BE851295A - Inrichting voor het scheiden van aardappelen en afval - Google Patents

Inrichting voor het scheiden van aardappelen en afval

Info

Publication number
BE851295A
BE851295A BE174821A BE174821A BE851295A BE 851295 A BE851295 A BE 851295A BE 174821 A BE174821 A BE 174821A BE 174821 A BE174821 A BE 174821A BE 851295 A BE851295 A BE 851295A
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
separation conveyor
frame
potatoes
conveyor belt
sense
Prior art date
Application number
BE174821A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Vansteenkiste Fa
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vansteenkiste Fa filed Critical Vansteenkiste Fa
Priority to BE174821A priority Critical patent/BE851295A/nl
Publication of BE851295A publication Critical patent/BE851295A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D33/00Accessories for digging harvesters
    • A01D33/08Special sorting and cleaning mechanisms
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D33/00Accessories for digging harvesters
    • A01D33/04Stone-separating mechanisms

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Apparatuses For Bulk Treatment Of Fruits And Vegetables And Apparatuses For Preparing Feeds (AREA)
  • Harvesting Machines For Root Crops (AREA)

Description


  "Inrichting voor het scheiden van aardappelen en afval"

  
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het scheiden van aardappelen en afval, welke inrichting een gestel bevat, een op dit gestel gemonteerde schei. -

  
 <EMI ID=1.1> 

  
in zijn transportrichting hellend ten opzichte van de horizontale opgesteld is en waarvan zijn band zonder einde op de buitenzijde van elastische uitsteeksels vóorzien is, middelen om

  
deze scheidingstransportband zo te drijven dat zijn bovenste gedeelte opwaarts loopt, ten minste een aanvoerinrichting die eveneens op het gestel gemonteerd is, voor het aanvoeren in een bepaalde zin naar de scheidingstransportband en het te laten vallen op de bovenkant van deze scheidingstransport-

  
 <EMI ID=2.1> 

  
eveneens op het gestel gemonteerd zijn,om aan een einde van

  
de scheidingstransportband de aardappelen op te vangen.

  
Dergelijke inrichtingen zijn veelal gemonteerd in een aardappelrooimachine. De uit de grond gehaalde aardappelen worden in een dergelijke machine over een schudder naar een ontloofinrichting gebracht waar het meeste loof afgetrokken wordt. De aardappelen, waaronder zich nog stukjes loof, stenen en grond beenden, worden omhoog gebracht naar een inrichting voor het scheiden van de aardappelen en de afval.

  
Bekende inrichtingen voor het scheiden van de aardappelen en de afval bevatten een aanvoertransportband waarvan het bovenste gedeelte horizontaal loopt, welke aanvoertransportband de aardappelen en de afval naar de scheidingstransportband brengt. Het bovenste uiteinde van de scheidingstransportband bevindt zich onder het afgeefuiteinde van de aanvoertransportband. Het bovenste gedeelte van de scheidingstransportband, welke de aardappelen en de afval ontvangt, loopt opwaarts, en de aanvoertransportband draait in tegengestelde zin als de scheidingstransportband. De verplaatsingszin van het bovenste gedeelte van de scheidingstransportband is dus tegengesteld aan de aanvoerzin van de aardappelen en de afval. Wanneer de aardappelen en de afval van de aanvoerinrichting afvallen hebben zij de neiging zich verder in

  
de verplaatsingszin te verplaatsen. Deze neiging wordt nog

  
in de hand gewerkt doordat in deze zin het bovenste gedeelte van de scheidingstransportband omlaaghellend is. Het impact van de stenen op dit bovenste gedeelte is niet zo sterk zodat er dus wel veel gevaar bestaat dat stenen mee met de aardappelen van de scheidingstransportband afrollen. De scheiding tussen de aardappelen en de afval is dus niet altijd zeer goed.

  
Bij andere bekende inrichtingen voor het scheiden van aardappelen en afval is de scheidingstransportband niet in zijn langsrichting hellend opgesteld maar wel

  
in zijn dwarsrichting. De aardappelen en de afval worden door de aanvoertransportband op de rand die het hoogst gelegen is van het bovenste gedeelte van deze scheidingstransportband toegevoerd. Niet alleen is deze uitvoering niet altijd gemakkelijk toepasbaar in aardappelrooimachines maar de scheiding die men bekomt is ook niet altijd zeer goed.

  
De neiging die de aardappelen en de afval hebben zich verder in de verplaatsingszin van het bovenste gedeelte van de aanvoertransportband te verplaatsen, welke verplaatsingszin evenwijdig loopt aan de verplaatsingszin van het bovenste gedeelte van de scheidingstransportband, wordt niet in de hand gewerkt maar ook niet tegengewerkt door de helling van de scheidingstransportband.

  
De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te verhelpen en een inrichting voor het scheiden van aardappelen en afval te verschaffen die een zeer goede scheiding toelaat.

  
Tot dit doel is de verplaatsingszin van het bovenste gedeelte van de scheidingstransportband naar hetzelfde uiteinde van de inrichting gericht als de aanvoerszin van de aanvoerinrichting. 

  
In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding, is de scheidingstranportband met zijn laagste einde van zijn bovenste gedeelte onder het einde van de aanvoerin-

  
 <EMI ID=3.1> 

  
In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding is ten minste het bovenste gedeelte van de scheidingstransportband rond een loodrecht op zijn verplaatsingszin gerichte as wentelbaar maar in een stand blokkeerbaar ten opzichte van het gestel gemonteerd.

  
In een andere merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding is ten minste het bovenste gedeelte van de scheidingstransportband verplaatsbaar, maar in een bepaalde stand blokkeerbaar, ten opzichte van de aanvoerinrichting gemonteerd.

  
In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de aanvoerinrichting zo ten opzichte van het gestel gemonteerd dat de aanvoerzin opwaarts loopt.

  
Bij voorkeur is de helling van de aanvoerzin kleiner dan de helling van het bovenste gedeelte van de scheidingstransportband.

  
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de aanvoerinrichting een aanvoertransportinrichting zonder einde en wordt de aanvoerzin bepaald door de bewegingszin van het bovenste gedeelte van deze transportinrichting.

  
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een inrichting voor het scheiden van aardappelen en afval, volgens de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet; de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen. 

  
Figuur 1 is een bovenaanzicht van een inrichting voor het scheiden van aardappelen en afval volgens de uitvinding. Figuur 2 stelt een doorsnede voor volgens de lijn II-II uit figuur 1.

  
In de twee figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.

  
De inrichting voor het scheiden van aardappelen en afval volgens de figuren bevat een gestel bestaande uit balken 1 en daarop bevestigde wanden 2. Dit gestel 1,2 is gemonteerd op of maakt deel uit van het gestel van een aardappelrooimachine.

  
Ten opzichte van dit gestel 1,2 zijn vier transportinrichtingen zonder einde gemonteerd die in de figuren in het algemeen aangeduid zijn respectievelijk door de verwijzingscijfers 3, 4, 5 en 6.

  
De transportinrichting zonder einde 3 is de eigenlijke scheidingstransportband en bestaat uit een rubberen band 7 die over twee rollen 8 en 9 loopt en die over gans zijn omtrek op zijn buitenkant van elastische rubberen pinnen voorzien is. De rollen 8 en 9 zijn niet rechtstreeks in het gestel 1,2 gelegerd maar wel in een hulpgestel 10. De rol 9

  
is evenwel niet alleen in het hulpgestel 10 gelegerd maar ook in twee armen 11. Deze armen 11 zitten draaibaar rond de uiteinden met kleinere diameter van de rol 9, welke uiteinden buiten het leger waarmee de rol 9 in het hulpgestel 10 gelegerd is, uitsteken. De twee armen 11 zitten met hun van de rol 9 verwijderde uiteinden ook nog draaibaar rond de uiteinden met kleinere diameter van een rol 12, welke rol 12 rechtstreeks in het gestel 1,2 gelegerd is en boven de rol 9 opgesteld is.

  
Op deze manier kan de scheidingstransportband

  
 <EMI ID=4.1> 

  
steld worden. Inderdaad, door het hulpgestel 10 rond de

  
rol 9 te wentelen stelt men de helling in van de scheidingstransportband 3 en door het wentelen van de armen 11 rond de rol 12 verplaatst men de transportband 3 meer naar voor of naar achter ten opzichte van de bewegingsrichting, d.i. de langsrichting, van de inrichting. Het wentelen van het hulpgestel 10 rond de rol 9 gebeurt door middel van een zuigermechanisme 13 waarvan de cilinder door een scharnieras 14 vastgemaakt is aan een balk 1 van het gestel 1,2 en waarvan de zuigerstang door een scharnieras 15 scharnierend vastgemaakt is aan het hulpgestel 10, zo ver mogelijk van de rol 9. De scharnierassen 14 en 15 lopen natuurlijk evenwijdig aan de rol 9, d.i. in de dwarsrichting van de inrichting. De bediening van het zuigermechanisme gebeurt op een bekende en hierna niet beschreven manier.

   Het hulpgestel 10 wordt gewenteld terwijl de armen 11 vast ten opzichte van het gestel 1,2 blijven. Het zuigermechanisme 13 zorgt niet alleen voor de wenteling van het hulpgestel maar ook voor het in een bepaalde stand vasthouden van dit hulpgestel 10 ten opzichte van het gestel 1,2. De mogelijke wenteling van het hulpgestel
10 is door de aard van het zuigermechanisme 13 zelf beperkt. In beide uiterste standen van het hulpgestel 10 en dus van de scheidingstransportband 3, welke ook de stand is van de armen
11, loopt het bovenste gedeelte van deze transportband 3 opwaarts.

  
Het verplaatsen van het hulpgestel 10 met de scheidingstransportband 3, d.i. dus het wentelen van de armen 11 rond de rol 12, gebeurt door middel van een regelvijs 16, die los door een opening in een op het gestel 1,2 gemonteerd

  
 <EMI ID=5.1> 

  
deze regelvijs 16 in de een of andere zin te draaien, wentelt men de armen 11 rond de rol 12. Bij deze wenteling zal de helling van de scheidingstransportband 3 wel lichtjes gewijzigd worden aangezien het hulpgestel 10 nog scharnierend verbonden is met het gestel 1,2 door het niet werkende zuigermechanisme 13. Met behulp van dit zuigermechanisme 13 kan de helling van de scheidingstransportband 3 terug aangepast worden.

  
Het bovenste gedeelte van de band 7 van de scheidingstransportband 3, wordt nog, tussen de rollen 8 en 9, ondersteund door een rol 19 die ten opzichte van het hulpgestel 10 gelegerd is. De onderste rol 9 wordt gedreven hetzij door een onafhankelijke motor hetzij via een overbrenging door de motor van de aardappelrooimachine zelf, op een bekende en niet in de figuren voorgestelde manier. De rotatiezin van de rol 9 is zodanig dat het bovenste, en dus opwaarts lopende gedeelte van de eigenlijke band 7 van onder naar boven loopt. De verplaatsingszin van de band 7 is in de figuur 2 door de pijl en het verwijzingscijfer 20 aangeduid.

  
De transportinrichting 4 is de aanvoertransportinrichting zonder einde en bevat ook twee rollen waaronder de hogergenoemde rol 12 waarrond de armen 11 wentelbaar

  
 <EMI ID=6.1> 

  
Deze band zonder einde is samengesteld uit een aantal in de dwarsrichting van de band, d.i. evenwijdig aan de langsrich-ting van de rollen 12 en 21, lopende latten waarvan de uiteinden door een soepele band met elkaar verbonden zijn.

  
 <EMI ID=7.1> 

  
pelen en de afval zich kunnen vastzetten om zo opwaarts met het bovenste gedeelte van de band 22 meegenomen te worden.

  
De rollen 12 en 21 die zich in de dwarsr-ichting van de scheidingsinrichting uitstrekken, zijn gelegerd in wanden 2 van het gestel 1 op een zodanige manier dat het bovenste gedeelte van de eigenlijke band zonder einde 22 in dezelfde zin als het bovenste gedeelte van de band 7 opwaarts loopt.

  
De, het hoogst gelegen, rol 12 wordt op dezelfde manier als de rol 9 gedreven, in zodanige zin dat het bovenste, opwaarts lopende gedeelte van de band 22 zich van onder naar boven verplaatst. De verplaatsing van dit bovenste gedeelte van de band 22 is in de figuur 2 door de pijl met het verwijzingscijfer 23 aangeduid. Tussen de rollen 12 en 21 is dit bovenste gedeelte nog ondersteund door een rol 24 die

  
 <EMI ID=8.1> 

  
is.

  
De aardappelen die uit de grond gehaald worden, worden over een schudder naar een ontloofinrichting gevoerd. De aardappelen waarbij zich evenwel nog stukjes loof, stenen en grondkluiten bevinden, worden omhoog gebracht door middel van een in vakken ingedeeld wiel. De in de vakken meegenomen.-aardappelen vallen in groepjes op het onderste uiteinde van het bovenste gedeelte van de band 7 van de aanvoertransportband 4. Door de helling van dit bovenste gedeelte van de band 7 vindt er een gelijkmatige verdeling van de aardappelen op dit gedeelte plaats. 

  
 <EMI ID=9.1> 

  
portband 4 vallen de aardappelen met de afval door de zwaartekracht omlaag op het onderste uiteinde van de scheidingstransportband 3. De transportbanden 3 en 4 zijn immers zo ten opzichte van het gestel 1,2 gemonteerd dat, voor welke stand ook van het hulpgestel 10 ten opzichte van de armen 11 en welke stand ook van de armen 11 ten opzichte van het gestel 1,2 het bovenste uiteinde van de aanvoertransportband 4 zich hoger dan en nagenoeg boven het onderste einde van de scheidingstransportband 3 bevindt. De aardappelen en de afval vallen door hun snelheid niet loodrecht naar omlaag maar beschrijven een baan die van de verticale afwijkt in de verplaatsingszin van het bovenste gedeelte van de aanvoertransportband 4. Doordat deze aardappelen en de afval in contact

  
 <EMI ID=10.1> 

  
waarts verplaatst maar omlaag hellend is, krijgt men een groot botsingeffect waardoor dus de stenen dieper in de van elastische pennen voorziene band 7 dringen dan Je aardappelen en dus minder kans krijgen om omlaag te rollen. Door de helling van de scheidingstransportband 3 te regelen kan men er zelfs voor zorgen dat de aardappelen en afval praktisch loodrecht of toch vrij haaks op het bovenste gedeelte van deze band 7 vallen hetgeen de indringing van stenen in de band 7 nog bevordert. De helling van de transportband 3 kan desgewenst aangepast worden, bij voorbeeld aan de toestand van het land waarop de aardappelen gerooid worden. Naargelang de toestand van het land kan het ook noodzakelijk zijn de scheidingstransportband 3 in de langsrichting van de inrichting te verplaatsen zodat de aardappelen dichter bij of verder van het onder-ste uiteinde van de transportband erop terecht komen.

  
De afval, dit zijn dus de stenen, grond en stukjes loof die met de van pennen voorziene band 7 meegenomen worden, vallen aan het bovenste uiteinde van de scheidingstransportband omlaag. Deze afval wordt opgevangen op een transportband zonder einde die de transportinrichting 5 vormt. Deze transportband 5 bevat een gesloten rubberen

  
 <EMI ID=11.1> 

  
gestel gelegerd zijn en waarvan er een op dezelfde manier als de rollen 9 en 12, gedreven wordt. Deze transportband

  
5 loopt evenwel in de dwarsrichting van de scheidingsinrichting en horizontaal, d.i. dus evenwijdig aan de langsrichting van de rollen 8 en 9. Eventuele aardappelen die toch

  
 <EMI ID=12.1> 

  
met de hand gerecupereerd worden. De afval kan aan het in de verplaatsingszin van het bovenste gedeelte gelegen uiteinde van de afvaltransportband 5 desgewenst opgevangen worden. De verplaatsingszin van het bovenste gedeelte van de band 25 is in de figuur 1 door de pijl met verwijzingscijfer
27 aangeduid.

  
De aardappelen die van het bovenste gedeelte van de band 7 van de scheidingstransportband 3 afrollen, worden opgevangen op de transportinrichting 6. Hierbij worden de aardappelen nog geleid door een schot 28 dat op het gestel 1,2 gemonteerd is en zich op een afstand van het onderste uiteinde van de scheidingstransportband uitstrekt. De aardappelafvoertrans portinrichting 6 is ook een band zonder einde die een eigenlijke band 29 bevat die over rollen 30 en
31 loopt. Deze rollen strekken zich in de dwarsrichting van de scheidingsinrichting uit en zijn in het gestel 1,2 gele-gerd. Het bovenste gedeelte van de band 29, dat nog ondersteund wordt door in het gestel 1,2 gelegerde hulprollen 32, loopt opwaarts. De rol 31 wordt op dezelfde manier als de rollen 9 en 12 gedreven in zodanige zin dat het opwaarts lopende, bovenste gedeelte van de band 29 zich opwaarts verplaatst.

  
 <EMI ID=13.1> 

  
door de pijl met het verwijzingscijfer 33 aangeduid. Ook

  
de band 29 bestaat zoals de band 22 uit in de dwarsrichting lopende latten waarvan de uiteinden vastgemaakt zijn op scepele banden. De aardappelen dringen enigzins in de spleten tussen twee opeenvolgende latten zodat zij dus zich mee met het bovenste gedeelte van de band 29 verplaatsen. Aan het uiteinde van de afvoertransportband 6 kunnen de aardappelen opgevangen worden. De wanden 2 van het gestel 1,2 en delen van het

  
 <EMI ID=14.1> 

  
letten dat aardappelen of afval zijdelings van de banden afrollen.

  
De volledige seheidingsinrichting is vrij eenvoudig van constructie en laat, bij eender welke omstandigheden van grond waarop de aardappelen moeten gerooid worden, toe een zeer goede scheiding te bekomen van de aardappelen en de afval.

  
De uitvinding is geenszins beperkt tot hiervoor beschreven uitvoeringsvorm, en binnen het raam van de octrooiaanvrage, kunnen aan de beschreven uitvoeringsvorm vele veranderingen aangebracht worden, onder meer wat betreft de vorm,

  
 <EMI ID=15.1> 

  
die voor hetverwezenlijken van de uitvinding gebruikt worden.

  
In het bijzonder moeten de eigenlijke banden van de verschillende transportinrichtingen niet noodzakelijk de hiervoor beschreven constructie hebben. Wel moet de band van de scheidingstransportband van elastische uitsteeksels voorzien zijn, maar deze moeten niet noodzakelijk van rubher zijn noch de vorm van pinnen hebben.

Claims (1)

  1. CONCLUSIES
    1.Inrichting voor het scheiden van aardappelen en afval, welke inrichting een gestel bevat, een op dit gestel <EMI ID=16.1>
    bovenste gedeelte in zijn transportrichting hellend ten opzichte van de horizontale opgesteld is en waarvan zijn band zonder einde op de buitenzijde van elastische uitsteeksels voorzien is, middelen om deze scheidingstransportband zo te drijven dat zijn bovenste gedeelte opwaarts loopt, ten minste een aanvoerinrichting die eveneens op het gestel gemonteerd is, voor het aanvoeren in een bepaalde zin naar de scheidingstransportband en het te laten vallen op de bovenkant van deze scheidingstransportband van de te scheiden aardappelen en afval, en middelen die eveneens op het gestel gemonteerd zijn, om aan een einde van de scheidingstransportband de aardappelen op te vangen, m e t h e t kenmerk dat de verplaatsingszin van het bovenste gedeelte van de scheidingstransportband naar hetzelfde uiteinde van de inrichting gericht is als de aanvoerzin van de aanvoerinrichting.
    2. Inrichting volgens vorige conclusie, m e t h e t k e n m e r k dat de scheidingstransportband met zijn laagste einde van zijn bovenste gedeelte onder het einde van de aanvoerinrichting waarlangs aardappelen en afval afvallen, opgesteld is.
    3. Inrichting volgens een van de vorige conclusies, m e t h e t k e n m e r k dat ten minste het bovenste gedeelte van de scheidingstransportband rond een loodrecht op zijn verplaatsingszin gerichte as wentelbaar maar in een stand blokkeerbaar ten opzichte van het gestel gemonteerd is.
    4. Inrichting volgens vorige conclusie, m e t h e t k e n m e r k dat de scheidingstransportband wentelbaar ten opzichte van het gestel gemonteerd is rond een as
    <EMI ID=17.1>
    lijke band van de scheidingstransportband loopt.
    5. Inrichting volgens een van de vorige conclusies, m e t h e t k e n m e r k dat ten minste het bovenste gedeelte van de scheidingstransportband ten opzichte van de aanvoerinrichting verplaatsbaar, maar in een bepaalde stand blokkeerbaar, gemonteerd is.
    6. Inrichting volgens vorige conclusie, m e t h e t k e n m e r k dat de scheidingstransportband scharnierend vastgemaakt is aan armen die zelf scharnierend aan het gestel bevestigd zijn.
    7. Inrichting volgens een van de vorige conclusies, m e t h e t k e n m e r k dat de aanvoerinrichting
    <EMI ID=18.1>
    opwaarts loopt.
    8. Inrichting volgens vorige conclusie, m e t h e t kenmerk dat de helling van de aanvoerzin kleiner is dan de helling van het bovenste gedeelte van de scheidingstransportband.
    9. Inrichting volgens een van de vorige conclusies, m e t h e t k e n m e r k dat de aanvoerinrichting een aanvoertransportinrichting zonder einde is en de aanvoerzin
    <EMI ID=19.1>
    van deze transportinrichting.
    10. Inrichting volgens de conclusies 6 en 9, m e t h e t k e n m e r k dat de twee armen waaraan de scheidingstransportband scharnierend bevestigd is scharnierend zijn rond de meetkundige as van de op het afgeefuiteinde gelegen rol van de scheidingstransportband.
    11. Inrichting volgens een van de vorige conclusies, m e t h e t k e n m e r k dat de middelen om aan een einde van de scheidingstransportband de aardappelen op te vangen gevormd zijn door een transportinrichting zonder einde.
    12. Inrichting volgens een van de vorige conclusies, m e t h e t k e n m e r k dat ze een transportinrichting zonder einde bevat die op het gestel gemonteerd is onder
    <EMI ID=20.1>
    opvangen van de afval.
    13. Inrichting volgens vorige conclusie, m e t h e t k e n m e r k dat deze transportinrichting voor het opvangen van de afval een zich nagenoeg horizontaal uitstrekkend bovenste gedeelte bevat welke zich nag< noeg dwars op de verplaatsingszin van het bovenste gedeelte van de scheidingstransportband uitstrekt.
    14. Inrichting voor het scheiden van aardappelen
    <EMI ID=21.1>
    de tekeningen voorgesteld.
BE174821A 1977-02-10 1977-02-10 Inrichting voor het scheiden van aardappelen en afval BE851295A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE174821A BE851295A (nl) 1977-02-10 1977-02-10 Inrichting voor het scheiden van aardappelen en afval

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE851295 1977-02-10
BE174821A BE851295A (nl) 1977-02-10 1977-02-10 Inrichting voor het scheiden van aardappelen en afval

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE851295A true BE851295A (nl) 1977-08-10

Family

ID=25649862

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE174821A BE851295A (nl) 1977-02-10 1977-02-10 Inrichting voor het scheiden van aardappelen en afval

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE851295A (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3390768A (en) Tomato harvesting apparatus
US11406123B2 (en) Nut sizer
US3626677A (en) Mechanical harvester
US4448257A (en) Soil-separating assemblies
US3828536A (en) Sugar cane loader-cleaner machine
US20060113224A1 (en) Adjustable size sorting apparatus for small produce
US4548275A (en) Device for separating clods and stone from the soil
EP0548192B1 (en) Tuber separator
BE851295A (nl) Inrichting voor het scheiden van aardappelen en afval
US4089421A (en) Method and structure for automatically separating unwanted materials from machine harvested tomatoes
US3329263A (en) Root crop handling devices
US2828012A (en) Mechanism for separating stones and other debris from potatoes in a potato harvester
EP0101637B1 (en) Bulk bin
EP0951950A1 (en) Method and device for sorting products
US3833065A (en) Haulm plucker
GB2247817A (en) Tuber separator
GB2077626A (en) Soil-separating assemblies
US3473659A (en) Method and apparatus for separating articles
GB2132116A (en) Crop grader
US1609442A (en) Potato and onion grader
US2626708A (en) Vegetable harvester cleaning attachment
BE1013579A3 (nl) Aardappelrooimachine.
US2013409A (en) Potato digging and sorting machine
GB2118412A (en) Breaking up soil
US3466859A (en) Harvester