BE891939A - FOUNDATION MACHINE - Google Patents

FOUNDATION MACHINE Download PDF

Info

Publication number
BE891939A
BE891939A BE2/59561A BE2059561A BE891939A BE 891939 A BE891939 A BE 891939A BE 2/59561 A BE2/59561 A BE 2/59561A BE 2059561 A BE2059561 A BE 2059561A BE 891939 A BE891939 A BE 891939A
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
mast
tilting
emi
claw
support mechanism
Prior art date
Application number
BE2/59561A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Fundex Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Fundex Nv filed Critical Fundex Nv
Priority to BE2/59561A priority Critical patent/BE891939A/en
Priority to JP57047048A priority patent/JPS58138830A/en
Priority to NL8201402A priority patent/NL191242C/en
Priority to IT48285/82A priority patent/IT1189263B/en
Priority to GB08213122A priority patent/GB2114194B/en
Publication of BE891939A publication Critical patent/BE891939A/en
Priority to KR1019830000310A priority patent/KR840003323A/en

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D7/00Methods or apparatus for placing sheet pile bulkheads, piles, mouldpipes, or other moulds
    • E02D7/02Placing by driving
    • E02D7/06Power-driven drivers
    • E02D7/14Components for drivers inasmuch as not specially for a specific driver construction
    • E02D7/16Scaffolds or supports for drivers

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Conveying And Assembling Of Building Elements In Situ (AREA)

Description

       

  "Funderingsmachine". 

  
De uitvinding heeft betrekking op een funderingsmachine

  
 <EMI ID=1.1> 

  
horizortale kantelas gemonteerde mast en midde len om de mast ten opzichte van het onderstel te kantelen tussen een neerliggende en een opgerichte stand.

  
Dergelijke funderingsmachines worden onder moer gebruikt voor het heien van funderingspalen, of voor het boren van

  
 <EMI ID=2.1> 

  
het ter plaatse vormen van funderingspalen. Het werktuig, dit is dus een trilmechanismeof een pneumatische hamer bij het heien of een boormachanisme bij het boren, wordt verplaatsbaar opgehangen aan de mast die, bij het transport van de funderingsmachine neergekanteld is, maar bij het in werking zijn opgericht ie. In opgerichte stand is de mast niet noodzakelijk verticaal zodat de funderingspalen ook onder een zekere hoek in de grond kunnen worden gebracht of gevormd.

  
Bij bekende funderingsmachines van deze soort is de mast zo kantelbaar op een einde van het onderstel vastgemaakt dat

  
 <EMI ID=3.1> 

  
vindt. Op het ander einde van het onderstel is een verhoogde structuur gemonteerd die tot merkelijk boven de kantelas reikt. De middelen om de mast te kantelen zijn gevormd door ten minste een dubbelwerkend cilinder-zuigermechanisme dat, enerzijds, op een vrij korte afstand van de kantelas scharnierend aan de mast is bevestigd en, anderzijds, scharnierend is bevestigd aan de top van de verhoogde structuur. Deze

  
 <EMI ID=4.1> 

  
geval de kostprijs van de m achine. Het belangrijkste nadeel van deze bekende machine is evenwel gevormd door het

  
 <EMI ID=5.1> 

  
het onderstel bevindt en de machine met neerliggende mast een zeer grote lengte bezit. Dit betekent dat het transport van demachine met neerliggende mast zeer moeilijk zo niet onmogelijk is. In de praktijk wordt dan ook voor het transport een groot gedeelte van de mast afgebroken. Dit

  
 <EMI ID=6.1> 

  
tijdrovend en kostelijk.

  
De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te verhelpen

  
 <EMI ID=7.1> 

  
dus kan worden getransporteerd zonder dat de mast dient gedeeltelijk te worden afgebroken, terwijl het oprichten en

  
 <EMI ID=8.1> 

  
leng- en verkortbaar vast- en loskoppelbaar kantelmechanisme voor het kantelen van de mast tussen de neerliggende stand boven het onderstel en een hellende tussenstand, welk kantelmechanisne tijdens het kantelen tussen deze standen op een afstand van de kantelas scharnierend met het onderstel en,

  
op een relatief kleine afstand van de kantelas, scharnierend met de mast is verbonden maar,bij opgerichte stand van de mast,is losgekoppeld, en een verleng- en verkortbaar en eveneens vast- en loskoppelbaar steunmechanisme voor het kantelen van de mast tussen de tussenstand en de opgerichte stand, welke steunmechanisme bij het kantelen tussen de laatstgedoelde standen op een afstand van de kantelas aan de zijde waarlangs zich de mast hellend boven het onderstel uitstrekt scharnierend aan het onderstel is verbonden en op een relatief

  
 <EMI ID=9.1> 

  
bonden, maar, bij neerliggende stand van de mast, is losgekoppeld.

  
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de funderingsmachine middelen die bij het oprichten van de mast het kantelmechanisme automatisch loskoppelen vaneen van de elementen gevormd door de mast en het onderstel wanneer  <EMI ID=10.1> 

  
vastkoppelen aan het gedoelde element vooraleer de mast bij het strijken opnieuw deze tussenstand bereikt, terwijl het kantelmechanisme op een vaste plaats scharnierend aan het andere van de elementen is bevestigd.

  
Bij voorkeur bevatten de laatstgedoelde middelen die het kantelmechanisme automatisch los- en vastkoppelen ten opzichte van een van de elementen gevormd door de mast en het onderstel ten minste een klauw die op het gedoelde element is bevestigd,terwijl het kantelmechanisme op zijn loskoppelbaar einde van een met de klauw samenwerkende kop is voorzien die bij het oprichten van de mast tussen de neerliggende stand en de tussenstand achter de klauw haakt maar bij verdere kanteling los van de klauw komt, en de

  
machine een steun bevat die deze kop , ten minste wanneer hij loskomt van de klauw, zo ondersteunt dat hij bij het

  
 <EMI ID=11.1> 

  
vooraleer de mast de tussenstand bereikt.

  
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding is het steunmechanisme met een einde op een vaste plaats scharnierend verbonden met de mast, en bevat de funderingsmachine ten minste een manueel plaatsbaar en verwijderbaar koppelingselement voor het scharnierend aan elkaar koppelen

  
 <EMI ID=12.1> 

  
Bij voorkeur zijn dit andere einde van het steunmechanisme en het onderstel van openingen voorzien en is het koppelingselement een pen die door deze openingen kan worden aangebracht wanneer ze tegenover elkaar zijn gelegen.

  
In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de fun deringsmachine een makelaar die verschuifbaar op de mast is gemonteerd en middelen om de

  
 <EMI ID=13.1> 

  
schuiven.

  
Bi j deze uitvoeringsvorm worden de werktuigen op de makelaar gemonteerd, welke makelaar langer is dan de mast waarmee hij de toren vormt. Bij opgerichte stand van de toren steekt de makelaar merkelijk boven de mast uit maar bij neerliggende stand kan, met het oog op het transport, de makelaar zo worden verschoven dat hij nagenoeg evenveel buiten beide einden van de mast uitsteekt. De toren steekt dan in neerliggende stand minder aan de voorzijde buiten het onderstel uit dan wanneer de makelaar vast zou zijn aan de mast of de toren alleen uit een mast zou bestaan welke dan dezelfde lengte bezit

  
 <EMI ID=14.1> 

  
door het verschuiven van de makelaar ten opzichte van de mast bij neerliggende of licht hellende toren de zwaartekracht dichter bij de kantelas brengen waardoor het draaimoment verkleint en de belasting van het kantelmechanisme vermindert.

  
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiervolgende beschrijving van een fun-

  
 <EMI ID=15.1> 

  
enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet; de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen.

  
Figuur 1 is een schematisch gehouden zijaanzicht van een funderingsmachine volgens de uitvinding met neerliggende toren. <EMI ID=16.1>  van een funderingsmachine volgens de uitvinding maar voorgesteld tijdens het kantelen van de toren van de neerliggende stand naar de tussenstand. <EMI ID=17.1>  Figuur 4 is een zi jaanzicht analoog aan deze uit de vorige figuren maar met de toren in opgerichte stand. Figuur 5 stelt een doorsnede voor volgens de lijn V-v uit figuur 4, maar op grotere schaal getekend. Figuur 6 is een zijaanzicht van de onderkant van de mast uit de machine volgens figuur 4, maar op grotere schaal voorgesteld en met een gedeelte van het kantelmechanisme

  
in streeplijn voorgesteld.

  
Figuur 7 stelt een doorsnede voor volgens de lijn VII-VII uit figuur 6. Figuur 8 is een zicht&#65533;in perspectief van een gedeelte van het onderstel en van de middelen om de mast te kantelen uit de machine volgens de vorige figuren, op een andere schaal voorgesteld.

  
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.

  
De funderingsmachine volg ens de figuren bestaat in hoofdzaak uit een onderstel 1,2,3, een daarop rond een horizontale as 4 kantelbaar gemonteerde toren 5,6 en middelen 7,8

  
om de toren te kantelen.

  
Het onderstel bevat op de gebruikelijke manier een rupastel 1, een bovenwagen 2 en een kogeldraaikrans 3 waarmee deze bovenwagen rond een verticale as draaibaar op het rupsstel 1 is gemonteerd. Op het onderstel 1,2,3 zijn middelen gemonteerd om het rupsstel 1 te drijven en om de bovenwagen 2 rond een verticale as te draaien ten opzichte

  
van het rupsstel 1. Deze middelen zijn van een op zichzelf bekende constructie en worden hier dan ook niet beschreven

  
en worden eenvoudigheidshalve in de figuren ook niet voorgesteld.

  
De bovenwagen 2 bevat een door liggers gevormde rechthoekige basis 9. Op de langse randen daarvan en aan

  
de bovenkant zijn twee langsliggers 10 gemonteerd. Zoals vooral blijkt uit figuur 8, sluiten de langsliggers 10

  
op één einde van de bovenwagen 2 elk aan op een verticale steun 11 die boven de langsliggers uitsteekt. Deze steun wordt nog geschoord door een stut 12 die zich tussen het

  
 <EMI ID=18.1> 

  
ligger 10 uitstrekt. Elk van de steunen 11 draagt op zijn bovenste einde een leger 13. 

  
Op het andere einde van de bovenwagen 2 sluit op de bovenkant van elke langsligger 10 een verhoging 14 aan waarvan de bovenkant een naar het einde omhoog lopend hellend vlak vormt. De verhogingen 14 op de twee langsliggers 10

  
 <EMI ID=19.1> 

  
uitstekende steun 16 vastgelast. Op de bovenzijde van elke verhoging 14 is een U-vormige goot 17 vastgemaakt welke,aan de zijde van de steunen 11,tot tegen deze steunen doorloopt over de bovenzijde van de overeenstemmende langsligger 10. Juist tegen de steunen 16 zijn de zijwanden van de U-vormige goot 17 versterkt met flenzen 18. Dwars door de twee flenzen

  
 <EMI ID=20.1> 

  
zich een opening 19 uit.

  
De toren 5,6 bestaat uit een mast 5 en een schuifbaar daarop gemonteerde makelaar 6 die zich, bij neerliggende stand van de toren, aan d e bovenzi jde van de mast bevindt.

  
Zoals vooral blijkt uit figuur 5, is de mast 5 gevormd door twee profiellijsten 20 die op een afstand van e lkaar worden gehouden door een vakwerk 21. Op een kleine afstand van het onderste einde van de mast 5 staat op de buitenzijde van elke profiellijst 20 een tap 22 die in een leger 13 steekt. De twee tappen 22 bepalen dus de horizontale meetkundige kantelas 4. Op dit onderste einde draagt elk van de profiellijsten 20, aan de van de makelaar 6 afgekeerde zijde, een klauw welke gevormd is door twee paar evenwijdig aan elkaar lopende latten 23 die met één einde aan de profiellijst 20

  
 <EMI ID=21.1> 

  
en aan een versterkingsplaatje 24 zijn gelast zo

  
dat ze samen twee evenwijdige driehoeken vormen zoals in detail in de figuren 6 en 7 is voorgesteld. De top van de gevormde driehoeken bevindt zich aan de van de makelaar 6 afgekeerde zijde van de mast 5 maar dichter naar het onderste einde van de mast 5 toe dan de kantelas 4. Op de naar dit onderste einde gekeerde zijde is de top van elke driehoek bij verticale stand van de mast 5 van een, naar onder openende, inkeping 25 voorzien.

  
Op zijn bovenste einde draagt de mast 5 boven elke profiellijst 20 een balk 26 die op beide einden, dus respectievelijk aan de zijde van de makelaar 6 en aan de

  
er tegenoverliggende zijde,een kabelwiel 27 draagt. Een weinig4ager is tussen de profiellijsten 20 een balk 28 gemonteerd die respectievelijk aan de zijde van de makelaar 6 en aan de er tegenoverliggende zijde een kabelwiel 29 draagt. De balk 28 is uiteraard gemonteerd tegenover openingen in het vakwerk 21.

  
Op dit vakwerk 21 zijn, aan de zijde van de makelaar 6 en opverschillende hoogten van de mast 5, paren klauwen of zogenoemde kikkerplaten 30 vastgemaakt. De makelaar 6 haakt met flenzen onder deze klauwen 30 en is op deze manier verschuifbaar op de mast 5 gemonteerd.

  
Zoals vooral blijkt uit figuur 5 is de makelaar een holle koker die zijdelings begrensd is door twee profiellijsten 31 waarvan de flenzen twee aan twee verbonden zijn door wanden 32. De twee profiellijsten 31 zijn met één flens en met,de wand 32 die deze flenzen verbindt onder de klauwen
30 geschoven. De breedte van de makelaar in de dwarsrichting van de bovenwagen 2 gezien, dit is dus evenwijdig aan de

  
 <EMI ID=22.1> 

  
dezelfde richting gezien van de mast 5. De makelaar 6 bevindt zich trouwens tussen de twee balken 26 op het bovenste einde van de mast 5 en de buiten deze mast uitstekende balk
28 bevindt zich volledig aan één zijde van de makelaar 6.

  
 <EMI ID=23.1> 

  
kabelwielen 33. Ook nabij zijn onderste einde zijn op de makelaar 6 twee kabelwielen 35 naast elkaar gemonteerd,welke wielen 35 door openingen 34 in de profiellijsten 31 buiten de makelaar 6 uitsteken.

  
Het verschuiven van de makelaar 6 in de zin van de  <EMI ID=24.1> 

  
kabel 36 die met één einde vastgemaakt is op de trommel van een op de bovenwagen 2 gemonteerde lier 37. Deze kabel 36 loopt over de twee kabelwielen 29 die op het bovenste einde van demast 5 zijn gemonteerd, loopt vervolgens langs een zijde van de makelaar 6 tot aan de voet ervan,loopt rond één van de kabelwielen 35, loopt vervolgens aan de andere zijde van de makelaar 6 in de richting van de top ervan,keert rond

  
 <EMI ID=25.1> 

  
de voet en over het andere kabelwiel 35 en loopt tenslotte terug in de richting van de top tot aan een van de op de mast

  
5 gemonteerde balken 26 waaraan hij met zijn einde is bevestigd. Bij het oprichten van de toren 5,6 wordt de trommel van de lier
37 vrijgemaakt of wordt de kabel 36 gelost om de nodige verlenging ervan toe te laten. Bij het strijken kan desgewenst

  
de kabel 36,met behulp van de lier 37, een weinig worden opgerold. Zowel tijdens het oprichten als tijdens het strijken houdt men de makelaar 6 met bekende middelen op de mast 5 vast, tenzij wanneer de makelaar dient te worden verschoven zoals bij voorbeeld om te beletten dat bij het oprichten zijn onderste einde tegen de grond zou stoten.

  
Het verschuiven van de makelaar 6 in de tegengestelde

  
 <EMI ID=26.1> 

  
geheel of gedeeltelijk is opgericht. Indien de toren 5,6 zich in neerliggende stand bevindt, kan dit verplaatsen in

  
de richting van de top naar de voet plaatsvinden door een duidelijkheidshalve niet in de figuren voorgestelde kabel die van een op de bovenwagen 2 gemonteerde lier 56 over de kabelwielen 33 op de top van de makelaar loopt en met een einde bevestigd wordt aan een van de balken 26. Bij het gebruik

  
 <EMI ID=27.1> 

  
te worden, is het laatstgedoelde einde van de kabel los van de balk 26 en kan deze kabel worden gebruikt voor het heffen van lasten, bij voorbeeld voor het ophangen van het werktuig dat, aan de van de mast 5 afgekeerde zijde,schuifbaar op de makelaar 6 is gemonteerd.

  
In neerliggende stand bevindt de toren 5,6 zich,zoals voorgesteld in de figuur 1, boven de bovenwagen 2. Met het oog op het transport wordt de makelaar 6 zo ten opzichte van

  
de mast 5 verschoven dat hij nagenoeg aan weerszijden evenveel buiten deze mast 5 uitsteekt.

  
De makelaar 6 bevindt zich ook in deze stand bij

  
het begin van het oprichten van de toren 5,6, waardoor het kantelmoment en dus de nodige kracht voor het oprichten relatief klein is. Dit moment wordt nog verminderd indien

  
men een werktuig op de makelaar 6 heeft laten zitten, en

  
wel zo dicht mogelijk bij de voet van de makelaar 6. Bij

  
het oprichten vormt dit werktuig dan een soort tegangewicht voor het grootste gedeelte van de toren 5,6 dat zich aan de tegenoverliggende zijde van de kantelas 4 bevindt.

  
Om het kantelen van het onderstel 1,2,3 te vermijden, wordt de bovenwagen op de bodem geschoord door middel van uitklapbare hydraulische voeten 38.

  
Het oprichten van de toren 5,6 vindt plaats met behulp van de hogergedoelde middelen 7,8 die uit een kantelmechanisme 7 bestaan voor een eerste fase van het oprichten en uit een steunmechanisme 8 voor een tweede fase van het oprichten.

  
Het kantelmechanisme 7 bevat twee dubbelwerkende hydr aulische cilinder-zuigermechanismen&#65533;die aan de binnenzijde van de twee langsliggers 10 op de bovenwagen 2 zijn gemonteerd. De cilinder 39 van elk van deze mechanismen is met de scharnierpen 41 scharnierend aan de bovenwagen 2 bevestigd. De zuigerstang 40 bevindt zich aan de zijde van de steunen 11

  
en draagt op haar einde een kop 42. Deze kop 42 bestaat uit een horizontale as die al dan niet draaibaar op het einde van

  
 <EMI ID=28.1> 

  
einde uitsteekt en op haar beide uitstekende einden van een schijfvonnige verdikking is voorzien. De koppen 42 van het kantelmechanisme 7 zijn zo gelegen en bezitten zulkdanige

  
afmetingen dat ze elk door een van de hogergenoemde klauwen
23,24,25 kunnen worden gegrepen. De twee paar latten 23 bevinden zich daarbij tussen het, de as van de kop omringende, einde van d&#65533;uigerstang 40 en de schijfvormige verdikkingen.

  
Op de cilinder 39 sluiten op de gebruikelijke manier hydrau-

  
 <EMI ID=29.1> 

  
cilinder-zuigermechanismen 39,40 gebeurt op een bekende manier die hier dan ook niet in detail wordt beschreven.

  
Het steunmechanisme 8 bevat eveneens twee hydraulische cilinder-zuigermechanismen waarvan de cilinders 44 met hun bovenste einde door middel van een horizontale scharnierpen
46 scharnierend zijn bevestigd aan de mast 5, nagenoeg ter hoogte van de balk 28. Het vrije einde van de zuigerstangen
45 kan door middel van een koppelingspen 47 gekoppeld worden

  
 <EMI ID=30.1> 

  
Het einde van de zuigerstangen 45 is hiertoe van een opening
48 voorzien en past in een U-vormige goot 17. Wanneer het einde van de zuigerstang 45 zich op het einde van de wagen 2 bevindt, tussen de twee flenzen 18 en de openingen 19 daarin tegenover de opening 48 zijn gelegen, kan de koppelingspen
47 dwars doorheen deze openingen 19 en 48 worden aangebracht. Deze pen 47 bevat op één einde een verdikte kop, terwijl door zijn andere einde een vergrendelingspennetje 49 kan worden gestoken. Op elk van de cilinders 44 van de dubbelwerkende cilinder-zuigermechanismen 44, 45 sluiten op een bekende manier hydraulische leidingen 50 aan die op een eveneens bekende manier, de hierna niet wordt beschreven, worden bestuurd. Een op de cilinders 44 aansluitend soepel gedeelte van deze hydraulische leidingen 50 is evenwel door middel van een snelkoppeling 51 los- en vastkoppelbaar van de

  
 <EMI ID=31.1>  

  
Wanneer de toren 5,6 zich in neerliggende stand bevindt, zoals voorgesteld in figuur 1, rust deze toren op de dwarsligger 15 van de bovenwagen 2. De cilinder-zuigermechanismen 39, 40 bevinden zich in uitgeschoven stand en de koppen 42 bevinden zich in de inkepingen 25 in de twee

  
op het onderste einde van de mast 5 staande klauwen 23,24,

  
25. De cilinder-zuigermechanismen 44,45 bevinden zich daarentegen in ingeschoven stand. De cilinders 44 rusten op de twee steunen 15 op één einde van de bovenwagen 2 en de vrije einden van de zuigerstangen 45 zijn vollediglos.

  
Het oprichten van de toren 5,6 vindt in de eerste fase uitsluitend door het kantelmechanisme 7 plaats. Hierbij

  
 <EMI ID=32.1> 

  
van de steunen 15 opgelicht. De cilinders 44 hangen met hun bovenste einde aan de bellende mast 5, terwijl ze met hun onderste einde door middel van een erop staande vleugel 54 verschuifbaar op de bodem van een goot 17 rusten, zoals voorgesteld in figuur 2. Om te beletten dat bij verdere wenteling de makelaar 6 met zijn onderste einde de grond zou raken, dient hij een weinig in de richting van zijn top ten opzichte van de mast 5 op de hoger beschreven manier te worden verschoven. Bij het verder oprichten van de toren 5,6 door middel van het kantelmechanisme dringen de onderste einden van de zuigerstangen 45 in de goten 17 en verplaatsen ze zich van de verticale steunen
11 weg tot op het boven een verhoging 14 gelegen einde van deze goten 17, zoals voorgesteld in figuur 3.

   De vrije einden van de zuigerstangen 45 bevinden zich dan tussen de flenzen 18 op het einde van de goten 17 en de openingen 48 in deze einden bevinden zich tegenover de openingen 19.

  
Bij deze in de figuur 3 voorgestelde tussenstand van

  
de toren 5,6 schakelt men het steunmechanisme 8 in door de twee koppelingspennen 47 door de openingen 48 in de twee zuigerstangen 45 en de er tegenoverliggende openingen 19 aan te brengen en met behulp van de vergrendelingspennen 49 te vergrendelen. Tevens koppelt men met behulp van de snel koppelingen 51 de soepele gedeelten van de hydraulische leidingen 50 aan de rest van deze leidingen zodat de cilinderzuigermechanismen 44,45 kunnen worden bediend en de toren 5,6 verder kunnen oprichten.

  
In de laatstgedoeld&#65533;tand bevinden zich de twee cilinderzuigermechanismen 44,45 van het steunmechanisme B.nagenoeg verticaal. De koppen 42 op één einde van de cilinder-zuigermechanismen 39,40 van het kantelmechanisme 7,bevinden zich nog juist in de inkepingen 25 in de twee klauwen 23,24,25 maar bij verdere opwaartse k anteling van de toren 5,6 door middel van het steunmechanisme 8 lossen deze klauwen 23,24,25 de koppen 42. De inkepingen 25 geven nu immers op de onderkant uit. Bij een verdere kanteling van de toren 5,6 verplaatst de punt van de klauwen 23,24,25 zich in zulkdanige opwaartse richting dat de koppen 42 uit de inkepingen 25 kunnen en dus niet meer worden meegenomen. De cilinder-zuigermechanismen
39,40 bevinden zich daarbij in volledig ingeschoven stand.

  
De losgelaten koppen 42 vallen niet naar omlaag maar blijven ondersteund door steunen 52 die op de bovenkant

  
van de basis 9 van de bovenwagen 2 zijn vastgelast. Deze steunen 52 vormen in feite ook geleidingen voor de koppen 42 tijdens het kantelen onder invloed van het kantelmechanisme

  
7. Deze steunen 52 werken met de inkepingen 25 samen zodat

  
 <EMI ID=33.1> 

  
7 niet uit de inkepingen 25 kunnen vallen zolang de hogergenoemde tussenstand&#65533;van de toren 5,6 niet is bereikt. Het steunmechanisme 8 wentelt nu verder de toren tot de opgerichte stand van de toren 5,6, welke opgerichte stand de verticale stand kan zijn zoals in de figuur 4 is voorgesteld.. In de

  
 <EMI ID=34.1> 

  
maken zowel naar voor als naar achter zodat funderingspalen ook schuin in de grond kunnen worden geheit of openingen voor funderingspalen ook schuin in de grond kunnen worden geboord.

  
In figuur 6 is de mast 5 ook in opgerichte stand voorgesteld waarbij dus de klauwen 23,24,25 de koppen 42 van de cilinder-zuigermechanismen 39,40 losgelaten hebben. De baan van de inkeping 25 van een klauw 23,24,25 is in deze figuur 6 doo&#65533;e streeplijn 53 aangeduid. De koppen 42 bevinden zich op deze lijn en dus in de baan van een inkeping 25. Het is

  
 <EMI ID=35.1> 

  
de toren 5,6 is bereikt.

  
Wanneer deze tussenstand is bereikt,worden de koppelingspennen 47 verwijderd zodat dus het steunmechanisme 8 volledig losgekoppeld is. Het verdere strijken van de koker 5,6 vindt nu uitsluitend door het kantelmechanisme 7 plaats dat intussen dus automatisch terug vastgekoppeld werd.

  
Doordat de toren 5,6 zich bij neerliggende stand volledig boven het onderstel, gevormd door het rupsstel 1, de bovenwagen 2 en de kogeldraaikrans 3 bevindt, is het nie t noodzakelijk de toren gedeeltelijk af te breken voor het transport. Het oprichten en strijken van de toren 5,6 kan

  
 <EMI ID=36.1> 

  
Het oprichten en strijken kan nog worden vergemakkelijkt door het passend verschuiven van de makelaar 6 die, voor

  
het transport symmetrisch ten opzichte van de mast 5 wordt geschoven, bij het begin van het oprichten zo wordt geplaatst

  
 <EMI ID=37.1> 

  
in de richting van zijn top wordt verschoven opdat zijn voet de grond niet zou raken en na het oprichten met zijn voet op de grond wordt geplaatst.

  
 <EMI ID=38.1>  beschreven uitvoeringsvorm, en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvorm vele veranderingen worden aangebracht, onder meezat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt.

  
In het bijzonder moeten de middelen om de makelaar te verschuiven niet noodzakelijk zoals hiervoor beschreven zijn. Deze makelaar kan ook op andere manieren worden verschoven en

  
 <EMI ID=39.1> 

  
voorbeeld door middel van hydraulische mechanismen.

  
Zowel het kantelmechanisme als het steunmech anisme moet niet noodzakelijk gevormd zijn door twee cilinder-zuigermechanismen. In sommige gevallen kan één cilinder-zuigermechanisme volstaan. Het is ook mogelijk dit cilinderzuigermechanisme te vervangen door een andere verlengbaar

  
en inkortbaar mechanisme zoals een vijzelmechanisme.

  
Het vast- en loskoppelen van de twee mechanismen moet ook niet noodzakelijk op de hiervoor beschreven manier plaats-

  
 <EMI ID=40.1> 

  
oprichten worden losgekoppeld. Dit kantelmechanisme kan bi j voorbeeld ook met behulp van een pen manueel los- en vastkoppelbaar zijn.



  "Foundation machine".

  
The invention relates to a foundation machine

  
 <EMI ID = 1.1>

  
horizontal tilt axis mounted mast and means to tilt the mast relative to the undercarriage between a down and an upright position.

  
Such foundation machines are used under nut for driving foundation piles, or for drilling

  
 <EMI ID = 2.1>

  
forming foundation piles on site. The tool, ie a vibrating mechanism or a pneumatic hammer when driving a pile or a drilling machine when drilling, is suspended in a movable manner on the mast which is tilted down during the transport of the foundation machine, but is erected during operation ie. In erected position, the mast is not necessarily vertical, so that the foundation piles can also be placed or formed in the ground at a certain angle.

  
In known foundation machines of this type, the mast is mounted so tiltably on one end of the base that

  
 <EMI ID = 3.1>

  
finds. An elevated structure is mounted on the other end of the chassis and extends noticeably above the tilt axis. The means for tilting the mast are formed by at least one double-acting cylinder-piston mechanism which, on the one hand, is hinged to the mast at a relatively short distance from the tilt axis and, on the other hand, is hinged to the top of the raised structure. This one

  
 <EMI ID = 4.1>

  
the cost of the machine. However, the main drawback of this known machine has been the

  
 <EMI ID = 5.1>

  
the chassis is located and the machine with the mast lowered has a very long length. This means that transporting the machine with the mast down is very difficult if not impossible. In practice, a large part of the mast is therefore broken off for transport. This

  
 <EMI ID = 6.1>

  
time consuming and expensive.

  
The object of the invention is to overcome these drawbacks

  
 <EMI ID = 7.1>

  
thus it can be transported without the mast having to be partially dismantled while erecting and

  
 <EMI ID = 8.1>

  
longitudinally and shortenable attachable and detachable tilting mechanism for tilting the mast between the down position above the chassis and an inclined intermediate position, which tilting mechanism hinges with the chassis at a distance from the tilting axis during the tilting between these positions and,

  
hingedly connected to the mast at a relatively small distance from the tilting axis, but, when the mast is erected, is disconnected, and an extendable and shortenable and also connectable and detachable support mechanism for tilting the mast between the intermediate position and the upright position, which support mechanism is hingedly connected to the undercarriage when tilting between the latter positions at a distance from the tilting axis on the side along which the mast extends inclined above the underframe and at a relatively

  
 <EMI ID = 9.1>

  
bound, but, when the mast is down, is disconnected.

  
In a particular embodiment of the invention, the piling machine includes means that automatically lifts the tilting mechanism from the elements formed by the mast and the frame when the mast is erected when <EMI ID = 10.1>

  
coupling to the target element before the mast returns to this intermediate position when ironing, while the tilting mechanism is hinged to the other of the elements in a fixed position.

  
Preferably, the latter means which automatically disconnect and engage the tilt mechanism relative to one of the elements formed by the mast and the chassis include at least one claw mounted on the target element, while the tilt mechanism is on its detachable end of a the claw cooperating head is provided, which hooks up behind the claw when raising the mast between the lower position and the intermediate position, but which detaches from the claw during further tilting, and the

  
machine has a support that supports this head, at least when it is released from the claw, so that it can support it

  
 <EMI ID = 11.1>

  
before the mast reaches the intermediate position.

  
In an advantageous embodiment of the invention, the support mechanism is hingedly connected to the mast with an end in a fixed position, and the foundation machine comprises at least one manually positionable and removable coupling element for hinged coupling

  
 <EMI ID = 12.1>

  
Preferably, this other end of the support mechanism and the chassis are apertured and the coupling member is a pin that can be inserted through these apertures when they are opposite one another.

  
In a preferred embodiment of the invention, the foundation machine includes a broker slidably mounted on the mast and means for supporting the

  
 <EMI ID = 13.1>

  
slide.

  
In this embodiment the tools are mounted on the broker, which broker is longer than the mast with which it forms the tower. When the tower is in the upright position, the broker protrudes noticeably above the mast, but when it is in the down position, the broker can be slid so that it protrudes almost the same amount from both ends of the mast, for transport purposes. In the down position, the tower protrudes less from the front out of the chassis than if the broker were fixed to the mast or the tower would consist only of a mast which then has the same length

  
 <EMI ID = 14.1>

  
by moving the broker relative to the mast with the tower down or slightly inclined, bringing gravity closer to the tilting axis, thereby reducing the torque and reducing the load on the tilting mechanism.

  
Other details and advantages of the invention will become apparent from the following description of a function

  
 <EMI ID = 15.1>

  
given by way of example only and does not limit the invention; the reference numbers refer to the accompanying drawings.

  
Figure 1 is a schematic side view of a foundation machine according to the invention with down tower. <EMI ID = 16.1> of a foundation machine according to the invention but proposed during the tilting of the tower from the down position to the intermediate position. <EMI ID = 17.1> Figure 4 is a side view analogous to that of the previous figures but with the tower in upright position. Figure 5 represents a section along the line V-v of Figure 4, but drawn on a larger scale. Figure 6 is a side view of the bottom of the mast from the machine of Figure 4, but shown in a larger scale and with part of the tilting mechanism

  
shown in dotted line.

  
Figure 7 represents a section taken on the line VII-VII of Figure 6. Figure 8 is a perspective view of a portion of the undercarriage and of the means for tilting the mast out of the machine of the previous figures, at proposed another scale.

  
In the different figures, like reference numerals refer to like elements.

  
The foundation machine according to the figures mainly consists of a chassis 1,2,3, a tower 5,6 tiltably mounted thereon about a horizontal axis 4 and means 7,8

  
to tilt the tower.

  
In the usual manner, the undercarriage comprises a caterpillar 1, an uppercarriage 2 and a ball-bearing slewing ring 3 with which this uppercarriage is rotatably mounted on the caterpillar carriage 1 about a vertical axis. On the chassis 1,2,3, means are mounted to drive the crawler track 1 and to rotate the upperstructure 2 about a vertical axis with respect to

  
of the track system 1. These means are of a construction known per se and are therefore not described here

  
nor are they shown in the figures for the sake of simplicity.

  
The upperstructure 2 comprises a rectangular base 9 formed by beams. On its longitudinal edges and on

  
two longitudinal beams 10 are mounted at the top. As is especially evident from Figure 8, the longitudinal beams 10 close

  
at one end of the upperstructure 2 each on a vertical support 11 which protrudes above the side members. This support is still braced by a prop 12 which is located between it

  
 <EMI ID = 18.1>

  
beam 10 extends. Each of the supports 11 carries an arm 13 on its upper end.

  
On the other end of the uppercarriage 2, an elevation 14 connects to the top of each longitudinal beam 10, the top of which forms an inclined surface running upwards towards the end. The elevations 14 on the two stringers 10

  
 <EMI ID = 19.1>

  
protruding support 16 welded. On the top of each elevation 14 a U-shaped gutter 17 is fastened, which, on the side of the supports 11, extends against these supports over the top of the corresponding longitudinal beam 10. The side walls of the U are precisely against the supports 16 -shaped gutter 17 reinforced with flanges 18. Cross through the two flanges

  
 <EMI ID = 20.1>

  
an opening 19 extends.

  
The tower 5,6 consists of a mast 5 and a leader 6 slidably mounted thereon, which, when the tower is down, is located on the top of the mast.

  
As can be seen in particular from figure 5, the mast 5 is formed by two profile strips 20 which are kept at a distance from each other by a lattice 21. At a small distance from the lower end of the mast 5, on the outside of each profile frame 20 a tap 22 which inserts into an army 13. The two studs 22 thus determine the horizontal geometric tilt axis 4. At this lower end, each of the profile strips 20, on the side facing away from the broker 6, carries a claw formed by two pairs of parallel slats 23 which have one end to the profile list 20

  
 <EMI ID = 21.1>

  
and welded to a reinforcement plate 24 like this

  
that they together form two parallel triangles as shown in detail in Figures 6 and 7. The top of the triangles formed is on the side of the mast 5 facing away from the broker 6 but closer to the bottom end of the mast 5 than the tilt axis 4. On the side facing this bottom end is the top of each triangle in the vertical position of the mast 5 provided with a notch 25 opening downwards.

  
On its upper end, the mast 5 carries a beam 26 above each profile strip 20, which is on both ends, i.e. on the side of the broker 6 and on the

  
opposite side, carries a cable wheel 27. A beam 28 is mounted between the profile strips 20 and carries a cable wheel 29 on the side of the broker 6 and on the opposite side, respectively. The beam 28 is of course mounted opposite openings in the truss 21.

  
On this lattice 21, pairs of claws or so-called frog plates 30 are fastened on the side of the broker 6 and at different heights of the mast 5. The broker 6 hooks with flanges under these claws 30 and is mounted slidably on the mast 5 in this way.

  
As is especially evident from figure 5, the broker is a hollow tube bounded laterally by two profile strips 31, the flanges of which are connected two by two by walls 32. The two profile strips 31 are with one flange and with, the wall 32 connecting these flanges under the claws
30 slid. The width of the broker seen in the transverse direction of the uppercarriage 2, this is therefore parallel to the

  
 <EMI ID = 22.1>

  
seen from the same direction of the mast 5. Incidentally, the broker 6 is located between the two beams 26 on the upper end of the mast 5 and the beam protruding outside this mast
28 is completely on one side of the broker 6.

  
 <EMI ID = 23.1>

  
cable wheels 33. Also near its lower end two cable wheels 35 are mounted next to each other on the broker 6, which wheels 35 protrude outside the broker 6 through openings 34 in the profile strips 31.

  
Shifting the broker 6 in the sense of the <EMI ID = 24.1>

  
cable 36 with one end attached to the drum of a winch 37 mounted on the upperstructure 2. This cable 36 runs over the two cable wheels 29 mounted on the top end of the mast 5, then runs along one side of the leader 6 up to its base, runs around one of the cable wheels 35, then runs on the other side of the broker 6 towards the top of it, turns around

  
 <EMI ID = 25.1>

  
the foot and over the other cable wheel 35 and finally runs back in the direction from the top to one of the on the mast

  
5 mounted beams 26 to which it is attached with its end. When erecting the tower 5,6, the drum becomes the winch
37 is released or the cable 36 is released to allow the necessary extension thereof. If desired, you can iron when ironing

  
the cable 36, with the help of the winch 37, can be coiled up a little. Both during erecting and during ironing, the broker 6 is held on the mast 5 by known means, unless when the broker has to be shifted, for example to prevent that its lower end would hit the ground during erecting.

  
Shifting the broker 6 in the opposite

  
 <EMI ID = 26.1>

  
is established in whole or in part. If the tower 5,6 is in the down position, it can move in

  
the direction from the top to the foot is effected by a cable not shown in the figures for the sake of clarity, which runs from a winch 56 mounted on the superstructure 2 over the cable wheels 33 on top of the broker and is fixed with one end to one of the beams 26. When using

  
 <EMI ID = 27.1>

  
the latter end of the cable is separate from the beam 26 and this cable can be used for lifting loads, for example for hanging the tool which, on the side remote from the mast 5, is slidable on the broker 6 is mounted.

  
In the down position, the tower 5,6 is, as shown in figure 1, above the uppercarriage 2. For the purpose of transport, the broker 6 is positioned relative to

  
the mast 5 is displaced so that it protrudes almost as much beyond this mast 5 on both sides.

  
The broker 6 is also in this position

  
the start of erecting the tower 5,6, so that the tilting moment and thus the force required for erecting is relatively small. This moment will be reduced if

  
a tool has been left on the broker 6, and

  
as close as possible to the base of the broker

  
when erected, this tool then forms a counterweight for the major part of the tower 5,6, which is located on the opposite side of the tilting axis 4.

  
To avoid tipping of the chassis 1,2,3, the upperstructure is braced on the bottom by means of folding hydraulic feet 38.

  
The tower 5,6 is erected with the aid of the above-mentioned means 7,8, which consist of a tilting mechanism 7 for a first phase of erecting and of a support mechanism 8 for a second phase of erecting.

  
The tilting mechanism 7 includes two double-acting hydraulic cylinder-piston mechanisms mounted on the inside of the two longitudinal beams 10 on the upperstructure 2. The cylinder 39 of each of these mechanisms is hinged to the upperstructure 2 with the hinge pin 41. The piston rod 40 is located on the side of the supports 11

  
and carries a head 42 on its end. This head 42 consists of a horizontal axis which may or may not be rotatable on the end of

  
 <EMI ID = 28.1>

  
end and is provided with a disc-shaped thickening on both projecting ends. The heads 42 of the tilting mechanism 7 are so located and have such

  
dimensions that they each by one of the above claws
23,24,25 can be grabbed. The two pairs of slats 23 are thereby located between the end of the head rod 40 surrounding the axis of the head and the disc-shaped bosses.

  
The cylinder 39 closes in the usual manner.

  
 <EMI ID = 29.1>

  
cylinder-piston mechanisms 39, 40 are carried out in a known manner which is therefore not described in detail here.

  
The support mechanism 8 also contains two hydraulic cylinder-piston mechanisms, the cylinders 44 of which have their upper end by means of a horizontal hinge pin
46 are hinged to the mast 5, substantially at the level of the beam 28. The free end of the piston rods
45 can be coupled by means of a coupling pin 47

  
 <EMI ID = 30.1>

  
To this end, the end of the piston rods 45 is of an opening
48 and fits in a U-shaped trough 17. When the end of the piston rod 45 is on the end of the carriage 2, between the two flanges 18 and the openings 19 therein are opposite the opening 48, the coupling pin
47 are provided transversely through these openings 19 and 48. This pin 47 has a thickened head on one end, while a locking pin 49 can be inserted through its other end. Hydraulic lines 50 are connected to each of the cylinders 44 of the double-acting cylinder-piston mechanisms 44, 45 in a known manner which are controlled in a likewise known manner, not described below. However, a flexible part of these hydraulic lines 50 connecting to the cylinders 44 is detachable and detachable from the hydraulic means by means of a quick coupling 51.

  
 <EMI ID = 31.1>

  
When the tower 5,6 is in the down position, as shown in figure 1, this tower rests on the cross beam 15 of the upperstructure 2. The cylinder-piston mechanisms 39, 40 are in the extended position and the heads 42 are in the notches 25 in the two

  
claws 23,24 standing on the lower end of the mast 5,

  
25. The cylinder-piston mechanisms 44, 45, on the other hand, are in the retracted position. The cylinders 44 rest on the two supports 15 at one end of the upperstructure 2 and the free ends of the piston rods 45 are completely released.

  
In the first phase, the tower 5,6 is erected exclusively by the tilting mechanism 7. Hereby

  
 <EMI ID = 32.1>

  
of the supports 15 lifted. The cylinders 44 hang with their upper end on the ringing mast 5, while with their lower end they rest slidably on the bottom of a gutter 17 by means of an upright wing 54, as shown in figure 2. In order to prevent that during further If the broker 6 is to touch the ground with its lower end, it should be shifted slightly in the direction of its top relative to the mast 5 in the manner described above. As the tower 5,6 is further erected by means of the tilting mechanism, the lower ends of the piston rods 45 penetrate into the gutters 17 and move from the vertical supports
11 to the end of these gutters 17 situated above an elevation 14, as shown in figure 3.

   The free ends of the piston rods 45 are then located between the flanges 18 at the end of the troughs 17 and the openings 48 in these ends are opposite the openings 19.

  
In this intermediate position of

  
In the tower 5,6, the support mechanism 8 is engaged by inserting the two coupling pins 47 through the openings 48 in the two piston rods 45 and the opposite openings 19 and locking them with the locking pins 49. The flexible couplings 51 also couple the flexible parts of the hydraulic lines 50 to the rest of these lines, so that the cylinder piston mechanisms 44, 45 can be operated and the tower 5, 6 further erected.

  
In the latter tooth, the two cylinder piston mechanisms 44, 45 of the support mechanism B are located substantially vertically. The heads 42 on one end of the cylinder-piston mechanisms 39, 40 of the tilting mechanism 7, are still just in the notches 25 in the two claws 23, 24, 25, but on further upward tilting of the tower 5,6 by means of from the support mechanism 8 these claws 23, 24, 25 release the heads 42. The notches 25 now open on the bottom side. With a further tilting of the tower 5,6, the tip of the claws 23, 24, 25 moves in such an upward direction that the heads 42 can leave the notches 25 and are therefore no longer carried away. The cylinder-piston mechanisms
39.40 are in the fully retracted position.

  
The released heads 42 do not drop but remain supported by supports 52 located on the top

  
of the base 9 of the upperstructure 2 are welded. In fact, these supports 52 also form guides for the heads 42 during tilting under the influence of the tilting mechanism

  
7. These supports 52 cooperate with the notches 25 such that

  
 <EMI ID = 33.1>

  
7 cannot fall out of the notches 25 as long as the above-mentioned intermediate position of the tower 5.6 has not been reached. The support mechanism 8 now further revolves the tower to the upright position of the tower 5,6, which upright position can be the vertical position as shown in figure 4.

  
 <EMI ID = 34.1>

  
forward and backwards so that foundation piles can also be driven obliquely into the ground or openings for foundation piles can also be drilled obliquely into the ground.

  
In Fig. 6, the mast 5 is also shown in the upright position, so that the claws 23, 24, 25 have released the heads 42 of the cylinder-piston mechanisms 39, 40. The path of the notch 25 of a claw 23, 24, 25 is indicated in this figure by 6 dotted line 53. The heads 42 are on this line and thus in the path of a notch 25. It is

  
 <EMI ID = 35.1>

  
the tower 5.6 has been reached.

  
When this intermediate position is reached, the coupling pins 47 are removed so that the support mechanism 8 is completely disconnected. The further ironing of the sleeve 5,6 now takes place exclusively by the tilting mechanism 7, which in the meantime was thus automatically coupled back.

  
Since the tower 5,6 is completely above the undercarriage, formed by the track set 1, the upperstructure 2 and the slewing ring 3, it is not necessary to partially demolish the tower for transport. Erecting and ironing the tower 5.6 can

  
 <EMI ID = 36.1>

  
Erecting and ironing can be further facilitated by appropriately sliding the broker 6 which, for

  
the transport is slid symmetrically with respect to the mast 5, so is placed at the start of erecting

  
 <EMI ID = 37.1>

  
is moved in the direction of his top so that his foot does not touch the ground and is placed on the ground with his foot after erecting.

  
 <EMI ID = 38.1> described embodiment, and within the scope of the patent application, many changes can be made to the described embodiment, including the shape, composition, arrangement and number of the parts used to implement the invention are used.

  
In particular, the means to shift the broker need not necessarily be as described above. This broker can be shifted in other ways as well

  
 <EMI ID = 39.1>

  
example by means of hydraulic mechanisms.

  
Both the tilt mechanism and the support mechanism do not necessarily have to be two cylinder piston mechanisms. In some cases, one cylinder piston mechanism may suffice. It is also possible to replace this cylinder piston mechanism with another extensible one

  
and a shortening mechanism such as a jacking mechanism.

  
The coupling and uncoupling of the two mechanisms also need not necessarily take place in the manner described above.

  
 <EMI ID = 40.1>

  
erections are disconnected. For example, this tilting mechanism can also be manually released and disconnected with the aid of a pin.


    

Claims (1)

CONCLUSIES <EMI ID=41.1> CONCLUSIONS <EMI ID = 41.1> een daarop kantelbaar rond een horizontale kantelas (4) gemonteerde mast (5) en middelen (7,8) om de mast (5) ten opzichte van het onderstel (1,2,3) te kantelen tussen een neerliggende en een opgerichte stand, met het kenmerk dat de mast a mast (5) mounted thereon pivotable about a horizontal tilt axis (4) and means (7,8) for tilting the mast (5) relative to the chassis (1,2,3) between a down and an upright position, characterized in that the mast (5) bovenop het onderstel (1,2,3) neerkantelbaar is en de (5) can be tilted down on top of the chassis (1,2,3) and the middelen (7,8) om de mast (5) te kantelen een verleng- en verkortbaar vast- en loskoppelbaar kantelmechanisme (7) bevatten voor het kantelen van de mast (5) tussen de neerliggende stand boven het onderstel (1,2,3)en een hellende tussenstand,welk kantelmechanisme (7) tijdens het kantelen tussen means (7.8) for tilting the mast (5) include an extendable and shortenable linkable and detachable tilting mechanism (7) for tilting the mast (5) between the down position above the chassis (1,2,3 ) and an inclined intermediate position, which tilting mechanism (7) during tilting between deze standen op een afstand van de kantelas (4) scharnierend these positions are hinged at a distance from the tilting axis (4) met het onderstel (1,2,3) en, 'op een relatief kleine afstand with the chassis (1,2,3) and "at a relatively short distance van de kantelas (4), scharnierend met de mast (5) is verbon- of the tilting axis (4), hinged to the mast (5) is <EMI ID=42.1>  <EMI ID = 42.1> en een verleng- en verkortbaar en eveneens vast- en loskoppelbaar steunmechanisme (8) bevatten voor het kantelen and comprising an extendable and shortenable and also lockable and detachable support mechanism (8) for tilting van de mast (5) tussen de tussenstand en de opgericht e stand, from the mast (5) between the intermediate stand and the erected stand, welke steunmechanisme (8) bij het kantelen tussen de laatstgedoelde standen op een afstand van de kantelas (4) aan de zijde which support mechanism (8) when tilting between the latter positions at a distance from the tilting axis (4) on the side <EMI ID=43.1>  <EMI ID = 43.1> aan de mast (5) is verbonden, maar, bij neerliggnde stand van is connected to the mast (5), however, with the position of de mast (5),is losgekoppeld. the mast (5) is disconnected. 2. Funderingsmachine volgens vorige conclusie, met Foundation machine according to the previous claim, with het kenmerk dat ze middelen (23,24,25) bevat die bij het the feature that it contains means (23, 24, 25) associated with the oprichten van de mast (5) het kantelmechanisme (7) automatisch loskoppelen van een van de elementen gevormd door de mast (5) erecting the mast (5) automatically tilting the tilting mechanism (7) from one of the elements formed by the mast (5) <EMI ID=44.1>  <EMI ID = 44.1> overschrijdt maar automatisch terug vastkoppelen aan het gedoelde element (5 of 1,2,3) vooraleer de mast (5) bij het strijken exceeds but automatically re-connect to the target element (5 or 1,2,3) before the mast (5) when ironing opnieuw deze tussenstand bereikt, terwijl het kantelmechanisme <EMI ID=45.1> again reaches this intermediate position, while the tilting mechanism <EMI ID = 45.1> het onderstel (1,2,3) ten minste een klauw (23,24,25) bevatten die op het gedoelde element (5 of 1,2,3) is bevestigd,terwijl het kantelmechanisme (7) op zijn loskoppelbaar einde van een met de klauw (23,24,25) samenwerkende kop (42) is voorzien die bij het oprichten van de mast (5) tussen de neerliggende stand en de tussenstand achter de klauw (23,24,25) haakt maar bi j verdere kanteling los van de klauw (23,24.25) komt, en de machine een steun (52) bevat die deze kop (42) , ten minste wanneer hij loskomt van de klauw (23,24,25) , zo ondersteunt dat hij bij het strijken van de mast (5) opnieuw door de klauw (23,24,25) wordt gegrepen vooraleer de mast (5) de tussenstand bereikt . the chassis (1,2,3) includes at least one claw (23,24,25) mounted on the target element (5 or 1,2,3), while the tilt mechanism (7) is on its detachable end of a head (42) co-operating with the claw (23,24,25) is provided, which hooks up between the lower position and the intermediate position behind the claw (23,24,25) when erecting the mast (5) but with further tilting detaches from the claw (23,24,25), and the machine includes a support (52) that supports this head (42), at least when it comes loose from the claw (23,24,25), so that it strikes when ironing of the mast (5) is again gripped by the claw (23, 24, 25) before the mast (5) reaches the intermediate position. 4. Funderingsmachine volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat ze twee klauwen (23,24,25) bevat die op het onderste einde van de mast (S) zijn gemonteerd, en elk, excentrisch ten opzichte van de kantelas (4) van de mast (5) van een inkeping (25) zi jn voorzien, terwijl het kantelmechanisme (7) twee verleng- en verkortbare organen (39,40) The foundation machine according to the previous claim, characterized in that it comprises two claws (23, 24, 25) mounted on the lower end of the mast (S), and each, eccentrically with respect to the tilting axis (4) of the the mast (5) is notched (25), while the tilt mechanism (7) has two extendable and shortenable members (39,40) <EMI ID=46.1>  <EMI ID = 46.1> zijn bevestigd en op hun andere einde een kop (42) dragen die in een inkeping (25) in een klauw (23,24,25) past. attached and carry a head (42) on their other end that fits into a notch (25) in a claw (23, 24, 25). 5. Funderingsmachine volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat het steunmechanisme (8) met een einde op een vaste plaats scharnierend is verbonden met de mast (5) , en de funderingsmachine ten minste een manueel plaatsbaar en verwijderbaar koppelingselement (47) bevat voor het scharnierend aan elkaar koppelen van het andere einde van het steunmechanisme (8) en het onderstel (1,2,3). The foundation machine according to any of the preceding claims, characterized in that the support mechanism (8) is hingedly connected to the mast (5) at one fixed location, and the foundation machine has at least one manually positionable and removable coupling element (47) includes for hingedly coupling the other end of the support mechanism (8) and the base (1,2,3). <EMI ID=47.1>  <EMI ID = 47.1> het kenmerk dat dit andere einde van het steunmechanisme the feature that this other end of the support mechanism (8) en het onderstel (1,2,3) van openingen (48 en 19) zijn (8) and the frame (1,2,3) of openings (48 and 19) <EMI ID=48.1>  <EMI ID = 48.1> deze openingen (48 en 19) kan worden aangebracht wanneer ze tegenover elkaar zijn gelegen. these openings (48 and 19) can be made when they are opposite each other. 7. Funderingsmachine volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat het steunmechanisme (8) twee verleng- en verkortbare organen (44,45) bevat die met een einde scharnierend aan de mast (5) zijn bevestigd en op hun andere einde van Foundation machine according to the preceding claim, characterized in that the support mechanism (8) comprises two extendable and shortenable members (44, 45) which are hinged at one end to the mast (5) and at their other end. een opening (48) voor een pen (47) zijn voorzien, terwijl het onderstel (1, 2,3) op zijn bovenkant van twee geleidingen (17,18) is voorzien, in elk waarvan een opening (19) voor een van de pennen (47) is aangebracht, welke geleidingen (17, 18), ten minste bijhet einde van het kartelen van de mast (5) an opening (48) for a pin (47) is provided, while the base (1, 2,3) has two guides on its top (17,18) is provided, each of which has an opening (19) for one of the pins (47), which guides (17, 18) at least at the end of the knurling of the mast (5) van de neerliggende stand naar de tussenstand,de laatstgedoelde einden van de verleng- en verkortbare organen (44,45) geleiden zo dat , wanneer de mast (5) de tussenstand heeft bereikt, de openingen (48) in deze organen tegenover de openingen (19) in de geleidingen (17,18) zijn gelegen en de pennen (47) kunnen worden aangebracht. from the lower position to the intermediate position, guide the latter ends of the extendable and shortenable members (44, 45) such that, when the mast (5) has reached the intermediate position, the openings (48) in these members opposite the openings ( 19) are located in the guides (17,18) and the pins (47) can be fitted. <EMI ID=49.1>  <EMI ID = 49.1> 6 en 7, met het kenmerk dat de verleng- en verkortbare organen (44,45) van het steunmechanisme (8) dubbelwerkende cilinderzuigermechanismen zijn waarvan de hydraulische leidhgen (50) door middel van snelkoppelingen (51) loskoppelbaar zijn. 6 and 7, characterized in that the extendable and shortenable members (44, 45) of the support mechanism (8) are double-acting cylinder piston mechanisms, the hydraulic guides (50) of which can be disconnected by means of quick couplings (51). 9. Funderingsmachine volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat ze een makelaar (6) bevat die verschuifbaar op de mast (5) is gemonteerd en middelen (36,37) om de makelaar (6) ten opzichte van de mast (5) in zijn Langsrichting te verschuiven. Foundation machine according to one of the preceding claims, characterized in that it comprises a broker (6) slidably mounted on the mast (5) and means (36,37) around the broker (6) relative to the mast ( 5) to shift in its longitudinal direction. 10. Funderingsmachine zoals hiervoor beschreven of 10. Foundation machine as described above or <EMI ID=50.1>  <EMI ID = 50.1>
BE2/59561A 1982-01-29 1982-01-29 FOUNDATION MACHINE BE891939A (en)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2/59561A BE891939A (en) 1982-01-29 1982-01-29 FOUNDATION MACHINE
JP57047048A JPS58138830A (en) 1982-01-29 1982-03-24 Foundation constructing machine
NL8201402A NL191242C (en) 1982-01-29 1982-04-01 Foundation device.
IT48285/82A IT1189263B (en) 1982-01-29 1982-04-26 TOWER MACHINE TILTING FOR FOUNDATIONS, IN PARTICULAR TO INSTALL FIXED OR DRILLED POLES
GB08213122A GB2114194B (en) 1982-01-29 1982-05-06 Foundation machine
KR1019830000310A KR840003323A (en) 1982-01-29 1983-01-27 Foundation construction machinery

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE891939 1982-01-29
BE2/59561A BE891939A (en) 1982-01-29 1982-01-29 FOUNDATION MACHINE

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE891939A true BE891939A (en) 1982-05-17

Family

ID=25659835

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2/59561A BE891939A (en) 1982-01-29 1982-01-29 FOUNDATION MACHINE

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE891939A (en)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4403898A (en) Pipe pick-up and laydown machine
US3385014A (en) Portable derricks
CN105756701B (en) A kind of coal mine digging laneway U-shaped steel beam transporting equipment
CA2199208A1 (en) Surface mining shovel
DE3644497A1 (en) MULTIPURPOSE SIGN ON AN EXCAVATOR
JPH04504289A (en) Underbridge inspection equipment
US2134989A (en) Pile-driving attachment for booms
BE891939A (en) FOUNDATION MACHINE
US2304786A (en) Scraper
DE1630973A1 (en) Mobile jib crane
NL8201402A (en) FOUNDATION MACHINE.
CA1242993A (en) Crane system
US2495563A (en) Oil well mast structure and erection method
US2854768A (en) Forward dump scraper and control means therefor
NO803033L (en) TRANSPORT VEHICLE FOR ROOM CELLS, SPECIFICALLY STEEL CONCRETE FITTINGS
RU2178507C2 (en) Universal mobile racks for accumulation and distribution of well pipes and sucker rods
US1543838A (en) Excavating machine
JPH0649616Y2 (en) Machinery for foundation work
NL1043961B1 (en) Vertical erecting methods of mobile mast crane configurations.
CN210620066U (en) Crane equipment
JPH06257142A (en) Reinforcement cage installing device and reinforcement cage assembling and installing method using this device
NL7900003A (en) Earth drill fitment on tractor chassis - is via vertical column on which frame moves vertically or transverse, frame having laterally projecting horizontal feet
RU2158804C1 (en) Installation for tamping of piles or sheet-piles
US2013750A (en) Excavating apparatus
US2776060A (en) Working device controlling mechanism for materials handling and excavating machines

Legal Events

Date Code Title Description
RE20 Patent expired

Owner name: N.V. FUNDEX

Effective date: 20020129