BE838434A - Beveiligingsinrichting voor hangbruggen en dergelijke - Google Patents

Description

  "Beveiligingsinrichting voor hangbruggen en dergelijke" Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het beveiligen van hangbruggen en dergelijke, meer speciaal tegen overbelasting en/of onderbelasting.

  
Men weet inderdaad dat hangbruggen moeten beveiligd worden tegen, enerzijds, overbelasting, bijvoorbeeld te wijten aan een te groot aantal personen dat zich op de brug bevindt of aan een te grote ongelijkmatige verdeling van de belasting - waardoor het grootste gedeelte van het gewicht

  
op één nijsinrichting komt - en dergelijke en, anderzijds, onderbelasting wat bijvoorbeeld te wijten is aan het feit dat de hangbrug, bij het omlaag bewegen, een hindernis tegenkomt zoals bijvoorbeeld een open raam of dergelijke.

  
Men kent reeds beveiligingen voor hangbruggen doch deze vertonen het groot nadeel dat de belastingskrachten van de hangbrug steeds doorheen de beveiligingsinrichting gaan waardoor deze laatste niet enkel robuust en omvangrijk is toch tevens zeer kostbaar.

  
Deze uitvinding heeft dan ook betrekking op een veiligheidsinrichting voor hangbruggen en dergelijke waarbij de belastingskrachten van de hangbrug niet doorheen de inrichting gaan zodat deze veiligheidsinrichting zeer klein, eenvoudig en goedkoop kan uitgevoerd worden en waardoor tevens wordt verkregen dat zulke veiligheidsinrichting nauwkeurig kan ingesteld en geregeld worden.

  
Deze veiligheidsinrichting bestaat volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit een hijsinrichting waar doorheen de hijskabel loopt; een scharnierbare hefboomverbinding russen de hijsinricht ing en de hangbrug waarbij de vertikalen doorheen, enerzijds, het scharnierpunt van de voornoemde hefboom met de hangbrug en, anderzijds, het scharnierpunt van de voornoemde hefboom met de hijsinrichting op een afstand naast elkaar liggen; en twee schakelaars die bevestigd zijn  <EMI ID=1.1> 

  
inrichting en waarvan de bedieningsmiddelen bevolen worden door respektievelijk de hijsinrichting of de hefboom.

  
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen waarin :
figuur 1 op schematische wijze een hangbrug met hijsinrichtingen weergeeft waaraan een veiligheidsinrichting volgens de uitvinding is aangebracht ; figuur 2 op groter schaal het gedeelte weergeeft dat in f iguur 1 door F2 is aangeduid; figuur 3 op groter schaal, en met de veiligheidsinrichting volgens de uitvinding in doorsnede, het onderste gedeelte weergeeft van figuur 2; figuren 4 en 5 zichten zijn gelijkaardig aan dit van figuur 3 doch voor twee andere standen van de veiligheidsinrichting volgens de uitvinding;

   figuur 6 op schematische wijze de verschillende relatieve standen weergeeft van de onderdelen van de veiligheidsinrichting voor de standen zoals weergegeven in de figuren 3, 4 en 5; figuur 7 het elektrisch bedradingsschema weergeeft van de veiligheidsinrichting volgens de uitvinding en de eigenlijke hijsinrichting.

  
Zoals weergegeven in figuur 1 bestaat de hangbrug 1 volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit een platform 2 met

  
 <EMI ID=2.1> 

  
waarbij deze beugels door middel van spillen, respektievelijk 6-7, scharnierbaar verbonden zijn met het platform 2 terwijl

  
 <EMI ID=3.1>   <EMI ID=4.1> 

  
10-11 verbonden is met een plaat, respektievelijk 12-13 waarmede, door middel van een spil, respektievelijk 14-15, scharnierbaar de eigenlijke hijsinrichting, respektievelijk

  
 <EMI ID=5.1> 

  
op bekende wijze, de ophangkabel, respektievelijk 18-19, waarbij deze laatste aan hun bovenuiteinde bevestigd zijn met

  
 <EMI ID=6.1> 

  
einde vrij omlaag hangt.

  
Volgens de huidige uitvinding is de bevestiging tussen

  
 <EMI ID=7.1> 

  
wanneer de ganse inrichting zich in de normale gebruikstoestand bevindt, er een horizontale afstand a wordt gevormd tussen

  
 <EMI ID=8.1> 

  
waarbij de scharnierpunten 14 en 15 beide doorlopen worden door de respektievelijke kabels 18-19.

  
Volgens de huidige uitvinding is onder ieder hijsapparaat 16-17 een plaat bevestigd, respektievelijk 20 en 21 terwijl met de steunplaat, respektievelijk 12 en 13, een

  
 <EMI ID=9.1> 

  
laars van de veiligheidsinrichting volgens de uitvinding zijn aangebracht.

  
 <EMI ID=10.1> 

  
een onderlastschakelaar.

  
In dit geval wordt de indrukknop 26 van de overlastschakelaar 24 bevolen door middel van een instelbaar kontakt
27 in de vorm van bijvoorbeeld een schroef die is aangebracht in een hefboom 28 die vrij draaibaar bevestigd is op een spil 29. De hefboom 28 wordt steeds naar boven geduwd door de aanwezigheid, tussen deze hefboom en de schakelaar 24, van een veer 30. Op de hefboom 28 werkt een stift 31 in die  <EMI ID=11.1> 

  
31 steeds opwaarts tracht te bewegen, waarbij op deze stift onderaan een verdikking 34 is voorzien die belet dat de stift uit het huis zou geduwd worden.

  
Naast de voornoemde stift 31 is op het huis 22, res-

  
 <EMI ID=12.1> 

  
bevestigd worden van een stang 39 die bovenaan voorzien is

  
van een boring 40. In deze laatste is een veer 41 aangebracht, enerzijds, en een stift 42, anderzijds, waarbij deze stift voorzien is van een verbreed gedeelte of kop 43 waartegen de

  
 <EMI ID=13.1> 

  
gebracht in een doorgang in de wand van het betrokken huis

  
22 of 23 en is bovenaan voorzien van een regelschroef 44 die aanligt met de voornoemde plaat 20 of 21. Onderaan is de voor-

  
 <EMI ID=14.1> 

  
van een knop of kop 47. russen het onderuiteinde van de stift
39 en de nab ijgelegen wand van het betreffende huis 22 of 23 is nog een veer 48 voorzien. Uiteindelijk is onder de voor-

  
 <EMI ID=15.1> 

  
de bedoeling hierna zal blijken. 

  
De werking van de veiligheidsinrichting volgens de uitvinding, die zeer eenvoudig is, zal hierna worden beschreven voor één zijde van de hangbrug daar voor de tweede zijde de werking gelijkaardig is.

  
Door het zijwaarts plaatsen van de bevestigingspunten

  
 <EMI ID=16.1> 

  
zichte van het scharnierpunt 14, met andere woorden door het vormen van een L-vormige hefboom verkrijgt men dat de belasting op de eigenlijke hangbrug 1 een draaimoment als gevolg heeft rond het scharnierpunt 14 waarbij steeds zal getracht worden de evenwichtstoestand te bereiken, met andere woorden waarbij, bij het belasten van de hangbrug, zal getracht worden dat de draaipunten 14 en 6 loodrecht onder elkaar komen zoals in <EMI ID=17.1> 

  
Bij normaal gebruik bevindt de hangbrug zich in de toestand zoals weergegeven in figuur 3, met andere woorden het scharnierpunt 6 bevindt zich op een horizontale afstand a van de kabel 18.

  
In deze toestand is de hangbrug normaal belast; is

  
 <EMI ID=18.1> 

  
ingedrukt. Men verkrijgt hierdoor dat de loopbrug op normale wijze op en neer kan bewogen worden zoals hierna aan de hand van het elektrisch schema zal verduidelijkt worden.

  
Wanneer op de hangbrug een te grote belasting wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld doordat er een te groot aantal personen op voorkomt ofwel doordat het gewicht ongelijkmatig

  
 <EMI ID=19.1> 

  
belasting krijgt; ofwel nog doordat de hangbrug, tijdens het omhoogbewegen, in aanraking komt met om het even welke hindernis, verkrijgt men dat het scharnierpunt 6 theoretisch steeds op dezelfde plaats zal blijven terwijl het scharnierpunt 14 zich zal verplaatsen ten einde te betrachten dat het ganse systeem zijn eigenlijke evenwichtstoestand bereikt

  
 <EMI ID=20.1> 

  
mogelijk boven het punt 6 komt. De inrichting is zodanig ontworpen dat deze evenwichtstoestand normaal niet kan bereikt worden daar het bereiken van deze toestand eveneens het einde betekent van het regelbereik van het veiligheidsapparaat.

  
Bij het in figuur 6 verplaatsen van het scharnierpunt
14 verkrijgt men dat het huis 22, met als draaipunt de spil 6, naar de plaat 20 wordt bewogen waardoor men verkrijgt dat

  
de spil 31 omlaag wordt gedrukt en waarbij deze spil aldus

  
op de hefboom 28 drukt die zelf, door middel van de regel-

  
 <EMI ID=21.1> 

  
dat de motor van de betreffende hijsinrichting, in dit geval van de hijsinrichting 16 stroomloos wordt.

  
 <EMI ID=22.1> 

  
de motor van de betreffende hijsinrichting opeenvolgend

  
in- en uitgeschakeld wordt, voorzien worden van een op zichzelf bekend vertragingsmekanisme dat als doel heeft de

  
stang 31 slechts met enige vertraging terug in de normale st and te brengen en aldus te verhinderen dat de overlastschakelaar bijvoorbeeld als gevolg van de lichte schokken en trillingen die optreden wanneer de hijsinrichting 16 in werking treedt of stilvalt, voortdurend zal in- en uitschakelen.

  
Ten einde de schakelaar 24 en de overbrengingsmeka-

  
 <EMI ID=23.1> 

  
een maximale last op de hangbrug aanwezig is.

  
Tijdens de ganse werking van de inrichting is de onderlastschakelaar 25 ingedrukt door middel van de stang 36.

  
Wanneer tijdens een dalende beweging van de hefbrug een bepaalde hindernis zal ontmoet worden waardoor de hefbrug een opwaartse belasting zou krijgen zal het scharnierpunt 14, zoals weergegeven in figuur 6, onder invloed van het gewicht van de hijsinrichting, zich naar buiten verplaatsen, daar het zwaartepunt van deze hijsinrichting ir: dit geval rechts ligt van het scharnierpunt 6,wat als gevolg heeft dat het

  
 <EMI ID=24.1> 

  
door het verder omlaag bewegen van de hefbrug wordt stopgezet.

  
Zoals hiervoor uiteengezet werken op de stang 39

  
twee veren in, namelijk de veer 41 en de veer 48,waarbij de veer 48 sterker zal uitgevoerd zijn dan de veer 41.

  
De veer 48 heeft als doel de ganse stang 39 met de erbijhorende onderdelen opwaarts te bewegen wanneer de hefbrug een onderlast ontmoet ten einde de stang 36 vrij te

  
 <EMI ID=25.1> 

  
worden wanneer het huis 22 zich naar de plaat 20 beweegt ten einde aldus te vermijden dat de onderlastschakelaar zou beschadigd worden. Tevens is de aanslag 49 voorzien die een maximale onderwaarts gerichte vertikale verplaatsing

  
 <EMI ID=26.1> 

  
De onderlastschakelaar kan tenslotte met de hand bediend worden, door het naar omlaag trekken van de kop 47 die uit het huis 22 uitsteekt.

  
Wanneer de onderlastschakelaar zich in de stand begeeft zoals weergegeven in figuur 5,blijft de overlastschakelaar 24 zodanig geschakeld dat de stroomkring naar de aandrijfmotor van de hijsinrichting 16, die toelaat de

  
 <EMI ID=27.1> 

  
dat tijdens het omlaag bewegen een hindernis wordt ontmoet, terug kan gestegen worden.

  
De schakelaars 24 en 25 kunnen zowel elektrische schakelaars zijn als bijvoorbeeld pneumatische kleppen of dergelijke, afhankelijk van de aandrijfmiddelen die gebruikt worden voor de hijsinrichting.

  
In f iguur 7 is tenslotte een elektrisch schema weergegeven dat bij voorkeur zal gebruikt worden samen met de hefbrug volgens de uitvinding waarbij door 50 de motor is weergegeven van een hijsinrichting, terwijl docr 51 de algemene schakelaar van een betreffende hijsinrichting is aan-

  
 <EMI ID=28.1> 

  
zes schakelstrippen, respektievelijk 53-54-55 en 56-57-58 waarbij het de schakelstrippen 53 tot 55 zijn die in kontakt

  
 <EMI ID=29.1> 

  
komen met de kontakten 65 tot 70 wanneer men met de hangbrug wil dalen.

  
De schakelaar 52 is een schakelaar die normaal de

  
 <EMI ID=30.1> 

  
is dus in feite een bijkomende veiligheidsschakelaar.

  
De automatische inrichting die in werking kan treden,  onafhankelijk van het feit of de schakelaars 51 en 52 zijn ingedrukt, worden gevormd door de voornoemde schakelaars 24 en 25 die ieder twee schakelstrippen vertonen, respektievelijk

  
 <EMI ID=31.1> 

  
In dit geval zijn deze schakelaars in een stand getekend die overeenstemt met de normale gebruiksstand van de hefbrug - zie figuur 3 - met andere woorden, in de toestand waarbij de belasting van de brug noch te groot, noch te klein is.

  
Het is duidelijk dat op deze wijze een veiligheidsinrichting wordt verkregen die zeer eenvoudig is en waarbij

  
de ophangkrachten niet doorheen de veiligheidsinrichting passeren zodat deze klein van afmeting kan blijven en daardoor

Claims (1)

1. goedkoop. <EMI ID=32.1>

   <EMI ID=33.1>

   tekeningen weergegeven uitvoeringsvorm, doch zulke inrichting kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.

   EISEN.

   <EMI ID=34.1>

   gelijke, met het kenmerk dat zij per zijde van de hangbrug hoofdzakelijk gevormd wordt door een hijsinrichting waar doorheen de hijskabel loopt; een scharnierbare hefboomverbinding

   <EMI ID=35.1>

   doorheen, enerzijds, het scharnierpunt van de voornoemde hefboom met de hangbrug en, anderzijds, het scharnierpunt van de voornoemde hefboom met de hijsinrichting op een afstand naast elkaar liggen; en twee schakelaars die bevestigd zijn met hetzij de voornoemde hefboom,hetzij de voornoemde hijsinrichting en waarvan de bedieningsmiddelen bevolen worden door respektievelijk de hijsinrichting of de hefboom.

   2.- Beveiligingsinrichting volgens eis 1, met het kenmerk dat met ieder uiteinde van de hangbrug, meer speciaal met het hangbrugplatform, scharnierbaar een hefboom of beugel

   is bevestigd waarvan het bovenuiteinde scharnierbaar met de hijsinrichting is verbonden,waarbij het bovenste scharnierpunt op een vertikale ligt die naar buiten is verplaatst ten opzichte van het voornoemd onderste scharnierpunt.

   3.- Beveiligingsinrichting volgens eis 1 of 2, met

   het kenmerk dat op de voornoemde hefboom of beugel twee schakelaars zijn verbonden, namelijk een zogenaamde overlastschakelaar en een zogenaamde onderlastschakelaar,waarvan de bedieningsmiddelen kunnen bevolen worden door een op de hijsinrichting bevestigde plaat. <EMI ID=36.1>

   gaande eisen, met het kenmerk dat de voornoemde schakelaars zijn aangebracht in een huis waarbij in de wand van dit laatste doorgangen zijn voorzien voor de bedieningsstiften van de schakelaars.

   5.- Beveiligingsinrichting volgens eis 4, met het kenmerk dat de bedieningsstift van de overlastschakelaar inwerkt op een kantelhefboom waarvan het vrij uiteinde inwerkt op de schakelaar.

   6.- Beveiligingsinriehting volgens eis 5, met het kenmerk dat het vrij uiteinde van de kantelhefboom door tussenkomst van een instelschroef inwerkt op de schakelaar.

   7.- Beveiligingsinrichting volgens eis 4, met het kenmerk dat de bedieningsstift van de onderlastschakelaar gevormd wordt door een stang die instelbaar bevestigd is op een spil die zodanig samenwerkt met een veer dat doorlopend getracht wordt de onderlastschakelaar uit te "chakelen.

   8.- Beveiligingsinrichting volgens eis 7, met het kenmerk dat de voornoemde spil bovenaan voorzien is van een uit het voornoemd huis tredende in de lengte regelbare stift of stang waarop de hijsinrichting inwerkt, waarbij deze stift is aangebracht in een axiale blinde boring van de voornoemde spil en waarbij tussen de bodem van deze blinde boring en de voornoemde stift of stang een veer is voorzien.

   9.- Beveiligingsinrichting volgens eis 8, met het kenmerk dat de veer die is aangebracht in de voornoemde boring minder sterk is dan de veer die onder de voornoemde spil inwerkt .

   10.- Beveiligingsinrichting volgens een der eisen

   7 tot 9, met het kenmerk dat het onderuit&#65533;inde van de voornoemde spil verlengd is tot buiten het voornoemd huis en aldaar voorzien is van een bedieningsknop. 11.- Beveiligingsinrichting volgens één der voorgaande eisen, met het kenmerk dat de overlastschakelaar voorzien is van een vertragingsinrichting.

   12.- Beveiligingsinrichting volgens één der voorgaande eisen, met het kenmerk dat bij normaal gebruik, de overlastschakelaar open staat terwijl de onderlastschakelaar gesloten staat.

   13.- Beveiligingsinrichting voor hangbruggen en dergelijke, hoofdzakelijk zoals voorafgaand beschreven an weergegeven in de bijgaande tekeningen.