BE897349A

BE897349A - Axiaal samendrukbare veer en scharnier waarin deze veer wordt gebruik

Info

Publication number: BE897349A
Application number: BE2/60165A
Authority: BE
Original assignee: Bell Telephone Mfg
Priority date: 1983-07-22
Filing date: 1983-07-22
Publication date: 1984-01-23
Also published as: DE3426439A1

Abstract

Axiaal samendrukbare veer (18) bestaande uit een opeenvolging van veerelelementen in de vorm van gebogen bladen (52,53,20,55,54),die elk met de volgende in de algemene richting van de veeras door stijve verbindingen (21) verbonden zijn,en waarbij deze veerelementen de algemene vorm hebben van cylinders waarvan de gebogen gedeelten afgevlakt zijn teneinde nagenoeg rechthoekige doorsneden te vormen.

Description

BELL TELEPHONE MANUFACTURING COMPANY

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een axiaal samendrukbare veer.

Een dergelijke veer is reeds bekend, bv. uit het Belgisch oktrooi N[deg.] 859 468 en bestaat uit een cellulaire holle cylindrische constructie gemaakt uit synthetisch schuimstofmateriaal.

Een doelstelling van de uitvinding bestaat erin een veerconstructie te verwezenlijken, die geschikt is om een wezenlijk element te vormen van een deurscharnier, voor communicatierekken, van het type geopenbaard in het Belgisch oktrooi

N[deg.] 882 388.

Deze doelstelling wordt bereikt doordat de veer bestaat uit een opeenvolging van veerelementen in de vorm van gebogen bladen, die elk met de volgende in de algemene richting van de veeras door stijve verbindingen verbonden zijn.

Een ander kenmerk van de onderhavige veer is dat

hij één geheel vormt met een vergrendelelement, voorzien van een opening en van een hellend oppervlak die naar deze opening leidt, en daarmee een vergrendelorgaan vormt welke op zodanige wijze glijdbaar in een behuizing gemonteerd is dat deze veer op een bodem van deze behuizing steunt en dit vergrendelorgaan met bovenste wandgedeelten van deze behuizing contact maakt, waarbij dit scharnier voor het koppelen van een eerste deel voorzien van een kanaalorgaan, en een tweede deel, bestaat uit een eerste scharnierorgaan met een draaipin-en geschikt om op dit tweede deel gemonteerd te worden en een tweede scharnier-orgaan dat geschikt is om in dit kanaal gemonteerd te worden en bestaat uit deze behuizing en dit vergrendelorgaan, waarbij middelen aanwezig zijn om deze behuizing in dit kanaalorgaan vast te haken.

In tegenstelling met het laatst genoemd Belgisch okt-rooi, bestaat het onderhavig scharnier slechts uit twee afzonderlijke stukken, nl. een vergrendelorgaan met de veer

en een vergrendelelement en een behuizing. Het kan gemakkelijk samengesteld worden door het vergrendelorgaan in de behuizing te brengen en kan dan vlug in het kanaalorgaan bevestigd worden door daarin de behuizing vast te haken.

De hierboven vermelde en andere doeleinden en kenmerken van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zelf zal het best begrepen worden aan de hand van de hiernavolgende beschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld en van de bijbehorende tekeningen waarin :
Fig. 1 een vooraanzicht is van een behuizing, die deel uitmaakt van een scharnier volgens de uitvinding;; <EMI ID=1.1> Fig. 3 een zijaanzicht is in de zin van pijl III <EMI ID=2.1> Fig. 4 een vooraanzicht is van een vergrendelorgaan dat ook deel uitmaakt van een scharnier volgens de uitvinding en dat een veer volgens de uitvinding omvat;

<EMI ID=3.1> Fig. 6 een zijaanzicht is in de zin van pijl VI in Fig. 4; Fig. 7 een bovenaanzicht is van nog een ander gedeelte van een scharnier volgens de uitvinding; Fig. 8 een zijaanzicht is in de zin van pijl VIII in Fig. 7; Fig. 9 een bovenaanzicht is van een hoek van een deur waarop een scharnier volgens de uitvinding bevestigd kan worden. Fig. 10 een achteraanzicht is van Fig. 9 in de zin van pijl X; Fig. 11 een bovenaanzicht is van een deur voorzien van een scharnier volgens de uitvinding; Fig. 12 een achteraanzicht is van Fig. 11 in de zin van pijl XII; Fig. 13 een zijaanzicht is van Fig. 11 in de zin van pijl XIII.

Het in de figuren getoond scharnier is gemaakt uit plastiek materiaal en geschikt om een deur 42 (Fig. 9, 10) aan een freem te bevestigen. Het omvat een eerste scharnierorgaan
37 (Fig. 7, 8) dat geschikt is om op het freem bevestigd te worden en voorzien is van een draaipin 40 en een tweede scharnierorgaan 1, 18, 19 (Fig. 1-16) gevormd door een vergrendelinrichting die geschikt is om in een kanaal 41 van de deur 42 bevestigd te worden en bestaand uit een behuizing 1 en een vergrendelorgaan 18, 19 welke daarin gemonteerd is en voorzien is van een opening 30 om de hierboven vermelde draaipin 40

op te nemen

De plastiek behuizing 1 is voorgesteld in Fig. 1 tot Fig. 3 en bestaat uit een holle balkvormige doos met zijwanden 2 en 3, een achterwand 4, een bodemwand 5 en twee voornamelijk driehoekige bovenste wandgedeelten 6 en 7, die aan hun voorzijde voorzien zijn van zich zijdelings uitstrekkende uitsteeksels 8 en 9, die eindigen il zich naar beneden uitstrekkende aanhaakorganen 10 resp. 11. Het binnenste zijvlak van ieder van deze aanhaakorganen 10, 11 is gelegen in hetzelfde vlak als het buitenvlak van de nabijliggende zijwand 2, resp. 3(Fig. 2) en tussen elk van deze aanhaakorganen 10, 11 en de voorste rand van de nabijliggende zijwand 2, 3 is er een spleet zoals 12
(Fig. 3) aanwezig.

Aan zijn bovenste uiteinde heeft de achterwand 4 een rechthoekige uitsnijding 13, met afgeronde randen 14 en 15, die in de verlenging gelegen zijn van de schuine zijden van de driehoekige bovenwandgedeelten 6 respektievelijk 7. De voorste uiteinden van deze zijden snijden de binnenvlakken van de zijwanden 2, 3 aan de voorzijde van de behuizing 1 (Fig. 2). De bodemwand 5 van de behuizing 1 vormt één geheel met een gedeeltelijk cylindrisch orgaan 16 voorzien van een cylindrisch gat 17, dat geschikt is om een zelftappende schroef 51 (Fig. 11) op te nemen teneinde de behuizing 1 op

de deur 42 te bevestigen, zoals later zal worden uiteengezet.

Het in Fig. 4 tot Fig. 6 getoonde plastiek vergrendelorgaan bestaat uit een axiaal samendrukbare veer 18 en een vergrendelelement 19, dat met de top van de veer 18 één geheel vormt. Deze veer wordt gevormd door een opeenvolging van veerelementen, zoals 52, 53, 20, 55 enerzijds en 54 anderzijds in de vorm van gebogen bladen, die elk met de volgende in de algemene richting van de veeras door stijve verbindingen, zoals 21, verbonden zijn. Deze veerelementen hebben de algemene vorm van cylinders waarvan de gebogen gedeelten afgevlakt zijn (zie 52,

53), teneinde nagenoeg rechthoekige doorsneden met gebogen eindwanden zoals 20 en 55 te verkrijgen. De verbindingen 21 zijn aangebracht in het midden van deze afgevlakte gedeelten en zijn opgelijnd volgens de centrale veeras waarop deze afgevlakte gedeelten loodrecht staan.

Het bovenste veerelement is ook met de bodemwand 23 van het vergrendelement 19 verbonden door een stijve verbinding 22. Deze bodemwand 23 vormt één geheel met een achterwand 24, die zich uitstrekt over nagenoeg twee derden van de hoogte van twee zijwanden 25, 26 van het vergrendelorgaan 19, waarbij de randen van deze wanden 25, 26 afgerond zijn, zoals getoond in 56, 57. De achterwand 24 vormt verder één geheel met een bovenwand 27 die evenwijdig is aan de bodemwand 23. Deze wand 27 vormt zelf één geheel met een hellende wand 28, die verlengd is door een horizontaal gedeelte 29 voorzien van een opening 30 die toegang verleent tot een achterste holte 31 begrensd door de wanden 27, 28 en 29.

Het vergrendelelement
19 heeft verder twee zijwanden 32 en 33 die respektievelijk naast de zijwanden 25 en 26 zijn gelegen en die in voorwaartse richting buiten deze zijwanden 25 en 26 uitsteken teneinde respektievelijk twee zijdelingse aanslagen 34 en 35 (Fig. 5)

te vormen. De wanden 23, 24 en 27 begrenzen een voorste holte
36, die een manuele (vinger) samendrukking van de veer 18 mogelijk maakt.

Het vergrendelorgaan 18-19 kan op eenvoudige wijze in de behuizing 1 gemonteerd worden, teneinde de bovengenoemde vergrendelinrichting te vormen, door het veerelement 18 lichtjes samen te drukken door middel van een in de holte 36 gestoken vinger en door het dan zodanig in de behuizing 1 te brengen dat het onderste uiteinde van de veer 18 op de bodemwand 5 van de behuizing 1 rust, terwijl de bovenste uiteinden van de zijwanden 25, 26, 32 en 33 met de driehoekige bovenwandgedeelten 6, 7 van de behuizing 1 contact maken.

Figuren 7 en 8 tonen het bovengenoemde eerste scharnierorgaan 37 van de scharnier. Dit plastiek scharnierorgaan 37 bestaat uit een nagenoeg rechthoekig lichaam met gaten 38 en 39 en een nagenoeg driehoekig eindgedeelte, dat de draaipin 40 draagt welke voorzien is van een cylindrisch lichaam en een koe pelvormige kop.

Het bovengenoemd tweede scharnierorgaan d.w.z. de vergrendelinrichting 1, 16, 19 kan gemonteerd worden in het vertikale holle kanaal 41 dat aanwezig is in het hoekgedeelte van een deur 42 waarvan een gedeelte in de Fig. 9 en 10 is getoond. Aan zijn bovenste einde vertoont de achterwand 43 van dit kanaal 41 een opening 44 begrensd door zijflanken 45 en 46, die naast de opening 44 elk een bovenste lip 47, 48 en een nabijgelegen lip 49, 50 hebben. De lippen 47 en 48 zijn een weinig onder het horizontaal niveau van het bovenuiteinde van de andere wanden van het kanaal 41 gelegen.

Om de deur 42 scharnierend op een (niet getoond) freem te kunnen bevestigen, wordt het eerste scharnier orgaan
37 op dit freem in een horizontale stand bevestigd door middel van (niet getoonde) schroeven die in de openingen 38 en 39 van dit deel 37 gestoken worden, en op zodanige wijze dat de draaipin 40 naar beneden gericht is, en het tweede scharnierorgaan of de vergrendelinrichting 1, 18, 19 wordt in het hol kanaal
41 van de deur 42 gestoken. Dit wordt op zodanige wijze gedaan dat de uitsteeksels 8, 9 met de aanhaakorganen 10, 11 van het vergrendelorgaan 18, 19 in de uitsnijdingen 49, 50 van dit kanaalorgaan 41 gehaakt worden. In deze stand steken de aanslagen 34 en 35 van het vergrendelorgaan 18-19 uit in de opening 44 van het kanaal 41 en maken ze over hun volle lengte contact met de randen van de flenzen 45 en 46.

Aldus is elk van de lippen 47, 48 gelegen tussen een aanslag 34, 35 en een aanhaakorgaan 10, 11, zodat elke zijdelingse beweging van de vergrendelinrichting 1, 18, 19 in het kanaal 41 verhinderd wordt. In deze stand worden ook achter- en voorwaartse bewegingen van het vergrendelorgaan 1, 18, 19 in het kanaal
41 verhinderd doordat de flenzen 45 en 46 van dit kanaalorgaan
41 dan gelegen zijn in de spleten 12 tussen de lippen 10, 11 en de voorste randen van de zijwanden 2 en 3 van de behuizing 1
(Fig. 13). De behuizing 1 kan verder in het deurkanaal 41 bevestigd worden door middel van een schroef 51 aangebracht

in het gat 16 van deze behuizing 1 en in een (niet getoond)

gat van de deur 42. In deze stand is de holte 36, die de samendrukking van de veer 18 mogelijk maakt, toegankelijk via de opening 44 in de deur 42.

Er dient opgemerkt dat in de samengestelde toestand, zoals getoond inde Figuren 11 tot 13, de zijwanden 25, 26 van het vergrendelelement 19 met de flenzen 45, 46 van het kanaal
41 slechts over een zeer kleine oppervlakte contact maken doordat de randen van deze zijwanden 25, 26 afgerond zijn, zoals aangeduid door 56, 57 (Fig . 11) .

Nadat de scharnierorganen 37 en 1, 18, 19 aldus gemonteerd werden, kan de deur 42 op het freem bevestigd worden op de volgende wijze. De deur 42 wordt met het hellend oppervlak 28 ter hoogte van de naar beneden gerichte draaipin
40 gebracht en daarna in de richting van het scharnierorgaan
37 geduwd. Aldus glijdt de draaipin 40 over het hellend oppervlak 28,welke hierdoor naar beneden wordt gedrukt tegen de werking in van de veer 18 en de draaipin 40 via de opening
30 in de holte 31 wordt gebracht. In deze stand wordt hij door de veer 18 vergrendeld. Hierbij strekt de draaipin 40 zich lichtjes uit buiten de achterwand 4 van de behuizing 1 doorheen de uitsnijding 13 en buiten de achterwand 43 van het kanaal 41 via de opening 44.

Dit wordt gedaan om de centrale as van de draaipin 40 zo dicht mogelijk bij de achterwand van het kanaal 41 te brengen en om aldus de ruimte te verminderen die bij draaiing door het kanaalorgaan vereist wordt.

Om de deur 42 van het freem los te maken is het voldoende om dit vergrendelelement 19 tegen de werking in van de veer 18 manueel naar beneden te drukken.

Hoewel de principes van de uitvinding hierboven zijn beschreven aan de hand van bepaalde uitvoeringsvormen en wijzigingen daarvan, is het duidelijk dat de beschrijving slechts bij wijze van voorbeeld is gegeven en de uitvinding niet daartoe is beperkt.

Claims

1) Axiaal samendrukbare veer, met het kenmerk, dat hij(18) bestaat uit een opeenvolging van veerelementen in de vorm van gebogen bladen (52, 53, 20, 55; 54), die elk met de <EMI ID=4.1>

verbindingen -(21) verbonden zijn.

2) Axiaal samendrukbare veer volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat deze veerelementen (52, 53, 20, 55; 54) de algemene vorm hebben van cylinders waarvan de gebogen gedeelten afgevlakt zijn teneinde nagenoeg rechthoekige doorsneden te vormen, waarbij deze verbindingen (21) gelegen zijn in het midden van de afgevlakte gedeelten en opgelijnd zijn volgens

de middenas van de veer (18) op welke middenas deze afgevlakte gedeelten loodrecht staan.

3) Axiaal samendrukbare veer volgens conclusie 2, met het kenmerk,dat deze afgevlakte cylinders (52, 53, 20, 55;

54) hol zijn.

4) Axiaal samendrukbare veer volgens conclusie 1,

met het kenmerk, dat hij uit plastiek materiaal vervaardigd is.

5) Axiaal samendrukbare veer volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat deze verbindingen (21) zich langs deze as uitstrekken over een afstand die kleiner is dan de helft van

de veerlengte.

6) Axiaal samendrukbare veer volgens conclusie 1,

met het kenmerk, dat hij deel uitmaakt van een scharnier.

7) Scharnier volgens conclusie 6 met het kenmerk, dat de veer (18) één geheel vormt met een ver-grendelelement (19), voorzien van een opening (29) en van een hellend oppervlak (28) die naar deze opening (29) leidt, en daarmee een vergrendelorgaan (18, 19) vormt welke op zodanige wijze glijdbaar in een behuizing (1) gemonteerd is dat deze veer (18) op een bodem (5) van deze behuizing (1) steunt en dit vergrendelorgaan (18, 19) met bovenste wandgedeelten van deze behuizing (1) contact maakt, waarbij dit scharnier voor het koppelen van een eerste deel (42) voorzien van een kanaalorgaan (41), en een tweede deel, bestaat uit een eerste scharnierorgaan (37) met een draaipin (40) en geschikt om op dit tweede deel gemonteerd te worden en een tweede scharnierorgaan (1, 18, 19) dat geschikt is om in dit kanaal (41) gemonteerd

te worden en bestaat uit deze behuizing (1) en dit vergrendel-

wezig zijn om deze behuizing (1) in dit kanaalorgaan (41)

vast te haken.

8 en 9, met het kenmerk, dat dit vergrendelorgaan (18, 19) in deze behuizing (1) gemonteerd is teneinde dit tweede scharnier-

(34, 35) elk evenwijdig zijn aan en op een welbepaalde afstand van een nabijgelegen aanhaakorgaan (10, 11) gelegen zijn.

8) Scharnier volgens conclusie 7, met met het kenmerk, dat deze behuizing (1) bestaat uit een doosvormig orgaan met een open voorkant die daarin het inbrengen mogelijk maakt vaidit vergrendelorgaan (18, 19), waarbij deze open voorkant begrensd is door zijwanden (2', 3) die elk een buitenwaarts gericht uitsteeksel (8,9) hebben welke eindigt in een naar beneden gericht aanhaakorgaan (10, 11) dat met de rand van de nabijgelegen zijwand (2, 3) een spleet (12) afbakent, waarbij deze aanhaakorganen (10, 11) van deze aanhaakmiddelen deel uitmaken.

9) .Scharnier volgens conclusie 7,

met het kenmerk, dat dit vergrendelelement (19) van dit vergrendelorgaan (18, 19) twee bovenste zijaanslagwanden (34, 35) heeft die evenwijdig zijn aan de langsas van dit vergrendelorgaan (18; 19) en ook van deze aanhaakmiddelen deel uitmaken.

10) Scharnier volgens conclusies

11) Scharnier volgens conclusie 10,

met het kenmerk, dat één (43) van de wanden van dit kanaal (41) aan zijn bovenkant een tweede opening (44) heeft die begrensd wordt door twee flenzen (45, 46) die aan hun bovenste uiteinde elk een lip (47, 48) hebben die nabij deze tweede opening (44) is gelegen alsook een nabijgelegen eerste uitsnijding (49, 50) hebben, waarbij deze li p (47, 48) en deze eerste uitsnijding (49, 50) deel uitmaken van deze aanhaakmiddelen en zodanige afmetingen vertonen dat als dit tweede scharnierorgaan (1, 18,

19) op zodanig wijze in dit kanaal (41) gestoken wordt, doorheen de open top daarvan, dat deze aanhaakorganen (10, 11)

van deze behuizing (1) in deze eerste uitsnijdingen (49, 50) van dit kanaalorgaan (41) vastgehaakt worden, deze lippen

(47, 48) van deze flenzen (45, 46) elk gelegen zijn tussen een aanhaakorgaan (10, 11) van deze behuizing en een aanslag w a n d (32, 33) van dit vergrendelelement (19) en deze flenzen

(45, 46) in deze spleten (12) ter plaatse van deze eerste uitsnijdingen (49, 50) gelegen zijn.

12, met het kenmerk, dat deze gedeelten (6, 7) van de bovenste wand van deze behuizing (1) driehoekig zijn en randen hebben die zich vanaf deze open voorkant van deze doos (1) tot de randen van deze uitsnijding (13) uitstrekken.

12) Scharnier volgens conclusie 8

met het kenmerk, dat deze doos (1) een achterwand (4) heeft

met een tweede uitsnijding (13) die met deze opening (30) in dit vergrendelorgaan (19) in verbinding staat als dit vergrendelorgaan (1, 18, 19) in deze doos (1) werd gestoken, waarbij deze tweede uitsnijding (13) toelaat dat een gedeelte van deze draaipin (4o) buiten deze achterwand (4) uitsteekt nadat hij in deze opening (30) werd gestoken.

13) Scharnier volgens conclusie

14) Scharnier volgens conclusie 7,

met het kenmerk, dat dit vergrendelelement (19) een holte (36) heeft om de samendrukking van dit veerelement (18) mogelijk te maken.

15) Scharnier volgens conclusie 9,

en 14, met het kenmerk, dat dit vergrendelement (19) een tweede doosvormig orgaan (23-27) omvat dat een open voorkant vertoont en deze holte (36) begrenst, waarbij dit tweede doosvormig orgaan (23-27) zijwanden (25, 26) heeft waarvan gedeelten zich boven de top van dit tweede doosvormig orgaan uitstre kken en waarbij dit hellend oppervlak (28) gelegen is tussen deze zijdelingse aanslagwanden (34, 35) die naast

deze uitstekende gedeelten van deze zijwanden (25, 26) gelegen zijn.