BE894952A

BE894952A - Transformator van energie

Info

Publication number: BE894952A
Application number: BE2/59903A
Authority: BE
Original assignee: Worms Louis
Priority date: 1982-11-09
Filing date: 1982-11-09
Publication date: 1983-03-01

Description

"Transformator van energie".

De uitvinding betreft een transformator van energie best aande uit een g estel, een in dit gestel gemonteerde turbine met een rotor bestaande uit een as en schoepen,

en een verbinding tussen deze as en een energie transformerend mechanisme .

Het energie transformerend nechanisme is bij voorbeeld een elektriciteit producerend mechanisme, in het bijzonder een alternator of een dynamo.

De transformator van energie ontvangt via de rotor zijn energie uit een stroming en brengt deze energie over langs de as van de rotor naar het energie transformerend mechanisme best aande bij voorbeeld in een alternator of een dynamo.

Een doel van de uitvinding bestaat erin een transformator van de gedoelde soort te verschaffen die een voldoende vermogen van de stroming afneemt ook indien de stroming een beperkte snelheid heeft.

Een ander doel van de uitvinding is een transformator van energie van de genoemde soort te verschaffen waarvan de verhouding tussen de energie die afgegeven wordt aan het transformerend mechanisme enerzijds en de in de stroming beschikbare energie anderzijds zeer hoog ligt.

Tot dit doel bevat de transformator van energie volgens de uitvinding middelen die vloeistof op verschillende plaatsen naar de rotoromtrek leiden volgens een richting

die een tangentiële componente heeft in dezelfde draaizin.

Bij voorkeur liggen twee van de plaatsen nagenoeg
1800 van e lkaar af.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat het gestel een huis met toevoerkanalen die een zijde ervan verbinden met hogergedoelde plaatsen en minstens een afvoerkanaal dat een andere plaats van de rotoromtrek verbindt met de overstaande zijde van het huis.

rotor toe nauwer.

In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de as van de rotor in het gestel verticaal opgesteld.

In een zeer bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding behoort het gestel tot een ponton en is de rotor

bij normale belasting van de ponton volledig ondergedompeld.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een transformator van energie van de hierboven omschreven soort waarvan de werking riet gestoord wordt door een veranderlijk peil van de stroming en waarvan de werking mogelijk is ongeacht of de as van de rotor horizontaal of verticaal opgesteld is.

Tot dit doel bevatten de schoepen meerdere lamellen die ten opzichte van de schoep scharnieren om asjes die evenwijdig zijn aan de rotoras en zijn voor elke lamel twee aanslagen voorzien waarvan de eerste in het hoofdvlak van de schoep ligt en de tweede ten opzichte van de draaizin naijlt.

Bij voorkeur ijlt de tweede aanslag na over nage-

Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een transformator van energie volgens de uitvinding deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet? de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen.

Figuur 1 is een schematisch zijaanzicht van een transformator van energie volgens de uitvinding. Figuur 2 stelt een doorsnede voor volgens de lijn 11-11 uit figuur 1. Figuur 3 is een schematisch vooraanzicht van een schoep uit een turbine van de inrichting volgens de figuren 1 en 2. Figuur 4 is een eerste schematisch zijaanzicht van de schoep uit figuur 3 bij één stromingszin. Figuur 5 is een tweede schematisch zijaanzicht van de schoep uit figuur 3 bij een andere stromingszin.

In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.

De in de figuren voorgestelde inrichting trans- formeert de energie voortkomend uit een stroming in de zin van pijl 1 tot elektrische energie voortgebracht door een alternator 2.

Deze alternator 2 is opgesteld op een ponton die in hoofdzaak bestaat uit een vlotterkamer 3 en een benedenruimte 4. De vlotterkamer 3 wordt bovenaan door een bovenplaat 5 en onderaan door een middenplaat 6 begrensd. De

onderaan door een benedenplaat 7 begrensd. Daarnaast worden de vlotterkamer 3 en de benedenruimte 4 ook nog begrensd door zijplaten 8 en 9, een voorplaat 10 en een achterplaat 11.

De voorplaat 10 en de achterplaat 11 sluiten de vlotterkamer 3 volledig af maar ter hoogte van de benedenruimte 4 zijn

uit de voorplaat 10 drie openingen 12,13 en 14 uitgespaard

en is uit de achterplaat 11 een opening 15 uitgespaard.

De opening 12 vormt de ingang van het kanaal 16 dat begrensd wordt door de zijplaat 8 en door de daaraan evenwijdige tussenplaat 17. De opening 13 vormt de ingang van het

kanaal 18 dat begrensd wordt door de tussenplaat 17 en door het scheidingselement 19.

De opening 14 vormt de ingang van het kanaal 20 dat begrensd wordt door het scheidingselement 19 en de zi jplaat 9. De kanalen 16,18 en 20 monden uit in de rumte

21 waarin de rotor van een turbine gemonteerd is. Deze turbine heeft een verticale as 22 en schoepen die in figuur

2 met het verwijzingscijfer 23 aangeduid zijn en waarvan de samenstelling verder gedetailleerd beschreven is. De schoepen 23 strekken zich in hoofdzaak radiaal uit. Het water dat in het kanaal 16 binnenstroomt in de richting aan-

kanaal 16 in de ruimte 21 geleid volgens de pijlen 27,dit is met een tangentiële componente in de draaizin aangeduid door pijl 28. Het water dat door het kanaal 18 aangevoerd

schot 24. Ook dit water komt in de ruimte 21 volgens een pijl 29 met een tangentiële componente in de draaizin aangeduid door pijl 28. Dit water wordt medegeleid door het scheidingselement 19.

Het water dat langs het kanaal 20 binnenkomt tussen de zijplaat 9 en het scheidingselement 19 bereikt eveneens de ruimte 21 volgens de richting aangeduid door pijl 30,met een tangentiële componente in de draaizin aangeduid door pijl 28.

toe zodat het water in het kanaal 20 versnelt, wat ook de rot atiesnelheid van de rotor opdrijft. Op te merken valt dat de kanalen 16,18 en 20 het water naar de rotoromtrek leiden op verschillende plaatsen maar telkens volgens een richting die een tangentiële componente heeft in dezelfde dr aaizin. De plaats waar het kanaal 16 op de ruimte 21

de plaats waar het kanaal 20 in de ruimte 21 uitmondt.

De rotor wordt dus door de vloeistofstroom in de gunstige zin aangedreven over meer dan de helft van de rotoromtrek. Het afvoerkanaal van het water uit de ruimte 21 wordt gevormd door de opening 15 die uitgespaard is uit de achterplaat 11. De genoemde platen en schotten vormen samen met het scheidingselement 19 een huis voor de rotor.

De ponton kan met ballastkamers uitgerust zijn zodat hij dieper of minder diep onder het wateroppervlak kan komen. Bij een normale belasting van de ponton is de rotor evenwel volledig ondergedompeld. De ponton kan uitgerust zijn met middelen die hem automatisch richten met zijn zijplaten 8

en 9 evenwijdig aan de stromingsrichting aangeduid door de pijlen 1. De schoepen die in figuur 2 schematisch voorgesteld en met het verwijzingscijfer 23 aangeduid zijn,bevatten

in een zelfde vlak op de as 22 bevestigd zijn. Voor elke schoep komen tussen deze spaken 31 vijf asjes 32 voor. Deze asjes zijn dus evenwijdig aan de as 22 van de rotor. Om vier van de asjes 32 scharniert een lamel 33. Enkel om het buitenste asje 32 is geen lamel aang&#65533;bracht, In een uiterste stand, de in figuur 4 voorgestelde, sluit elke lamel 33 aan tegen het verder buitenwaarts gelegen asje 32. In deze st and overlappen de lamellen 33 gedeeltelijk elkaar zodat

de schoep dan een volledig dicht oppervlak vormt van aan de as 22 van de rotor tot aan de buitenomtrek van deze rotor. Deze stand wordt bij voorbeeld ingenomen door de lamellen 33 van de schoep die in figuur 2 het dichtst bij de zijwand 9 voorkomt. De lamellen 33 kunnen ook een andere uiterste stand innemen, namelijk de in figuur 5 voorgestelde stand. In deze stand sluiten ze niet meer aan tegen de eerste aanslag gevormd door het volgende asje 32 maar wel tegen een tweede aanslag gevormd door een beugel 34 die loodrecht staat op het vlak van de asjes 32 die het hoofdvlak van de

Water dat door de schoepen 23 zou doordringen tegen de draaiingszin 28 in kan dus doorheen deze schoepen gaan doordat de lamellen 33 geheel of gedeeltelijk overg aan van de aansluiting tegen de eerste aanslag 32 volgens figuur 4 naar de aansluiting tegen de tweede aanslag 34 volgens figuur 5. W aar het aankomende water voldoende tangentieel gericht wordt over de nagenoeg volledige omtrek van de rotor in de draaizin 28 blijven de lamellen 33 evenwel aansluiten tegen hun eerste aanslag.

In een uitvoeringsvariante is de rotor bestaande uit de as 22 en de schoepen 23 niet gemonteerd in een ponton maar wel in een frame en wordt het water niet via kanalen met een tangent iele componente in dezelfde draaizin gericht over een groot gedeelte van de omtrek van de rotor. In

.

dit geval is het belangrijk dat over een gedeelte van de omtrek de lamellen 33 tegen de asjes 32 aansluiten en over een ander gedeelte van de omtrek tegen de tweede aanslagen gevormd door de beugels 34 aansluiten. Over dit laatste

dan niet drijvend maar ook slechts beperkt remmend in. Ook zulk frame kan voorzien zijn van middelen die het onder

een bepaalde richting ten opzichte van de stroming instellen.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor

te en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoering vele veranderingen aangebracht worden, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt.

Hoewel het de voorkeur verdient de as 22 verticaal

te plaatsen zodat de hoofdvlakken van de schoepen ook

steeds verticaal blijven is dit geen absolute vereiste en

kan de as in beginsel ook horizontaal zijn zodat de schoepen de horizontale en de verticale stand en alle tussenstanden kunnen innemen.

Claims

CONCLUSIES

1. Transformator van energie bestaande uit een gestel, een in dit gestel gemonteerde turbine met een rotor bestaande uit een as en schoepen, en een verbinding tussen deze as en een energie transformerend mechanisme,met het kenmerk dat <EMI ID=12.1>

naar de rotoromtrek leiden volgens een richting die een tangentiële componente heeft in dezelfde draaizin.

2. Transformator van energie volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat twee van de plaatsen op meer dan 90[deg.] van elkaar af liggen.

3. Transformator van energie volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat twee van de plaatsen nagenoeg 180[deg.] van elkaa-- afliggen.

4. Transformator van energie volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat het gestel een huis bevat met toevoerkanalen die één zijde ervan verbinden met hogerged�elde plaatsen en met minstens een afvoerkanaal d at een andere plaats van de rotoromtrek verbindt met de overstaande zijde van het huis.

5. Transformator van energie volgens vorige conc lusie, met het kenmerk dat minstens een van de toevoerkanalen naar de rotor toe nauwer wordt.

6. Transformator van energie volgens een van �e vorige conclusies, met het kenmerk dat de as van de rotor in het gestel verticaal opgesteld is.

7. Transformator van energie volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat het gestel tot een ponton behoort en bij normale belasting van de ponton

de rotor volledig ondergedompeld is.

8. Transformator van energie bestaande uit een gestel, een in dit gestel gemonteerde turbine met een rotor bestaande uit een as en schoepen, en een verbinding tussen deze as en een energie transformerend mechanisme, met het kenmerk dat de schoepen meerdere lamellen bevatten die ten opzichte van de schoep scharnieren om asjes die evenwijdig zijn aan de rotoras en voor elke lamel twee aanslagen voorzien

zijn w aarvan een eerste aanslag in het hoofdvlak van de schoep ligt en de tweede aanslag ten opzichte van de draaizin naijlt.

9. Transformator van energie volgens vorige conclusie,

90[deg.].

10. Transformator van energie zoals hiervoor beschreven of in de hieraan toegevoegde tekeningen voorgesteld.