich daaraan hechtende pikker (12, 52) tot in de spleet (10, 50) te trekken.
20. Werkwijze volgens een der conclusies 14-18, waarbij 10 het in de spleet (180) brengen van een hoek- of randgedeelte van een vel telkens wordt uitgevoerd door op het hoek- of randgedeelte een zodanige frictiekracht uit te oefenen, dat een gedeelte van het hoek- of randgedeelte van het vel stuikt, en waarbij vervolgens een gedeelte (215) van de ach-15 terlopende rand (205) van de spleet (180) tussen het gestuikte gedeelte van het hoek- of randgedeelte van het vel en de rest van de stapel wordt gebracht.
21. Werkwijze volgens een der conclusies 14-20, waarbij de spleet (130) langs de stapel heen en weer wordt verplaatst 20 en bij verplaatsing zowel heen als weer telkens een vel of een set vellen van de stapel door de spleet (130) passeert.
22. Werkwijze volgens een der conclusies 14-20, waarbij de spleet (50) langs een omlopende baan wordt verplaatst en telkens in eenzelfde richting langs de stapel (46) wordt ge- 25 voerd.
23. Werkwijze volgens een der conclusies 14-22, waarbij meerdere spleten (50) simultaan langs de stapel (46) passeren en door elk van de passerende spleten (50) een vel of een set vellen van de stapel (46) passeert. 1 0 0 2 7 A3
NL1002743A 1996-03-29 1996-03-29 Inrichting en werkwijze voor het separeren van vellen van een stapel. NL1002743C2 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1002743A NL1002743C2 (nl) 1996-03-29 1996-03-29 Inrichting en werkwijze voor het separeren van vellen van een stapel.
US08/829,514 US6439566B1 (en) 1996-03-29 1997-03-28 Apparatus for separating sheets from a stack
DE69706733T DE69706733T2 (de) 1996-03-29 1997-04-01 Verfahren und Vorrichtung zum Abnehmen von Bögen von einem Stapel
EP97200961A EP0798247B1 (en) 1996-03-29 1997-04-01 Apparatus and method for separating sheets from a stack

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1002743A NL1002743C2 (nl) 1996-03-29 1996-03-29 Inrichting en werkwijze voor het separeren van vellen van een stapel.
NL1002743 1996-03-29

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1002743C2 true NL1002743C2 (nl) 1997-09-30

Family

ID=19762588

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1002743A NL1002743C2 (nl) 1996-03-29 1996-03-29 Inrichting en werkwijze voor het separeren van vellen van een stapel.

Country Status (4)

Country Link
US (1) US6439566B1 (nl)
EP (1) EP0798247B1 (nl)
DE (1) DE69706733T2 (nl)
NL (1) NL1002743C2 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1007943C2 (nl) 1997-12-31 1999-07-01 Hadewe Bv Inrichting en werkwijze voor het van een stapel separeren van vellen.
FR2782503B1 (fr) * 1998-05-27 2002-01-11 Windmoeller & Hoelscher Dispositif pour isoler des objets plats empiles
RU2264970C2 (ru) * 1999-11-02 2005-11-27 Фераг Аг Способ и устройство для транспортировки плоских изделий
CN102179718B (zh) * 2010-12-08 2015-12-02 江苏扬力数控机床有限公司 一种板料无损分层装置
CN102114604B (zh) * 2010-12-08 2015-12-09 江苏扬力数控机床有限公司 一种板料加工设备的自动上下料装置
CH706769A1 (de) * 2012-07-27 2014-01-31 Ferag Ag Vorrichtung zum Abtrennen von einzelnen flachen, biegbaren Gegenständen von der Unterseite eines Stapels solcher Gegenstände.

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH637087A5 (en) * 1979-03-30 1983-07-15 Hunkeler Jos Ag Fabrik Fuer Gr Device for destacking one or more stacks of flexible flat structures, in particular of sheets of paper or printed products
EP0417503A1 (de) * 1989-09-13 1991-03-20 Ferag AG Verfahren und Vorrichtung zum Weiterverarbeiten von gestapelten, vorzugsweise gefalteten Druckereierzeugnissen

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB829518A (en) 1957-04-04 1960-03-02 Ertma S A A new or improved apparatus for the separation of sheets from a pile
US4132398A (en) * 1976-05-22 1979-01-02 Hauni-Werke Korber & Co. Kg. Apparatus for removing sheets from stacks
CH598106A5 (nl) 1976-07-29 1978-04-28 Ferag Ag
DE3009927C2 (de) * 1979-03-30 1982-09-16 Jos. Hunkeler AG, Fabrik für graphische Maschinen, Wikon Einrichtung zum Abziehen und insbesondere Vereinigen von biegsamen Flächengebilden, insbesondere Bogen oder Druckprodukten aus mindestens zwei Stapeln
US4456242A (en) 1981-05-11 1984-06-26 Morin George A Apparatus for shingling stack of flat articles
US5441249A (en) * 1992-12-22 1995-08-15 Asterisk, Inc Method and device for separating lifts from a stack of sheets
US5556254A (en) 1995-06-07 1996-09-17 Standard Duplicating Machines Corporation Paper set feeding
DE19549675B4 (de) 1995-07-07 2005-02-17 Windmöller & Hölscher Kg Verfahren zum Vereinzeln gestapelter flacher Schlauchstücke

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH637087A5 (en) * 1979-03-30 1983-07-15 Hunkeler Jos Ag Fabrik Fuer Gr Device for destacking one or more stacks of flexible flat structures, in particular of sheets of paper or printed products
EP0417503A1 (de) * 1989-09-13 1991-03-20 Ferag AG Verfahren und Vorrichtung zum Weiterverarbeiten von gestapelten, vorzugsweise gefalteten Druckereierzeugnissen

Also Published As

Publication number Publication date
DE69706733T2 (de) 2002-07-04
US6439566B1 (en) 2002-08-27
EP0798247A1 (en) 1997-10-01
EP0798247B1 (en) 2001-09-19
DE69706733D1 (de) 2001-10-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4056264A (en) Stack forming device
JPH08324867A (ja) 高速印刷紙のスタッキング及び位置合わせ装置
US4428574A (en) Paper delivery apparatus for use in rotary printing presses
NL8503203A (nl) Inrichting voor het transporteren van een bundel vellen.
US5704604A (en) Process and device for forming and transferring stacks of printed sheets
US3700232A (en) Sheet stacking apparatus
AU2009288641B2 (en) Envelope conveying and positioning apparatus and related methods
NL1002743C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het separeren van vellen van een stapel.
EP0745547B1 (en) Document set compiler and eject system
US5161442A (en) Apparatus for cross cutting running webs
NL8202141A (nl) Inrichting voor het afvoeren van vellen.
US4657237A (en) Method of, and apparatus for, producing stacks of flexible flat products, especially printed products
US4911421A (en) Newspaper handling and collating method and apparatus
US4116430A (en) Stacking apparatus for flexible sheets
CA2739585C (en) Inserting apparatus for discrete objects into envelopes and related methods
US4524963A (en) Document handling device
JP3746102B2 (ja) 堆積体から扁平物を分離する方法および装置並びにたばこ包装におけるその使用
US4943369A (en) Method and apparatus for combining a plurality of serially supplied sheets
US6551052B2 (en) Sheet and stack feeding mechanism
US6634852B2 (en) Sheet understacking feeding mechanism
US4919413A (en) Newspaper handling and collating method and apparatus
US5996987A (en) Device for feeding printed product to a further processing point
US5009408A (en) Continuous feed board inserter
US6119753A (en) Device for laying end papers on inner books
US4397456A (en) Apparatus for separation of a stack of folded or bound, multi-sheet printed products

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
TD Modifications of names of proprietors of patents

Owner name: NEOPOST B.V.

VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20011001