Werkwijze en inrichting voor he t vervaardigen van holle elementen uit beton.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van holle elementen uit beton, waarbij een eerste betonplaat en een tweede betonplaat worden vervaardigd en onder tussenkomst van afstandelementen op elkaar worden gelegd, alsmede op' een inrichting voor het vervaardigen van dergelijke elementen.
Een dergelijk werkwijze en inrichting voor het vervaardigen
<EMI ID=1.1>
7206870 en uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7809307. Bij de bekende werkwijze worden twee naast elkaar gelegen banen toegepast, die elk een
<EMI ID=2.1>
voldoende uitharding worden de in de ene baan gevormde betonplaten omgeklapt om de naar de andere baan gekeerde langszijde en onder tussenkomst van een traliewerk op de in de andere baan, welke is voorzien van betonspecie, te vormen betonplaten gelegd, zodat het traliewerk, dat bij voorkeur reeds in de platen van de ene baan is ingegoten, in het speciebed van de andere baan kan dringen. Na volledige uitharding is dan
een wandelement verkregen, bestaande uit twee op afstand van elkaar geplaatste platen, die door een traliewerk zijn verbonden.
De uitvinding beoogt de bekende werkwijze en inrichting te verbeteren, zodat onder meer sneller gewerkt kan worden en meer vrijheid wordt verkregen met betrekking tot de opstelling van de inrichting en de maatvoering van de betonplaten. Hiertoe wordt volgens de uitvinding een werkwijze van de beschreven soort daardoor gekenmerkt, dat de betonplaten op naast of boven elkaar gelegen gietvlakken worden gevormd, waarbij de eerste plaat wordt voorzien van afstandelementen en na voldoende uitharding boven het speciebed van de tweede plaat wordt omgedraaid, waarna de vertikale afstand tussen beide platen zodanig wordt
<EMI ID=3.1>
doende zachte beton van de tweede plaat dringen, in welke positie na verdichting van de tweede plaat het samengestelde element de gelegenheid wordt gegeven verder uit te harden.
In het volgende zal de uitvinding nader worden beschreven
met verwijzing naar de bijgevoegde tekening.
Fig. 1 illustreert schematisch de grondgedachte van de uitvinding; fig. 2 toont schematisch en vereenvoudigd in zij-aanzicht een inrichting voor het toepassen van de werkwijze; en fig. 3 toont gedeeltelijk een modificatie van de in fig. 2 <EMI ID=4.1> Fig. 1 toont in dwarsdoorsnede langgerekte banen 1 en 2, <EMI ID=5.1>
platen. De banen dienen derhalve op bekende wijze als bekisting en zijn na het verwijderen van de gerede betonelementen weer opnieuw bruikbaar.
Over de baan 2 is een de baan overbruggende gestel 3 geplaatst, dat in hoofdzaak in eindaanzicht omgekeerd U-vormig is, waarbij de
<EMI ID=6.1>
rails rusten (zie fig. 2).
In het gestel is op geschikte vijze een kantelvloer 5 opgehangen. Deze is over tenminste 1800 draaibaar om zijn lengte-as 6 opgehangen, zoals aangegeven met een gebogen pijl 7.
Vanzelfsprekend dient de kantelvloer zich zo ver boven de baan 1 te bevinden, dat een dergelijke draaiing mogelijk is.
<EMI ID=7.1>
respectievelijk van elkaar af beweegbaar zoals schematisch aangegeven met de dubbele pijlen 8.
Volgens de basisgedachte van de uitvinding verloopt de werkwijze voor het vervaardigen van holle betonnen wandelementen nu als volgt. Eerst wordt na het aanbrengen van een geschikte wapening op de baan 1 één betonplaat gestort tussen daartoe aangebrachte randb egrenzingen 9. Ook in dwarsrichting zijn randbegrenzingen aanwezig doch niet afgebeeld. Bovendien worden in de te vormen betonplaat nog afstandelementen, bij voorkeur in de vorm van een traliewerk aangebracht, die deels boven het beton blijven uitsteken. Als de op deze wijze gevormde betonplaat voldoende is uitgehard wordt deze opgepakt, op de kantelvloer <EMI ID=8.1>
richting vastgezet. De plaat kan van baan 1 vorden opgepakt met behulp van een bovenloopkraan in de produktiehal of een aan het over baan 2 geplaatste gestel gekoppeld, baan 1 overbruggend gestel 3' bevestigde verplaatsbare hefinrichting H, zoals met onderbroken lijnen in fig. 1
<EMI ID=9.1>
waarna vervolgens de afstand tussen de plaat en de baan 2 zodanig wordt verkleind, dat het traliewerk tot in het beton van de op de baan 2 gestorte betonplaat reikt. Het beton op de baan 2 dient op dat moment cog zo zacht te zijn, dat nog een goede hechting aan het traliewerk tot stand komt.
De geveeste eindaf stand tussen de kantelvloer, respectievelijk de plaat en de baan 1 wordt gehandhaafd en is instelbaar met behulp van instelbare afstandstukken 11, die aan weerszijden op of naast de baan 2 zijn geplaatst en waarop tijdens het uitharden stootblokken 12 van de kantelvloer rusten. Vanzelfsprekende kunnen ook de stootblokked
12 instelbaar zijn of eenvoudig verwisselbaar zijn voor stootblokken
<EMI ID=10.1>
van het tevormen holle vandelement worden ingesteld.
De beschreven werkwijze, waarop diverse in het volgende nog te beschrijven varianten mogelijk zijn, heeft het als voordeel dat een grote vrijheid -wordt verkregen met betrekking tot opst ellen en maatvoering van de platen en banen, dat slechts een enkele kantelinrichting nodig is, en dat sneller werken mogelijk is.
Een ander voordeel is, dat het traliewerk gelijkmatig in het beton van de onderste plaat dringt.
<EMI ID=11.1>
achter elkaar een aantal betonplaten kan worden gevormd, of bestaat uit een aantal gelijke delen met een met de kantelinrichting corresponderende lengte. Voorts is bij voorkeur het gestel voorzien van wielen, die over aan weerszijden van de baan 2 en eventueel baan 1 aangebrachte loopvlakken, bij voorbeeld in de vorm van rails, kunnen rijden, zodat na het vormen van een eerste hol wandelement het gestel naar een volgende sectie van de baan 2 kan worden verplaatst. Op deze wijze kan reeds met het produceren van een tweede element worden begonnen, terwijl het eerste element nog verder uithardt.
Eén en ander is in zij-aanzicht op vereenvoudigde'en schematische wijze getoond in fig. 2. Het gestel 2 is evenals in fig. 1 over
<EMI ID=12.1>
waarvan er twee zichtbaar zijn. De vielen rusten weer op aan weerszijden van de baan liggende rails 14. Het gestel kan derhalve over de rails worden verreden. Hiertoe kan bij voorbeeld gebruik worden gemaakt van niet afgebeelde, op het gestel geplaatste elektromotoren of hydraulische motoren of van een langs de baan gespannen en aan het gestel bevestigd kabelstelsel, dat aan één der uiteinden van de baan is gekoppeld met een motor.
Het gestel draagt voorts een motor of hydraulische draaiinrichting 15, die op een middenstijl 16 is bevestigd in een op-en-neer beweegbare glijlagerconstructie 17. De as 18 van de motor 15 reikt door de glijlagerconstructie en is verbonden met de kantelvloer 5. Aan de andere zijde van de kantelvloer bevindt zich in het verlengde van de
as 18 een soortgelijke as 19, die in een in een bijbehorende middenstijl
20 aangebrachte op-en-neer beweegbare glijlagerconstructie 21 is gelagerd.
Door bekrachtiging van de motor 15 kan derhalve de kantelvloer om de assen 18, 19 verdraaid worden, zoals aangegeven met de gebogen pijl
7.
Voorts kan het samenstel van kantelvloer, de assen 18, 19, de glijlagerconstructies 17, 21 en de motor 15 op-en-neer bewegen teneinde de kantelvloer met de voldoende uitgeharde betonplaat en na rotatie
over 180 tot op geringe af stand boven de baan 2 te kunnen brengen, en
na het lossen van de plaat 5 van de daarop gevormde betonplaat, de
plaat 5 weer omhoog te kunnen bewegen, zoals aangegeven met de dubbele pijl 8.
Hiertoe is in de uitvoeringsvorm van fig. 2 een motor 22 aangebracht op een bovenligger van het gestel. De motor 22 drijft een kettingwiel 23 aan, dat twee tandkransen omvat. Met de ene tandkrans werkt een zich langs de stijl 16 in vertikale richting uitstrekkende
en aan het ondereinde van de stijl 16 om een keertandwiel 25 geslagen
<EMI ID=13.1>
constructies 17. Met de tweede tandkrans verkt een horizontale eindloze ketting 26 samen, die om de ene tandkrans van een nabij het boveneinde van de stijl 20 geplaatste kettingwiel 27 met twee tandkransen is ge-
<EMI ID=14.1>
vertikale eindloze ketting 28, die om een nabij het ondereinde van de stijl 20 geplaatste kettingwiel 29 is geslagen en die voorts is verbonden met de glijlagerconstructie 21. Door bekrachtiging van de motor kan nu via de beschreven kettingen de kantelvloer op-en-neer worden bewogen, waarbij de glijlagerconstructie in of langs de stijlen 16, 20 gli j den .
Opgemerkt wordt, dat het draaien en op-en-neer bewegen van de plaat ook op andere wijzen kan worden bewerkstelligd. Zo zou het draaien
<EMI ID=15.1>
het gestel geplaatste motor, die via tandwielen en/of tandbeugels en/of kettingen is gekoppeld met de draaiingsas van de plaat 5 kunnen worden gerealiseerd, of kan een hydraulische draaiinrichting worden toegepast.
Op soortgelijke wijze kan de op-en-neergaande beweging met in het kader van de uitvinding gezien equivalente modificaties worden gerealiseerd.
Volgens een mogelijke variant van de uitvindingsgedachte is
<EMI ID=16.1>
sponderen met die van de kantelvloer. Deze secties kunnen elk zijn voorzien van geschikte middelen, bij voorbeeld hydraulische zuiger-cilindercombinaties met behulp waarvan de secties omhoog en omlaag kunnen worden bewogen.
Een dergelijke constructie biedt de mogelijkheid om een zich onder de kantelvloer bevindende sectie van de baan 1 na het verdraaien van de kantelvloer omhoog te bewegen en vervolgens, nadat de kantel-
<EMI ID=17.1>
bewegen, waarne het gestel naar een volgende sectie van de baan kan worden verplaatst. De kantelvloer hoeft in dat geval niet op-en-neer beweegbaar te zijn.
<EMI ID=18.1>
sectie 30 is in geheven toestand getekend. Hiertoe zijn onder elke baansectie hydraulische vi j zels 31, 32 aanwezig, die in de afgebeelde uit-
<EMI ID=19.1> naast de baansecties kunnen zijn opgesteld en bij voorbeeld via hefbomen de baansecties omhoog en omlaag kunnen doen bewegen. Voorts is in fig. 3 de kantelvloer in omgedraaide stand getekend alsmede de assen
18 en 19.
De kantelvloer rust op de op de baansectie 30 geplaatste afstandstukken 11. Op de baansectie 30 bevindt zich een betonplaat 33 en op een door de afstandstukken 11 bepaalde afstand daarboven een op de
<EMI ID=20.1>
platen een traliewerk 35 bevindt, dat gedeeltelijk in het beton van beide betonplaten is verzonken.
Uitgaand van de afgebeelde situatie kan nu de kantelvloer worden gelost van de betonplaat 34 en kan de baansectie 33 weer omlaag worden bewogen. Vervolgens kan de kantelvloer weer terug worden gedraaid en kan het gestel naar een volgende baansectie worden gereden.
<EMI ID=21.1>
baansectie in trilling worden gebracht, middels niet afgebeelde middelen. Zulks kan bij voorbeeld met behulp van een aangedreven as met daarop
<EMI ID=22.1>
lische of pneumatische middelen worden bewerkstelligd.
Een dergelijk trilsysteem kan ook worden gebruikt om het lossen van de gegoten betonplaten te bevorderen.
Volgens een andere modificatie van de uitvindingsgedachte kan gebruik worden gemaakt van een groot aantal met de kantelvloeren vergelijkbare kantelsecties, die op vaste of op-en-neer beweegbare, langs of op de baan 2 geplaatste steunen liggen op enige afstand boven de baan. In feite ontstaan dan twee boven elkaar gelegen banen, waarvan de bovenste baan bestaat uit een aantal losse kantelsecties.
Op de baan 2 en de daarboven geplaatste kantelsecties wordt dan beton gestort, waarbij in het beton op de kantelsecties een traliewerk wordt geplaatst. Na verharding van het beton op de kantelsecties worden deze gedraaid.
Het gestel 3 dient dan in plaats van een kantelvloer te zijn voorzien van een inrichting, die met de losse kantelsecties kan worden gekoppeld, zodat een losse sectie kan worden vastgegrepen, op de reeds beschreven wijze omhoog kan worden bewogen, na verharding van het beton omgedraaid, en veer omlaag kan worden bevogen, vaarna de sectie veer wordt losgekoppeld. Het gestel kan dan naar een volgeude baansectie
<EMI ID=23.1>
betonplaat omdraaien.
De inrichting om de losse secties met de daarop gestorte betonplaten om te draaien kan bij voorbeeld bestaan uit een rechthoekig kader van profielstaal, dat om de randen van de sectie kan grijpen. Twee tegenover elkaar liggende zijden van het kader zijn dan gekoppeld met de assen 18 en 19 en kunnen ten opzichte van die assen of met de assen in de lengterichting van de assen worden verschoven.
Voorts dienen vergrendelorganen aanwezig te zijn om de profielen met
de sectie en ten opzichte van het gestel te vergrendelen, zodat de sectie door de motor 15 kan vorden omgedraaid. De profielen van de andere twee zijden van het kader zijn dan eveneens in- en uitschuifbaar, bij voorbeeld over einduitsteeksels van de eerste twee profielen en zijn daarme vergrendelbaar, bij voorbeeld middels bouten of viggen.
Het is zelfs denkbaar te volstaan met de twee met de assen gekoppelde profielen.
Ook is het mogelijk de secties aan de onderzijde of aan de
<EMI ID=24.1>
gebracht, die met behulp van dvarsverbindingsstukken met de assen 18,
19 kunnen worden verbonden.
Teneinde een betonplaat op een kantelvloer of een kantelbare sectie vast te houden kan op geschikte wijze gebruik worden gemaakt van een vacuumsysteem dat de betonplaat tegen de kantelvloer of -sectie vastzuigt.
Tenslotte is het mogelijk de kantelvloer of de losse kantelsectie zodanig uit te voeren, dat zowel op het bovenvlak als op het ondervlak een betonplaat kan worden gelegd respectievelijk gevormd. Het aantal benodigde draaiingen van de kantelvloer of kantelsecties wordt hierdoor beperkt, terwijl bij de toepassing van losse secties een tijdsbesparing kan worden verkregen, doordat direkt na het keren van
<EMI ID=25.1>
kan vorden gegoten.
Opgemerkt vordt, dat een groot aantal constructieve mogelijkheden bestaat om de in het voorgaande voorgestelde constructies in de praktijk te verwezenlijken. Dergelijke mogelijkheden liggen voor de vakman voor de hand en vorden geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.
Voorts wordt opgemerkt, dat de beschreven werkwijze ook geschikt is voor andere holle betonelementen, die tenminste twee op afstand van elkaar gelegen evenwijdige betonplaten omvatten.
Tenslotte wordt opgemerkt dat de kantelvloer of de kantelsectie zoals in het voorgaande beschreven, met voordeel kan worden gebruikt om de gerede holle elementen na voldoende uitharding meer op
te tillen en zonodig over 90[deg.] te kantelen, teneinde de gerede elementen daarna met een kraan of dergelijkg naar een opslagplaats te kunnen transporteren.
Method and device for manufacturing hollow elements from concrete.
The invention relates to a method for manufacturing hollow elements from concrete, wherein a first concrete slab and a second concrete slab are manufactured and placed on top of one another by means of spacer elements, as well as to a device for manufacturing such elements.
Such a method and device for manufacturing
<EMI ID = 1.1>
7206870 and from Dutch patent application 7809307. In the known method, two adjacent tracks are used, each of which has a
<EMI ID = 2.1>
the concrete slabs formed in one track are flipped over to the longitudinal side facing the other track and placed on the concrete slabs to be formed in the other track, which is provided with concrete mortar, so that the grating, which is preferably has already been poured into the plates of one strip, can penetrate into the mortar bed of the other strip. After complete curing is then
a wall element consisting of two spaced apart plates connected by a lattice.
The object of the invention is to improve the known method and device, so that, inter alia, it is possible to work faster and more freedom is obtained with regard to the arrangement of the device and the dimensions of the concrete slabs. For this purpose, according to the invention, a method of the type described is characterized in that the concrete slabs are formed on adjacent or superimposed casting surfaces, the first slab being provided with spacers and, after sufficient curing, turned over the mortar bed of the second slab, after which the vertical distance between the two plates becomes such
<EMI ID = 3.1>
penetrating soft concrete from the second slab, in which position the composite element is allowed to harden further after compacting the second slab.
The invention will be described in more detail below
with reference to the attached drawing.
Fig. 1 schematically illustrates the rationale of the invention; Fig. 2 schematically and in simplified side view shows an apparatus for applying the method; and FIG. 3 partially shows a modification of the FIG. 2 <EMI ID = 4.1> FIG. 1 shows elongated tracks 1 and 2 in cross section, <EMI ID = 5.1>
plates. The strips therefore serve as formwork in a known manner and can be reused after the finished concrete elements have been removed.
Over the track 2 a frame 3 bridging the track is placed, which is substantially U-shaped in inverted end view, wherein the
<EMI ID = 6.1>
rails (see fig. 2).
In a suitable manner, a tilting floor 5 is suspended in the frame. It is suspended rotatable about its longitudinal axis 6 by at least 1800, as indicated by a curved arrow 7.
The tilting floor must of course be located so far above the track 1 that such a rotation is possible.
<EMI ID = 7.1>
movable away from each other, respectively, as schematically indicated by the double arrows 8.
According to the basic idea of the invention, the method for manufacturing hollow concrete wall elements now proceeds as follows. First, after applying a suitable reinforcement to the track 1, one concrete slab is poured between edge boundaries 9 provided for this purpose. Edge boundaries are also present in the transverse direction, but not shown. In addition, spacers, preferably in the form of a grating, are provided in the concrete slab to be formed, which parts continue to protrude above the concrete. When the concrete slab formed in this way has hardened sufficiently, it is picked up, on the tipping floor <EMI ID = 8.1>
locked in the direction. The plate can be picked up from lane 1 by means of an overhead crane in the production hall or a movable lifting device H attached to the frame placed over lane 2, lane 1 bridging frame 3 ', as in broken lines in fig. 1
<EMI ID = 9.1>
after which the distance between the plate and the track 2 is subsequently reduced such that the grating extends into the concrete of the concrete slab poured onto the track 2. At that time, the concrete on the track 2 should be so soft that a good adhesion to the grating still takes place.
The haggled end distance between the tilting floor, the plate and the track 1, respectively, is maintained and is adjustable with the aid of adjustable spacers 11, which are placed on or next to the track 2 on either side and on which bumpers 12 of the tilting floor rest during curing. It is of course also possible to use the buffer
12 are adjustable or are easily interchangeable for buffers
<EMI ID = 10.1>
of the hollow vane to be formed.
The described method, on which various variants to be described in the following are possible, has the advantage that a great freedom is obtained with regard to arrangement and dimensions of the plates and webs, that only a single tilting device is required, and that faster work is possible.
Another advantage is that the grating penetrates evenly into the concrete of the bottom plate.
<EMI ID = 11.1>
a number of concrete slabs can be formed one after the other, or consist of a number of equal parts with a length corresponding to the tilting device. The frame is further preferably provided with wheels which can drive over running surfaces arranged on either side of the track 2 and optionally track 1, for instance in the form of rails, so that after forming a first hollow wall element the frame moves to a next section of lane 2 can be moved. In this way, production of a second element can already be started, while the first element hardens even further.
All this is shown in a simplified and schematic side view in Fig. 2. The frame 2, as in Fig. 1, is
<EMI ID = 12.1>
two of which are visible. The traps rest on rails 14 lying on either side of the track. The frame can therefore be moved over the rails. For this purpose, use can be made, for example, of electric motors or hydraulic motors not placed on the frame, or of a cable system stretched along the track and fixed to the frame, which is coupled at one end of the track to a motor.
The frame further carries a motor or hydraulic turning device 15, which is mounted on a center post 16 in an up and down movable sleeve bearing construction 17. The shaft 18 of the motor 15 extends through the sleeve bearing construction and is connected to the tilting floor 5. On the the other side of the tilting floor is an extension of the
axis 18 is a similar axis 19, which is arranged in an associated center post
20 mounted up-and-down movable slide bearing construction 21 is mounted.
By energizing the motor 15, the tilting floor can therefore be rotated about the shafts 18, 19, as indicated by the curved arrow
7.
Furthermore, the tilt floor assembly, shafts 18, 19, sleeve bearing assemblies 17, 21 and motor 15 can move up and down to the tilt floor with the sufficiently cured concrete slab and after rotation
be able to bring it slightly above 180 ° from runway 2, and
after releasing the slab 5 from the concrete slab formed thereon, the
plate 5 up again, as indicated by the double arrow 8.
To this end, in the embodiment of Fig. 2, a motor 22 is mounted on a top girder of the frame. The motor 22 drives a sprocket 23, which includes two sprockets. One sprocket acts in a vertical direction along the post 16
and wrapped around a return gear 25 at the bottom end of the post 16
<EMI ID = 13.1>
constructions 17. Together with the second sprocket is a horizontal endless chain 26, which is arranged around the one sprocket of a sprocket 27 placed near the top end of the post 20 with two sprockets.
<EMI ID = 14.1>
vertical endless chain 28, which is wrapped around a sprocket 29 placed near the lower end of the post 20 and which is further connected to the slide bearing construction 21. By energizing the motor, the tilting floor can now be moved up and down via the described chains , the plain bearing construction sliding in or along the posts 16, 20.
It is noted that the rotation and up-and-down movement of the plate can also be accomplished in other ways. That's how it would turn
<EMI ID = 15.1>
the frame-mounted motor, which is coupled via gears and / or toothed brackets and / or chains to the axis of rotation of the plate 5, or a hydraulic turning device can be used.
In a similar manner, the up-and-down movement can be realized with equivalent modifications seen within the scope of the invention.
According to a possible variant of the inventive idea
<EMI ID = 16.1>
marvel with that of the tipping floor. These sections can each be provided with suitable means, for example hydraulic piston-cylinder combinations, by means of which the sections can be moved up and down.
Such a construction offers the possibility of moving a section of the web 1 situated under the tilting floor upwards after the tilting floor has been rotated and then, after the tilting-
<EMI ID = 17.1>
the frame can be moved to a next section of the track. In that case, the tilting floor does not have to be movable up and down.
<EMI ID = 18.1>
section 30 is shown lifted. To this end, hydraulic blades 31, 32 are provided under each track section, which are shown in the illustrated illustrations.
<EMI ID = 19.1> can be arranged next to the track sections and can, for example, move the track sections up and down via levers. Furthermore, the tilting floor is shown in inverted position in fig. 3, as are the axles
18 and 19.
The tilting floor rests on the spacers 11 placed on the runway section 30. On the runway section 30 there is a concrete slab 33 and at a distance defined by the spacers 11 above this on the runway section 30.
<EMI ID = 20.1>
plates has a grating 35, which is partly sunk into the concrete of both concrete plates.
Starting from the depicted situation, the tilting floor can now be released from the concrete slab 34 and the track section 33 can be lowered again. Then the tilting floor can be turned back and the frame can be driven to the next track section.
<EMI ID = 21.1>
job section will be vibrated, by means not shown. This can be done, for example, with the aid of a driven shaft with thereon
<EMI ID = 22.1>
lical or pneumatic means are accomplished.
Such a vibration system can also be used to aid the release of the cast concrete slabs.
According to another modification of the inventive idea, use can be made of a large number of tilting sections comparable to the tilting floors, which rest on fixed or up-and-down movable supports placed along or on the track 2 at some distance above the track. In fact, two superimposed webs are then created, the top web of which consists of a number of separate tilting sections.
Concrete is then poured on the track 2 and the tilting sections placed above it, a grating being placed in the concrete on the tilting sections. After the concrete has hardened on the tilt sections, these are turned.
Instead of a tilting floor, the frame 3 must then be provided with a device which can be coupled to the loose tilting sections, so that a loose section can be gripped, can be moved upwards in the manner already described, and turned over after hardening of the concrete. , and spring can be bent down, then the spring section is disconnected. The frame can then go to a fully-fledged job section
<EMI ID = 23.1>
turn the concrete slab over.
The device for turning the loose sections with the concrete slabs poured thereon can for instance consist of a rectangular frame of profile steel, which can grip around the edges of the section. Two opposite sides of the frame are then coupled to the shafts 18 and 19 and can be shifted with respect to those shafts or with the shafts in the longitudinal direction of the shafts.
Furthermore, locking members must be present to secure the profiles with
lock the section and relative to the frame so that the section can be reversed by the motor 15. The profiles of the other two sides of the frame are then also retractable and extendable, for instance over end protrusions of the first two profiles, and are lockable therewith, for instance by bolts or viggen.
It is even conceivable to suffice with the two profiles coupled to the axles.
It is also possible to have the sections on the bottom or on the
<EMI ID = 24.1>
which, with the aid of cross connections to the shafts 18,
19 can be connected.
In order to retain a concrete slab on a tilting floor or a tilting section, a vacuum system can be suitably used which sucks the concrete slab against the tilting floor or section.
Finally, it is possible to design the tilting floor or the loose tilting section in such a way that a concrete slab can be laid or formed on both the top surface and the bottom surface. The number of required rotations of the tilting floor or tilting sections is hereby limited, while a time saving can be obtained when separate sections are used, because immediately after turning
<EMI ID = 25.1>
can be cast.
It is noted that a great number of constructional possibilities exist for realizing the constructions proposed above. Such possibilities are obvious to the skilled person and are considered to fall within the scope of the invention.
It is further noted that the described method is also suitable for other hollow concrete elements, which comprise at least two spaced parallel concrete slabs.
Finally, it is noted that the tilting floor or the tilting section as described above can advantageously be used to increase the finished hollow elements after sufficient curing.
lift and tilt if necessary by 90 [deg.], in order to be able to transport the finished elements to a storage place with a crane or the like.