"Inslagvoorbereidingsinrichting voor luchtgetouwen" <EMI ID=1.1>
<EMI ID=2.1>
<EMI ID=3.1>
<EMI ID=4.1>
gewikkeld wordt alvorens bvb. pneumatisch doorheen de gaap te worden getransporteerd, waarbij aan dit afgifte-einde een blokkeeror-
<EMI ID=5.1>
<EMI ID=6.1>
een gedeelte van de weefcyclus te vermijden. Deze inrichting
<EMI ID=7.1>
<EMI ID=8.1>
tieve stand van voornoemd blokkeerorgaan bevolen werd en dit bij middel van een elektromagneet waarvan de voeding gestuurd
<EMI ID=9.1>
van de programmatie van het getouw en, anderzijds, door een signaal afkomstig van de voornoemde wikkelingsteller. De inrich-
<EMI ID=10.1>
wikkeleinde van de trommel en de andere aan het afgifte-einde
(gedeelte van de wikkelingsteller).
<EMI ID=11.1>
hierboven beschreven inslagvoorbereidingsinrichting.
Volgens de uitvinding maakt de zender-opnemer deel uit van een circuit waardoor een aandrijfmotor voor een wikkelorgaan be- volen wordt terwijl de andere zender-opnemer deel uitmaakt van een circuit dat het voornoemd blokkeerorgaan beveelt ten einde telkens de gewenste lengte draad af te wikkelen,
De uitvinding zal nu nader beschreven worden aan de hand van de twee bij gevoegde blokschema's respektievelijk van het cir- cuit van de zender-opnemer gelegen bij het wikkeleinde (figuur 2) en van het circuit van de andere zender-opnemer (figuur 3).
<EMI ID=12.1>
PV 2/59215.
<EMI ID=13.1>
<EMI ID=14.1>
terend vlak 20 van de voorraadtrommel 4 worden ontvangen door een fototransistor, versterkt in 21 en vervolgens gelijkgericht in 22 om naar een schakelaar 23 gestuurd te worden. Wanneer het
<EMI ID=15.1>
open.
Verdwijnt de reserve garen, dan wordt het gelijkgericht
<EMI ID=16.1>
blik geeft een regelkring 24 sturing aan een thyristor 25 zodat
<EMI ID=17.1>
levert een signaal dat door regelkring 24 vergeleken wordt met een door 27 ingestelde waarde. Via thyristor 25 regelt dan kring
<EMI ID=18.1>
gestelde waarde.
Men kan 27 zodanig regelen, onafhankelijk van de hoeveelheid
af te leveren inslag, dat de motor 5 een minimaal aantal keren
moet aanlopen en stoppen.
Het bepalen van de telkens afgewikkelde lengte inslag gebeurt door een vooraf bepaalde aantal windingen van de trommel
4 met bekende omtrek te tellen tijdens het aftrekken van de
draad om dan bij het bereiken van dit aantal de magneet 15 van
het blokkeerorgaan (14) te bevelen. Het veranderen van het voornoemd aantal windingen kan gezien worden als een grofregeling
terwijl de fijnregeling bij voorkeur gebeurt door de omtrek van
de trommel te wijzigen. ;
De zender-opnemer 16 (figuur 3) maakt deel uit van een regelkring 28 die de door 16 opgenomen signalen steeds in hetzelfde werkingsgebied tracht in te stellen, dit om de invloed van stof, neerslag op de draad, ongewenst licht en veroudering uit te schakelen.
Uit de stuurkast 29 van het getouw komt een signaal dat af-
<EMI ID=19.1>
Dit signaal wordt als "set" gebruikt voor een flip-flop 30 die via een vermogentrap 31 het magneetje 15 stuurt om de draad te klemmen of los te laten.
In 32 wordt zowel uit de signalen afkomstig van de tijdssturing als uit deze van de opnemer 16 een controlezone gevormd dit om foutieve tellingen tussen twee normaal draaddoorgangen, bij voorbeeld door stof, te vermijden.
Enkel als het signaal van de controle 32 en van de detectie
16 hoog zijn wordt het gedetecteerde signaal naar de teller 33 gevoerd.
Deze teller 33 is instelbaax en zal bij voorbeeld pas bij de derde draad een reset-signaal naar de flip-flop 30 sturen.
Op dit ogenblik wordt de magneet 15 bekrachtigd en de draad geremd. De instelling van detector 16 en magneet 15 is zodanig dat de magneet na tel drie, nog juist de tijd van een wikkeling heeft om aan te trekken.
<EMI ID=20.1>
de tijdsburst 29 en dient om de draadsnelheid bij het afwikkelen te verhogen; (dit is in feite een hulpblazer van de hoofdblazer
13) .
Een tweede klep 36 zorgt er voor dat in stoptoestand een klein
<EMI ID=21.1>
gesponnen wordt. Bij netuitval wordt de klep uitgeschakeld waar- door nodeloos afwikkelen van de inslag voorkomen wordt.
<EMI ID=22.1>
onder verschillende vormen verwezenlijkt kunnen worden.
"Air loom impact preparation device" <EMI ID = 1.1>
<EMI ID = 2.1>
<EMI ID = 3.1>
<EMI ID = 4.1>
is wrapped before eg. pneumatically conveyed through the shed, with a blocking member at this delivery end
<EMI ID = 5.1>
<EMI ID = 6.1>
avoid part of the weaving cycle. This device
<EMI ID = 7.1>
<EMI ID = 8.1>
active position of said blocking member was ordered by means of an electromagnet whose power supply is controlled
<EMI ID = 9.1>
of the programming of the loom and, on the other hand, by a signal from the aforementioned winding counter. The device
<EMI ID = 10.1>
wrapping end of the drum and the other at the delivery end
(part of the winding counter).
<EMI ID = 11.1>
Weft preparation device described above.
According to the invention, the transmitter sensor is part of a circuit whereby a winding member drive motor is recommended, while the other transmitter receiver is part of a circuit which commands the aforementioned blocking member in order to unwind the desired length of wire each time,
The invention will now be further described with reference to the two enclosed block diagrams, respectively, of the circuit of the transmitter-sensor located at the winding end (Figure 2) and of the circuit of the other transmitter-sensor (Figure 3).
<EMI ID = 12.1>
PV 2/59215.
<EMI ID = 13.1>
<EMI ID = 14.1>
tarsal plane 20 of the supply drum 4 are received by a phototransistor amplified in 21 and then rectified in 22 to be sent to a switch 23. When it
<EMI ID = 15.1>
Open.
If the spare yarn disappears, it is rectified
<EMI ID = 16.1>
A look controls a control circuit 24 on a thyristor 25 such that
<EMI ID = 17.1>
provides a signal which is compared by control circuit 24 with a value set by 27. Circuit then controls via thyristor 25
<EMI ID = 18.1>
set value.
27 can be controlled independently of the quantity
weft to be delivered, that the motor 5 a minimum number of times
must run up and stop.
The determination of the length of the weft which has been unwound each time is done by a predetermined number of turns of the drum
4 to count with known circumference while subtracting the
Then, when this number is reached, wire the magnet from
command the locking device (14). Changing the aforementioned number of turns can be seen as a coarse regulation
while the fine adjustment is preferably done by the circumference of
change the drum. ;
The transmitter sensor 16 (figure 3) is part of a control circuit 28 which always tries to adjust the signals recorded by 16 in the same operating range, in order to eliminate the influence of dust, deposits on the wire, unwanted light and aging. .
A signal is emitted from the control box 29 of the loom.
<EMI ID = 19.1>
This signal is used as a "set" for a flip-flop 30 which controls the magnet 15 via a power stage 31 to clamp or release the wire.
In 32, a control zone is formed both from the signals from the timing control and from the sensor 16, in order to avoid erroneous counts between two normal thread passes, for example through dust.
Only as the signal from the control 32 and from the detection
16 high, the detected signal is fed to counter 33.
This counter 33 is adjustable and will, for example, only send a reset signal to the flip-flop 30 at the third wire.
At this time, the magnet 15 is energized and the wire is braked. The setting of detector 16 and magnet 15 is such that after count three the magnet has just the time of a winding to attract.
<EMI ID = 20.1>
the time burst 29 and serves to increase the wire speed during unwinding; (this is basically an auxiliary blower of the main blower
13).
A second valve 36 ensures that in the stop state a small one
<EMI ID = 21.1>
is spun. In the event of a mains failure, the valve is switched off, preventing unnecessary unwinding of the weft.
<EMI ID = 22.1>
can be realized in various forms.