NL1001129C2 - Verwarmingsinrichting met buisstraler. - Google Patents

Description

Verwarmingsinrichting met buisstraler.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een verwarmings-inrichting met buisstraler, omvattende een branderdeel voor het daar-5 in opwekken van een stroom verwarmd gas en een buisstraler omvattende een buizenstelsel voor het opnemen en doorleiden van die stroom verwarmd gas, welk buizenstelsel een aantal in elkaar geplaatste buisde-len alsmede ophangmiddelen omvat.

Een dergelijke verwarmingsinrichting is in de stand der tech-10 niek algemeen bekend. Buisstralers worden met name daar toegepast waar grote hoeveelheden lucht verplaatst kunnen worden en onafhankelijk daarvan toch een zeker comfort aanwezig dient te zijn. Buizen-stralers worden boven de gebruikers opgehangen. Daarbij kan het gebruikte buizenstelsel een grote lengte hebben. Als voorbeeld wordt 15 een waarde van 50 meter genoemd.

Met deze grote lengte hangen ten minste twee problemen samen. Ten eerste wordt de montage daardoor aanzienlijk bemoeilijkt. Dit probleem wordt in praktijk opgelost doordat het buizenstelsel uit verschillende componenten (al dan niet voorzien van een reflektorkap) 20 in de fabriek opgebouwd wordt, gedemonteerd wordt en door een specialistische montageploeg van de verkoper ter plaatse van de afnemer weer opgebouwd wordt. Begrepen zal worden dat dit verhoudingsgewijs kostbaar is.

Bovendien is gebleken dat tijdens bedrijf en met name in de af-25 koelperiode ongewenst geluid door de buisstraler voortgebracht wordt, dat ontstaat door het krimpen van verschillende delen met verschillende uitzettingscoëfficiënt. Dit is bij toepassingen in fabriekshallen en dergelijke van minder belang, maar bij toepassing in verhoudingsgewijs stille ruimten, zoals warenhuizen en sportcentra, is dit 30 niet toelaatbaar.

Het doel van de onderhavige uitvinding is de produktie en montage van een hierboven beschreven verwarmingsinrichting te vergemakkelijken terwijl krakende, tikkende en andere geluiden tijdens de opwarm- afkoelfase van de verwarmingsinrichting zoveel mogelijk ver-35 meden worden. Dit doel wordt bij een hierboven beschreven verwarmingsinrichting verwezenlijkt doordat de ophangmiddelen omvatten een afzonderlijk van de buisdelen aan te brengen draagprofiel, welk draagprofiel op vaste afstanden van eerste bevestigingsmiddelen is 1001129 2 voorzien, dat de buisdelen lengten omvatten, die in hoofdzaak met een geheel aantal malen de afstand tussen de eerste bevestigingsmiddelen overeenkomen en dat de buisdelen aan weerszijden voorzien zijn van koppelmiddelen voor het verbinden met de aangrenzende buisdelen en 5 slechts aan een zijde voorzien zijn van tweede bevestigingsmiddelen ingericht om samen te werken met de eerste bevestigingsmiddelen.

Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag eerst een verhoudingsgewijs weinig kwetsbaar draagprofiel met beperkte afmetingen aan de constructie van het gebouw of dergelijke waarin de verwar-10 mingsinrichting moet worden aangebracht, te bevestigen. Vervolgens worden de overige delen van de buisstraler met modulaire lengten aan het draagprofiel bevestigd. Deze bevestiging is zodanig, dat elke module aan een uiteinde grijpt in een voorgaande module en aan het andere uiteinde bevestigd is aan het draagprofiel. Een dergelijke 15 wijze van montage is bijzonder eenvoudig. Daardoor is het niet langer noodzakelijk een afzonderlijke specialistische montageploeg naar de afnemer te sturen. Met een goede gebruiksaanwijzing kan de afnemer zelf de constructie samenvoegen.

Door het gebruik van de modulen is het mogelijk met verhou-20 dingsgewijs kleine lengten te werken, waardoor de hanteerbaarheid van de modulen vergroot wordt en de kans op beschadiging daarvan verkleind.

Het is niet langer noodzakelijk, zoals in de stand der techniek, met behulp van vorkheftrucks lengten tot 6 meter te verplaat-25 sen. Met de hand kunnen de verschillende delen op hun plaats gebracht worden.

De hierboven beschreven modulaire opbouw kan eveneens worden toegepast bij een eventueel tussen de buisdelen en het draagprofiel te plaatsen reflector.

30 Door gebruik van de uitvinding bestaat geen enkel bezwaar meer om verwarmingsinrichtingen met buisstralers met zeer grote lengte toe te passen. Daardoor kan met een enkele brander volstaan worden. Dit betekent dat slechts een aanvoerleiding voor bijvoorbeeld gas noodzakelijk is, slechts één besturing terwijl slechts één dakdoorvoer voor 35 de afvoer van verbrandingsgas (eventueel gecombineerd met de aanvoer van verse lucht voor de verbranding) noodzakelijk is.

Het buizenstelsel van de buisstraler omvat bij voorkeur twee parallel aangebrachte buisdelen die aan het einde weg van de brander 1001129 3 met elkaar verbonden zijn. Door het verloop van de temperatuur zal nabij de brander het op de brander aangesloten buisdeel verhoudingsgewijs sterker stralen en het retourdeel een verhoudingsgewijs geringe straling afgeven.

5 Verdergaande naar het einde van de buisstraler zal de tempera tuur van de twee buizen gelijkmatiger worden waardoor de straling eveneens gelijkmatiger wordt.

Over de gehele lengte wordt echter een in hoofdzaak gelijke straling verkregen.

10 De uit de buisstraler afkomstige gassen kunnen hetzij afgevoerd worden hetzij voor een deel weer aan de brander worden toegevoerd. In het laatste geval kan de uitstoot van schadelijke emissies beperkt worden.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de hierboven be-15 schreven constructie met twee parallel geschakelde buisdelen zijn deze buisdelen met elkaar verbonden en wordt deze verbinding gekoppeld met de tweede bevestigingsmiddelen.

Om het eerste buisdeel dat op de brander is aangesloten niet volledig te onderwerpen aan de aanzienlijke hitte afkomstig uit de 20 brander wordt voorgesteld deze te voorzien van een warmte-isolerende voering.

De reflector kan uit een verhoudingsgewijs dun materiaal vervaardigd zijn. Door een kapvormige constructie kan gewaarborgd worden dat deze enige stijfheid heeft waarbij wordt opgemerkt dat de sterkte 25 slechts van belang is nabij de uiteinden waar verbinding met het draagprofiel en met een volgende reflector plaats vindt. Ter plaatse kunnen verstevigingen aanwezig zijn.

De uitvinding zal hieronder aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld nader verduidelijkt worden. Daarbij 30 tonen:

Fig. 1 schematisch een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding bevestigd in een te verwarmen ruimte;

Fig. 2 opengewerkt en gedeeltelijk in dwarsdoorsnede het bran-derdeel van de verwarmingsinrichting volgens de uitvinding; 35 Fig. 3 uiteengenomen de verschillende onderdelen van een module van het buisstelsel resp. de reflector;

Fig. 4 de delen volgens fig. 3 in samengevoegde toestand; en

Fig. 5 in dwarsdoorsnede de verbinding tussen verschillende 1001129 4 modulen.

In fig. 1 is een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding getoond. Deze bestaat uit een branderdeel 1 en een buisstraler 2. Branderdeel 1 is voorzien van een rookgasafvoer resp. luchttoevoer 3 5 alsmede een gasleiding 4.

Buisstraler 2 bestaat uit rechte modulen 5, hoekstukken 6 en een eindstuk 7. Zoals uit fig. 1 blijkt, is eindstuk 7 van een keer-bocht 38 voorzien. Door het gebruik van een dergelijke eenvoudige te construceren keerbocht 38 wordt de turbulentie van de gassen binnen 10 het buizenstelsel en zo de warmteafgifte bevorderd.

In de modulen 5, 6 bevinden zich buizen 36, 37. Buis 36 staat in verbinding met de brander en via keerbocht 38 in verbinding met de andere buis 37. Het einde van buis 37 staat in verbinding met de rookgasafvoer 3, waarbij een deel afgetakt kan worden naar de bran-15 der, zoals blijkt uit fig. 2.

In fig. 2 is het branderdeel 1 opengewerkt en gedeeltelijk in doorsnede getoond. Dit bestaat uit een aantal schematisch aangeduide onderdelen, die tezamen de beplating vormen. Daarbinnen is een brander 8 geplaatst. Deze brander 8 komt in hoofdzaak overeen met hetgeen 20 bekend in de stand der techniek en zal daarom slechts summier besproken worden.

Brander 8 is voorzien van een gasinlaat 9, die verbonden is met gasleiding 4. Met 10 is de inlaat voor primaire lucht aangegeven. 11 duidt toevoer van secondaire lucht aan, d.w.z. lucht die verbran-25 dingsgas dat door de buizenstraler bewogen is en vermengd is met verbrandingsprodukten uit de brander. Door het toevoeren van dergelijke secondaire lucht kan de uitstoot van schadelijke emissies beperkt worden.

In het branderdeel is een schematisch aangeduide ventilator 30 aanwezig, die bij voorkeur werkt aan de afvoerzijde, zodat in het buizenstelsel een voortdurende onderdruk heerst, waardoor geringe lekkages nooit binnentreden van gassen in de te verwarmen ruimte tot gevolg zullen hebben.

Brander 1 is voorzien van een bevestigingsplaat 41, die beves-35 tigd is aan draagprofiel 12.

De opbouw van dit draagprofiel 12 zal aan de hand van fig. 3 en 4 besproken worden.

Uit deze figuren 3 en 4 blijkt dat het bevestigingsprofiel 12 100 1 129 5 bestaat uit draagprofieldelen 13, 14. Deze zijn in hoofdzaak U-vormig uitgevoerd en ten opzichte van elkaar versprongen aangebracht. Deze kunnen een lengte van bijvoorbeeld 2 meter hebben. Bij verbinding met een volgend draagprofieldeel is een eveneens U-vormig koppelstuk 15 5 toegepast. Met deze constructie kan een vrije overspanning van tenminste 4 meter gerealiseerd worden. Bevestiging van het draagprofiel 12 aan het gebouw vindt plaats met behulp van S-haken 16, die enerzijds grijpen in openingen aan de bovenzijde van de twee samengevoegde draagprofielen 12, 13 en anderzijds in dwarsopeningen 35, die op 10 regelmatige afstand in de draagprofieldelen 13,14 aangebracht zijn. Aan haak 16 kan bijvoorbeeld een ketting 17 bevestigd zijn, die op niet nader afgeheelde wijze aan het te verwarmen gebouw bevestigd is.

Uit fig. 3 en 4 blijkt dat de buisstraler bestaat uit buisdelen en een reflector. De reflector is in zijn geheel met 18 aangegeven en 15 bestaat uit een buitenkap 19 waarop een U-vormig centreerprofiel 21 is aangebracht. Binnen de buitenkap is een isolatie 22 aangebracht en daarbinnen bevindt zich het eigenlijke reflektordeel 23, dat bijvoorbeeld uit aluminium kan zijn opgebouwd. Aan de einden is de reflector voorzien van verstevigingen 20 resp. 24 (zie ook fig. 5). Door deze 20 verstevigingen kan de reflector uit een verhoudingsgewijs licht materiaal worden gemaakt. Daardoor is het mogelijk een lengte van bijvoorbeeld 2 meter slechts ongeveer 35 kilo te laten wegen. Een dergelijk gewicht is tijdens montage eenvoudig hanteerbaar en daarvoor zijn geen aparte hijs- of hefinrichtingen noodzakelijk. Verstevi-25 gingsdeel 20 is voorzien van openingen 39 terwijl het overeenkomstige verstevigingsdeel 24 van een daarin grijpende haken 40 voorzien is. (zie fig. 5). Versteviging 20 is voorzien van een bevestiging 26 alsmede een bevestiging 30.

Door toepassing van deze verstevigingen kan het overige deel 30 van de reflector verhoudingsgewijs licht worden uitgevoerd.

Het buizenstelsel bestaat uit de buisdelen 27 en 28 en moffen 32. Deze moffen 32 zijn van rillen voorzien voor het daarin opnemen van afdichtringen 33. Om de buisdelen 27,28 kunnen ringen geschoven worden voor het daaraan bevestigen van een verbindingsstrip 29.

35 Het zich nabij de brander bevindende buisdeel is voorzien van een keramische voering 34 om oververhitting van het eerste buisdeel zoveel mogelijk te voorkomen.

In fig. 5 is de samengevoegde toestand van de verschillende 1001129 6 modulen getoond. Daaruit blijkt dat bevestiging 26 die versteviging 20 en zo reflectordeel 18 draagt, met behulp van een door opening 35 te steken pen 25 verbonden is met draagprofiel 12. De twee buisdelen 27, 28 zijn op de hierboven beschreven wijze met elkaar verbonden 5 door verbindingsdeel 29 en verbindingsdeel 29 is bevestigd in bevestiging 30. Door de opstaande rand van bevestiging 30 wordt beweging in axiale richting ónmogelijk gemaakt terwijl door pennen of dergelijke bewegingen loodrecht daarop voorkomen worden. Mof 32 heeft een zodanige lengte dat vrije beweging tussen de vrije buiseinden bij 10 aanwezigheid van de mof mogelijk is om krimp en uitzetting tijdens het afkoelen resp. opwarmen op te nemen.

De hierboven beschreven constructie wordt als volgt samengesteld.

Eerst wordt het branderdeel aangebracht. Vervolgens wordt het 15 draagprofiel 12 geassembleerd. Omdat dit verhoudingsgewijs goed hanteerbaar is, kan dit zeer nauwkeurig in de te verwarmen ruimte opgehangen worden en aan het branderdeel worden bevestigd. Daarna worden de verschillende modulen opgebouwd. Zoals uit fig. 5 blijkt, wordt de rechter reflektorkap met het vrije uiteinde steunend op versteviging 20 20 van de linker reflektorkap aangebracht. Vervolgens kan de rechter reflektorkap naar boven bewogen worden totdat pen 25 in het draagprofiel gestoken kan worden. Eenzelfde handeling wordt uitgevoerd met de buizen. In de rechter buisdelen is de buismof aangebracht, welke in de linker buisdelen geschoven wordt. Vervolgens worden de rechter 25 buisdelen, en meer in het bijzonder het verbindingsdeel 29 daarvan, bevestigd aan bevestiging 30.

Uit het bovenstaande blijkt dat met een aantal bijzonder eenvoudige stappen de verwarmingsinrichting volgens de uitvinding te verkrijgen is. Door het op discrete afstand van elkaar aanbrengen van 30 de openingen 35 in draagprofiel 12, is onjuiste montage onmogelijk. Bovendien zijn de verschillende delen eveneens zodanig uitgevoerd, dat een dergelijk verkeerd monteren zoveel mogelijk voorkomen wordt.

De hierboven beschreven constructie is na het aanbrengen van het draagprofiel zonder verder gereedschap door eenieder met enig 35 technisch inzicht te monteren. Door de verhoudingsgewijs geringe lengten van de buisdelen en de reflector en de mogelijkheid van onderlinge verplaatsing van de verschillende delen wordt verwezenlijkt dat bij het opwarmen of afkoelen geen daardoor veroorzaakt geluid, 1001129 7 zoals tikken veroorzaakt wordt.

1001129

Claims (8)

1. Verwarmingsinrichting met buisstraler, omvattende een bran-derdeel (1) voor het daarin opwekken van een stroom verwarmd gas en een buisstraler (2) omvattende een buizenstelsel voor het opnemen en 5 doorleiden van die stroom verwarmd gas, welk buizenstelsel omvat een aantal in elkaar geplaatste buisdelen (27,28) alsmede ophangmiddelen, met het kenmerk, dat de ophangmiddelen omvatten een afzonderlijk van de buisdelen aan te brengen draagprofiel (12), welk draagprofiel op vaste afstanden van eerste bevestigingsmiddelen (35) is voorzien, dat 10 de buisdelen lengten omvatten, die in hoofdzaak met een geheel aantal malen de afstand tussen de eerste bevestigingsmiddelen overeenkomen en dat de buisdelen aan weerszijden voorzien zijn van koppelmiddelen voor het verbinden met de aangrenzende buisdelen en slechts aan een zijde voorzien zijn van tweede bevestigingsmiddelen ingericht om 15 samen te werken met de eerste bevestigingsmiddelen.

2. Verwarmingsinrichting volgens conclusie 1, waarbij tussen het draagprofiel en de buisdelen een kapvormige reflector (18) is aangebracht, met een lengte in hoofdzaak overeenkomend met een geheel aantal malen de afstand tussen de eerste bevestigingsmiddelen, 20 en dat de reflector aan weerszijden voorzien is van koppelmiddelen voor het verbinden met een aangrenzende reflector en slechts aan een zijde is voorzien van derde bevestigingsmiddelen ingericht om samen te werken met de eerste bevestigingsmiddelen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de reflector een ge-25 wicht kleiner dan ongeveer 75 kilo heeft en een lengte kleiner dan ongeveer 4 meter.

4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het buizenstelsel omvat twee parallel aangebrachte uit buisdelen opgebouwde buizen (36,37), aan het einde weg van de brander met el- 30 kaar verbonden.

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij twee naast elkaar liggende buisdelen van verschillende buizen met elkaar verbonden zijn en de verbinding (29) de tweede bevestigingsmiddelen omvat.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, waarbij het vrije einde 35 van de buis, dat niet met de brander gekoppeld is, uitkomt in een ruimte die verbonden is met de inlaat van de brander.

7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het buisdeel dat verbonden is met de brander nabij die brander voor- 1001129 zien is van een warmte-isolerende voering (34).

8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies in combinatie met conclusie 2, waarbij de reflector nabij de uiteinden van een versteviging (20,24) is voorzien. 5 ****** 1 0 0 f 12 9