<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
BESCHRIJVING BEHORENDE'BIJ DE OCTROOIAANVRAGE van ACOR Products N. V.-Hoevestraat 29 te 8500 Kortrijk Betreffende "Matrasbodem" Uitvinder : Willem Herman.
-------------De uitvinding heeft betrekking op een matrasbodem die bestaat uit een rechthoekig frame, een aantal met een zekere tussenafstand dwarsgeplaatste latten en tussen de latuiteinden en de langsliggers van het frame gemonteerde verende elementen.
De uitvinding heeft meer in het bijzonder betrekking op de verende elementen die de verbinding vormen tussen de latuiteinden en de langsliggers van het frame.
Matrasbodems met latten zijn een erg praktisch en confortabel alternatief voor de klassieke spiraalbedveringen en veerbakken. Ze laten niet alleen een zoneverdeling van hardheid en veerkracht toe maar bieden ook een grotere stevigheid.
De verende elementen waarmee de latten van een dergelijke matrasbodem met de langsliggers verbonden zijn, hebben een grote invloed op het comfort van het bed. Een stijve verbinding tussen de latuiteinden en het frame resulteert in een hard en weinig comfortabel bed. Gekende verende elementen zijn de rubberdraagstukken die echter het nadeel van een beperkte levensduur, flexibiliteit en indrukbaarheid hebben.
<Desc/Clms Page number 2>
Een gekend alternatief voor de rubberdraagstukken zijn de bladveren. Dergelijke gekende bladveren, zoals beschreven in NL 8402221 en NL 8400147, bestaan in hoofdzaak uit een V-vormig gevouwen strook. Ze hebben enerzijds het nadeel dat de plaatsen waar de strook gevouwen is zwakke punten zijn wat de sterkte en levensduur betreft en anderzijds dat de latten die op die V-vormige bladveren steunen enkel een vertikale beweging kunnen uitvoeren.
Het doel van de matrasbodem volgens de uitvinding is een bed met een maximum aan comfort opgebouwd met constructief eenvoudige en duurzame elementen te verschaffen. Het doel van de matrasbodem volgens de uitvinding, is meer in het bijzonder, de bewegingsvrijheid van de latten te vergroten zodat de latten, met behoud van een maximale verticale indrukbaarheid, tevens kunnen kantelen en een zekere horizontale verplaatsing kunnen ondergaan.
De matrasbodem volgens de uitvinding wordt gekenmerkt door een aan de lichaamsvorm aangepaste, variërende hoogte waarop de verschillende latten zich in rusttoestand bevinden.'
De matrasbodem volgens de uitvinding wordt verder gekenmerkt door de verende elementen die bestaan uit een bladveer waarvan de lengte-as loodrecht op de lengte-as van de latten gericht is en waarvan de vorm in hoofdzaak uit drie delen bestaat : een middenstuk dat een in hoofdzaak horizontaal verloop heeft en waarop de uiteinden van één of meerdere latten steunen en twee zijstukken die de uiteinden van de bladveer vormen en die vertrekkend van het middenstuk eerst naar beneden toe verlopen, dan gedeeltelijk naar elkaar toe verlopen, waarna ze terug naar boven toe verlopen en met hun uiteinden stijf tegen de langsliggers van het frame bevestigd zijn.
Meer bijzonderheden van de matrasbodem volgens de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een mogelijke uitvoeringsvorm van de matrasbodem volgens de uitvinding, als voorbeeld zonder enig begrensend karakter.
<Desc/Clms Page number 3>
Deze beschrijving verwijst naar de bijgevoegde figuren, waarin :
Figuur 1 een zicht is op de binnenzijde van een langsligger van het frame waarop een verend element en zijn bevestiging met die langsligger in vooraanzicht en de latten in doorsnede weergegeven zijn.
Figuur 2 een doorsnede is, volgens AA op figuur 1, van een langsligger van het frame waarop een verend element en zijn verbinding met die langsligger in doorsnede en de latten in zijaanzicht zijn weergegeven.
Figuur 3 een langsdoorsnede van het uiteinde van een lat en een verbindingsstuk is.
Figuur 4 een langsdoorsnede van het uiteinde van een lat en een verbindingsstuk met stootblok is.
Zoals voorgesteld op de figuren 1 en 2 bestaat de lattenbodem volgens de uitvinding in hoofdzaak uit een frame waarvan de langsliggers (1) de latten (2) via verende elementen (3) dragen. Dergelijk verend element (3) is vervaardigd uit een strook metaal en heeft een zodanige vorm dat het middenstuk (4), waarop één of meerdere latten (2) bevestigd zijn, een in hoofdzaak horizontaal verloop heeft en dat de uiteïnden (5) vertrekkend van het middenstuk (4) eerst naar beneden toe verlopen om dan. na over een zeker gedeelte (6) naar elkaar toe te lopen, terug naar boven toe verlopen waar ze overgaan in het bevestigingsstuk (7). Dat bevestigingsstuk (7) is met twee tappen (8), die elk in een tapgat in de langsligger (1) van het frame passen, tegen de binnenzijde van die langsligger (1) bevestigd.
Het bevestigingsstuk (7) is van twee gleuven (9) voorzien. In dergelijke gleuf (9) kan het uiteinde (5) van een verend element (3) over zijn volledige breedte ingeschoven worden. Voor een optimale, stijve bevestiging tussen het vreemdelement (3) en het bevesigingsstuk (7) is elk uiteinde (5) voorzien van een haak (10) en is de gleuf (9) overeenkomstig uitgevoerd.
Aangezien de breedte van het middenstuk (4) groter is dan de afstand tussen de plaatsen waar de uiteinden (5)
<Desc/Clms Page number 4>
uit de gleuf (9) van het bevestigingsstuk (7) komen, en door de stijve verbinding tussen de uiteinden (5) en het bevestigingsstuk (7) kan het verend element (3), onder invloed van de belasting op de latten (2), naast een vertikale indrukbeweging, tevens een kantelbeweging om het bevestigingsstuk (7) en een zekere horizontale verplaatsing ondergaan. Op deze manier krijgen de latten (2) een maximale bewegingsvrijheid hetgeen resulteert in een verhoogd comfort van het bed. Anderzijds vertoont het verend element (3) door zijn afgeronde vorm geen enkel zwak punt.
De eenvoudige bevestiging tussen bevestigingsstuk (7) en langsligger (1) laat op een eenvoudige wijze het aanpassen van de hoogte van de latten (2) in rusttoestand aan de lichaamsvorm toe. Het volstaat de tappen (8) van de bevestigingsstukken (7) op een verschillende hoogte in de langsligger (1) te bevestigen.
De verbinding tussen een lat (2) en het verend element (3) wordt gerealiseerd met een verbindingsstuk (11), bij voorkeur vervaardigd uit kunststof, figuren 1 en 2. Dergelijk verbindingsstuk (11) bestaat in hoofdzaak uit een kamer (12), die het uiteinde van een lat (2) omsluit, onderaan voorzien van een lange lip (13) waarachter het middenstuk (4) van het verend element (3) geschoven kan worden, figuren 3 en 4. Het middenstuk (4) kan voorzien worden van een verzinking (14) op de plaats waar een verbindingsstuk (11) komt, zodat zijdelingse verschuiving van de lat (2) ten opzichte van het verend element (3) verhinderd wordt, figuur 1.
Bij de matrasbodem volgens de uitvinding zijn er twee types verbindingsstukken (11) voorzien ; het eerste met stootblok (15), figuren l, 2 en 3, het tweede zonder stootblok, figuur 4. Het stootblok (15) is voor het uiteinde van de lat (2) tegen de kamer (12) van het verbindingsstuk (11) bevestigd zodat het boven de langsligger (1) komt, figuur 2. De indruk- baarheid van een verend element (3) waarvan de verbindingsstuk- ken (11) van een stootblok (15) voorzien zijn, is dus beperkt tot de afstand tussen dat stootblok (15) en de bovenzijde
<Desc/Clms Page number 5>
van de langsligger (1). Dergelijke stootblokken (15) worden voorzien in een middenzone van de matrasbodem volgens de uitvinding.
Het type zonder stootblok, figuur 3, laat een grotere indrukbaarheid toe omdat de lat (2) dan tot tussen de binnenzijde van de langsligger (1) kan ingedrukt worden. Dergelijke verbindingsstukken (11) zonder stootblokken (15) worden voorzien in de schouderzone van de matrasbodem volgens de uitvinding. Onder het hoofd en de voeten worden de latten (2) stijf met de langsliggers (1) verbonden. Op deze manier is de hardheid van het bed aan te passen aan de steun die een bepaald deel van het lichaam nodig heeft.
Het spreekt voor zichzelf dat de vorm van de verende elementen (3) niet beperkt is tot die zoals die weergegeven is op de figuren. Zo kunnen de uiteinden (5) van een verend element (3) in een apart bevestigingsstuk verwerkt zitten.
Die uiteinden (5) kunnen ook op een grotere afstand van elkaar met de langsligger (1) verbonden worden. Een verend element (3) kan ook slechts één lat (2) dragen zodat het middenstuk (4) minder breed is en van slechts één verzinking (14) voorzien is.
<Desc / Clms Page number 1>
EMI1.1
DESCRIPTION RELATING TO THE PATENT APPLICATION for ACOR Products N.V-Hoevestraat 29, 8500 Kortrijk Regarding "Mattress base" Inventor: Willem Herman.
The invention relates to a mattress base which consists of a rectangular frame, a number of slats placed transversely with a certain distance between them and resilient elements mounted between the slat ends and the longitudinal members of the frame.
The invention more particularly relates to the resilient elements which form the connection between the bar ends and the longitudinal members of the frame.
Mattress bases with slats are a very practical and comfortable alternative to the classic spiral bed springs and spring boxes. They not only allow a zone distribution of hardness and resilience, but also offer greater strength.
The resilient elements with which the slats of such a mattress base are connected to the stringers have a major influence on the comfort of the bed. A rigid connection between the bar ends and the frame results in a hard and uncomfortable bed. Known resilient elements are the rubber carriers which, however, have the disadvantage of a limited service life, flexibility and compressibility.
<Desc / Clms Page number 2>
A known alternative to the rubber carriers are the leaf springs. Such known leaf springs, as described in NL 8402221 and NL 8400147, mainly consist of a V-shaped folded strip. On the one hand, they have the disadvantage that the places where the strip is folded are weak points in terms of strength and durability and, on the other hand, that the slats that rest on those V-shaped leaf springs can only perform a vertical movement.
The purpose of the mattress base according to the invention is to provide a bed with a maximum of comfort built up with constructionally simple and durable elements. The purpose of the mattress base according to the invention is more in particular to increase the freedom of movement of the slats, so that the slats can also tilt and undergo a certain horizontal displacement, while retaining a maximum vertical compressibility.
The mattress base according to the invention is characterized by a varying height, adapted to the body shape, at which the various slats are in a resting state.
The mattress base according to the invention is further characterized by the resilient elements which consist of a leaf spring, the longitudinal axis of which is oriented perpendicular to the longitudinal axis of the slats and the shape of which consists essentially of three parts: a central part which essentially horizontally and on which the ends of one or more slats rest and two side pieces that form the ends of the leaf spring and which run downwards starting from the middle section, then run partly towards each other, after which they run back upwards and with their ends rigidly attached to the frame side members.
More details of the mattress base according to the invention will become apparent from the following description of a possible embodiment of the mattress base according to the invention, as an example without any limiting character.
<Desc / Clms Page number 3>
This description refers to the attached figures, in which:
Figure 1 is a view of the inner side of a longitudinal beam of the frame on which a resilient element and its fastening with that longitudinal beam are shown in front view and the slats in cross-section.
Figure 2 is a cross-section, according to AA in Figure 1, of a longitudinal member of the frame, showing a resilient element and its connection to that longitudinal member in cross-section and the slats in side view.
Figure 3 is a longitudinal section of the end of a slat and a connector.
Figure 4 is a longitudinal section of the end of a slat and a connector with a tapping block.
As shown in Figures 1 and 2, the slatted base according to the invention mainly consists of a frame whose longitudinal beams (1) support the slats (2) via resilient elements (3). Such a resilient element (3) is made of a strip of metal and has a shape such that the middle part (4), on which one or more slats (2) are attached, has a substantially horizontal course and that the ends (5) start from the middle section (4) should first run downwards and then. after walking together over a certain section (6), go back upwards where they merge into the fixing piece (7). That fixing piece (7) is fastened to the inner side of the longitudinal beam (1) with two studs (8), each of which fits in a tap hole in the longitudinal beam (1) of the frame.
The mounting piece (7) has two slots (9). In such a slot (9) the end (5) of a resilient element (3) can be inserted over its full width. For an optimal, rigid attachment between the foreign body (3) and the fixing piece (7), each end (5) is provided with a hook (10) and the slot (9) is designed accordingly.
Since the width of the center piece (4) is greater than the distance between the places where the ends (5)
<Desc / Clms Page number 4>
come out of the slot (9) of the mounting piece (7), and the rigid connection between the ends (5) and the mounting piece (7) allows the resilient element (3), under the influence of the load on the slats (2) in addition to a vertical push-in movement, also a tilting movement around the fastening piece (7) and a certain horizontal movement. In this way the slats (2) have maximum freedom of movement, which results in an increased comfort of the bed. On the other hand, the resilient element (3) has no weak point due to its rounded shape.
The simple attachment between the fixing piece (7) and the longitudinal beam (1) allows the height of the slats (2) to be adjusted to the body shape in a simple way. It is sufficient to fix the studs (8) of the fixing pieces (7) at a different height in the longitudinal beam (1).
The connection between a slat (2) and the resilient element (3) is realized with a connecting piece (11), preferably made of plastic, figures 1 and 2. Such a connecting piece (11) mainly consists of a chamber (12), enclosing the end of a slat (2), provided at the bottom with a long lip (13) behind which the middle part (4) of the resilient element (3) can be slid, figures 3 and 4. The middle part (4) can be provided of a countersink (14) at the location of a connecting piece (11), so that lateral displacement of the slat (2) relative to the resilient element (3) is prevented, figure 1.
Two types of connecting pieces (11) are provided with the mattress base according to the invention; the first with tapping block (15), figures 1, 2 and 3, the second without tapping block, figure 4. The tapping block (15) is for the end of the slat (2) against the chamber (12) of the connecting piece (11) attached so that it is above the longitudinal beam (1), figure 2. The compressibility of a resilient element (3) of which the connecting pieces (11) are provided with a tapping block (15) is thus limited to the distance between that tapping block (15) and the top
<Desc / Clms Page number 5>
of the side member (1). Such pads (15) are provided in a central zone of the mattress base according to the invention.
The type without tapping block, figure 3, allows greater compressibility because the slat (2) can then be pressed in between the inside of the side member (1). Such connectors (11) without bumpers (15) are provided in the shoulder zone of the mattress base according to the invention. The slats (2) are rigidly connected to the side members (1) under the head and feet. In this way, the hardness of the bed can be adjusted to the support that a certain part of the body needs.
It goes without saying that the shape of the resilient elements (3) is not limited to that shown in the figures. The ends (5) of a resilient element (3) can thus be incorporated in a separate fixing piece.
These ends (5) can also be connected to the longitudinal beam (1) at a greater distance from each other. A resilient element (3) can also carry only one slat (2) so that the center piece (4) is less wide and is provided with only one recess (14).