Kooi voor een leger.
De uitvinding heeft betrekking op legers en meer in het bijzonder op verbeterde kooien voor legers.
Dergelijke legers zijn beschreven in de Amerikaanse octrooien
2.861.849, 3.172.710, 3.471.208 en 3.387.901.
In verloop van de jaren zijn er vele pogingen gedaan om goedkope,
<EMI ID=1.1>
bij voorbeeld in de bovengenoemde octrooien afgebeelde en beschreven constructies toegepast, maar hierbij zijn bepaalde moeilijkheden gebleken.
In deze constructies, waarbij ribben, die zich van een ringvormig kooiorgaan naar een ander uitstrekken aan hun tussenvlak door lassen zijn bevestigd nabij het einde van de kooi heeft de las veelvuldig voortijdig gebreken vertoond, waardoor een vroegtijdige vervanging werd vereist.
In andere constructies worden speciale clips of bevestigingsinrichtingen toegepast en dientengevolge worden de kosten van de fabricage en zo de kosten van het leger ongewenst hoog.
Het is een oogmerk van de uitvinding een nieuwe en verbeterde kooi voor wrijving tegengaande legers te verkrijgen. Meer in het bijzonder is
<EMI ID=2.1>
bij de kooi niet onderhevig is aan het tonen van vroegtijdige gebreken bij lassen en waarbij de noodzaak voor verhoudingsgewijs oneconomische snaps of bevestigingsinrichtingen wordt geëlimineerd.
Volgend de uitvinding kan dit worden verkregen bij een kooi voor wrijving tegengaande lagers voorzien van een paar althans nagenoeg gelijke ringvormige organen, die zijn aangepast voor het begrenzen van een cylin-
<EMI ID=3.1>
langs de omtrek daarvan. De ribben op ieder van de organen zijn van althans nagenoeg gelijke lengte en de einden van corresponderende ribben op ieder van de organen zijn in lijn gelegen, althans nagenoeg tegen elkaar aanliggend en aan elkaar gelast, zodat de gebieden tussen de ribben legerrollen
<EMI ID=4.1>
verbindingsorganen als snapverbindingen vermeden en zijn de lassen op afstand van de randen van de legerkooi, waar zij onderhevig zijn aan hoge spanningen, die resulteren in het voortijdig tonen van gebreken, �ele�.en.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de einden van de ribben uit-
<EMI ID=5.1>
vormige organen tijdens de samenbouw. In een uitvoeringsvoorbeeld worden de ringvormige organen gevormd door een lage wrijvingscoëfficient bezittend kunststofmateriaal.
In een uitvoeringsvoorbeeld omvatten geléidingen aanvullende trapsgewijze vormgevingen op de einden van ieder vau de ribben.
In een ander uitvoeringsvoorbeeld omvatten de geleidingen pennen
in de uiteinden van bepaalde ribben en de pennen opnemende doortochten in de uiteinden van andere ribben.
In nog een verder uitvoeringsvoorbeeld omvatten de geleidingen complementaire diagonaal opgestelde oppervlakken.
<EMI ID=6.1>
worden opgesteld in gebieden met een verhoudingsgewijze grote dikte voor het verkrijgen van een grotere stijfheid.
<EMI ID=7.1>
enige in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoorbaelden van de constructie volgens de uitvinding.
Figuur 1 toont een zijaanzicht op een legerkooi volgens de uitvinding. Figuur 2 toont op grotere schaal een gedeelte van een uitvoeringsvoorbeeld van een legerkooi volgens de uitvinding, waarbij de de legerkooi vormende onderdelen op afstand van elkaar zijn afgebeeld. <EMI ID=8.1>
kunststofmateriaal, zoals bij voorbeeld nylon of polytetrafluorethyleen. Al naar gewenst wordt kunnen al dan niet vullers worden gebruikt.
Ieder van de ringvormige organen 10, 12; 30, 32; 50, 52 is uitgerust met een aantal gelijkmatig langs de omtrek verdeelde op afstand van elkaar gelegen zich axiaal uitstrekkende ribben 14, 16; 34,36 respectievelijk
54, 56.
Zoals uit de figuren duidelijk zal zijn hebben de ribben een althans nagenoeg gelijke lengte terwijl de uiteinden ervan in lijn met elkaar zijn gelegen en althans nagenoeg tegen elkaar aanliggen. De uiteinden van de ribben worden door toepassing van een of andere gebruikelijke techniek aan elkaar gelast, zodat de ruimtes 18 tussen de ribben rollenopnemende gebieden begrenzen voor rollegers.
Om het uitlijnen te vergemakkelijken zijn geleidingsorganen aangebracht.
<EMI ID=9.1>
uitgevoerde gedeelten 38 en 40, welke in een geheel complementaire wijze in elkaar passen.
<EMI ID=10.1>
de pennen geheel cylindrisch in hun vormgeving zijn, evenals de de pennen opnemende doortochten. Zodoende behoeft er geen speciale inspanning te
<EMI ID=11.1>
de bekende stand van de techniek. Verder wordt opgemerkt, dat de pennen niet uit één stuk behoeven te zijn vervaardigd op ieder van de ribben, r;aar
<EMI ID=12.1>
maakt het mogelijk, dat de ringvormige organen geheel identiek worden uitgevoerd, zodat slechts één vorm behoeft te worden gebruikt voor het ver-
<EMI ID=13.1> volgens de uitvinding de noodzaak elimineren voor snappassingen of dergelijke, die moeilijk te vormen zijn en bijdragen tot de kosten van de vervaardiging. Verder zal het duidelijk zijn, dat de de ringvormige organen aan elkaar bevestigende lassen voor het vormen van de legerkooi op afstand zijn gelegen van de randen van de legerkooien en zodoende niet zijn onderworpen aan de hoge spanningen, die op dergelijke plaatsen bestaan, met als gevolg, dat het minder waarschijnlijk is, dat de legerkooien voortijdig gebreken gaan vertonen.
In verband hiermede zal het verder duidelijk zijn, dat het gebruik van meerdere pennen bij ieder tussenvlak van de ribben , zoals weergegeven in figuur 1, de sterkte van de uiteindelijke kooi aanzienlijk verhoogt,
<EMI ID=14.1>
uitvoeringsvoorbeeld van figuur 3 of de diagonale oppervlakken volgens het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 4 grotere oppervlakken geven voor bevesti-
<EMI ID=15.1>
kooien worden verkregen.
- CONCLUSIES -
Cage for an army.
The invention relates to armies, and more particularly to improved cages for armies.
Such armies are described in the United States patents
2,861,849, 3,172,710, 3,471,208 and 3,387,901.
Over the years many attempts have been made to find cheap,
<EMI ID = 1.1>
For example, constructions illustrated and described in the above patents have been employed, but certain difficulties have been encountered.
In these constructions where ribs extending from one annular cage member to another are welded to their interface near the end of the cage, the weld has frequently failed prematurely, requiring early replacement.
In other constructions, special clips or fastening devices are used and, as a result, the cost of manufacture and thus the cost of the bearing becomes undesirably high.
It is an object of the invention to provide a new and improved anti-friction cage cage. More precisely is
<EMI ID = 2.1>
when the cage is not subject to showing premature welding defects and eliminating the need for relatively uneconomic snaps or fastening devices.
In accordance with the invention, this can be achieved with a cage for anti-friction bearings having a pair of substantially equal annular members adapted to define a cylinder.
<EMI ID = 3.1>
along its periphery. The ribs on each of the members are of substantially equal length and the ends of corresponding ribs on each of the members are aligned, substantially abutting and welded together, so that the regions between the ribs are bearing rollers.
<EMI ID = 4.1>
connectors as snap joints are avoided and the welds are spaced from the edges of the army cage, where they are subject to high stresses, resulting in the premature display of defects, � ele �.
In a preferred embodiment, the ends of the ribs are
<EMI ID = 5.1>
shaped bodies during assembly. In an exemplary embodiment, the annular members are formed by a plastic material having a low coefficient of friction.
In one exemplary embodiment, guides include additional stepped shapes on the ends of each of the ribs.
In another embodiment, the guides comprise pins
in the ends of certain ribs and the pins receiving passages in the ends of other ribs.
In yet a further exemplary embodiment, the guides comprise complementary diagonally arranged surfaces.
<EMI ID = 6.1>
are arranged in regions of relatively large thickness to obtain greater rigidity.
<EMI ID = 7.1>
some exemplary embodiments of the construction according to the invention shown in the accompanying figures.
Figure 1 shows a side view of an army cage according to the invention. Figure 2 shows on a larger scale part of an exemplary embodiment of an army cage according to the invention, in which the parts forming the army cage are shown at a distance from one another. <EMI ID = 8.1>
plastic material, such as, for example, nylon or polytetrafluoroethylene. Fillers may or may not be used as desired.
Each of the annular members 10, 12; 30, 32; 50, 52 is provided with a plurality of uniformly spaced circumferentially spaced axially extending ribs 14, 16; 34.36 respectively
54, 56.
As will be apparent from the figures, the ribs are of substantially equal length while their ends are aligned with and substantially abut each other. The ends of the ribs are welded together using some conventional technique so that the spaces 18 between the ribs define roller receiving areas for roller bearings.
Guide members are provided to facilitate alignment.
<EMI ID = 9.1>
configured portions 38 and 40, which fit together in an entirely complementary manner.
<EMI ID = 10.1>
the pins are completely cylindrical in their shape, as are the passages receiving the pins. Thus, no special effort is required
<EMI ID = 11.1>
the known state of the art. It is further noted that the pins need not be made in one piece on each of the ribs on each side
<EMI ID = 12.1>
allows the annular members to be made completely identical, so that only one mold need be used for
<EMI ID = 13.1> according to the invention, eliminate the need for snap fits or the like that are difficult to form and add to the cost of manufacture. It will further be appreciated that the welds connecting the annular members together to form the bearing cage are spaced from the edges of the bearing cages and thus are not subjected to the high stresses that exist in such locations, with the result that the cages are less likely to fail prematurely.
In connection with this, it will further be appreciated that the use of multiple pins at each interface of the ribs, as shown in Figure 1, significantly increases the strength of the final cage,
<EMI ID = 14.1>
exemplary embodiment of figure 3 or the diagonal surfaces according to the exemplary embodiment of figure 4 provide larger surfaces for fastening
<EMI ID = 15.1>
cages are obtained.
- CONCLUSIONS -