<Desc/Clms Page number 1>
UITVINDINGSOCTROOI AANVRAAGSTER : AUPING B. V. te Deventer BETREFFENDE EEN : Werkwijze voor het vervaardigen van een hoekbocht, in het bijzonder een haakse bocht.
INTERNATIONALE CONVENTIE : Nederlandse octrooiaanvrage Nr. 8204733, gedeponeerd op 7 december 1982.
<Desc/Clms Page number 2>
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een hoekbocht met afgeronde buitenkant uit een buisstuk onder toepassing van zaagsneden, die een hoek maken met de hartlijn van de buis, die de helft bedraagt van de hoek tussen de hartlijnen van de te maken hoekbocht.
Een dergelijke werkwijze is bekend en in het bijzonder bestemd voor het maken van een haakse bocht alhoewel ook bochten met een andere hoek mogelijk zijn.
Volgens de bekende werkwijze wordt het in een bocht te zetten buisstuk op twee plaatsen op afstand van elkaar onder een hoek met de hartlijn tot over de halve doorsnede ingezaagd, waarna een ongeveer driehoekig stukje wordt uitgestampt. De buis wordt daarna omgebogen, waarbij het niet weggesneden gedeelte de afgeronde hoek vormt.
De randen van de in de buis gezaagde en gestampte opening worden naar elkaar toe gebogen, waarbij de vormdetails zich aaneensluiten tot een nauwe spleet, welke wordt dichgesoldeerd.
Dit vormdetail kan alleen op de platte zijkant van een buis worden toegepast, bij een niet vlakke doorsnede liggen de vormdetails na het buigen niet meer in hetzelfde vlak, waardoor een weinig aantrekkelijk uiterlijk ontstaat.
Bij een platte buis is deze bekende werkwijze vrij lastig uit te voeren en vrijwel niet uit te voeren bij een in doorsnede cirkelvormige buis, omdat bij het buigen van het niet-weggesneden buisgedeelte dit naar buiten toe uitbuigt. Het bochtstuk, dat met deze bekende werkwijze kan worden verkregen heeft een weinig aantrekkelijk uiterlijk.
Doel van de uitvinding is een betere werkwijze te verschaffen, waarmee buisstukken van elke dwarsdoorsnede kunnen worden gebuikt voor de vervaardiging van een qua uiterlijk aantrekkelijk bochtstuk.
Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt doordat uit een buis of uit-twee in doorsnede identieke buisstukken twee buisstukken worden gemaakt met door de zaagsneden volledig afgeschuinde uiteinden, elk afgeschuind dwarseinde ter plaatse van het langste halve zijvlak van de buis op de aan de zaagsnede grenzende kant door persen naar binnen bolvormig wordt omgebogen over een gebied, dat de halve omtrek beslaat en waarvan de ombuiging naar de grenzen van de andere halve buisomtrek toe afneemt, en de zo verkregen buiseinden bij voorkeur door stuiklassen aan elkaar worden bevestigd. Volgens de uitvinding worden dus de open einden van het in verstek afgezaagde en dus afgeschuinde gedeelte
<Desc/Clms Page number 3>
bolvormig rondgezet, hetgeen mogelijk is doordat dit uiteinde goed toegankelijk is. Er ontstaat dan een tong, die buiten het vlak van de zaagsnede uitsteekt.
Deze wordt weer verwijderd, door zagen, slijpen en dergelijke bewerkingen, waarna de buisstukken aan elkaar worden gelast.
Het is ook mogelijk van te voren, dus voor het bolpersen, uit het bolvormig te maken deel een stuk uit te knippen, zodanig, dat na het bolpersen de rand van het omgebogen gedeelte in het vlak van de zaagsnede ligt.
Met de werkwijze volgens de uitvinding behoeft slechts één zijde van elke in verstek afgezaagde buis bolvormig te worden geperst.
Bij het stuiklassen doet zich dan nog het effekt voor, dat de daarbij zich vormende braam aan de binnenkant van de bocht wordt gevormd in het inwendige van de buis en dus geen nabewerking vergt.
Aan de buitenkant van de bocht ontstaat de braam aan de buitenkant maar is daar makkelijk weg te slijpen.
Met de werkwijze volgens de uitvinding is het mogelijk geworden buizen van elke doorsnedevorm te gebruiken voor het maken van een hoekbocht van grote sterkte en zeer aantrekkelijk uiterlijk.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.
Fig. 1,2 en 3 tonen in zijaanzicht, doorsnede en zijaanzicht de bekende werkwijze toegepast op een buis met een platte doorsnede die ten dele rechthoekig ten dele afgerond is.
Fig. 4,5, 6 en 7 tonen eveneens de bekende werkwijze toegepast op een buis van cirkelvormige doorsnede.
Fig. 8 en 9 tonen in zijaanzicht de vervaardiging van buisstukken in een eerste fase volgens de uitvinding en wel in fig. 8 voor een buis met ronde doorsnede en in fig. 9 voor een buis met een ten dele rechthoekige ten dele ronde doorsnede.
Fig. 10 toont een tweede fase van de werkwijze.
Fig. 11 toont een derde fase en fig. 12 het eindprodukt.
Figuren 1 en 2 tonen in zijaanzicht en doorsnede een buis 1, die over het grootste gedeelte van zijn doorsnede rechthoekig is en een afgeronde bovenkant 2 heeft. Voor het maken van een bochtstuk, bijvoorbeeld een haakse bocht met de in fig. 3 getoonde afgeronde buitenkant 3, worden eerst twee zaagsneden 4 en 5 gemaakt onder een hoek met de hartlijn 6, aangeduid met A, die de helft bedraagt van de hoek die in fig. 3 de benen 8 en 9 van het buisstuk maken. Gaat het om een haakse bocht dan is de hoek dus 90 en staan de zaagsneden onder een
<Desc/Clms Page number 4>
EMI4.1
o 0 hoek van 45. Gaat het om een hoek van 120 dan staan de zaagsneden dus o onder
Deze zaagsneden worden verder verbonden door een uit de rand geponst gedeelte, dat wordt begrensd door de lijnen 10 en 11, zodat een opening 12 is verkregen.
Vervolgens wordt de buis gebogen waarna de bij elkaar komende randen 4 en 5 door soldeer met elkaar worden verbonden. Men krijgt dan in zijaanzicht een naad 13 met een dwarsnaad 14.
Fig. 4 t/m 7 tonen de toepassing'van dezelfde werkwijze voor een buis van cirkelvormige doorsnede, zoals weergegeven in fig. 5. Bij het ombuigen naar de in fig. 6 getoonde stand vindt echter, zoals aangegeven bij 15 en 16, een naar buiten buigen of vlakker buigen van de afronding 17 plaats, zodat een onaantrekkelijke vorm wordt verkregen.
Fig. 8 toont een buis van cirkelvormige doorsnede, welke cirkelvorm met onderbroken lijnen is aangeduid bij 18. Deze buis 19 kan in twee stukken worden verdeeld door een zaagsnede 20, waarbij het linkerstuk 19 het ene buisstuk vormt en het met onderbroken lijnen aangegeven stuk 21 het tweede buisstuk. Bij een cirkelvormige doorsnede kan men dit doen, omdat de ellipsvormige zaagsneden op elkaar passen, ook wanneer men deze
EMI4.2
0 0 draait ter verkrijging van een hoek van Moet een hoek worden gemaakt, die afwijkt van dan kan men 0 uiteraard niet volstaan met een zaagsnede onder maar dienen twee volledige zaagsneden te worden aangebracht.
Dit is weergegeven in fig. 9, waarbij bovendien is gedacht aan een andere doorsnede, zoals is aangegeven bij 22.
In fig. 9 zijn getoond de zaagsneden 23 en 24, die weer zijn gemaakt
EMI4.3
o onder een hoek van 45. Dus voor een haaks bochtstuk.
Moet een andere hoek dan 900 worden gemaakt, bijvoorbeeld 1200, dan 0 is de hoek Q de helft daarvan, dat wil zeggen
Men verkrijgt dus op deze wijze twee afzonderlijke buisstukken 25 en 26. De doorsnede is niet van belang.
Fig. 10 laat nu zien, dat de buiten het dwarsvlak 27, dat de korste lengte bepaalt, uitstekende en door de afschuining 23,24 gevormde verstek wordt bol geperst tot een tong 28, zodat de in fig. 10 getoonde en mede door de kromming 29 bepaalde vorm ontstaat, waarbij het middelpunt 28' van de bolvorm wordt bepaald door dit snijpunt van de hartlijnen van de op elkaar te lassen buisstukken.
Wordt nu opnieuw volgens het vlak 23, respectievelijk 24, zijnde het vlak van de oorspronkelijke zaagsnede datgene weggesneden of weggeslepen, dat buiten het vlak 23 respectievelijk 24 uitsteekt dan ontstaan buisstukken met uiteinden, zoals getoond in fig. 11, die randen hebben, die op - A-
<Desc/Clms Page number 5>
elkaar passen, welke randen ten dele bestaan uit een halve cirkel en ten dele uit een halve ellips, zoals getoond rechts in fig. 11. Door deze nu aan elkaar te lassen, bijvoorbeeld door stuiklassen, ontstaat een gladde verbinding.
Men kan het stuiklassen uiteraard ook vervangen door een andere lasof soldeerverbinding, maar dan doen zich moeilijkheden voor aan de binnenzijde van het bochtstuk. Bij stuiklassen doet zich het verrassende verschijnsel voor, dat de braam in de binnenhelft van de lasnaad, dat wil zeggen, dat gedeelte dat naar de binnenkant van de bocht is gekeerd, zich vormt aan de binnenwand van de buis en naar buiten toe niet zichtbaar is.
In het naar de afronding 30 toegekeerde gedeelte van de stuiklas vormt zich een braam aan de buitenkant. Deze is echter gemakkelijk weg te slijpen, zodat een bochtstuk kan worden verkregen met een volkomen gladde structuur, zoals getoond in fig. 12.