<EMI ID=1.1>
en spoelkop hierbij gebruikt".
De aanvrage heeft betrekking op een spoelinrichting
<EMI ID=2.1>
ten minste een drankreservoir, ten minste een tapkraan en ten minste een drankleiding die tussen het reservoir en de tapkraan loopt, bezit, welke drankleiding een in het reservoir stekende stijgbuis en een op de bovenkant van deze buis gemonteerde, van een klep voor;de drank en een klep voor gas voorzien aansluitstuk, bezit, welke spoelinrichting een spoelvloeistoftoevoerleiding bevat en een spoelkop waarop de vloeistofleiding aansluit, welke spoelkop in de drankleiding ge-
<EMI ID=3.1>
aansluitstuk van deze drankleiding vastgemaakt is, welke spoelkop ook een hol huis bevat, een daarin verplaatsbaar kraanelement dat van ten minste een op zijn buitenzijde uitgevende uitsparing voorzien is en dat in een stand in het huis de aan weerszijden van de spoelkop gelegen gedeelten
van de drankleiding met elkaar in verbinding stelt en in een andere stand in het huis het gedeelte van de drankleiding tussen de spoelkop en de tapkraan met de spoelvloeistoftoevoerleiding in verbinding stelt,welke spoelkop ook een dubbelwerkende zuiger bevat die verplaatsbaar steekt in een passend,cilindervormend gedeelte van het huis, die met het kraanlichaam samenwerkt om de stand ervan te veranderen en die ten minste in een uiterste stand, namelijk de tapstand, met een gedeelte buiten het huis uitsteekt, welk gedeelte in deze tapstand ten minste een klep van het aansluitstuk openduwt, welke spoelinrichting
<EMI ID=4.1>
dumleiding die de bron van fluïdum met het cilindervormend gedeelte van het holle huis verbindt en respectievelijk aan weerszijden van de zuiger op dit gedeelte aansluit en een besturingseenheid welke in de fluldumleiding gemonteerd is en bepaalt aan welke zijde van de zuiger fluïdum langs de leiding toegelaten wordt.
Een spoelinrichting van deze soort is beschreven in het Belgische uitvindingsoctrooi nr. 856 908 en is meer in het bijzonder voorgesteld in de figuur 6 van dit octrooi. Bij de daarin bescheven uitvoeringsvorm zijn het kraanelement en de zuiger van de spoelkop volledig van elkaar gescheiden elementen hetgeen de constructie van de spoelkop
<EMI ID=5.1>
van vergroot.
Uit het octrooi nr. 856 908 zijn wel uitvoeringsvormen van een spoelinrichting bekend waarbij de zuiger en het kraanlichaam van de spoelkop een geheel vormen. maar deze uitvoeringsvormen zijn niet van het hier gedoelde type aangezien de spoelkop niet rechtstreeks gemonteerd is op het aansluitstuk op de bovenkant van de stijgbuis en dus de spoelkop uiteraard niet in staat is het openen en sluiten van de kleppen van dit aansluitstuk te besturen.
De aanvrage heeft nu tot doel deze nadelen te verhelpen en een spoelinrichting te verschaffen waarbij de'spoelkop toch rechtstreeks op het aansluitstuk van de stijgbuis gemonteerd is maar de constrcutie van de spoelkop vrij eenvoudig is.
<EMI ID=6.1>
kraanelement van de spoelkop een geheel, welk geheel dan in feite bestaat uit een langwerpig, aan beide einden open hol centraal lichaam en uit een, in het cilinder-vormend
<EMI ID=7.1>
zuigerlichaam, welke centraal lichaam bij tapstand van het genoemde geheel, met een open einde buiten het huis uitsteekt
<EMI ID=8.1>
een plunjer passend zit in een op de drankleiding aansluitend gedeelte van het huis zo dat deze drankleiding wel met de binnenkant van het centrale lichaam in verbinding staat maar steeds afgesloten is van de binnenkant van het cilinder-vormend gedeelte van het huis waarin het zuigerelement verplaatsbaar zit, terwijl de voorgenoemde, op de buitenkant van het centrale lichaam uitgevende uitsparing, op de binnenkant van het centrale lichaam uitmondt, en dit centrale lichaam,met een tussen haar beide open einden gelegen gedeelte op de buitenzijde waarvan de uitsparing uitmondt, als een plunjer samen-
<EMI ID=9.1>
<EMI ID=10.1>
uiterste stand, dit is de spoelstand, van het centrale lichaam deze uitsparing in verbinding staat met de op de binnenkant van het Behaam uitmondende spoelvloeistof leiding.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding
<EMI ID=11.1>
dum onder druk, en verschillende leidingen die respectievelijk aan weerszijden van het zuigerelement op de binnenkant van het cilinder-vormende gedeelte van het huis aansluiten.
Doelmatig is een van de bronnen van het fluïdum een bron van spoelvloeistof en vormt de spoelvloeistoftoevoerleiding dus de leiding die deze bron met de binnenkant van het zuigervormend gedeelte van het lichaam verbindt.
Bij voorkeur geeft de uitsparing in het centrale lichaam op de buitenkant ervan uit op een plaats die, in de spoelstand,in het cilindervormende gedeelte van het huis gelegen is zodat in deze stand de spoelvloeistof langs de spoelvloeistoftoevoerleiding,het aan een zijde van het zuigerelement gelegen
<EMI ID=12.1>
<EMI ID=13.1> <EMI ID=14.1>
In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding is in de binnenkant van het centrale lichaam een klep gemonteerd, welke door een drager vastgemaakt is aan het huis, aan de van het reservoir afgekeerde zijde van het verplaatsbare centrale lichaam, welke klep samenwerkt met een vernauwing van het certrale lichaam die tussen de uitsparing en het uiteinde dat bij tapstand buiten het huis uitsteekt, gelegen is, en bij spoelstand van het centrale lichaam tegen deze klep aansluit en het centrale lichaam afsluit.
Bij deze uitvoeringsvorm kan bij het spoelen de
<EMI ID=15.1>
maakt worden. De spoelvloeistof kan van de spoeltoevoer leiding wel in het tussen de spoelkop en de tapkraan gelegen gedeelte van de drankleiding maar kan niet langs het uiteinde van het centrale lichaam dat bij tapstand buiten het huis uitsteekt uit de spoelkop vloeien. Terwijl men dus spoelt kan men het reservoir vervangen.
<EMI ID=16.1>
kennelijk bestemd om gebruikt te worden bij de spoelinrichting volgens een van de vorige uitvoeringsvormen.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een spoelinrichting voor het spoelen van een dranktapinrichting en van een spoelkop hierbij gebruikt, volgens de uitvinding,-; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gege-
<EMI ID=17.1>
een biertapinrichting.
Figuur 2 stelt een doorsnede voor volgens de lijn II-II uit figuur l, maar op grotere schaal getekend, en met <EMI ID=18.1> Figuur 3 stelt een doorsnede voor analoog aan deze uit figuur 2, maar met de spoelkop voorgesteld tijdens het spoelen.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.
De spoelinrichting volgens figuur 1 is gemonteerd in een biertapinrichting welke eveneens in deze figuur voorgesteld is. Deze biertapinrichting bevat twee tapkranen 1 die op de tapkast 2 gemonteerd zijn en twee biervaten 3 die op de bodem 4 van een kelder staan.
Elk biervat 3 is van een ingebouwde stijgbuis 5 voorzien die op haar bovenste einde een aansluitstuk 6 bezit voor het aansluiten van de rest 7 van de bierleiding, welke rest de stijgbuis 5 met de tapkraan 1 verbindt.
<EMI ID=19.1>
8 op de uitgang waarvan een drukregelaar 9 gemonteerd is.
Op deze drukregelaar'9 sluit een gasleiding 10 aan welke vertakt in twee gasleidingen 11 die elk onder tussenkomst van een spoelkop 12 op het aansluitstuk 6 van een biervat 3, althans indien dit biervat 3 in gebruik is, aansluiten.
<EMI ID=20.1>
van de bierleiding sluit op het bij dit vat horende aansluitstuk 6 aan onder tussenkomst van dezelfde spoelkop 12, op wel-
<EMI ID=21.1> en die tevens de verbinding bestuurt tussen de waterleiding
13 en het gedeelte 7 van de bierleiding. De spoelkop 12, waarvan de constructie en de werking hierna zal worden beschreven, wordt zelf bevolen door het koolzuurgas en het
<EMI ID=22.1>
door elektromagneten. Zo is in elk van de leidingen 11 een elektromagnetische klep 14 gemonteerd terwijl in de watertoevoerleiding 13, voor deze leiding zich in twee delen splitst die naar de twee spoelkoppen 12 lopen, een elektromagnetische klep 15 gemonteerd is.
De elektromagnetische kleppen 14 en 15 zijn van een op zichzelf bekende constructie en worden hier niet in detail beschreven. Ze zijn elk langs een elektrische leiding 16 via een besturingsdoos 17 welke op de tapkast 2 gemonteerd is,
in verbinding gesteld met een gepaste stroombron. De besturingsdoos 17 is van twee bedieningsknoppen 18 voorzien die
<EMI ID=23.1>
twee knoppen 18 zijn de twee elektromagnetische kleppen 14 open, zodat koolzuurgas naar de twee spoelkoppen 12 stroomt terwijl het elektroventiel 15 op de waterleiding 13 gesloten is. Door het induwe� van een van de knoppen 18 wordt de elektromagnetische klep 15 geopend . en wordt een bij deze knop horend elektromagnetisch ventiel 14 gesloten. De spoelkop
12 in de bij de knop 18 horende bierleiding 5, 6, 7, ontvangt dus geen koolzuurgas meer maar daarentegen wel water .
Zoals vooral blijkt uit de figuren 2 en 3, bestaat elke spoelkop 12 uit een hol huis 19 waarin eenr'centraal lichaam 20 dat een zuigerelement 21 draagt verplaatsbaar zit.
<EMI ID=24.1> 19 bestaat ter plaatse van dit gedeelte uit een cilinder-vormige ruimte 22 waarin het zuigerelement juist past. Aan weerszijden van haar cilinder-vormend gedeelte bezit het huis smallere einden. Aan weerszijden van de ruimte 22 en dus in deze smallere einden is de holte van het huis 19 gevormd door ronde openingen 23 en 24.die kanalen vormen die concentrisch gelegen zijn ten opzichte van de as vaide ruimte 22. Op een einde van het holle huis 19 sluit het gedeelte 7 van een bierleiding aan welk gedeelte 7 dus in verbinding staat met de opening 23. Het andere einde van het holle huis 19 is van een onderbroken dubbele rand 25 voorzien welke samen met een analoge onderbroken rand 26 van het aansluitstuk 6 op een vat 3 deel uitmaakt van een
<EMI ID=25.1>
Om de afdichting tussen het aansluitstuk 6 en het huis 19 te verzekeren is in een groef in het laatstgenoemde uiteinde van het huis 19 nog een afdichtingsring 27 aangebracht. De diameter van de opening 24 is niet overal constant. Daar waar de opening 24 op de ruimte 22 aansluit is de diameter gelijk aan de diameter van de opening 23 maar op een afstand van de ruimte 22 is de diameter van de opening 24 een weinig groter. Om constructieve redenen en onder meer om het inbrengen van het zuigerelement 21 in de ruimte 22 mogelijk te maken, bestaat het holle huis 19 uit verschillende, op elkaar geschroefde delen.
Op het dikkere, middelste gedeelte van het huis 19 sluit een watertoevoerleiding 13 aan. Deze watertoevoerleiding 13 mondt uit in een rond kanaal 28 dat in het huis 19 in een rechte hoek loopt en uitmondt in de ruimte 22 ;ter plaat-
<EMI ID=26.1>
opening 24 gelegen is en deze opening omringt. Op dit middelste gedeelte van het huis 19 sluit ook een gasleiding 11 aan. Deze leiding 11 mondt uit in een rond kanaal 29 waarop een kanaaltje 30 aansluit dat in de wand van dit middelste gedeelte van het huis 19 loopt en, tegen de wand die de mimte
22 aan de zijde van de opening 23 begrenst zijdelings op deze ruimte 22 uitmondt. Daar waar dit kanaaltje 30 de grens tussen twee op elkaar geschroefde delen van het huis 19 doorloopt, is in dit kanaaltje een afdichtingsring 31 aangebracht om elk gasverlies tussen de delen van het holle huis 19 te vemijden. Ook tussen d e twee op elkaar geschroefde delen van het huis welke de ruimte 22 begrenzen is een afdichtingsring 32 aangebracht om de ruimte 22 ,: op de openingen 23 en 24 en de uitmondingen van de kanalen 28 en 30 na, volledig dicht te maken. Op het kanaal 29 sluit benevens het kanaaltje 30 ook nog een
<EMI ID=27.1>
<EMI ID=28.1>
met de grootste diameter, dit is dus op een afstand van de ruimte 22. De terugslagklep 34 belet de stroming van gas in de naar het kanaal 29 gekeerde zin maar laat de gasstroom toe in de andere zin. Ook op het kanaal 28 voor het water sluitr in het huis 19, een kanaaltje 35 aan dat, via een terugslagklep 36 op dezelfde wand van de ruimte 22 uitgeeft als het kanaal 28 maar op een afstand ervan. De terugslagklep 36 laat enkel een stroming van water toe uit de ruimte 22 weg maar verhindert elke stroming naar de ruimte 22. De terugslagkleppen 34 en 36 zijn terugslagkleppen met kogels en zijn van een bekende, hier niet verder in detail beschreven constructie.
Het centrale lichaam 20 vormt tegelijkertijd een kraanlichaam en een zuigerstang. Dit centrale lichaam 20
is gevormd door een lange ronde pijp waardoor een kanaal 37 loopt. Met een uiteinde steekt deze pijp passend in de opening 23 van het huis 19 terwijl het andere einde ervan dwars doorheen de opening 24 en buiten het huis 19 uitsteekt. In
de ruimte 22 is op het lichaam 20 het zuigerelement 21 onwrikbaar vastgemaakt door middel van klemringen 38. Om de afdichting te verzekeren zit tussen het zuigerelement 21 en het lichaam 20 nog een afdichtingsring 39 terwijl in de tegenover de wand van het huis 19 gelegen rand van het zuigerelement 21
een afdichtingsring 40 zit. De verplaatsing van het centrale lichaam 20 in de zin van het biervat 3, dit is in de zin voorgesteld in de figuur 2 door de pijl met het verwijzingscijfer
41, wordt begrensd doordat het zuigerelement 20 zijn uiterste stand in de ruimte 22 bereikt en tegen een wand van de ruimte
22 aansluit. In deze uiterste stand, welke in de figuur 2 voorgesteld is en welke de tapstand is, bevindt het centrale lichaam 20 zich nog met een einde in de opening 23. Dit
<EMI ID=29.1>
ring 42 voorzien. In de andere uiterste stand, dit is de in de figuur 3 voorgestelde spoelstand, steekt het lichaam 20 met een groter gedeelte in de opening 23. In elk geval komt de opening 23 nooit in verbinding met het rond het lichaam
20 gelegen gedeelte van de ruimte 22.
Het aan de andere zijde van het zuigerelement 21 gelegen gedeelte van het lichaam 20 zit, gedurende gans de verplaatsing van het lichaam 20 nauw passend in het gedeelte van de opening 24 dat onmiddellijk op de ruimte 22 aansluit .
In dit gedeelte zijn in het lichaam 20 twee diametraal tegen-
<EMI ID=30.1>
op de buitenzijde van het lichaam 22 uitgeven en anderzijds uitgeven op het kanaal 37. Aan weerszijden van deze uitsparingen 43 is in een groef in het lichaam 19 een afdichtings-
<EMI ID=31.1>
<EMI ID=32.1>
uitsparingen 43 op de buitenzijde van het lichaam 20 zijn dan volledig afgesloten. In de andere uiterste stand van het lichaam 20, dit is in de spoelstand, bevindt de afdich-
<EMI ID=33.1>
<EMI ID=34.1>
opening 24 zodat de opening 24 nog wel afgesloten is maar de uitsparingen 43 in de ruimte 22 uitmonden. Het spoelwater dat langs de leiding 13 en het kanaal 28 aan dezelfde zijde van het zuigerelement 21 in de ruimte 22 stroomt, kan dan langs deze uitsparingen 43 het kanaal 37 in het lichaam 21 bereiken en vandaar naar het gedeelte 7 van de bierleiding stromen.
Het buiten het huis 19 uitstekende einde van het. lichaam 20 bezit een naar buiten uitspringende rand 45. Deze rand vormt een aanslag welke bij verplaatsing van het lichaam
20 in de zin tegengesteld aan die welke aangeduid is door de pijl 41 tegen een einde van het huis 19 aansluit en deze verplaatsing dus begrenst. Deze begrenzing is zo dat, wanneer bij de hiervoor genoemde verplaatsing het lichaam 20 zijn uiterste stand bereikt, het zuigerelement 21 nog niet op het volledige einde van de ruimte 22 gelegen is zodat de uitmonding van het kanaaltje 30 in de ruimte 22 nog juist niet afgesloten is.
Het op de rand 45 aansluitende einde van het centra-
<EMI ID=35.1>
die gelijk-is aan de diameter van het gedeelte van de opening
24 dat op het einde van het huis 19 gelegen is. Dit verdikte gedeelte is in de figuur met het verwijzingscijfer 46 aangeduid. De lengte van dit verdikte gedeelte 46 is zo dat voor
de in de figuur 2 voorgestelde tapstand, dit verdikte gedeelte 46 volledig buiten het kanaal 37 in het huis 19 gelegen is en dit gedeelte dus dit kanaal 37 open laat; uiteraard bevindt dit gedeelte zich bij de in de figuur 3 voorgestelde spoelstand in het kanaal 37 dat door dit gedeelte dan afgesloten wordt. Om een goede afdichting te bekomen is trouwens in
dit verdikte gedeelte 46 nog een afdichtingsring 47 gemonteerd.
Het kanaal 37 in het centrale lichaam 20 is ter plaatse van het gedeelte van dit lichaam dat in de opening 24 zit, over een afstand een weinig breder dan voor de rest zodat dus, gezien in de zin van de pijl 41, dit kanaal 37 op een bepaald ogenblik vernauwd. Deze-vernauwing vormt een zitting, in de figuren aangeduid met het verwijzingscijfer 48, voor een klep die gevormd is door een kop 49 welke op een staaf 50 vastgemaakt is. Deze staaf 50 loopt volgens de langsas van het kanaal 37;. steekt buiten het kanaal 37 uit in de opening 23 en is in deze opening 23 door middel van ribben 51 vastgemaakt aan het huis
19. Om de goede afdichting tussen de zitting 48 en de kop 49 te bekomen is in deze kop 49 een afdichtingsring 52 gemonteerd. Wanneer het centrale lichaam 20 in zijn uitgeschoven stand is,
<EMI ID=36.1>
vaste kop 49 op een a fstand van de zitting 48 gelegen zodat
<EMI ID=37.1>
ximaal in het huis 19 geschoven is, dit is dus bij spoelstand, drukt de kop 49 aan tegen de zitting 48 zodat het kanaal 37 afgesloten is. Om de montage van de kop 49 in het bredere gedeel-te van het kanaal 37 toe te laten, bestaat het holle huis
19 uit verschillende op elkaar geschroefde delen.
<EMI ID=38.1>
19 geschoven is, dit is dus bij tapstand, is zowel het kanaal
37 open als het ringvormige rond het lichaam 20 gelegen gedeelte van het gedeelte van de opening 24 met de grootste diameter. Op deze ruimte geeft het kanaal 33 voor het koolzuurgas uit. Dit kanaal 37 en de hiervoor gedoelde ringvormige ruimte monden bij deze stand uit in de binnenkant van het aansluitstuk 6 waarop het huis 19 vastgemaakt is. Dit aansluitstuk 6 is van een op zichzelf bekende constructie en wordt hier slechts beschreven in zoverre nodig om de uitvinding te begrijpen. Dit aansluitstuk 6 bestaat uit een aan
<EMI ID=39.1>
wand van het vat 3 geschroefd is. De bovenste rand van de doos 53 bezit de randen 26 en aan de bovenkant is deze doos dan water-en gasdicht afgesloten door het huis 19. Langs de bodem dringt het bovenste einde van de stijgbuis 5 in de doos
53. Aan de bovenkant is de stijgbuis 5 gesloten maar tegen dit gesloten einde bezit de buis in haar zijwand openingen
<EMI ID=40.1>
een ring 55 bevat waarvan de binnendiameter een weinig groter
<EMI ID=41.1>
<EMI ID=42.1>
deze ring 55 naar boven terwijl de rand 45 op het uitstekende einde van het centrale lichaam 20van de spoelkop, bij spoelstand deze ring tegen de werking van de veer 56 in naar onder duwt. Op zijn onderste einde bezit de ring 54 op zijn bin-
<EMI ID=43.1> wanneer de ring 55 zich in zijn hoogste stand bevindt, deze openingen 54 afsluit. Verder staat op het bovenste einde
<EMI ID=44.1>
ring 58. Deze ring 58 zorgt voor de afdichting tussen de ring 55 en de rand 45 wanneer het centrale lichaam 20 deze ring 55 tegen de veer 56 in naar onder duwt. Wanneer het lichaam 20 maximaal in het huis 19 geschoven is, en dus enkel de veer 56 op de ring 55 inwerkt, komt deze afdichtingsring
58 tegen een naar binnen uitspringende kraag 59 van de doos
53. Bij deze laatste stand van de klep 55. 57, 58 sluit deze klep de doos 53 aan de bovenkant volledig af terwijl ook de openingen 54 van de stijgbuis 5 afgesloten zijn. Wanneer
de klep door het centrale lichaam 20 naar onder geduwd wordt, kan dus bier uit de stijgbuis 5 in het kanaal 37 van het li-
<EMI ID=45.1>
19 uitsteekt kan ook koolzuurgas uit het kanaal 33 in de bin- <EMI ID=46.1> nenkant van de doos 53 vloeien. De doos 53 is, onder de kraag
59 in haar zijwand van openingen 60 voorzien waarlangs het koolzuurgas in het vat 3 kan stromen.
Op de naar de uitmonding van het kanaal 28 gekeerde zijde draagt het zuigerelement 21 een zuigertje 61 dat juist in de uitmonding van dit kanaal 28 past en in zijn omtrek
een afdichtingsring 62 draagt. Wanneer dus het zuigerelement
21 bij een verplaatsing in de zin van de pijl 41 tegen een wand van de ruimte 22 aansluit is dit zuigertje 61 in het kanaal 28 binnengedrongen en sluit dit zuigertje dit kanaal af. Opdat het zuigertje bij de hiervoor genoemde verplaat sing van het zuigerelement 21 steeds juist tegenover de monding van het
<EMI ID=47.1>
geleiding welke gevormd is door een van openingen 63 voorzie- <EMI ID=48.1>
de uitstroming van water uit het kanaal 28 in de ruimte 22 te beletten steekt dit buisje 64 steeds met ten minste een gedeelte in het kanaal 28.
Bij het tappen van bier bevinden de spoelkoppen 12 op de twee vaten 3 zich in de stand voorgesteld in de figuur
2. Onder invloed van de druk van het koolzuurgas dat langs
<EMI ID=49.1>
voerd werd, wordt het zuigerelement 21 naar onder geduwd en het centrale lichaam 20 steekt met zijn onderste einde buiten het huis 19 uit. Zoals reed! uiteengezet duwt dit uiteinde van het huis 20 dan de klep 55, 57, 58 van het aansluitstuk 6 van het overeenstemmende vat open. Het kanaal 37 is volledig open maar de uitsparingen 43 daarentegen zijn afgesloten. Het zuigertje 61 bevindt zich in de uitmonding van het kanaal
28 dat hierdoor ook afgesloten is. Langs de leiding 11, het kanaal 33, een gedeelte van de opening 24 en het huis 19, en het aansluitstuk 6 oefent het koolzuurgas druk uit op het bier in het vat 3. Dit bier wordt dan naar omhoog gedmkt
<EMI ID=50.1>
opening 23 in het huis 19 tot in het gedeelte 7 van de bierleiding zodat aan de tapkraan 1 bier kan getapt worden. Wanneer er geen bier meer uit de tapkraan komt, wil dit zeggen dat het vat 3 ledig is. Dit vat 3 moet vervangen worden en de bierleiding gevormd door de op het gedoelde vat zittende spoelkop 12, het gedeelte 7 van de bierleiding en de erop aansluitende tapkraan 1 moeten gespoeld worden. De gebruiker duwt op de knop 18 behorende bij het desbetreffende vat. De koolzuurgasleiding 11 die bij dit vat 3 hoort wordt door de klep 14 van de gasleiding 10 afgesloten zodat geen koolzuurgas meer aan de spoelkop 12 kan toegevoegd worden.
De kleppen 14 zijn evenwel zo gemaakt dat het gedeelte dat tussen dé klep en de ermee in verbinding staande spoelkop 12 gelegen is dan automatisch met de buitenlucht in verbinding gesteld wordt zodat het koolzuurgas dat zich in de ruimte 22, het kanaaltje 30 en de leiding 11 bevond nu vrij kan ontsnappen. Door de terugslagklep 34 kan evenwel het koolzuurgas onder druk niet uit het biervat 3 ontsnappen. Door het induwen van de knop 18 wordt ter zelfder.tijd ook de klep 15 ge-
<EMI ID=51.1>
13 en het kanaal 28 water toegevoerd wordt. Dit water, geholpen met de druk van de veer 56 welke poogt het lichaam
20 zo ver mogelijk in het huis 19 te duwen, duwt het zuiger-
<EMI ID=52.1>
de gecombineerde bierklep-koolzuurgasklep 55,57,58 van het aansluitstuk gesloten terwijl ook het kanaal 37 in het centrale lichaam 20 onderaan afgesloten wordt. Ter zelfder tijd zal ook de uitsparing 43 in dit centrale lichaam 20 in het
<EMI ID=53.1>
dit gedeelte stromende water langs deze uitsparing het kanaal
37 kan b ereiken en vandaar langs het gedeelte 7 van de bierleiding de tapkraan 1. Door het sluiten van de gecombineerde klep 55,57,58 in het aansluitstuk 6 is uiteiaard de druk op de terugslagklep 34 weggevallen maar intussen heeft het centrale lichaam 20 ook de ringvormige doorgang voor het koolzuurgas aan het onderste einde van het huis 19 volledig afgesloten. Langs dit onderste einde kan dus noch water, noch koolzuurgas uit de spoelkop 12 stromen zodat deze spoelkop zonder gevaar van het aansluitstuk 6 kan losgekoppeld worden en men dus het vat 3 kan vervangen terwijl water door de bierleiding stroomt om ze te spoelen. In figuur 3 is de spoelkop 12 in zijn spoelstand voorgesteld.
Aangezien er slechts een klep 15 op de watertoevoerleiding 13 gemonteerd is zal de waterdruk tijdens het spoelen van de bij het ene biervat 3 horende bierleiding ook uitgeoefend worden op de spoelkop 12 van het andere biervat waarvan de spoelkop 12 zich nog in tapstand bevindt en welke spoelkop in tapstand moet blijven. Bij de laatstgenoemde spoelkop werd evenwel de koolzuurgasdruk op het zuigerelement 21 niet uitgeschakeld. Deze koolzuurgasdruk oefent zich uit op het volledige werkoppervlak van het zuigerelement 21 terwijl de waterdruk zich slechts kan uitoefenen op het werkoppervlak
van het kleinere zuigertje 61. Hierdoor wordt voorkomen dat door deze waterdruk, welke samenwerkt met de druk van de
veer 56, de druk van het koolzuurgas op het zuigerelement 21 toch, en ongewenst zou kunnen overwonnen worden. Het toevoegen van het kleine zuigertje 61 heeft dus voor gevolg dat men slechts een ventiel 15 in de watertoevoerleiding 13 moet monteren ongeacht het aantal spoelkoppen 12 waarop deze waterleiding 13 aansluit. ,
<EMI ID=54.1>
opnieuw op de overeenstemmende knop 18 waardoor de klep 15 op de waterleiding 13 gesloten wordt. Ook deze klep is zo
<EMI ID=55.1>
spoelkoppen 12 kan verdwijnen door het vrij wegstromen van een gedeelte van het water. Ter zelfder tijd wordt de klep
14 die zopas gesloten werd, terug geopend zodat nu terug de ruimte 22 in verbinding gesteld wordt met de fles koolzuur-gas 8. Dit koolzuurgas stroomt in de ruimte 22 en verplaatst het zuigerelement 21 en dus ook het lichaam 20
in de zin aangeduid door de pijl 41. Op een bepaald ogenblik zal het zuigertje 62 het kanaaltje 28 afsluiten zodat het verder wegvloeien van water uit de ruimte 22 langs
<EMI ID=56.1>
dan weggeduwd langs de terugslagklep 36 en het kanaaltje
35. Bij de verplaatsing van het centrale lichaam 20 duwt het lichaam tevens de klep 55, 57, 58 naar omlaag. Het onderste einde van het kanaal 37 wordt geopend en er ontstaat terug een ringvormige opening tussen het lichaam 20 en het onderste einde van het huis 19 zodat dus bier uit het vat in het kanaal 37 ..kan stromen.en koolzuurgas uit
de leiding 33 in het vat 3 kan stromen. De spoelkop 12 bevindt zich dan opnieuw in de in de figuur 2 voorgestelde tapstand.
De spoelinrichting welke in feite een gedeelte van de tapinrichting zelf vormt, maakt een zeer gemakkelijke en veilige spoeling mogelijk en dit zonder tijdverlies aangezien tijdens het spoelen het vat kan vervangen worden.
De spoelkop 12 kan zowel bij zijn tapstand als bij zijn spoelstand van het aansluitstuk 6 op een vat 3 losgekoppeld worden. Het monteren van de spoelkop 12 op het aansluitstuk 6 van een vat 3 daarentegen is slechts mogelijk bij spoelstand. Met andere woorden men kan slechts van vat verwisselen wanneer de erbij horende spoelkop 12 zich in spoelstand bevindt, dus na het indrukken van de knop
18 voor het spoelen van het bij dit vat horende gedeelte 7 van de bierleiding. Inderdaad bij tapstand van de spoel-kop 12 steekt het centrale lichaam 20 buiten het huis 19 uit. Indien men in deze stand de spoelkop 12 op een aansluitstuk 6 monteert moet men met het uitstekende einde van het centrale lichaam 20 eerst de bierklep 55, 56, 57 die in het aansluitstuk 6 zit openduwen.
Deze klep is geopend vooraleer de spoelkop 12 door de bajonetsluiting 25,
26 vast op het aansluitstuk 6 zit en bier zal dan ook uit het vat spuiten. Aangezien men dus de spoelkop 12 in spoelstand.moet brengen door het indrukken van een knop
18 bij het vervangen van een biervat 3 is het dan nog een kleine.moeite om ook de erbij horende tapkraan 1 te openen en werkelijk te laten spoelen zodat dus de hiervoor beschreven inrichting praktisch de zekerheid geeft dat bij elke vervanging van een biervat 3 het erbij horende gedeelte 7 van de bierleiding ook gespoeld wordt.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm, en binnen het raam van
de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvorm vele veranderingen aangebracht worden, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen.die voor het verwezenlijken van de uitvinding gebruikt worden.
In het bijzonder moeten de aansluitingen van de water- en koolzuurgasleiding op elke spoelkop niet juist zoals voorgesteld diametraal tegenover elkaar gelegen zijn.
<EMI ID = 1.1>
and rinsing head used herein ".
The application relates to a flushing device
<EMI ID = 2.1>
at least one beverage reservoir, at least one tap and at least one beverage line running between the reservoir and the tap, which beverage line has a riser pipe protruding into the reservoir and a valve for the beverage, mounted on the top of this tube; and a valve for gas supply, which flushing device comprises a flushing liquid supply line and a flushing head to which the liquid line connects, which flushing head is placed in the beverage line.
<EMI ID = 3.1>
a connecting piece of this beverage line, which rinsing head also comprises a hollow housing, a tap element which is displaceable therein and which is provided with at least one recess on its outside and which in a position in the housing the parts located on either side of the rinsing head
of the beverage line and, in a different position in the housing, connects the portion of the beverage line between the rinsing head and the tap with the rinsing liquid supply line, which rinsing head also includes a double-acting piston which protrudes movably into a suitable, cylinder-forming part of the housing which cooperates with the tap body to change its position and which projects at least in one extreme position, namely the tap position, by a portion outside the housing, which portion in this tap position pushes open at least one valve of the connector, which flushing device
<EMI ID = 4.1>
manifold connecting the source of fluid to the cylinder-forming portion of the hollow housing and connecting to this portion on either side of the piston, respectively, and a control unit mounted in the fluid line and determining on which side of the piston fluid is admitted along the pipe.
A flushing device of this kind is described in the Belgian invention patent no. 856 908 and is more particularly presented in the figure 6 of this patent. In the embodiment described therein, the faucet element and the plunger of the flushing head are completely separate elements, which makes the construction of the flushing head
<EMI ID = 5.1>
of enlarged.
From patent no. 856 908 embodiments of a flushing device are known in which the piston and the tap body of the flushing head are integral. however, these embodiments are not of the type referred to here since the flushing head is not mounted directly to the connector on the top of the riser and thus the flushing head is obviously unable to control the opening and closing of the valves of this connector.
The purpose of the application is to overcome these drawbacks and to provide a flushing device in which the flushing head is nevertheless mounted directly on the riser connection piece, but the construction of the flushing head is relatively simple.
<EMI ID = 6.1>
tap element of the flushing head is a whole, which in fact consists of an elongated hollow central body open at both ends and of a cylinder-forming
<EMI ID = 7.1>
piston body, which central body protrudes with an open end outside the housing when the said unit is tapped
<EMI ID = 8.1>
a plunger is fitted in a portion of the housing connecting to the beverage line, such that this beverage line is in communication with the inside of the central body but is always closed off from the inside of the cylinder-forming part of the housing in which the piston element is displaceable while the aforementioned recess, issuing on the outside of the central body, debouches on the inside of the central body, and this central body, with a portion between its two open ends, on the outside of which the recess opens, together as a plunger -
<EMI ID = 9.1>
<EMI ID = 10.1>
extreme position, this is the rinsing position, of the central body, this recess is in communication with the rinsing liquid pipe that opens onto the inside of the Behaam.
In a special embodiment of the invention
<EMI ID = 11.1>
dum under pressure, and various pipes connecting respectively on either side of the piston element to the inside of the cylinder-forming portion of the housing.
Advantageously, one of the sources of the fluid is a source of flushing liquid and thus the flushing liquid supply line forms the line connecting this source to the interior of the piston forming portion of the body.
Preferably, the recess in the central body opens out on the outside thereof at a location which, in the flushing position, is located in the cylinder-forming portion of the housing so that in this position the flushing liquid passes along the flushing liquid supply line, located on one side of the piston element.
<EMI ID = 12.1>
<EMI ID = 13.1> <EMI ID = 14.1>
In a curious embodiment of the invention, a valve is mounted inside the central body, which is attached to the housing by a carrier, on the side of the movable central body remote from the reservoir, which valve cooperates with a narrowing of the body. the central body which is located between the recess and the end which protrudes outside the housing in the tapping position, and which connects against this valve when the central body is flushed and closes off the central body.
In this embodiment, when rinsing, the
<EMI ID = 15.1>
be made. The rinsing liquid can flow from the rinsing supply line into the part of the beverage line located between the rinsing head and the tapping tap, but cannot flow out of the rinsing head along the end of the central body which protrudes outside the housing in the tapping position. So while rinsing, the reservoir can be replaced.
<EMI ID = 16.1>
apparently intended for use with the flushing device according to one of the previous embodiments.
Other particularities and advantages of the invention will become apparent from the following description of a rinsing device for rinsing a beverage tapping device and of a rinsing head used herein, according to the invention; this description is given as an example only.
<EMI ID = 17.1>
a beer dispenser.
Figure 2 represents a cross-section along the line II-II of Figure 1, but drawn on a larger scale, and with <EMI ID = 18.1> Figure 3 represents a cross-section analogous to that of Figure 2, but with the flushing head represented during the flush.
In the various figures, the same reference numbers refer to the same elements.
The rinsing device according to figure 1 is mounted in a beer tapping device which is also shown in this figure. This beer tapping device comprises two taps 1 which are mounted on the tap cabinet 2 and two beer barrels 3 which are located on the bottom 4 of a cellar.
Each beer keg 3 is provided with a built-in riser 5 which has a connecting piece 6 at its upper end for connecting the remainder 7 of the beer line, which remainder connects the riser 5 to the tap 1.
<EMI ID = 19.1>
8 on the outlet of which a pressure regulator 9 is mounted.
A gas pipe 10 connects to this pressure regulator 9 which branches off into two gas pipes 11 which each connect through a rinsing head 12 to the connecting piece 6 of a beer barrel 3, at least when this beer barrel 3 is in use.
<EMI ID = 20.1>
of the beer line connects to the connecting piece 6 belonging to this keg through the same rinsing head 12,
<EMI ID = 21.1> and which also controls the connection between the water mains
13 and the section 7 of the beer line. The flushing head 12, the construction and operation of which will be described below, is itself commanded by the carbon dioxide gas and the
<EMI ID = 22.1>
by electromagnets. Thus, an electromagnetic valve 14 is mounted in each of the lines 11, while an electromagnetic valve 15 is mounted in the water supply line 13, before this line splits into two parts that run to the two rinsing heads 12.
The electromagnetic valves 14 and 15 are of per se known construction and are not described in detail here. They are each along an electrical line 16 via a control box 17 which is mounted on the tapping cabinet 2,
connected to an appropriate power source. The control box 17 is provided with two operating buttons 18 which
<EMI ID = 23.1>
two buttons 18, the two solenoid valves 14 are open, so that carbon dioxide gas flows to the two rinsing heads 12 while the solenoid valve 15 on the water line 13 is closed. By pushing in � the solenoid valve 15 is opened from one of the buttons 18. and an electromagnetic valve 14 associated with this button is closed. The flushing head
12 in the beer pipe 5, 6, 7 associated with the button 18, therefore no longer receives carbon dioxide gas, but, on the contrary, does receive water.
As can be seen in particular from FIGS. 2 and 3, each flushing head 12 consists of a hollow housing 19 in which a central body 20 carrying a piston element 21 is displaceable.
<EMI ID = 24.1> 19 consists of a cylinder-shaped space 22 at the location of this part, in which the piston element fits correctly. The housing has narrower ends on either side of its cylinder-forming portion. On either side of the space 22, and thus in these narrower ends, the cavity of the housing 19 is formed by circular openings 23 and 24 which form channels concentric to the axis of the space 22. At one end of the hollow housing 19 connects the portion 7 of a beer pipe, which portion 7 thus communicates with the opening 23. The other end of the hollow housing 19 is provided with an interrupted double rim 25 which, together with an analogous interrupted rim 26 of the connector 6, a barrel 3 is part of one
<EMI ID = 25.1>
In order to ensure the seal between the connecting piece 6 and the housing 19, a sealing ring 27 is provided in a groove in the latter end of the housing 19. The diameter of the opening 24 is not constant everywhere. Where the opening 24 connects to the space 22, the diameter is equal to the diameter of the opening 23 but at a distance from the space 22 the diameter of the opening 24 is slightly larger. For constructional reasons and, inter alia, to enable the insertion of the piston element 21 into the space 22, the hollow housing 19 consists of various parts screwed together.
A water supply pipe 13 connects to the thicker, middle part of the housing 19. This water supply line 13 opens into a circular channel 28 which runs at right angles in the housing 19 and opens into the space 22;
<EMI ID = 26.1>
opening 24 is located and surrounds this opening. A gas pipe 11 also connects to this middle part of the housing 19. This conduit 11 terminates in a circular channel 29 to which a small channel 30 connects which runs in the wall of this middle part of the housing 19 and, against the wall containing the space.
22 on the side of the opening 23 delimits laterally on this space 22. Where this channel 30 passes through the boundary between two parts of the housing 19 screwed together, a sealing ring 31 is arranged in this channel in order to avoid any gas loss between the parts of the hollow housing 19. Also between the two screwed parts of the housing which bound the space 22, a sealing ring 32 is arranged to make the space 22 completely closed apart from the openings 23 and 24 and the mouths of the channels 28 and 30. On the channel 29, in addition to the channel 30, another one closes
<EMI ID = 27.1>
<EMI ID = 28.1>
with the largest diameter, so this is at a distance from the space 22. The non-return valve 34 prevents the flow of gas in the direction towards the channel 29 but allows the gas flow in the other direction. Also on the channel 28 for the water in the housing 19, a small channel 35 connects which, via a non-return valve 36, opens onto the same wall of the space 22 as the channel 28 but at a distance from it. The check valve 36 only allows a flow of water out of the space 22 but prevents any flow into the space 22. The check valves 34 and 36 are ball check valves and are of a known construction not described in further detail here.
The central body 20 simultaneously forms a valve body and a piston rod. This central body 20
is formed by a long round pipe through which a channel 37 runs. At one end, this pipe fits into the opening 23 of the housing 19 while the other end projects right through the opening 24 and outside the housing 19. In
the space 22 is fixed on the body 20 the piston element 21 immovably by means of clamping rings 38. To ensure the seal between the piston element 21 and the body 20 there is another sealing ring 39, while in the edge of the piston element 21 located opposite the wall of the housing 19. the piston element 21
a sealing ring 40. The displacement of the central body 20 in the sense of the keg 3, this is in the sense represented in Figure 2 by the arrow with reference numeral
41, is limited in that the piston element 20 reaches its extreme position in the space 22 and against a wall of the space
22 connect. In this extreme position, which is shown in figure 2 and which is the tapping position, the central body 20 is still with one end in the opening 23. This
<EMI ID = 29.1>
ring 42 fitted. In the other extreme position, this is the flushing position shown in Figure 3, the body 20 protrudes with a larger portion into the opening 23. In any case, the opening 23 never comes into contact with the around the body.
20 located part of the space 22.
The part of the body 20 located on the other side of the piston element 21 sits, during the entire movement of the body 20, closely fitting in the part of the opening 24 which immediately adjoins the space 22.
In this section, in the body 20, two diametrically opposed
<EMI ID = 30.1>
on the outside of the body 22 and on the other hand out on the channel 37. On either side of these recesses 43, in a groove in the body 19, a sealing
<EMI ID = 31.1>
<EMI ID = 32.1>
recesses 43 on the outside of the body 20 are then completely closed. In the other extreme position of the body 20, this is in the flushing position, the sealing
<EMI ID = 33.1>
<EMI ID = 34.1>
opening 24, so that the opening 24 is still closed but the recesses 43 open into the space 22. The rinsing water flowing along the line 13 and the channel 28 on the same side of the piston element 21 in the space 22, can then reach the channel 37 in the body 21 along these recesses 43 and from there flow to the portion 7 of the beer line.
The outside of the house 19 protruding end of it. body 20 has an outwardly projecting edge 45. This edge forms a stop which occurs when the body is moved
20, in the opposite sense to that indicated by arrow 41, adjoins one end of housing 19 and thus limits this displacement. This limitation is such that, when the body 20 reaches its extreme position during the aforementioned displacement, the piston element 21 is not yet located at the full end of the space 22, so that the opening of the channel 30 in the space 22 is not yet closed. is.
The end of the central
<EMI ID = 35.1>
which is equal to the diameter of the portion of the opening
24 which is located at the end of the house 19. This thickened portion is indicated by the reference numeral 46 in the figure. The length of this thickened portion 46 is so that for
in the tapping position shown in figure 2, this thickened portion 46 is located completely outside the channel 37 in the housing 19 and thus leaves this channel 37 open; of course, at the flushing position shown in Figure 3, this part is located in the channel 37, which is then closed off by this part. By the way, in order to obtain a good seal is trendy
a sealing ring 47 is mounted on this thickened portion 46.
The channel 37 in the central body 20 is at the location of the part of this body which is in the opening 24, over a distance a little wider than for the rest, so that, seen in the sense of the arrow 41, this channel 37 rises. constricted at a certain moment. This restriction forms a seat, indicated by reference numeral 48 in the figures, for a valve formed by a head 49 fixed on a rod 50. This rod 50 runs along the longitudinal axis of the channel 37 ;. protrudes beyond the channel 37 into the opening 23 and is fixed in this opening 23 to the housing by means of ribs 51
19. In order to obtain a good seal between the seat 48 and the head 49, a sealing ring 52 is mounted in this head 49. When the central body 20 is in its extended position,
<EMI ID = 36.1>
headstock 49 located at a distance from seat 48 so that
<EMI ID = 37.1>
has been pushed into the housing 19 at the most, i.e. in the rinse position, the head 49 presses against the seat 48 so that the channel 37 is closed off. To permit mounting of the head 49 in the wider portion of the channel 37, the hollow housing exists
19 from different parts screwed together.
<EMI ID = 38.1>
19 is pushed, so this is at tap position, is both the channel
37 open as the annular portion of the portion of opening 24 having the largest diameter around body 20. The channel 33 gives out on this space for the carbon dioxide gas. In this position, this channel 37 and the annular space referred to above open into the inside of the connecting piece 6 to which the housing 19 is fixed. This connector 6 is of a construction known per se and is described here only insofar as necessary to understand the invention. This connecting piece 6 consists of an on
<EMI ID = 39.1>
wall of the vessel 3 is screwed. The upper edge of the box 53 has the edges 26 and at the top this box is then sealed water-tight and gastight by the housing 19. Along the bottom, the upper end of the riser 5 penetrates into the box.
53. At the top the riser 5 is closed, but against this closed end the tube has openings in its side wall
<EMI ID = 40.1>
includes a ring 55 whose inner diameter is slightly larger
<EMI ID = 41.1>
<EMI ID = 42.1>
this ring 55 upwards, while the rim 45 on the protruding end of the central body 20 of the coil head pushes this ring downwards against the action of the spring 56 when the coil is in position. At its lower end, the ring 54 has on its inner
<EMI ID = 43.1> when the ring 55 is in its highest position, closes these openings 54. It also says on the top end
<EMI ID = 44.1>
ring 58. This ring 58 provides the seal between the ring 55 and the rim 45 when the central body 20 pushes this ring 55 downwards against the spring 56. When the body 20 is pushed into the housing 19 as much as possible, and thus only the spring 56 acts on the ring 55, this sealing ring will
58 against an inwardly projecting collar 59 of the box
53. In this last position of the valve 55, 57, 58, this valve completely closes the box 53 at the top, while the openings 54 of the riser 5 are also closed. When
the valve is pushed down by the central body 20, so beer can flow from the riser 5 into the channel 37 of the li-
<EMI ID = 45.1>
19 protruding from the channel 33, carbon dioxide gas can also flow into the inner side of the box 53. The box 53 is, under the collar
59 is provided in its side wall with openings 60 along which the carbon dioxide gas can flow into the vessel 3.
On the side facing the mouth of the channel 28, the piston element 21 carries a small piston 61 which just fits in the mouth of this channel 28 and in its circumference.
carries a sealing ring 62. So when the piston element
21, when displaced in the sense of the arrow 41 connects against a wall of the space 22, this piston 61 has penetrated into the channel 28 and this piston closes off this channel. So that the piston is always exactly opposite the mouth of the piston element 21 when the above-mentioned displacement of the piston element 21 is used
<EMI ID = 47.1>
conduction formed by an apertured 63 <EMI ID = 48.1>
In order to prevent the outflow of water from the channel 28 into the space 22, this tube 64 always projects with at least a portion into the channel 28.
When tapping beer, the rinsing heads 12 on the two barrels 3 are in the position shown in the figure
2. Under the influence of the pressure of the carbon dioxide gas passing along
<EMI ID = 49.1>
the piston element 21 is pushed downwards and the central body 20 protrudes with its lower end outside the housing 19. Like drove! explained, this end of the housing 20 then pushes open the valve 55, 57, 58 of the connector 6 of the corresponding vessel. The channel 37 is completely open, but the recesses 43, on the other hand, are closed. The piston 61 is located in the mouth of the channel
28 that is also closed by this. Along the line 11, the channel 33, part of the opening 24 and the housing 19, and the connection piece 6, the carbon dioxide gas exerts pressure on the beer in the keg 3. This beer is then pushed upwards.
<EMI ID = 50.1>
opening 23 in the housing 19 to the portion 7 of the beer line so that beer can be tapped at the tap 1. When no more beer comes out of the tap, this means that the barrel 3 is empty. This keg 3 has to be replaced and the beer line formed by the rinsing head 12 sitting on the keg in question, the portion 7 of the beer line and the tap 1 connecting thereto have to be rinsed. The user pushes the button 18 associated with the particular vessel. The carbon dioxide gas line 11 belonging to this vessel 3 is closed off by the valve 14 of the gas line 10 so that no more carbon dioxide gas can be added to the rinsing head 12.
However, the valves 14 are made in such a way that the part that is situated between the valve and the flushing head 12 in communication with it is then automatically communicated with the outside air so that the carbon dioxide gas that is contained in the space 22, the channel 30 and the line 11. was now free to escape. However, the non-return valve 34 does not allow the carbon dioxide gas to escape from the beer keg 3 under pressure. By pushing the button 18, the valve 15 is also opened at the same time.
<EMI ID = 51.1>
13 and the channel 28 water is supplied. This water, aided by the pressure of the spring 56, which retracts the body
20 as far as possible into the housing 19 pushes the piston
<EMI ID = 52.1>
the combined beer valve-carbon dioxide gas valve 55,57,58 of the connector is closed while also the channel 37 in the central body 20 is closed at the bottom. At the same time, the recess 43 in this central body 20 will also be in the
<EMI ID = 53.1>
this portion of water flowing along this recess is the channel
37 can reach and from there along the portion 7 of the beer line the tap 1. By closing the combined valve 55, 57, 58 in the connecting piece 6, the pressure on the non-return valve 34 has of course been released, but in the meantime the central body 20 has also the annular passage for the carbon dioxide gas at the lower end of the housing 19 is completely closed. Thus, neither water nor carbon dioxide gas can flow out of the rinsing head 12 along this lower end, so that this rinsing head can be disconnected from the connecting piece 6 without danger and thus the vessel 3 can be replaced while water is flowing through the beer line for rinsing them. In figure 3 the rinsing head 12 is shown in its rinsing position.
Since only one valve 15 is mounted on the water supply line 13, the water pressure during rinsing of the beer line associated with the one keg 3 will also be exerted on the rinsing head 12 of the other keg of which the rinsing head 12 is still in the tap position and which rinsing head must remain in tap position. In the latter rinsing head, however, the carbon dioxide pressure on the piston element 21 was not turned off. This carbon dioxide pressure exerts on the entire working surface of the piston element 21, while the water pressure can only exert itself on the working surface
of the smaller piston 61. This prevents this water pressure, which cooperates with the pressure of the
spring 56, the pressure of the carbon dioxide gas on the piston element 21 nevertheless, and could be overcome undesirably. The addition of the small piston 61 therefore has the consequence that only one valve 15 has to be mounted in the water supply line 13, regardless of the number of rinsing heads 12 to which this water line 13 connects. ,
<EMI ID = 54.1>
press the corresponding button 18 again, closing the valve 15 on the water pipe 13. This valve is also like that
<EMI ID = 55.1>
rinsing heads 12 can disappear due to the free flow of some of the water. At the same time it becomes the valve
14, which has just been closed, is opened again so that now the space 22 is reconnected with the bottle of carbon dioxide gas 8. This carbon dioxide gas flows into the space 22 and displaces the piston element 21 and thus also the body 20
in the sense indicated by the arrow 41. At a certain point in time, the piston 62 will close off the channel 28 so that water will flow further away from the space 22 along
<EMI ID = 56.1>
then pushed away along the non-return valve 36 and the channel
35. As the central body 20 moves, the body also pushes the valve 55, 57, 58 downward. The lower end of the channel 37 is opened and an annular opening is created again between the body 20 and the lower end of the housing 19 so that beer can flow from the keg into the channel 37 and carbon dioxide gas out.
the line 33 can flow into the vessel 3. The rinsing head 12 is then again in the tapping position shown in Figure 2.
The rinsing device, which in fact forms part of the tapping device itself, allows a very easy and safe rinsing and this without loss of time, since the keg can be replaced during rinsing.
The rinsing head 12 can be disconnected from the connecting piece 6 on a vessel 3 in its tap position as well as in its rinsing position. Mounting the rinsing head 12 on the connecting piece 6 of a vessel 3, on the other hand, is only possible in rinsing position. In other words, one can only change kegs when the associated rinsing head 12 is in rinsing position, i.e. after pressing the button.
18 for rinsing the portion 7 of the beer line associated with this keg. Indeed, when the spool head 12 is tapped, the central body 20 protrudes outside the housing 19. If the rinsing head 12 is mounted on a connecting piece 6 in this position, the beer valve 55, 56, 57 in the connecting piece 6 must first be pushed open with the protruding end of the central body 20.
This valve is opened before the flushing head 12 passes through the bayonet fitting 25,
26 is fixed to the connecting piece 6 and beer will therefore squirt from the keg. Since the rinsing head 12 must therefore be brought into rinsing position by pressing a button
18 when replacing a keg 3, it is then still a small difficulty to also open the associated draw-off tap 1 and actually have it rinsed, so that the device described above gives practically the certainty that with every replacement of a keg 3 it will be added. part 7 of the beer line is also rinsed.
The invention is by no means limited to the above described embodiment, and within the scope of
In the patent application, many changes can be made to the described embodiment, including in the shape, composition, arrangement, and number of components used to implement the invention.
In particular, the water and carbon dioxide line connections to each flushing head should not be diametrically opposite each other as shown.