NL1000940C2

NL1000940C2 - Werkwijze voor het vouwen van een kunststof folie.

Info

Publication number: NL1000940C2
Application number: NL1000940A
Authority: NL
Inventors: Tony Leon Filip Daponte; Patrik Corneel Mat Verschaeren
Original assignee: Hyplast Nv
Priority date: 1995-08-07
Filing date: 1995-08-07
Publication date: 1997-02-11
Also published as: EP0757963A1

Description

Werkwijze voor het vouwen van een kunststof folie

De uitvinding betreft een werkwijze voor het vouwen van een kunststof folie, zoals folie voor kassen, voor silo's en voor algemeen gebruik op of in de bodem waarbij wordt uitgegaan van een geëxtrudeerde folie in de vorm van een buis en 5 omvattende het uitvoeren van een eerste vouwbewerking bestaande uit het het aan twee tegenover elkaar gelegen zijden naar binnen drukken van de buis en het vervolgens pletten van de buis tot een vlakke strook met aan weerszijden een inslag met vier lagen folie op elkaar en het het nadien uitvoeren van 10 een tweede vouwbewerking zodat een smallere strook ontstaat met aan de randen acht lagen folie op elkaar, alsmede het oprollen van de strook opgevouwen folie tot een cilindrisch gevormd lichaam of rol.

Rollen folie worden bijvoorbeeld gebruikt voor het 15 afdekken van kassen. De folies kunnen van grote breedte zijn, bijvoorbeeld breder dan 10 meter, waardoor aan de mogelijkheden van manipulatie van de folie de nodige eisen moeten worden gesteld. Het Amerikaanse octrooischrift 4.795.415 beschrijft een werkwijze voor het afdekken van een kas met behulp van een 20 folie welke is opgerold volgens een werkwijze die bekend is uit het Amerikaanse octrooischrift 4.674.999. De rol wordt op de nok van de kas gelegd en daarna in de lengterichting van de kas uitgerold. Van tevoren is de buisvormige folie in de longitudinale richting opengesneden, waarbij er tijdens het vou-25 wen voor gezorgd is dat de snede zich in de hartlijn van de uiteindelijke strook opgevouwen folie bevindt. Na uitrollen over de nok van de kas vormt de opgevouwen folie een strook die symmetrisch is gepositioneerd ten opzichte van de noklijn. Dit symmetrische karakter maakt het mogelijk de folie naar 30 weerszijden open te vouwen zonder dat verschuiving van de folie ten opzichte van de nok vereist wordt. De folie is gevouwen met een werkwijze die slechts een enkele vouwbewerking omvat, waardoor deze slechts bruikbaar is voor folies van betrekkelijk geringe breedte.

35 Het is gebleken dat bij folies van grote breedte, bijvoorbeeld 16 of 18 meter of nog meer, de in de aanhef vermelde, uit de praktijk bekende werkwijze leidt tot een rol- 1000940 2 breedte van 2 meter of meer. Een dergelijke breedte is voor veel toepassingen onhandelbaar. Een rol met een breedte van 2 meter of meer is moeilijk in de koffer van personenauto's of kleinere bestelauto's of vrachtwagens te vervoeren. Verder is 5 het aanbrengen van de rol over de nok van een kas of op een andere gewenste plaats soms lastig door de aanmerkelijke breedte van de rol. Het gevolg is geweest dat fabrikanten afstapten van het verschaffen van rollen en zigzag gevouwen pakken folie begonnen te produceren binnen de vereiste afmetin-10 gen. Dergelijke pakken zijn evenwel ook niet eenvoudig te hanteren en het vouwen ervan vereist speciale inrichtingen die moeten worden ingezet nadat de folie in opgerolde vorm is verwijderd van de machine waarop deze is vervaardigd.

De uitvinding beoogt een werkwijze te verschaffen van 15 de in de aanhef vermelde soort welke evenwel leidt tot een rol van een meer hanteerbare vorm en heeft tot kenmerk dat vóór het oprollen in een verdere derde vouwbewerking de strook nogmaals wordt gevouwen tot een nog smallere strook van opgevouwen folie met aan de randen zestien lagen folie op elkaar.

20 Door op deze wijze de folie alvorens op te rollen nogmaals te vouwen ontstaat een rol van handelbare breedte waardoor deze gemakkelijker manipuleerbaar is dan een zigzag gevouwen pak folie en toch niet te breed is voor agrarisch gebruik.

Voor de praktijk is een uitvoeringsvorm van de uit-25 vinding van belang gebleken die tot kenmerk heeft dat in de tweede vouwbewerking de zich aan weerszijden nabij de respectievelijke zijkanten van de strook bevindende zijdelen naar binnen worden gevouwen om respectievelijke vouwlijnen evenwijdig aan en op afstand van de longitudinale hartlijn van de 30 strook en dat in de derde vouwbewerking de strook wordt dubbelgevouwen om de genoemde hartlijn tot een dubbelgevouwen strook. Het is namelijk gebleken dat de drie verschillende vouwbewerkingen in de hier betreffende volgorde in continu bedrijf zijn uit te voeren op folies van grote breedte van bij-35 voorbeeld 16 tot 18 meter. De buisvormig geblazen folie wordt eerst aan weerszijden naar binnen gedrukt en geplet, waarna de zo ontstane strook over één of meer walsen wordt geleid en vervolgens met behulp van op de zijranden van de strook werkende middelen de tweede vouwbewerking ondergaat. Dit is een 40 symmetrische vouwbewerking zodat de nu smaller geworden strook 1000940 3 zijn weg kan vervolgen met zijn hartlijn in hetzelfde vlak als voorheen. Hierna wordt de strook over een zogenaamde, op zich bekende, vouwdriehoek gevoerd. Bij dit soort vouwinrichtingen wordt de dubbelgevouwen strook afgevoerd in een richting die 5 loodrecht staat op de toevoerrichting. De dubbelgevouwen strook wordt vervolgens aan de oprolinrichting toegevoerd. Het is gebleken dat deze drie vouwbewerkingen op voordelige wijze na elkaar kunnen worden uitgevoerd zonder optreden van ongewenste plooien in de folie.

10 Bij voorkeur wordt een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding gebruikt die tot kenmerk heeft dat het dubbelvouwen gebeurt in een zodanige vouwrichting dat de genoemde zijdelen terecht komen aan de buitenzijden van de dubbelgevouwen strook. Het voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat de vouw-15 bewerking slechts minimale spanningen in het centrale deel van de strook veroorzaakt. Dit zal duidelijker worden uit de beschrijving van de tekeningen.

Een andere mogelijkheid voor een werkwijze volgens de uitvinding heeft tot kenmerk dat de derde vouwbewerking be-20 staat uit nogmaals de zich aan weerszijden nabij de respectievelijke zijkanten van de strook bevindende zijdelen naar binnen vouwen om respectievelijke vouwlijnen evenwijdig aan en op afstand van de longitudinale hartlijn van de strook. Bij de werkwijze is de derde vouwbewerking van dezelfde soort als de 25 tweede vouwbewerking zodat ook na de derde vouwbewerking de hartlijn van de dan ontstane strook in hetzelfde vlak blijft liggen als voorheen. Dit heeft consequenties voor de constructie van de produktie-inrichting. Verder ontstaan mogelijk eerder problemen omdat bij de derde vouwbewerking acht lagen 30 folie tegelijk moeten worden gevouwen. Een voordeel is evenwel dat de uiteindelijke rol symmetrisch blijft, dat wil zeggen net als de rol uit het reeds genoemde Amerikaanse octrooi-schrift 4.674.999 vanuit het midden naar weerszijden kan worden opengevouwen.

35 De werkwijze volgens de uitvinding maakt het mogelijk een uitvoeringsvorm toe te passen die tot kenmerk heeft dat wordt uitgegaan van een geëxtrudeerde buis met een diameter tussen 5 en 6 meter en dat de uiteindelijke strook een breedte bezit tussen 1 en 2 meter, liefst tussen 1 en 1,5 meter. Naar 40 dergelijke zeer brede folies bestaat in de praktijk steeds 1 0 0 0 9 4 0 4 meer vraag, speciaal in landen waar silo's van grote diameter worden gebruikt. Bij voorkeur wordt een uitvoeringsvorm van de uitvinding gebruikt die tot kenmerk heeft dat de buis in de longitudinale richting ongesneden wordt gelaten. Bij deze uit-5 voeringsvorm heeft de afnemer van de rol folie de gelegenheid om zelf te bepalen op welke plaats de buis in longitudinale richting dient te worden opgesneden. Dit hangt namelijk af van de toepassing.

De uitvinding heeft behalve op een werkwijze tevens 10 betrekking op een rol kunststof folie vervaardigd volgens de werkwijze en zoals gedefinieerd in één of meer der conclusies 7 tot en met 12.

De uitvinding zal nu nader worden besproken aan de hand van een tekening die bij wijze van voorbeeld op schema-15 tische wijze enkele uitvoeringsvormen van de uitvinding toont maar waartoe de uitvinding niet beperkt is en waarin:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht is op een deel van een strook folie voor agrarische doeleinden in de vorm van een buis met aan weerszijden een inslag aange-20 bracht in een eerste vouwbewerking,

Fig. 2 het aanzicht van fig. 1 nogmaals toont waarbij zijdelen van de strook voor een tweede vouwbewerking reeds ten dele naar binnen zijn geslagen,

Fig. 3 het aanzicht van fig. 2 nogmaals toont, nu echter met 25 de zijdelen in de positie na beëindigen van de tweede vouwbewerking,

Fig. 4 een perspectivisch aanzicht van een rol folie die de vouwbewerkingen heeft ondergaan van fig. 1-3 alsmede een derde vouwbewerking bestaande uit dubbelvouwer 30 van de strook uit fig. 3,

Fig. 5 het aanzicht van fig. 3 nogmaals toont in een situatie vergelijkbaar met fig. 2 ten behoeve van een derde vouwbewerking en

Fig. 6 een aanzicht is als fig. 4, nu evenwel na vouwbewer-35 kingen als in de fig. 1, 2 en 5.

De folie 1 bestaat uit een geëxtrudeerde buis 15 en bezit aan twee tegenover elkaar gelegen zijden door naar binnen drukken tijdens een eerste vouwbewerking gevormde inslagen 2 en 3. Uiteraard kan in de tekening de verhouding tussen de 40 dikte van de folie (vaak in de orde van enkele tientallen mi- 1000940 5 crons) en de breedte van de folie (bijvoorbeeld 16 meter) niet worden weergegeven. De dikte van de folie alsmede de dikte van de opgevouwen strook zijn in de tekening zeer sterk overdreven. Het geheel is geplet tot een strook met vier lagen folie 5 op elkaar. Zoals fig. 2 toont wordt in een tweede vouwbewer-king de strook van fig. 1 U-vormig vervormd door vouwen om vouwlijnen 4 en 5 evenwijdig aan maar op afstand van de longitudinale hartlijn 6 van de strook. De zijdelen 7 en 8 worden vervolgens naar binnen gevouwen volgens de pijlen A zodat de 10 strook van fig. 3 ontstaat met acht lagen folie op elkaar.

Deze strook wordt vervolgens in een derde vouwbewerking volgens de pijl B in zodanige vouwrichting dubbel gevouwen dat de genoemde zijdelen 7 en 8 aan de buitenzijde van de dubbelgevouwen strook komen te liggen, zie fig. 4. Deze strook wordt 15 vervolgens opgerold tot het cilindrische lichaam of rol 9. In plaats van in de richting volgens de pijl B zou de strook van fig. 3 ook kunnen worden opgevouwen door het zijdeel 7 volgens de pijl C te vouwen in de richting van het zijdeel 8. Dit zou evenwel grotere spanningen veroorzaken in het gedeelte van de 20 folie dat de beide zijdelen 7 en 8 verbindt aangezien deze gedeeltes meer naar de onderkant van de strook liggen.

Fig. 5 toont een alternatieve methode voor het opvouwen van de strook van fig. 3. Bij deze methode bestaat de derde vouwbewerking uit het nogmaals de zich aan weerszijden na-25 bij de respectievelijke zijkanten van de strook bevindende zijdelen 10 en 11, die overigens weer delen vormen van de zijdelen 7 en 8 van de strook van fig. 3, naar binnen vouwen volgens de pijlen D om respectievelijke vouwlijnen 12 en 13 die zich evenwijdig aan en op afstand van de longitudinale hart-30 lijn 6 bevinden. De aldus gevormde strook van opgevouwen folie met aan de randen 16 lagen folie op elkaar wordt vervolgens opgerold tot een rol 14. Deze bezit in principe dezelfde breedte als de rol 9 van fig. 4. Het verschil is evenwel dat bij de rol 9 van fig. 4 de hartlijn 6 van de oorspronkelijke 35 buis 15 aan de zijkant is komen te liggen, terwijl deze zich bij de rol 14 volgens fig. 6 in het centrum van de strook bevindt.

Wordt uitgegaan van een geëxtrudeerde buis 15 met een diameter tussen 5 en 6 meter en dus een omtrek tussen ruwweg 40 16 en 19 meter dan kan de uiteindelijke strook en dus ook de 1000940 6 rol 9 of de rol 14 een uiteindelijke breedte bezitten tussen 1 en 2 meter. Bij een dergelijke breedte is de rol nog hanteerbaar, vooral als de rol niet breder is dan 1,5 meter. Dergelijke rollen kunnen bijvoorbeeld in de kofferbak van een per-5 sonenauto of in de ruimte van een bestelauto of kleine vrachtauto zonder problemen worden vervoerd. Bij de rol folie zoals bekend uit het eerder genoemde Amerikaanse oc-trooischrift 4.674.999 is de buis 15 volgens de lijn 16 in longitudinale richting opengesneden. De strook folie vormt dus 10 niet langer een buis en kan zonder meer worden opengevouwen tot de maximale breedte. Volgens een kenmerk van een uitvoeringsvorm van de uitvinding blijft de buis 15 in longitudinale richting echter ongesneden. Dit geeft de uiteindelijke gebruiker de gelegenheid om de buis zelf open te snijden en wel op 15 die plek die de betreffende gebruiker het beste uitkomt. Dit kan voor de gebruiker bepaalde voordelen hebben.

Voor het U-vormig buigen volgens de fig. 2 of 5 en voor het dubbelvouwen volgens fig. 3 worden tijdens de produk-tie van de uiteindelijke rol van opgevouwen folie in de baan 20 waarin de folie zich beweegt, tussen het punt van extrusie tot aan het oprolmechanisme, voorzieningen aangewend die in staat zijn de zich voortdurend in de baan voortbewegende folie plaatselijk te beïnvloeden en te veranderen tot een smallere strook opgevouwen folie. Deze middelen zijn op zich bekend en 25 zijn daarom in de tekening niet getoond. Ze bestaan algemeen gesproken uit geleidingsmiddelen voor de randen van de stroken die deze randen in de gewenste richting geleiden. Bij het vouwen volgens fig. 2 of 5 beweegt de gevouwen folie zich in de baan in dezelfde hoofdrichting voort. Bij een vouwbewerking 30 volgens fig. 3 beweegt de strook zich na de vouwbewerking loodrecht ten opzichte van het vorige gedeelte. Na een vouwbewerking kunnen met geschikte middelen aanwezig in de baan desgewenst weer pletbewerkingen worden uitgevoerd voor het pletten van de gevouwen strook.

35 Hoewel de uitvinding is toegelicht aan de hand van een tweetal voorbeelden is deze daartoe niet beperkt en strekt zich uit tot alle mogelijke uitvoeringen binnen het door de navolgende conclusies gedefinieerde kader. Zo kan de folie 1 reeds tijdens de vervaardiging van de rol 9 in een geschikt 40 stadium in longitudinale richting worden opengesneden. Ook kan 1000940 7 in principe de volgorde van de tweede en derde vouwbewerkingen worden omgedraaid, dat wil zeggen dat eerst een dubbelvouwen plaatsvindt zoals in fig. 3 en daarna het omvouwen van zijdelen zoals in de fig. 2 of 5. Ook is het mogelijk de vouwbewer-5 king van fig. 3 nogmaals te herhalen, waardoor eveneens een uiteindelijke strook met 16 lagen folie op elkaar kan worden gecreëerd.

1000940

Claims

1. Werkwijze voor het vouwen van een kunststof folie (1), zoals folie voor kassen, voor silo's en voor algemeen gebruik op of in de bodem waarbij wordt uitgegaan van een geëxtrudeerde folie in de vorm van een buis (15) en omvat- 5 tende het uitvoeren van een eerste vouwbewerking bestaande uit het het aan twee tegenover elkaar gelegen zijden naar binnen drukken van de buis en het vervolgens pletten van de buis tot een vlakke strook met aan weerszijden een inslag met vier lagen folie op elkaar en het het nadien uitvoeren 10 van een tweede vouwbewerking zodat een smallere strook ontstaat met aan de randen acht lagen folie op elkaar, alsmede het oprollen van de strook opgevouwen folie tot een cilindrisch gevormd lichaam of rol (9, 14), met het kenmerk, dat vóór het oprollen in een verdere derde vouwbewerking de 15 strook nogmaals wordt gevouwen tot een nog smallere strook van opgevouwen folie met aan de randen zestien lagen folie op elkaar.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de tweede vouwbewerking de zich aan weerszijden nabij 20 de respectievelijke zijkanten van de strook bevindende zijdelen (7, 8) naar binnen worden gevouwen om respectievelijke vouwlijnen (4, 5) evenwijdig aan en op afstand van de longitudinale hartlijn (6) van de strook en dat in de derde vouwbewerking de strook wordt dubbelgevouwen om de genoemde 25 hartlijn tot een dubbelgevouwen strook.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het dubbelvouwen gebeurt in een zodanige vouwrichting (B) dat de genoemde zijdelen (7, 8) terecht komen aan de buitenzijden van de dubbelgevouwen strook.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de derde vouwbewerking bestaat uit nogmaals de zich aan weerszijden nabij de respectievelijke zijkanten van de strook bevindende zijdelen (10, 11) naar binnen vouwen om respectievelijke vouwlijnen (12, 15) evenwijdig aan en op 35 afstand van de longitudinale hartlijn (6) van de strook. 1000940

5. Werkwijze volgens conclusie 1, eet het kenmerk, dat wordt uitgegaan van een geëxtrudeerde buis (15) met een diameter tussen 5 en 6 meter en dat de uiteindelijke rol (9, 14) een breedte bezit tussen 1 en 2 meter, liefst tussen 1 5 en 1,5 meter.

6. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buis (15) in de longitudinale richting ongesneden wordt gelaten.

7. Rol (9, 14) kunststof folie (1) voor agrarische 10 doeleinden, zoals folie voor kassen, voor silo's en voor algemeen gebruik op of in de bodem waarbij wordt uitgegaan van een geëxtrudeerde folie in de vorm van een buis (15) die in een eerste vouwbewerking aan twee tegenover elkaar gelegen zijden naar binnen is gedrukt en geplet tot een vlakke 15 strook met aan weerszijden een inslag met vier lagen folie op elkaar en in een tweede vouwbewerking nogmaals is gevouwen tot een smallere strook met aan de randen acht lagen folie op elkaar, welke opgevouwen folie is opgerold tot een cilindrisch lichaam of rol, met het kenmerk, dat de strook 20 in een derde vouwbewerking nogmaals is gevouwen tot een nog smallere strook met aan de randen zestien lagen folie op elkaar.

8. Rol volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat in de tweede vouwbewerking de zich aan weerszijden nabij de 25 respectievelijke zijkanten van de strook bevindende zijdelen (7, 8) naar binnen zijn gevouwen om respectievelijke vouwlijnen (4, 5) evenwijdig aan en op afstand van de longitudinale hartlijn (6) van de strook en dat in de derde vouwbewerking de strook is dubbelgevouwen om de genoemde hartlijn 30 (6) tot een dubbelgevouwen strook.

9. Rol folie volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de genoemde zijdelen (7, 8) zich aan de buitenzijden van de dubbelgevouwen strook bevinden.

10. Rol folie volgens conclusie 7, met het kenmerk, 35 dat in de derde vouwbewerking nogmaals de zich aan weerszijden nabij de respectievelijke zijkanten van de strook bevindende zijdelen (10, 11) van de strook naar binnen zijn gevouwen om respectievelijke vouwlijnen (12, 13) evenwijdig aan en op afstand van de longitudinale hartlijn (6) van de 1000940 strook zodat aan de randen zestien lagen folie op elkaar liggen.

11. Rol volgens conclusie 7, net het kenmerk, dat de buis (15) in de longitudinale richting ongesneden is.

12. Rol folie volgens conclusie 7, net het kenmerk, dat de buis (15) een diameter bezit tussen 5 en 6 meter en de rol een breedte heeft tussen 1 en 2 meter, bij voorkeur tussen 1 en 1,5 meter. 1000940