BE657165A - - Google Patents

Info

Publication number
BE657165A
BE657165A BE657165DA BE657165A BE 657165 A BE657165 A BE 657165A BE 657165D A BE657165D A BE 657165DA BE 657165 A BE657165 A BE 657165A
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
facade
discharge pipe
outside
pipe
heating device
Prior art date
Application number
Other languages
English (en)
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed filed Critical
Publication of BE657165A publication Critical patent/BE657165A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24CDOMESTIC STOVES OR RANGES ; DETAILS OF DOMESTIC STOVES OR RANGES, OF GENERAL APPLICATION
    • F24C15/00Details
    • F24C15/001Details arrangements for discharging combustion gases
    • F24C15/002Details arrangements for discharging combustion gases for stoves of the closed type
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F23COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
    • F23MCASINGS, LININGS, WALLS OR DOORS SPECIALLY ADAPTED FOR COMBUSTION CHAMBERS, e.g. FIREBRIDGES; DEVICES FOR DEFLECTING AIR, FLAMES OR COMBUSTION PRODUCTS IN COMBUSTION CHAMBERS; SAFETY ARRANGEMENTS SPECIALLY ADAPTED FOR COMBUSTION APPARATUS; DETAILS OF COMBUSTION CHAMBERS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • F23M7/00Doors

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



    Gevelaansluiting   voor een verwarmingsinrichting. 



   De uitvinding heeft betrekking op een   gevelaans @iting   voor een verwarmingsinrichting, in het bijzonder voor een chel. bestaande uit een, zich door de gevel uitstrekkende, buis.   @@arbinnen   een toevoer- leiding voor het toevoeren van de verbrandingslucht vanai de buitenzijde van de gevel naar de verwarmingsinrichting, alsmede een afvoerleiding voor het afvoeren van de verbrandingsassen vanaf de verwarmingsinrichting naar de buitenzijde van de gevel, zijn gevormd, waarbij een tussenwand zich tussen deze toevoerleiding en deze afvcerleiding uitstrekt. 



   Bij een bekende uitvoering van een dergelijke gevelaansluiting voor een gaskachel bestaat de tussenwand uit een   cilindrisohe,   over zijn gehele oppervlak ondoorlaatbare wand, waarbij de ruimte tussen de buis en de tussenwand de toevoerleiding vormt, terwijl de   tussenwand   de afvoer- leiding omgeeft. 



   Aan deze bekende gevelaansluiting zijn verschillende bezwaren 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 
 EMI2.1 
 "feh'ij1,'Mtan" In de eerste plaats heerst, bij het ontsteken van de gaskachel, een praktisch gelijke druK ih ée tëvoefle1diht M ia de afvoerleiding, . ..''\...T.':.':t-'....#. , , , , daar de verbrandingaga8ëe!i nog geen hoge temperatuur.bezitten, terwijl hun afvbersnelh'èid slechts gering ie:' erhave bestaat het gevaar, dat do eFbraadingagaasen, bi=t ki vér2aïéri van de afoerl14iA; onaiddellijk de sangrensende toevberieiding weer zullen binnehatroaen, waardoor de toeeoerdvn' effeotié'vo1 verbrandingslucht wordt verminderd op een tijdstip, ....'i" '"'<'' iie1 n '..r. 1\""" f #':'. .. , t .. ' yr n0: dat juist een grote behoefte aMi deze verbrsndingalueht bestaat.

   Dele ..-.-;'<" '"'- .-"-Lr".')'!i'!.".;U"''. -" ..i< E;; c, ' ' .L ?.,; " M Yezmindering van de verbrandingaluohttoevoer kan dan ook tot een doven van .,4 ",..;.:.:...!;",,.J '\1'1'.;: : .,;;',; ' : 7 -1 \........r:l;'\ nri.':l1"." 4-.: de pas ontstok'?*! vlam, xespeotieveli3k tot CO-vorming aanleiding geven. 



  <.l, ;=:. >.i '..I\"11:..1t 1. "'.:IC....).. t t . " . .... ,!"'l 9ok bij praktisch windstil weer, waarbij slechts een zeer geringe trek t . ,"'.'' ... '., ..." 'I in de afvoerleiding opgewekt wordt, kan een reaircüiabie van de ver- .i, ;1.;,; ""'n brandingagaasen optreden. 



   : Indien voorts tijdens het branden van de gaskachol, bij een 
 EMI2.2 
 .<.:; .. j,. ,,1" '''.)t'' : ;I": windaanval, door bijzondere omstandigheden, zoals wervelingen, een hogere winddruk op de   uitlaatloiding   dan op de inlaatleiding uitgeoefend wordt, kan de afvoer van de verbrandingsgassen uit de afvoerleiding zodanig belemmerd worden, dat de vlammen doven. 



   De uitvinding beoogt, een gevelaansluiting voor een verwarmings-   inrichting,   in het bijzonder voor een   gaskaohel,   te   verschaffen,   waarbij de genoemde   bezwaren   op doeltreffende wijze opgeheven zijn. 
 EMI2.3 
 



  Hiertoe wordt de gevelaansluiting.volgens de uitvinding daar- door gekenmerkt, dat de tussenwand is samengesteld uit een ondoorlaatbaar wanddeel, dat op enige afstand voor het einde van de afvoerleiding eindigt   en   uit een aantal evenwijdige   leidsohotten,   die   verbindingskanalen   tussen de toevoerleiding en de afvoerleiding begrenzen er die   schuin   naar de buitenzijde van de gevel en naar het inwendige van de afvoerleiding zijn gericht, waarbij het ene uiteinde van het ondoorlaatbaar wanddeel op het. het verst van de buitenzijde van de gevel   verwijderde,     leidschot   aansluit. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



   Volgens de uitvinding zullen de leidschotten in het algemeen de neiging bezitten, de, door de afvoerleiding stromende, verbrandings- gassen enigszins van de toevoerleiding af te leiden, waardoor een re- circulatie van de verbrandingsgassen, zowel onmiddellijk na het ontsteken der verbrandingsinrichting als bij praktisch windstil weer, op doeltreffende wijze verhinderd wordt. 



   Indien evenwel, tijdens een windaanval. de afvoer van de verbrandingsgassen naar buiten belemmerd wordt, doordat een hogere winddruk op de uitlaatleiding uitgeoefend wordt dan op de inlaatleiding, zullen deze   verbrandingsgassen,   geheel of gedeeltelijk, via de genoemde ver- bindingskanalen, naar de toevoerleiding kunnen ontwijken en, in dat geval, dus juist wel gerecirculeerd worden, terwijl onder de betreffende omstandig- heden een zodanige overmaat verbrandingslucht toegevoerd wordt, dat, ondanks de recirculatie van althans een gedeelte der verbrandingsgassen, de ver- branding in de verwarmingsinrichting ongestoord zal kunnen plaatsvinden. 



   Teneinde de genoemde werking van de gevelaansluiting volgens de uitvinding, tijdens het optreden van een windaanval, te bevorderen, kan het onder omstandigheden van voordeel zijn, dat aan het einde van de afvoer- leiding een, binnen de buis gelegen, zioh loodrecht op de langsrichting van de afvoerleiding uitstrekkende, stootplaat is aangebracht. 



   Op deze wijze wordt bereikt, dat ook tijdens abnormaal hoge windsnelheden een wegstromen van de verbrandingsgassen door de verbindings- kanalen zal optreden. 



   De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, die enige   uitvoeringsvoorbeelden   van de gevelaansluiting volgens de uitvinding weergeeft. 



   Fig. 1 is een verticale langsdoorsnede van een eerste uitvoering van de gevelaansluiting volgens de uitvinding voor een gaskaohel. 



   Fig. 2 is een verticale langsdoorsnede op kleinere schaal van een gewijzigde uitvoering van de gevelaansluiting volgens de uitvinding 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 voor een gaakachel. 



   Fig. 3 is een zijaanzicht van de gevelaansluiting vol ens fig. 2. 



   In fig. 1 is een uitvoering van de gevelaansluiting   v@lgens   de uitvinding voor een gaskachel weergegeven, welke een, zich door   @e   gevel 1 uitstrekkende, metalen buis 2 omvat, die, door middel van een ;!laat- metalen, ondoorlaatbaar, cilindrisch wanddeel 3 en een aantal metalen, conische ringen   4,   5,6 is onderverdeeld in een ringvormige toevoerleiding 7 voor het toevoeren van de verbrandingslucht vanaf de   buitenzijte   van de gevel naar de verwarmingsinrichting, en een, daarbinnen gelegen, afvoer- leiding 8 voor het afvoeren van de verbrandingsgassen vanaf de verwarmings-   inrichting naar de buitenzijde van de gevel 1. De conische ringel 4 - 6   fungeren als leidschotten en begrenzen verbindingskanalen 9 tussen de   toevoerleiding 7 en de afvoerleiding 8.

   De oonische ringen 4 - E zijn   schuin naar de buitenzijde van de gevel 1 en naar het inwendige van de afvoerleiding 8 gericht, terwijl het ene uiteinde van het   cilindrische   wand- 
 EMI4.1 
 deel 3 op de, het verst van de buitenzijde van de gevel 1 verwijderde, conische ring 4 aansluit. 



  Aan het einde van de afvoerleiding 8 is een, zich recht op de langsrichting van de afvoerleiding 8 uitstrekkende, centrale ronde stootplaat 10 aangebracht, die zich, binnen de buis 2, in het v ik van de, het dichtst bij de buitenzijde van de gevel 1 gelegen, rand van 3 buitenste conische ring 6 uitstrekt en met strippen aan deze rand bevesti 1 ie. 



  De toevoerleiding 7 en de afvoerleiding 8 zijn aan d buiten- zijde van de gevel door een rooster li afgedekt, dat voorkomt, t van buitenaf voorwerpen in de toevoerleiding 7 of de afvoerleiding kunnen geraken. Het rooster 11 bezit een, in dwarsdoorsnede L-vormig i iddeel 12, waarvan het ene been tegen de buitenzijde. van de gevel 1 rust, het andere been zich passend binnen do buis 2 uitstrekt. 



  Aan de binnenzijde van het rooster 11 zijn een aanti1 draag- 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 
 EMI5.1 
 1>u<j>n 13 bevestigd, die van draadgaten zijn voorzien. Deze draagbuosen k f3 .ljn over een oilinderotrkT8r4eld en strekken zich in de langeriehting .pi; de afvoerleiding 8 uit. De vrije uiteinden van do draagbusson 13 riten tegen de buitenzijde van de buitenste conische ring 6. In lijn met 
 EMI5.2 
 I draagbus8en 13 zijn atstandobus8en 14 tussen de opvolgende oon8Qb. ngen 4 6 6 aangebracht, terwijl de conische ringen 4 - 6 gaten bezitten, e met de draadgaten in de draagb-ansen 13 in lijn liggen. Xot elke dtaag- la 13 ligt voorts een controorbus 15 in lijn, die aan het inwendige van oilindriooha wanddeel 3 raakt en tegen de, het verst van do buitenzijde da gevel 1 verwijderde, coniecho ring 4 rust.

   In elke draagbus zon )ut 16 gesohroefd, die zich door de betreffende at3tandobu8.en 14, de treffende gaten in de QQnieche ringen 4 - b, a18.d. de belr*ffond* enbrerbua 15, uitstrekt en die de oonieche ringen 4 - 6 derhalve .tij! et het rooster 11 verbindt,      
Een, in dwarsdoorsnede t-vormige, buitenste   bevestiging-rins   17   @rust   met zijn been 18 tegen de binnenzijde van de gevel 1,   terwijl   zijn ene 
 EMI5.3 
 lijfsedeelte 19 zich passend in de buis 2 uitstrekt en zijn andere lijf" edeelte 20 op de buitenwand 21 van de verbrandingsluohttoevoer van do        verwarmingsinrichting   aansluit. 



   Door middel van een aantal strippen 22 is een binnenste b*- 
 EMI5.4 
 veatigingaring 23 aan de buitenste bevestigingering 17 bevestigd. Deze binnenste bevestigingsring 23 strekt zich met een vernauwd   gedeelte   24 passend binnen het oilindrische wanddeel 3 uit en sluit met een wijder 
 EMI5.5 
 gedeelte 25 passend op de scheidingswand 26 tussen de verbrandlngzluoht- toevoer en de verbrandingsgasatvoer van de verwa=ingeinrichtirig aan, 
De binnenste beveatigingsring 23 draagt door middel van verdere strippen 27 aen   inwendig   opsluitblok 28, dat een gat 29 bezit, dat in lijn   @igt   met een draadgat in een, aan de binnenzijde van het rooster 11 bo- 
 EMI5.6 
 vestigd'blok 30. Een opsluitbout 31 is door het gat 29 in hot opsluitblok 28 gevoerd en in het draadgat in het blok 30 geschroefd.

   Het opsluitblok 28 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 bezit Toorts een draadgat 32, waarin een, met de   verwarmingsinrichting     verbonden,,   bout 33 ia   geschroefd.   



   Door de beschreven constructie wordt het mogelijk, de gevel- aansluiting geheel vanaf de binnenzijde van de gevel 1 te monteren. Hiertoe wordt,   eerst   een gat in de gevel 1 gehakt, dat groot genoeg is om het rooster 11 door te laten. Vervolgens wordt het rooster 11, waarop reeds de   conische   ringen 4, 5 en 6 zijn gemonteerd, door hot gat in de gevel 1 ge-   voerd,   de buis 2 geplaatst en het gat in de gevel 1 zodanig afgewerkt, dat het passend op de buis 2 aansluit.

   Daarna wordt het   cilindrische   wanddeel 3 gemonteerd, waarbij dit   wanddeel   3 tegen de centreerbussen 15 komt te   rusten:.     Vervolgens   wordt de door de buitenste bavestigingsring 17, de binnenste bovestigingsring 23 en het   opsluitblok   28 gevormde eenheid gemonteerd en de opsluitbout 31 aangebracht, waardoor een stevige ver- binding tussen het rooster 11 met de oonische ringen 4 - 6   enerzijds   en het cilindrische wanddeel 3 tot stand gebracht wordt. Tenslotte wordt door het   aanbrengen   van de bout 33 de verwarmingsinrichting met de gevelaan- sluiting   verbonden.   



   Tijdens de werking van de   gevelaansluiting   volgens de uitvinding zal in het bijzonder de binnenste   conische   ring   4   de, door de afvoerleiding 
8 stromende, verbrandingsgassen in het algemeen enigszins van de toevoer- leiding   7   afleiden. Hierdoor wordt een   recirculatie   van de verbrandings- gassen, zowel onmiddellijk na het ontsteken der verbrandingsinrichting als bij praktisch windstil weer, voorkomen. De verbrandingsgassen treden door de ringvormige opening tussen het buitenste uiteinde van de conische ring 
6 en de stootplaat 10 uit. 



   Tijdens ean windaanval zal de, in de afvoerleiding 8 opgewekte, stuwdruk, tengevolge van de aanwezigheid van de stootplaat 10, niet zo hoog kunnen zijn, dat de verbrandingsgassen naar de verbrandingsinrichting teruggestuwd zullen worden. Wel is de, in de afvoerleiding 8 heersende druk dan hoger dan die in de toevoerleiding 7, zodat de verbrandingsgassen hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk, via de verbindingskanalen 9 naar de 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 toevoerleiding 7 stromen en weer naar de verwarmingsinrichting teruggevoerd worden. Daar de overmaat verbrandingslucht onder deze omstandigheden even- wel zeer groot is, wordt de   verbranding   in de verwarmingsinrichting door deze recirculatie der verbrandingsgassen niet nadelig beinvloed. 



   Hoewel in de tekening het wanddeel 3 en de oonische ringen 4 - 6 een ronde dwarsdoorsnede bezitten, is het uiteraard eveneens mogelijk deze onderdelen met een andere, bijvoorbeeld een ovale of vier- kante, doorsnede uit te voeren. 



   In de fig. 2 en 3 is een enigszins gewijzigde uitvoering van de gevelaansluiting volgens de uitvinding weergegeven. Hierbij strekt zich in de buis 2 een vlakke, metalen, ondoorlaatbare scheidingswand 34 uit, waarop de vlakke leidschotten 35, 36, 37 aansluiten. Het buitenste leidschot 37 draagt hierbij de stootplaat 38. De leidschotten   35 -  37 zijn wederom schuin naar de buitenzijde van de gevel en naar het inwendige van de afvoerleiding 8 gericht. De werking van deze gevelaansluiting komt geheel met die volgens fig. 1 overeen. 



   De uitvinding is niet beperkt tot de in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden, die op verschillende manieren binnen het kader der uitvinding kunnen worden   gevarieerd.  

Claims (1)

  1. Conclusies! 1. Gevelaansluiting voor een verwarmingsinrichting, in het bijzonder voor een gaskachel, bestaande uit een, zich door de gevel uit- strekkende, buis, waarbinnen een toevoerleiding voor het toevoeren van de verbrandingslucht vanaf de buitenzijde van de gevel naar de verwarmings- inriohting, alsmede een afvoerleiding voor het afvoeren van de verbrandings- gassen vanaf de verwarmingsinrichting naar de buitenzijde van de gevel, zijn gevormd, waarbij een tussenwand zich tussen deze toevoerleiding en deze afvoerleiding uitstrekt, met het k e n m e r k, dat de tussen- wand is samengesteld uit een ondoorlaatbaar wanddeel, dat op enige afstand <Desc/Clms Page number 8> voor het einde van de afvoerleiding eindigt en uit een aantal evenwijdige leidschotten,
    die verbindingskanalen tussen de toevoerleiding en de afvoerleiding begrenzen en die schuin naar de buitenzijde van de gevel en naar het inwendige van de afvoerleiding zijn gericht, waarbij het ene uiteinde van het ondoorlaatbaar wanddeel op het, het verst van de buiten- zijde van de gevel verwijderde, leidsohot aansluit.
    2. Gevelaansluiting volgens conclusie 1, m e t het t k e n m e r k, dat aan het einde van de afvoerleiding een, binnen de buis gelegen, zich loodrecht op de langsrichting van de afvoerleiding uit- strekkende, stootplaat is aangebracht.
    3. Gevelaansluiting volgens conclusie 2, m e t het t k e n m e r k, dat de stootplaat aan het, het dichtst bij de buitenzijde van de gevel gelegen, leidschot bevestigd is.
    4. Gevelaansluiting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de toevoerleiding en de afvoerleiding aan de buitenzijde van de gevel door een rooster zijn afgedekt, met het k e n m e r k, dat het rooster de leidsohotten draagt.
    5. Gevelaansluiting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de tussenwand een omwentelingslichaam is en de tussenru:mte tussen de buis en de tussenwand de toevoerleiding vormt, terwijl de tussenwand de afvoerleiding omgeeft, met het k e n m e r k, dat de tussenwand uit een ondoorlaatbaar cilindrisoh wanddeel en uit oonische rin an samen- EMI8.1 gesteld i.s.
    6. Gevelaansluiting volgens conclusie 5, m e t h e k e n m e r k, dat de stootplaat uit een oentrale ronde plaat 1 staat, die zich in het vlak van de , het dichtst bij de buitenzijde vi de gevel gelegen rand van de betreffende conische ring uitetrekt, en me; strippen aan deze rand bevestigd is..
    7. Gevelaansluiting volgens conclusie 5 of 6, m e t 'h e t k e n m e r k, dat aan de binnenzijde van het rooster een aant , over een <Desc/Clms Page number 9> linderomtrek verdeelde, zich in de langsriohting van de afvoerleiding tstrekkende, van draadgaten voorziene, draagbussen bevestigd is, waarvan vrije uiteinden tegen de, het dichtst bij de buitenzijde van de gevel legen oonisch6 ring rusten, terwijl, in lijn met deze draagbussen, standsbussen tussen de opvolgende conische ringen zijn aangebracht, . de conische ringen met de draadgaten in lijn liggende gaten bezitten, .arbij in elke draagbus een bout is geschroefd, die zich door de betreffende standsbussen en de betreffende gaten in de conische ringen uitstrekt en conische rignen stijf met het rooster verbindt.
    8. Gevelaansluiting volgens conclusie 7, m e t het l e n m e r k , dat met elke draagbus een centreerbus in lijn ligt, die i wendig aan het cilindrische wanddeel raakt en tegen de, het verst van de tiitenzijde van de gevel verwijderde, conische ring rust, waarbij elke bout zich tevens door de betreffende oentreerbus uitstrekt.
    9. Gevelaansluiting volgens een der conclusies 5 -8, m e t t. e t k e n m e r k, dat een, in dwarsdoorsnede T-vormige, buitenste bevestigingsring met zijn been tegen de binnenzijde van de gevel rust, terwijl zijn ene lijfgedeelte zich passend in de buis uitstrekt en zijn andere lijfgedeelte op de buitenwand van de verbrandingsluchttoevoer van de verwarmingsinrichting aansluit, terwijl eeu binnenste bevestigingsring, die door middel van een aantal strippen aan de buitenste bevestigingsring is bevestigd, zich met een vernauwd gedeelte passend binnen het cilindrische wanddeel uitstrekt en met een wijder gedeelte passend op de scheidingswand tussen de verbrandingsluchttoevoer en de verbrandingsgasafvoer van de verwarmingsinrichting aansluit.
    10. Gevelaansluiting volgens conclusie 9,m e t het t k e n m e r k, dat de binnenste bevestigingsring een inwendig opsluitblok draagt, dat een gat bezit, dat in lijn ligt met een draadgat in een, aan de binnenzijde van het rooster bevestigd blok, waarbij een opsluitbout door het gat in het opsluitblok is gevoerd en in het draadgat in het blok <Desc/Clms Page number 10> is geschroefd, terwijl het opsluitblok voorts een draadgat bezit, waarin een, met de verwarmingsinrichting verbonden, bout is geschroefd.
BE657165D 1964-02-24 1964-12-15 BE657165A (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL6401694A NL6401694A (nl) 1964-02-24 1964-02-24

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE657165A true BE657165A (nl) 1965-06-15

Family

ID=19789364

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE657165D BE657165A (nl) 1964-02-24 1964-12-15

Country Status (4)

Country Link
BE (1) BE657165A (nl)
DE (1) DE1974209U (nl)
FR (1) FR1425697A (nl)
NL (1) NL6401694A (nl)

Also Published As

Publication number Publication date
NL6401694A (nl) 1965-08-25
DE1974209U (de) 1967-12-07
FR1425697A (fr) 1966-01-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US2458497A (en) Combustion chamber
US4850857A (en) Apparatus for the combustion of oxidizable substances suspended in a carrier gas
US3311456A (en) Apparatus for incinerating a waste gas stream
US3428040A (en) Gas heater
EP0109146A1 (en) Fuel fired heating element
US4187835A (en) Indirect heat transfer apparatus
HU222382B1 (hu) Lángstabilizáló szerkezet gázturbinás hajtóművek utóégetőjéhez
US5611299A (en) Boiler with reduced NOX emission
BE657165A (nl)
DE202005018513U1 (de) Druckdurchlauferhitzer für Hochdruck-Reinigungsgeräte
US4034734A (en) Tubeless heat exchangers
NL1011814C1 (nl) Gas-oliecombinatiebrander van het niet-voorgemengde type.
US1856478A (en) Heat and draft regulator for furnaces, stoves, water heaters, and the like
US1766191A (en) Fuel-saving device
US2348668A (en) Tube type flash boiler water heating device
US2891520A (en) Furnace
US2033534A (en) Fuel economizer
US3713433A (en) Anti pollution heating system
EP0846922B1 (de) Heizeinrichtung für eine Warmwasser-Heizungsanlage
US1703597A (en) Gas burner
US2897814A (en) High efficiency portable heater
US1635410A (en) Isaac harter
AT204742B (de) Heizkessel
US2755781A (en) Intertube burner
DE4208611A1 (de) Atmosphärischer Gasbrenner mit einem schachtförmigen, einen Luftstrom führenden Gehäuse