NL1001077C2 - Van weerstandsorganen voorzien fluïdumvoerend kanaalelement alsmede van weerstandsorganen voorzien hulsdeel voor aanbrenging op een dergelijk kanaalelement. - Google Patents

Description

Van weeretandsorganen voorzien fluïdumvoerend kanaalelement alsmede 5 van weeretandsorganen voorzien hulsdeel voor aanbrenging op een dergelijk kanaalelement

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een fluïdumvoerend kanaalelement met bij een inlaatmonding aan zijn buitenzijde een 10 ventilatiekap, die concentrisch ruim rond het kanaalelement en ruim rond de inlaatmonding van het kanaalelement is aangebracht om een met een instroommonding naar buiten en naar beneden toe openend toevoer-kanaal naar die inlaatmonding van het kanaalelement te vormen, waarbij één of meer een stromings-weerstand of -hindernis in omtreksrichting 15 rond het kanaalelement dwars op de lengterichting van het kanaalele-ment opwekkende weeretandsorganen met tussenruimten in een richting dwars op de lengterichting van het kanaalelement zijn opgesteld aan de buitenzijde van het kanaalelement, waarbij tenminste één een stromings-weerstand of -hindernis in lengterichting van het kanaalelement 20 opwekkend begrensorgaan aan de buitenzijde van het kanaalelement is aangebracht buiten de ventilatiekap op afstand van de instroommonding.

De uitvinding houdt zich in het bijzonder bezig met het geleiden van een fluïdumstroom langs de buitenzijde van een fluïdumvoerend kanaalelement, bijvoorbeeld de verbrandingsluchttoevoer of de rookgas-25 afvoer van een verbrandingsruimte. In het bijzonder, doch niet uitsluitend, houdt de uitvinding zich bezig met buiten een gebouw uitstekende schoorstenen, welke verticaal, horizontaal, of onder elke daartussen gelegen hoek kunnen zijn gericht. Een bijzonder voorbeeld van dergelijke schoorstenen zijn die met tussenruimte in hoofdzaak concen-30 trisch lopende verbrandingsluchttoevoer- en rookgasafvoerpijpen, waarvan de in de omgeving uitmondende openingen (respectievelijk de lucht-aanzuigopening en de verbrandingsgasuitblaasopening) op ruime afstand van elkaar in de omgeving uitmonden.

Een fluïdumvoerend kanaalelement van de aan het begin aangegeven 35 soort is bekend uit de Europese octrooiaanvrage EP-Al-0.654.638. Dit betreft een verbrandingsluchttoevoer/rookgasafvoer-samenstel, waarbij over de inlaatmonding van het verbrandingsluchttoevoerkanaal een naar beneden toe openende, een toevoerkanaal naar de inlaatmonding van het 1001077 2 verbrandingsluchttoevoerkanaal begrenzende ventilatiekap is aangebracht. Onder en buiten de ventilatiekap bevindt zich een ringvormige, radiaal naar buiten uitstekende, een begrenzing voor luchtstroming in langsrichting vormende flens. Binnen de ventilatiekap en buiten het 5 kanaalelement bevinden zich tussen het kanaalelement en de ventilatiekap zich radiaal uitstrekkende afstandhouders, in de vorm van schotten, welke tevens een geleidend effect zullen hebben op via de ventilatiekap aan het verbrandingsluchttoevoerkanaal toegevoerde lucht.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel een fluïdumstroom bui-10 tenlangs het kanaalelement beter te besturen, in het bijzonder met het oog op een betere besturing van de stromingscondities binnenin het kanaalelement, zoals de gelijkmatigheid van de fluïdumstroomsnelheid en het niveau van de fluïdumdruk in het kanaalelement.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de weer-15 standsorganen zijn aangebracht aan de naar de instroommonding toegekeerde zijde van het begrensorgaan, buiten de ventilatiekap op afstand van de instroommonding en in een fluïdumstroomsturend samenwerkend verband met het begrensorgaan. Door de samenwerking van het tenminste ene begrensorgaan en de één of meer weerstandsorganen ondervindt de 20 fluïdumstroom aan de buitenzijde van het kanaalelement een stromings-weerstand, zodat deze in een voor het beoogde effect geschikte richting kan worden gestuurd. Het zal voor de vakman duidelijk zijn, welke uitvoering aan de begrensorganen en de weerstandsorganen moet worden gegeven om een stromingsweerstand respectievelijk in de richting in 25 hoofdzaak evenwijdig aan het fluïdumvoerend kanaalelement en in hoofdzaak in omtreksrichting van dat fluïdumvoerend kanaalelement te bereiken. De combinatie van een ruim rond de inlaatmonding van het kanaalelement vallende ventilatiekap, ook wel ventilatieschaal genoemd, met tenminste één daarbuiten aangebracht begrensorgaan en één of meer 30 daarbuiten aangebrachte weerstandsorganen resulteert in een zeer goed besturingseffect. Een dergelijke ventilatiekap kan daarbij bestaan uit een manteldeel met een eindschot, maar ook andere geschikte vormen zijn denkbaar.

Bij voorkeur zijn de weerstandsorganen en begrensorganen, althans 35 een der begrensorganen en het daarmee samenwerkende tenminste ene weerstandsorgaan uitgevoerd als separaat onderdeel los van het kanaalelement, zodat zij als separaat onderdeel in voorraad kunnen worden gehouden en tevens de mogelijkheid wordt geboden, dat hun positie ten 1001077 3 opzichte van de uitmonding instelbaar is.

De uitvinding heeft verder betrekking op een hulsdeel bestemd of geschikt voor aanbrenging rondom een fluïdumvoerend kanaalelement, in het bijzonder een kanaalelement volgens de uitvinding, met het ken-5 merk, dat het hulsdeel een inwendig profiel heeft dat in hoofdzaak is aangepast aan de buitenomtrek van het fluïdumvoerend kanaalelement, dat het hulsdeel is voorzien van een buiten de omtrek van het hulsdeel uitstekende, een begrensorgaan bepalende flens, met of zonder onderbrekingen, en van buiten de omtrek van het hulsdeel uitstekende lip-10 vormige of anderszins gevormde uitsteeksels, waarbij het vlak van die uitsteeksels een hoek insluit ten opzichte van het vlak waarin de flens is gelegen.

Voordelige uitvoeringsvormen van het fluïdumvoerend kanaalelement en het hulsdeel volgens de uitvinding zullen in het hierna volgende 15 nader toegelicht worden aan de hand van een niet beperkend uitvoe-ringsvoorbeeld onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening. Hierbij toont:

Figuur 1 schematisch een zijaanzicht van een schoorsteen met concentrische pijpen, uitgevoerd volgens de uitvinding; 20 Figuur 2 een zijaanzicht in perspectief van het bovenste gedeelte van de in figuur 1 getoonde schoorsteen; en

Figuur 3 een aanzicht overeenkomstig figuur 2 van een gedeelte van een alternatieve uitvoering.

Figuur 1 toont een schoorsteen 1 volgens de uitvinding. Deze 25 omvat twee op afstand concentrisch in elkaar gestoken pijpen 2, 3· De binnenpijp 2 is bestemd voor een aansluiting op de rookgasafvoer van een overigens in hoofdzaak gesloten verbrandingsruimte, bijvoorbeeld van een warmwatervoorziening of een centrale verwarmingsvoorziening voor huishoudelijke toepassing, welke verbrandingsruimte binnen een 30 gebouw kan zijn opgesteld. De pijp 3 is geschikt voor aansluiting op de verbrandingsluchttoevoer van een dergelijke verbrandingshaard. Daartoe kern het in de tekening benedeneinde van de pijp 3 op de gebruikelijke wijze via een spruitstukdeel van bekende opbouw zijn aangesloten op de luchttoevoeropening van die verbrandingshaard. Zoals 35 aangeduid bij 4 is de schoorsteen 1 voorzien van een rondom lopende omtreksuitsparing in een voor isolatiedoeleinden verdikt deel van de pijp 3* ten behoeve van een in hoofdzaak luchtdichte doorvoer door het dak 5 van een gebouw. De pijp 3 eindigt binnen een ventilatiekap 6, 1001077 4 terwijl de pijp 2 voorbij die ventilatiekap 6 doorloopt, zodat de respectieve uitmondingen van de pijpen 2 en 3 op afstand van elkaar, gezien in de lengterichting van de schoorsteen 1, in de omgeving buiten het gebouw uitmonden. Zoals duidelijker blijkt uit figuur 2, omvat 5 de ventilatieschaal 6 een ruimvallende mantel 7. welke de pijp 3 op afstand in hoofdzaak concentrisch omgeeft, en aan zijn van de monding 9 van de pijp 3 afgekeerde eind een eindschot 8 draagt waarmee de ventilatieschaal 6 is bevestigd aan de pijp 2. Zoals weergegeven heeft het manteldeel 7 een conische vorm. Andere geschikte vormen zijn ech-10 ter ook denkbaar. Het eindschot 8 kan voorts zijn gevormd door een voortzetting van de, bij voorkeur, conische uitvoering van het manteldeel, of kan een andere vorm, toelopend op de pijp 2, vertonen. Het manteldeel 7 en/of het eindschot 8 kunnen verdere ventilatievoorzie-ningen dragen, zoals openingen, zodat gasstroming vanuit de omgeving 15 naar de monding 9 niet uitsluitend is beperkt tot het gebied aan het uiteinde van het manteldeel 7. af gekeerd van het eindschot 8. Het in de omgeving uitmondende einde 10 van de pijp 2 draagt een kap 11, voorzien van een condensafvoer, een lekring 12 en een condensopvang-schaal 13* waarmee condens wordt teruggevoerd in de pijp 2. Overigens 20 is de uitvoering van het einde 10 niet essentieel voor de uitvinding; ook andere uitvoeringen zijn denkbaar.

Op afstand beneden de ventilatieschaal 6 bevinden zich aan de buitenzijde van de pijp 3 voorzieningen 14 om de fluïdumstroom buitenlangs de pijp 3 te sturen. Weergegeven is een in hoofdzaak radiaal uit 25 de pijp 3 uitstekende flens 15 en aan zijn zijde, gekeerd naar de uitmonding van de pijp 3* een reeks met tussenruimte en in een ring vormige patroon uit de omtrek van de pijp 3 uitstekende lippen 16. Het hoofdoppervlak van de lippen 16 is in hoofdzaak loodrecht gericht op het hoofdoppervlak van de flens 15· Echter zijn ook andere hoeken 30 denkbaar tussen de hoofdoppervlakken van de lippen 16 en de flens 15· Het zal voor de vakman duidelijk zijn, hoe de flens 15 en de lippen 16 uit te voeren om een stromingsweerstand respectievelijk in lengterichting en in omtreksrichting van de pijp 3 te bereiken. Zoals weergegeven, zijn de lippen 16 uitgestanst uit een ring 17, welke integraal 35 met de flens 15 als een los onderdeel 14 is uitgevoerd. In plaats van rechthoekig, kan de vorm van de lippen ook elke andere denkbare vorm vertonen, zoals afgerond of bijvoorbeeld spits toelopend. De hoofdoppervlakken van de lippen 16 en de flens 15 kunnen vlak zijn, maar ook 1001077 5 bijvoorbeeld gegolfd, geribbeld of anderszins oneffen uitgevoerd zijn, bijvoorbeeld zodanig, dat zij een extra stromingsweerstand op de fluïdumstroom uitoefenen. De voorzieningen 14 kunnen van elk geschikt materiaal worden vervaardigd, zoals van metaal of kunststof.

5 Ook wanneer de ventilatieschaal wordt weggelaten, zullen de ele menten 14 een gunstige invloed hebben op het stromingsgedrag buitenlangs de pijp 3· Is de ventilatieschaal afwezig, dan is er in feite sprake van slechts één begrensorgaan in de zin van de conclusies. Ook kan bijvoorbeeld alleen het schot 8 van de ventilatieschaal 6 worden 10 toegepast, zodat er dan weer sprake is van twee begrensorganen met daartussen de weerstandsorganen en de uitmonding.

Figuur 3 toont een variant voor de een stromingsweerstand veroorzakende elementen 14. De lippen 16 zijn nu vervangen door schotelemen-ten, welke zijn ontstaan uit een geplooide kraag die rond de pijp 13 15 is aangebracht.

Zowel de flens 15 als de schotelementen of lippen 16 kunnen zijn voorzien van bijvoorbeeld verdere profileringen of ook openingen voor een verdere besturing van de fluïdumstroom. Met bijvoorbeeld openingen in de flens 15 en/of de schotelementen 16 kan worden toegestaan, dat 20 een fluïdumstroom die elementen 15 en/of 16 gedeeltelijk passeert.

Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag, dat door samenwerking van elementen die een stromingsweerstand of -hindernis veroorzaken respectievelijk in lengterichting van het kanaalelement en in omtreksrichting een besturing van de fluïdumstroom buiten het kanaal-25 element in de richting naar of van de uitmonding bereiken. In het bijzonder is dit van voordeel bij bijvoorbeeld schoorstenen die aan verschillende windrichtingen zijn onderworpen, zodat de heersende windrichting en -snelheid een controleerbare invloed heeft op bijvoorbeeld het gedrag van de fluïdumstroom en bijvoorbeeld de druk binnenin 30 het kanaalelement.

1001077

Claims (16)

1. Fluïdumvoerend kanaalelement (3) met bij een inlaatmonding (9) aan zijn buitenzijde een ventilatiekap (6), die concentrisch ruim rond 5 het kanaalelement (3) en ruim rond de inlaatmonding (9) van het kanaalelement (3) is aangebracht om een met een instroommonding naar buiten en naar beneden toe openend toevoerkanaal naar die inlaatmonding (9) van het kanaalelement (3) te vormen, waarbij één of meer een stromings-weerstand of -hindernis in omtreksrichting rond het kanaal-10 element (3) dwars op de lengterichting van het kanaalelement (3) opwekkende weerstandsorganen (16) met tussenruimten in een richting dwars op de lengterichting van het kanaalelement (3) zijn opgesteld aan de buitenzijde van het kanaalelement (3). waarbij tenminste één een stromings-weerstand of -hindernis in lengterichting van het 15 kanaalelement opwekkend begrensorgaan (15) aan de buitenzijde van het kanaalelement (3) is aangebracht buiten de ventilatiekap (6) op afstand van de instroommonding, met het kenmerk, dat de weerstandsorganen (16) zijn aangebracht aan de naar de instroommonding toegekeerde zijde van het begrensorgaan (15). buiten de ventilatiekap (6) 20 op afstand van de instroommonding en in een fluïdumstroom sturend samenwerkend verband met het begrensorgaan.

2. Fluïdumvoerend kanaalelement volgens conclusie 1, met het kenmerk. dat de weerstandsorganen lipvormige uitsteeksels (16) omvatten waarvan het vlak onder een hoek staat ten opzichte van een rich- 25 ting loodrecht op de lengterichting van het kanaalelement (3)·

3- Fluïdumvoerend kanaalelement volgens conclusie 2, met het kenmerk. dat het vlak van de lipvormige uitsteeksels (16) in hoofdzaak evenwijdig aan de lengterichting van het kanaalelement (3) is gericht.

4. Fluïdumvoerend kanaalelement volgens een der voorgaande con-30 clusies, met het kenmerk. dat het tenminste ene begrensorgaan een in hoofdzaak rondom het fluïdumvoerend kanaalelement lopende, uitstekende flens (15) met of zonder onderbrekingen omvat.

5. Fluïdumvoerend kanaalelement volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het begrensorgaan een in hoofdzaak rond- 35 om het fluïdumvoerend kanaalelement lopende flens (15) omvat, welke integraal is uitgevoerd met een op de binnenomtrek van de flens aansluitende, rondom het kanaalelement verlopende ring (17), en dat de weerstandsorganen uit de ring uitgestanste, naar buiten toe omgezette 1001077 lippen (16) omvatten.

6. Fluïdumvoerend kanaalelement volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het weerstandsorgaan een geplooide, rondom het kanaalelement aangebracht kraag omvat met een veelheid de weerstand 5 opwekkende schot-elementen (16).

7· Fluïdumvoerend kanaalelement volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de weerstandsorganen zijn aangebracht in een fluïdumstroom sturend samenwerkend verband met de ventilatiekap.

8. Fluïdumvoerend kanaalelement volgens een der voorgaande con- 10 clusies, met het kenmerk, dat het fluïdumvoerend kanaalelement een verbrandingsluchttoevoer naar een, bij voorkeur in hoofdzaak gesloten, verbrandingsruimte is.

9. Fluïdumvoerend kanaalelement volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het kanaalelement één van twee elkaar 15 concentrisch omgevende kanaalelementen is, waarbij het ene, bij voorkeur het buitenste, kanaalelement een verbrandingsluchttoevoer naar een, bij voorkeur in hoofdzaak gesloten, verbrandingsruimte vormt en waarbij het andere kanaalelement een rookgasafvoer uit de verbrandingsruimte vormt.

10. Fluïdumvoerend kanaalelement volgens een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat een der begrensorganen en het daarmee samenwerkende tenminste ene weerstandsorgaan zijn uitgevoerd als separaat onderdeel los van het kanaalelement.

11. Fluïdumvoerend kanaalelement volgens conclusie 10, met het 25 kenmerk. dat dat begrensorgaan (15) en dat tenminste ene weerstandsorgaan (16) deel uitmaken van een afzonderlijk, het kanaalelement omgevend hulsdeel (14).

12. Fluïdumvoerend kanaalelement volgens conclusie 11, met het kenmerk. dat de positie van het hulsdeel ten opzichte van de inlaat- 30 monding (9) instelbaar is.

13. Hulsdeel bestemd of geschikt voor aanbrenging rondom een fluïdumvoerend kanaalelement, bij voorkeur het kanaalelement volgens een der conclusies 1-12, met het kenmerk, dat het hulsdeel (17) een inwendig profiel heeft dat in hoofdzaak is aangepast aan de buiten- 35 omtrek van het fluïdumvoerend kanaalelement (3), dat het hulsdeel (17) is voorzien van een buiten de omtrek van het hulsdeel (17) uitstekende, een begrensorgaan bepalende flens (15), met of zonder onderbrekingen, en van buiten de omtrek van het hulsdeel uitstekende lip- 1001077 vormige of anderszins gevormde uitsteeksels (16), waarbij het vlak van die uitsteeksels een hoek insluit ten opzichte van het vlak waarin die flens is gelegen.

14. Hulsdeel volgens conclusie 13. met het kenmerk, dat het vlak 5 van die uitsteeksels (16) in hoofdzaak loodrecht op het vlak van de flens staat.

15. Hulsdeel volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de uitsteeksels uit het hulsdeel gestanste en omgezette lippen omvatten.

16. Hulsdeel geschikt voor aanbrenging rondom een fluïdumvoerend 10 kanaalelement, bij voorkeur het kanaalelement volgens een der conclusies 1-12, met het kenmerk, dat het hulsdeel een rondom een inwendig profiel geplooide kraag omvat, dat het inwendig profiel in hoofdzaak is aangepast aan de buitenomtrek van het fluïdumvoerend kanaalelement, en dat het hulsdeel is voorzien van een zich vanaf het inwendige pro- 15 fiel naar de buitenomtrek van de kraag uitstrekkende flens (15)· 1001077