BE895470A - Werkwijze en inrichting voor het opvangen van zonneenergie, meer bepaald op daken en dergelijke. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het opvangen van zonneenergie, meer bepaald op daken en dergelijke. Download PDF

Info

Publication number
BE895470A
BE895470A BE0/209806A BE209806A BE895470A BE 895470 A BE895470 A BE 895470A BE 0/209806 A BE0/209806 A BE 0/209806A BE 209806 A BE209806 A BE 209806A BE 895470 A BE895470 A BE 895470A
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
heat
pipeline
parallel
elements
pipelines
Prior art date
Application number
BE0/209806A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Soetens Antoon
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Soetens Antoon filed Critical Soetens Antoon
Priority to BE0/209806A priority Critical patent/BE895470A/nl
Publication of BE895470A publication Critical patent/BE895470A/nl
Priority to EP83870105A priority patent/EP0109374A1/fr

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24SSOLAR HEAT COLLECTORS; SOLAR HEAT SYSTEMS
    • F24S20/00Solar heat collectors specially adapted for particular uses or environments
    • F24S20/60Solar heat collectors integrated in fixed constructions, e.g. in buildings
    • F24S20/69Solar heat collectors integrated in fixed constructions, e.g. in buildings in the form of shingles or tiles
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24SSOLAR HEAT COLLECTORS; SOLAR HEAT SYSTEMS
    • F24S20/00Solar heat collectors specially adapted for particular uses or environments
    • F24S20/60Solar heat collectors integrated in fixed constructions, e.g. in buildings
    • F24S20/67Solar heat collectors integrated in fixed constructions, e.g. in buildings in the form of roof constructions
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24SSOLAR HEAT COLLECTORS; SOLAR HEAT SYSTEMS
    • F24S80/00Details, accessories or component parts of solar heat collectors not provided for in groups F24S10/00-F24S70/00
    • F24S80/30Arrangements for connecting the fluid circuits of solar collectors with each other or with other components, e.g. pipe connections; Fluid distributing means, e.g. headers
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02ATECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
    • Y02A30/00Adapting or protecting infrastructure or their operation
    • Y02A30/60Planning or developing urban green infrastructure
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02BCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO BUILDINGS, e.g. HOUSING, HOUSE APPLIANCES OR RELATED END-USER APPLICATIONS
    • Y02B10/00Integration of renewable energy sources in buildings
    • Y02B10/20Solar thermal
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02EREDUCTION OF GREENHOUSE GAS [GHG] EMISSIONS, RELATED TO ENERGY GENERATION, TRANSMISSION OR DISTRIBUTION
    • Y02E10/00Energy generation through renewable energy sources
    • Y02E10/40Solar thermal energy, e.g. solar towers

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Sustainable Development (AREA)
  • Sustainable Energy (AREA)
  • Thermal Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Photovoltaic Devices (AREA)
  • Building Environments (AREA)

Description


  "Werkwijze en inrichting voor het opvangen van zonne-

  
energie, meer bepaald op daken en dergelijke". 

  
"Werkwijze en inrichting voor het opvangen van zonneenergie, meer bepaald op daken en dergelijke"

  
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het opvangen van zonneënergie, meer bepaald op daken en dergelijke.

  
Bij het gebruik van tot nog toe bekende zonnepanelen is de oppervlakte,waarop de kaloriën afkomstig van de zon opgevangen worden,relatief gering zodanig dat om een voldoende efficientie te bekomen, het vereist is dat een maximale hoeveelheid energie per eenheid van oppervlakte opgestapeld wordt, met andere woorden dat de temperatuur van het warmteabsorberend materiaal zo hoog mogelijk gebracht wordt.

  
Dit biedt onder andere het nadeel dat gebruik dient gemaakt te worden,bij het konstrueren van de zonnepanelen,van bijzondere materialen welke toelaten een maximale warmtehoeveelheid te stockeren en over te brengen en,bovendien, dat bij relatief hoge temperaturen een belangrijke rendementsvermindering

  
of warmteverlies ontstaat.

  
De uitvinding heeft tot doel een werkwijze voor het opvangen van zonneënergie voor te stellen welke eerder op lage temperatuur werkt en daar voor gebruik maakt van een relatief groot oppervlak en belangrijke hoeveelheid warmteabsorberend materiaal. 

  
Verder wordt er,volgens de uitvinding, naar gestreefd een werkwijze voor te stellen die zeer eenvoudig toegepast kan worden zonder dat gebruik dient gemaakt te worden van bijzonder gereedschap of materiaal

  
en waarbij geen bijzondere vakkennis vereist is.

  
Volgens de uitvinding plaatst men op een onderlaag een reeks voor zonnestralen gevoelige energieafvoerelementen op een bepaalde afstand nagenoeg evenwijdig aan elkaar en brengt men overeenkomstige langwerpige lichtdoorlatende afschermkappen boven deze elementen zodanig dat deze laatste vervat zijn in een nagenoeg luchtdichte ruimte.

  
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding maakt men gebruik van buisleidingen,waarin

  
 <EMI ID=1.1> 

  
gieafvoerelementen.

  
De uitvinding heeft verder nog betrekking

  
op een inrichting voor het toepassen van de hierboven werkwijze.

  
Deze inrichting is gekenmerkt door het feit dat ze voorzien is van een reeks voor zonnestralen gevoelige energieafvoerelementen en overeenkomstige langwerpige lichtdoorlatende afschermkappen, welke zodanig boven deze elementen geplaatst zijn dat een nagenoeg luchtdichte ruimte gevormd wordt boven deze laatste.

  
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn trapvormige verbindingsbruggen voorzien voor het in elkaars verlengde aan elkaar traps-

  
 <EMI ID=2.1> 

  
lende ondergrond van trapsgewijs op elkaar geplaatste platen, zoals dakpannen.

  
In een meer bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding sluiten de energieafvoerelementen,ter hoogte van de trapvormige verbindingsbruggen voor de afschermkappen,in elkaars verlengde met elkaar aan

  
bij middel van nagenoeg soepele of buigzame koppelingsorganen, welke zich onder genoemde verbindingsbruggen door uitstrekken.

  
In een meer specifieke uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaan de energieafvoerelementen uit in parallel geplaatste dubbele buisleidingen waarin een

  
 <EMI ID=3.1> 

  
eerste buisleiding in thermisch geleidend kontakt is met de onderlaag en een tweede nagenoeg thermisch geisoleerd is ten opzicht van de onderlaag in genoemde eerste buisleiding en nagenoeg rechtstreeks aan de inval van de zonnestralen doorheen de beschermkappen blootgesteld is.

  
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van drie bijzondere uitvoeringsvormen van de uitvinding ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet ; 

  
de hierbij gebruikte verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.

  
Figuur 1 is een gedeeltelijk perspectiefaanzicht van twee met elkaar aansluitende dakpannen uitgerust met een inrichting, volgens de uitvinding, voor het opvangen van zonneënergie, waarbij bepaalde onderdelen, voor de duidelijkheid,weggelaten of afzonderlijk voorgesteld werden. Figuur 2 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn II-II van figuur 1. Figuur 3 is, op grotere schaal, een langsdoorsnede volgens de lijn III-III van figuur 1. Figuur 4 is een vooraanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding. Figuur 5 is een gedeeltelijk perspectiefaanzicht van een nog andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.

  
In deze verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde of analoge elementen.

  
De uitvinding heeft in'de eerste plaats betrekking op een werkwijze voor het opvangen van zonneënergie welke bij voorbeeld toegepast kan worden

  
op een bestaand dak dat zowel met dakpannen, leien,

  
grote panelen of bitumen bedekt is.

  
Deze werkwijze is gekenmerkt door het feit

  
dat men op Ren bepaalde onderlaag, zoals een dak, een reeks voor zonnestralen gevoelige energieafvoerelementen op een bepaalde afstand evenwijdig aan elkaar

  
plaatst en men overeenkomstige langwerpige lichtdoorlatende afschermkappen boven op deze elementen aanbrengt, zodanig dat deze laatste vervat zijn in een nagenoeg luchtdichte ruimte.

  
Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van allerhande energieafvoerelementen, zoals fotogevoelige elementen, halfgeleidercomponenten, buisleidingen

  
waarin een warmteabsorberende vloeistof stroomt,

  
zoals gewoon water of olie, enz. 

  
Dankzij genoemde afschermkappen,die een luchtdichte ruimte afgrenzen boven deze elementen, ontstaat een zogenoemd 'serre-effekt', het is te zeggen wordt verhinderd dat de warmte die door de zonnestralen in deze ruimte binnendringt kan ontsnappen, zodanig dat binnen deze laatste de warmte opgehoopt wordt om dan geleidelijk bij middel van genoemde elementen afgevoerd te worden naar een bestemming waar ze opgeslagen of rechtstreeks aangewend wordt.

  
Ten einde toe te laten de zonnestralen,die op de afschermkappen vallen zoveel mogelijk te concentreren op de energieafvoerelementen, vertonen deze kappen bij voorkeur een nagenoeg boogvormige, meer bepaald halfcirkelvormige,dwarsdoorsnede.

  
In de figuren 1 tot 3 wordt een specifieke inrichting volgens de uitvinding voorgesteld voor het toepassen van de hierboven beschreven werkwijze.

  
Deze inrichting is voorzien van een reeks voor zonnestralen gevoelige energieafvoerelementen,

  
 <EMI ID=4.1> 

  
komstige langwerpige lichtdoorlatende afschermkappen

  
2 welke zodanig boven deze elementen 1 geplaatst zijn dat een nagenoeg luchtdichte ruimte 3 gevormd wordt.

  
In de uitvoeringsvorm volgens de figuren

  
1 tot 3 wordt deze inrichting geplaatst op een uit dakpannen 4,4' bestaande dakbedekking.

  
Zoals hierboven reeds vermeld werd, vertoont elke afschermkap 2. bij voorkeur een nagenoeg boogvormige dwarsdoorsnede en bestaat ze, in het bijzonder, uit

  
een cilindrisch gebogen vlak met een halfcirkelvormige dwarsdoorsnede.

  
Ten einde toe te laten de afschermkappen 2 op een doorlopende wijze in elkaars verlengde te monteren, op de verschillende trapsgewijs op elkaar geplaat-

  
 <EMI ID=5.1> 

  
overgang van de ene pan 4 naar de andere 4' trapvormige verbindingsbruggen 5 voorzien voor het aan elkaar trapsgewijs aansluiten van in elkaars verlengde geplaatste afschermkappen 2.

  
Deze verbindingsbruggen zijn bij voorbeeld van kunststof en vertonen twee trapvormig in de langsrichting van de afschermkappen 2 ten opzichte van elkaar verschoven steunoppervlakken 6 en 7, waarop de aanliggende uiteinden,respectievelijk 8 en 9, van de afschermkappen 2 en 2' rusten.

  
De buisleidingen 1, waarin bij voorbeeld

  
een warmteabsorberende vloeistof, zoals water of olie, of een warmteabsorberend gas, zoals freon, kan stromen , bestaan in deze uitvoeringsvorm uit in parallel geplaatste dubbele buizen, namelijk een eerste buisleiding 10 welke in thermisch geleidend kontakt is met de dakpannen en een tweede buisleiding 11 welke thermisch geïsoleerd is ten opzichte van de dakpannen en van de eerste buisleiding 10 en verder rechtstreeks aan de inval van de zonnestralen, doorheen de beschermkappen 2, blootgesteld is.

  
De eerste buisleiding vertoont in feite een dwarsdoorsnede in de vorm van een cirkelsegment en heeft dus een vlak gedeelte 12 dat een goed kontakt verzekert met de dakpannen. 

  
De tweede buisleiding 11 is voorzien boven op deze eerste buisleiding 10 en is vast ten opzichte van deze laatste,bij voorbeeld door tussenkomst van een isolatielaag 13 uit hard polyurethaanschuim.

  
In de uitvoeringsvorm volgens de figuren

  
1 tot 3 bestaan de buisleidingen uit buisporties waarvan de lengte enigszins kleiner is dan deze van een dakpan en welke onderling verbonden zijn bij middel van een soepele darm 14 voor de eerste buisleiding 10 en van een soepele darm 15 voor de tweede buisleiding 11.

  
Deze soepele of buigzame koppelingsorganen strekken zich onder genoemde verbindingsbruggen 5 door van de ene dakpan 4 naar de andere dakpan 4'.

  
Ten einde de verbinding tussen de darm en het uiteinde van de overeenkomstige buisportie mogelijk te maken is in elk vrij uiteinde van de buisporties een stop 16 met een aansluitstuk 17 voor de soepele darm 14 en een aansluitstuk 18 voor de soepele darm 15 voorzien.

  
In de uitvoeringsvorm volgens de figuren

  
1 tot 3 sluit eenzelfde stop 16 terzelfdertijd twee bovenelkaarliggende uiteinden van dë buisporties van de buisleidingen 10 en 11 af. Aldus wordt, dankzij deze stoppen, de verbinding tussen de twee bovenelkaarliggende buisleidingen verstevigd.

  
Zoals blijkt uit de figuren zijn de aansluitstukken 17 en 18 vertikaal ten opzichte van elkaar verschoven ten einde ze gemakkelijk bereikbaar te maken voor het bevestigen van de darmen 14 en 15. De uiteinden van deze laatste worden gewoon geschoven over de aansluitstukken 17 en 18 en eventueel bij middel van een niet voorgestelde spanring vastgemaakt.

  
Ten einde het kontakt tussen de onderliggende eerste buisleiding 10 met de dakpan nog verder in de hand te werken is deze gedeeltelijk verzonken in een gleuf 19 welke in de dakpannen voorzien is, terwijl de afschermkappen rusten op de bovenzijde 20 van de dakpannen. Dit heeft als gevolg dat de door de dakpannen, buiten de afschermkappen 2,geabsorbeerde warmte volgens de kortste weg geleid wordt naar het gedeelte 12 van de buisleiding 10 dat in kontakt is met de dakpannen.

  
De afschermkappen 2 worden op de dakpannen en op de steunoppervlakken 6 en 7 van de verbindingsbrug 5 bevestigd bij middel van een dichting 21 van klevende waterdichte mastiek, bij voorbeeld op basis van silicone.

  
In de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 tot 3 zijn de afschermkappen van doorzichtig glas, zodanig dat dus een maximum stralingswarmte doorgelaten wordt, terwijl de buisleidingen van geanodiseerd aluminium zijn waardoor de warmtegeleiding maximaal wordt.

  
Tenslotte is de onderzijde van de uit warmte absorberend materiaal bestaande dakpan bedekt met een warmtelsolerende en/of warmtereflecterende laag

  
22, zodat dus alle warmteverlies onderaan tegengegaan wordt. 

  
In figuur 4 wordt een meer vereenvoudigde uitvoeringsvorm voorgesteld welke bijzonder geschikt kan zijn voor stallen en meer algemeen voor industriebouw, waarvan het dak bij voorbeeld met een doorlopende bitumenlaag 4, in plaats van met dakpannen, bedekt is.

  
In deze bitumenlaag kunnen dan al dan niet gleuven 19 voorzien worden waarin doorlopende energieafvoerelementen l, welke bij voorbeeld eveneens bestaan uit twee boven elkaar geplaatste buisleidingen 10 en 11, aangebracht worden.

  
In deze vereenvoudigde uitvoeringsvorm kunnen bij voorbeeld de buisporties en de beschermkappen uit één stuk bestaan vanaf de onderrand van het dak tot aan de nok ervan, zodat dus in dit geval eventueel alleen bovenaan en onderaan het dak verbindingsbruggen

  
 <EMI ID=6.1> 

  
buisleidingen met een niet voorgestelde collector.

  
Verder kunnen in deze uitvoeringsvorm de beschermkappen bestaan uit een op zichzelf bekende doorzichtige g olfplaat,zodanig dus dat verschillende evenwijdig naast elkaar liggende afschermkappen onderling met elkaar verbonden zijn,in tegenstelling met hetgeen het geval is voor de uitvoeringsvorm van de figuren 1 tot 3.

  
Volgens de uitvinding werd vastgesteld dat, vooral voor de tweede buisleiding 11, het van belang kan zijn dat het buitenoppervlak ervan ruw en mat en zelfs geribt is,ten einde de warmteweerkaatsing tot een minimum te herleiden. 

  
De hierboven beschreven en in de figuren 1 tot 4 voorgestelde buisleidingen monden bovenaan het dak, bij voorbeeld in de nabijheid van de nok, uit in een niet voorgestelde collector die dan aangesloten is

  
op een eveneens niet voorgestelde opslagtank, van waaruit dan de verschillende installaties, zoals vloerverwarming, zwembad, warm waterreservoirs, enz, gevoed worden.

  
Dezelfde tank of eventueel een buffertank, waarin het afgekoelde water verzameld wordt,is verbonden met een verdeelbuis die aan de onderrand van

  
het dak voorzien is,bij voorbeeld nabij de dakgoot,en van waaruit de afgekoelde warmteabsorberende vloeistof terug in de buisleidingen 10 en 11 stroomt.

  
Een afzonderlijke collector en verdeelbuis kan voorzien worden voor de buisleidingen 10 en voor

  
de buisleidingen 11. Deze afzonderlijke collectoren

  
en verdeelbuizen kunnen dan bij voorbeeld door tussenkomst van thermostatische kranen aangesloten worden

  
op genoemde stockeertank of opslagtank.

  
Het doel van de buisleiding 10 is vooral de door de onderlaag,welke dus,in het desbetreffend geval, bij voorbeeld gevormd is door de dakbedekking, geabsorbeerde warmte op te nemen en bij middel van een warmteabsorberende vloeistof naar de stockeertank over te brengen. Dit zal dus vooral het geval zijn wanneer

  
de zon relatief lang schijnt op een droge onderlaag. Aangezien dus,in een dergelijke situatie, eveneens de warmteabsorberende vloeistof of het warmteabsorberend gas in de tweede buisleiding 11, hoofdzakelijk door de rechtstreekse inval van de zonnestralen, zal opgewarmd worden, kunnen bij middel van genoemde thermostatische kranen beide leidingen in parallel verbonden worden met de stockeertank.

  
Echter, wanneer bij voorbeeld na regenweer of in de winter de zon schijnt is de door de onderlaag of dakbedekking opgenomen warmte,zeer gering en meestal onvoldoende om te kunnen overgedragen worden naar de warmteabsorberende vloeistof van de buisleiding

  
10. Dit heeft als gevolg dat, in feite, slechts de rechstreekse stralingswarmte op de ten opzichte van

  
de dakbedekking geïsoleerde buisleiding opgevangen

  
kan worden.

  
In dit geval worden dus de collector en

  
de verdeelbuis van de eerste buisleiding 10 bij middel . van de thermostatische kraan afgesloten, zodanig dat dus de stockeertank enkel door de vloeistof van de tweede buisleiding ll.gevoed zal worden.

  
Deze thermostatische kranen kunnen bij voorbeeld bediend worden in funktie van de temperatuur van de dakbedekking ; het volstaat bij voorbeeld dat de voeler van de thermostatische kranen zich bevindt op een juist gekozen plaats van de dakbedekking.

  
Aldus kan men, dankzij deze tweede buisleiding 11 zelfs tijdens zeer korte zonnige periodes, zoals in de winter, een bepaalde hoeveelheid zonneenergie met voldoende efficientie opvangen en overbrengen naar de stockeertank.

  
Verder is het mogelijk, dankzij het genoemd serre-effekt in de ruimte 3,de aldus in deze laatste opgewarmde lucht rechtstreeks aan te wenden, bij voor-beeld voor het opwarmen van bepaalde vertrekken, zoals badkamers. Het volstaat deze ruimte 3 bij middel van

  
een gepaste afvoerleiding in verbinding te stellen met de op te warmen vertrekken.

  
Tenslotte heeft figuur 5 betrekking op een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding die zich onderscheidt van deze volgens de figuren 1 tot 3 vooral door het feit dat de energieafvoerelementen 1 bestaan uit zonnecellen, zoals uit siliciumschijfjes gevormde halfgeleidercomponenten.In dit geval zijn de koppelingsorganen 14, l5,die zich onder de verbindingsbruggen 5 uitstrekken, bij voorbeeld elektrische geleiders, zoals draden of strippen, die gesoldeerd zijn op deze zonnecellen.

  
In deze derde uitvoeringsvorm werd gebruik gemaakt van gewone bestaande dakpannen 4, 4', dus zonder gleuf 19, waarop de zonnecellen 1, gekleefd worden bij voorbeeld door tussenkomst van een intermediaire laag 23 uit een enigszins vervormbare rubberachtige stof, die toelaat eventuele vervormingen van de dakpannen op te vangen.

  
De uitvinding is natuurlijk geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen

  
en binnen het raam ervan kunnen nog verschillende veranderingen overwogen worden.

  
Het spreekt vanzelf dat eventueel gebruik gemaakt kan worden van één enkele buisleiding welke

  
bij voorbeeld thermisch geleidend verbonden is met

  
de dakbedekking,of van meer dan twee in parallel geschakeldé buisleidingen, waarin eventueel verschillende warmteabsorberende vloeistoffen of gassen kunnen stromen. Ten einde het eventueel vast of te viskeus worden van deze vloeistoffen bij lage temperatuur te vermijden kunnen deze aangepaste additieven bevatten, welke bij voorbeeld het stollingspunt verlagen.

  
Bij het gebruik van dubbele buisleidingen

  
kan bij vorbeeld tussen deze laatste een aluminium warmteweerkaatsende folie, al dan niet samen met een isolerende laag 13, voorzien worden.

  
Bij bestaande dakbedekkingen, uit klassieke pannen bij voorbeeld, kunnen de leidingen 10 en 11 rechtstreeks op het bovenoppervlak 20 ervan geplaatst worden, dus zonder de gleuf 19.

  
Ook dient de inrichting volgens de uitvinding niet noodzakelijk aangebracht te worden op een dak, maar kan deze in sommige bijzondere gevallen voorzien worden op een talud of glooiing van een terrein bij voorbeeld.

  
Tenslotte, kunnen de afschermkappen bestaan uit doorzichte plastiek, alhoewel voor sommige gevallen de voorkeur aan glas gegeven wordt, en kunnen de buisleidingen eveneens van een ander metaal of zelfs, in sommige gevallen, van al dan niet soepele plastiek zijn.

Claims (1)

  1. CONCLUSIES
    1. Werkwijze voor het opvangen van zonneenergie, meer bepaald op daken en dergelijke, met het kenmerk dat men op een onderlaag een reeks voor zonnestralen gevoelige energieafvoerelementen op een bepaalde afstand nagenoeg evenwijdig aan elkaar plaatst en men overeenkomstige langwerpige lichtdoorlatende afschermkappen boven deze elementen aanbrengt,zodanig dat deze laatste vervat zijn in een nagenoeg luchtdichte ruimte.
    2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat men gebruik maakt van afschermkappen met
    een nagenoeg boogvormige dwarsdoorsnede.
    3. Werkwijze volgens één van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men gebruik maakt van afschermkappen die onderling evenwijdig aan elkaar zijn.
    4. Werkwijze volgens één van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men de energieafvoerelementen plaatst op een warmteabsorberende onderlaag.
    5. Werkwijze volgens één van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men de energieafvoerelementen met de afschermkappen plaatst op een hellende onderlaag, bij voorkeur volgens de richting van de
    helling van deze laatste.
    6. Werkwijze volgens één van de conclusies
    1 tot 5, met het kenmerk dat men gebruik maakt van buisleidingen waarin een warmteabsorberende vloeistof
    of een warmteabsorberend gas kan stromen.
    7. Werkwijze volgens de vorige conclusie,
    met het kenmerk dat men gebruik maakt van in parallel geplaatste buisleidingen, waarbij een eerste buisleiding in thermisch geleidend kontakt is met de onder-laag en een tweede thermisch geïsoleerd is ten opzichte van-de onderlaag en genoemde eerste buisleiding en nagenoeg rechtstreeks aan de inval van de zonnestralen, doorheen de afschermkappen, blootgesteld is.
    8. Werkwijze voor het opvangen van zonneënergie, meer bepaald op daken en dergelijke, zoals hiervoor beschreven of in bijgevoegde tekeningen voorgesteld werd.
    9. Inrichting voor het opvangen van zonneenergie, meer bepaald het toepassen van de
    werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 8, met
    het kenmerk dat ze voorzien is met een reeks voor zonnestralen gevoelige energieafvoerelementen en overeenkomstige langwerpige lichtdoorlatende afschermkappen,
    welke zodanig boven de elementen geplaatst zijn dat
    een nagenoeg luchtdichte ruimte gevormd wordt boven
    deze laatste.
    10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk dat elke afschermkap een nagenoeg boogvormige dwarsdoorsnede vertoont.
    11. Inrichting volgens één van de conclusies
    9 of 10,met het kenmerk dat de afschermkappen nagenoeg onderling evenwijdig aan elkaar zijn en zich uitstrekken op
    een hellende onderlaag, volgens de richting van de
    helling van deze laatste.
    12. Inrichting volgens één van de vorige conclusies, met het kenmerk dat de afschermkappen de
    vorm hebben van een nagenoeg cilindrisch gebogen
    vlak.
    13. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk dat het gebogen vlak een nagenoeg halfcirkelvormige dwarsdoorsnede vertoont. 14. Inrichting volgens één van de conclusies 10 tot l3,met het kenmerk dat trapvormige verbindingsbruggen voorzien zijn voor het in elkaars verlengde
    aan elkaar trapsgewijs aansluiten van de afschermkappen op een hellende ondergrond van trapsgewijs op elkaar geplaatste platen, zoals dakpannen.
    15. Inrichting volgens conclusie 14, met
    het kenmerk dat de verbindingsbruggen twee trapvormig in de langsrichting van de afschermkappen ten opzichte van elkaar verschoven steunoppervlakken vertonen,waarop de aanliggende uiteinden van twee opeenvolgende in elkaars verlengde geplaatste afschermkappen rusten.
    16. Inrichting volgens één van de conclusies 10 tot 15, met het kenmerk dat de energieafvoerelementen bestaan uit buisleidingen, waarin een warmteabsorberende vloeistof of warmteabsorberend gas kan stromen.
    17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk dat minstens twee boven elkaar geplaatste en ten opzichte van elkaar thermisch geïsoleerde in parallel geschakelde buisleidingen voorzien zijn.
    18. Inrichting volgens de conclusies 16 of 17, met het kenmerk dat in parallel geplaatste dubbele buisleidingen voorzien is, waarbij een eerste buisleiding in thermisch geleidend kontakt is met de onderlaag en een tweede nagenoeg thermisch geïsoleerd is
    ten opzichte van de onderlaag en genoemde eerste buisleiding en nagenoeg rechtstreeks aan de inval van de zonnestralen doorheen de beschermkappen blootgesteld is. 19. Inrichting volgens conclusie l8,met het kenmerk dat genoemde eerste buisleiding een met de ondergrond in aanraking zijnde nagenoeg vlak gedeelte vertoont, waarbij de tweede buisleiding voorzien is boven deze eerste buisleiding.
    20. Inrichting volgens één van de conclusies 17 tot 19, met het kenmerk dat de in parallel geschakelde leidingen vast zijn ten opzichte van elkaar.
    21. Inrichting volgens één van de conclusies 14 tot 20, met het kenmerk dat de energieafvoerelementen, ter hoogte van de trapvormige verbindingsbruggen voor
    de afschermkappen, in elkaars verlengde met elkaar aansluiten bij middel van nagenoeg soepele of buigzame koppelingsorganen, welke zich onder genoemde verbindingsbruggen door uitstrekken.
    22. Inrichting volgens conclusie 21, met
    het kenmerk dat de buisleiding bestaat uit buisporties welke onderling bij middel van een soepele darm onder genoemde verbindingsbruggen door met elkaar aansluiten.
    23. Inrichting volgens conclusie 22, met
    het kenmerk dat in elk van de vrije uiteinden van de buisporties een stop met aansluitstuk voor de soepele darm voorzien is. <EMI ID=7.1>
    16 tot 23, met het kenmerk dat minstens het gedeelte van de buisleidingen dat rechtstreeks aan de inval van de zonnestralen blootgesteld is een enigszins ruw en mat buitenoppervlak vertoont. 25. Inrichting volgens één van de conclusies 10 tot 24, met het kenmerk dat de energieafvoerelementen minstens gedeeltelijk in genoemde ondergrond verzonken zijn, terwijl de afschermkappen rusten bovenop deze onderlaag.
    26. Inrichting volgens één van de conclusies 10 tot 25, met het kenmerk dat de afschermkappen met hun randen bij middel van een klevende waterdichte mastiek op genoemde onderlaag bevestigd zijn.
    27. Inrichting volgens één van de conclusies 10 tot 26, met het kenmerk dat de afschermkappen van doorzichtig glas zijn.
    28. Inrichting volgens één van de conclusies 17 tot 27, met het kenmerk dat de buisleidingen van geanodiseerd aluminium zijn.
    28. Inrichting volgens één van de conclusies 10 tot 27, met het kenmerk dat de onderlaag van warmteabsorberend materiaal is en de onderzijde ervan met een warmtelsolerende en/of warmtereflecterende laag voorzien is.
    30. Inrichting voor het opvangen van zonne-
    <EMI ID=8.1>
    tekeningen voorgesteld werd.
BE0/209806A 1982-10-08 1982-12-23 Werkwijze en inrichting voor het opvangen van zonneenergie, meer bepaald op daken en dergelijke. BE895470A (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE0/209806A BE895470A (nl) 1982-12-23 1982-12-23 Werkwijze en inrichting voor het opvangen van zonneenergie, meer bepaald op daken en dergelijke.
EP83870105A EP0109374A1 (fr) 1982-10-08 1983-10-10 Dispositif pour capter l'énergie solaire sur un toit ou analogue

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE895470 1982-12-23
BE0/209806A BE895470A (nl) 1982-12-23 1982-12-23 Werkwijze en inrichting voor het opvangen van zonneenergie, meer bepaald op daken en dergelijke.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE895470A true BE895470A (nl) 1983-04-15

Family

ID=25653473

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE0/209806A BE895470A (nl) 1982-10-08 1982-12-23 Werkwijze en inrichting voor het opvangen van zonneenergie, meer bepaald op daken en dergelijke.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE895470A (nl)

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0109374A1 (fr) * 1982-10-08 1984-05-23 Antoon Soetens Dispositif pour capter l'énergie solaire sur un toit ou analogue
WO1984004579A1 (en) * 1983-05-10 1984-11-22 Walter Freller Roof element
GB2463671A (en) * 2008-09-19 2010-03-24 Richard David Bankart Method for constructing a building comprising a framework with a self supporting solar panel
US8910624B2 (en) 2012-10-04 2014-12-16 Double M Properties Ab Solar collector, collector element, building roof, building, and solar energy recovery system

Cited By (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0109374A1 (fr) * 1982-10-08 1984-05-23 Antoon Soetens Dispositif pour capter l'énergie solaire sur un toit ou analogue
WO1984004579A1 (en) * 1983-05-10 1984-11-22 Walter Freller Roof element
EP0126726A1 (de) * 1983-05-10 1984-11-28 VOEST-ALPINE Aktiengesellschaft Dachelement
GB2463671A (en) * 2008-09-19 2010-03-24 Richard David Bankart Method for constructing a building comprising a framework with a self supporting solar panel
GB2463671B (en) * 2008-09-19 2011-04-27 Richard David Bankart Building construction
US8910624B2 (en) 2012-10-04 2014-12-16 Double M Properties Ab Solar collector, collector element, building roof, building, and solar energy recovery system

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP2004511746A (ja) 太陽熱屋根材料
CA1092462A (en) Solar heater roof-panel construction
US3145707A (en) Solar heat collector
US6014968A (en) Tubular heating-pipe solar water-heating-system with integral tank
US20070235021A1 (en) Skylight/solar water heating apparatus
US4261417A (en) Device for preventing damage due to roof ice dams
USH2231H1 (en) Tubular heating-pipe solar water-heating-system with integral tank
HUT62998A (en) Solar collector for trussing and method for yielding heat energy carrying out by solar-collector trussing
BE895470A (nl) Werkwijze en inrichting voor het opvangen van zonneenergie, meer bepaald op daken en dergelijke.
US4284064A (en) Solar heating system
US20080149095A1 (en) Solar Collector Element
FI126124B (fi) Aurinkokeräin, rakennuksen vesikatto, rakennus ja aurinkoenergian talteenottojärjestelmä
EP3105513A2 (en) Modular double glazed long narrow solar collector and mounting means
EP2017551A2 (en) Solar heat exchanger
JP2017025482A (ja) 屋根融雪装置
EP0743495B1 (en) Radiation heating device
JPH08222752A (ja) 太陽電池装置
WO2018146383A1 (en) Collector element for collecting solar energy
JP2654424B2 (ja) ソーラシステム用集放熱装置
JP3212072U (ja) 折板二重葺き屋根用融雪装置
KR100938910B1 (ko) 태양에너지 집열판
JPH0262675B2 (nl)
JP2000226916A (ja) 融雪システム
JPS5942423Y2 (ja) 太陽熱利用の屋根板体
KR20030051704A (ko) 태양열 지붕

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: SOETENS ANTOON

Effective date: 19861231