BE653804A

BE653804A -

Info

Publication number: BE653804A
Authority: BE

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 dwkverluchtingsramen voor   eerren".   



   De huidige uitvinding heeft hoofdzakelijk betrekking op dakverluchtingaramen voor aerren en meer   speciaal   op   dak-     verluchtingsramen   die in het midden van het dakvlak worden aangebracht. 



   Een groot voordeel van dakverluchtingaramen die in het midden van het dakvlak worden   aangebracht,     ie   dat do vluchtings   mogelijkheden   van de betreffende serre aanzienlijk worden vergroot. Inderdaad zal, naargelang de windrichting en derge- lijke, de serre beter kunnen verlicht worden. 



   De dakverluchtingsramen volgens de huidige uitvinding hebben een zeer lichte en uiterst beweeglijke konstruktie als voorwerp die tegelijkertijd zeer   ekonomisch   en robuust ver- 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 wezenlijkt is 
De voornoemde dakverluohtingeramen volgens de uitvinding kunnen in het midden van het dakvlak aangebracht worden, waar- bij dit   laatste   zodanig is uitgevoerd dat men, op een bepaalde   hoogte   en over de ganse lengte van de serre, op   iedere ge"   schikte plaats een dakraam kan bevestigen en waarbij ieder dakraam zodanig gevormd is dat het op iedere geschikte   plaat*   van de voornoemde hoogte kan aangebracht worden. 



   Ten einde de kenmerken van de huidige uitvinding beter aan te tonen is   hierna,   als voorbeeld zonder enig beperkend 
 EMI2.1 
 karakter, een voorkeurdragende uitvoeringevorm beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen waarin: figuur 1 schematisch een gedeeltelijk dwarezicht weer- geeft van een serre die voorzien is van dakverlachtingsramen   volgens   de uitvinding; figuur 2 een vergroot detail weergeeft van het   gedeelte !   
 EMI2.2 
 dat in figuur 1 door F 2 ia weergegeven; figuur 3 een doorsnede ia volgens nl-111 van figuur' 211 figuur 4 een vergroot detail weergeeft van het gedeelte dat in figuur 1 door P 4 ils aangeduid;

   figuur 5 een vergroot   detail   weergeeft van het gedeelte      dat in figuur 1 door F5 is   aangeduid;   
 EMI2.3 
 figuur 6 sel doorsnede is volgens VI-'fI van figuur 5. 



  In figuur 1 is schematisch een halve serre weergegeven die hoofdzakelijk gevormd in door dakgebinten,1 die op regel- matige onderlinge afstanden op koloonren 3 zijn aangebracht. 



  Op deze gebinten zijn, op gekende wijze, gordingen 3. aange- bracht die do eigenlijke dakbedekking, in dit geval glaapane3a!J dragen. 



   Volgens de huidige uitvinding zijn in het midden   van , ,   het dakvlak, op welbepaalde onderlinge   afstanden,     dakramen   voorzien die als   verluchting   kunnen aangewend worden. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



   Ter plaatse van een dakraam 4 worden de zijliggers die dit raam zullen steunen, gevormd door de normale profielen 5 waarin het vastliggende   glas 4   gevat is door middel van elas- tische   profieletroken   7 die met het voornoemd   profiel .1   kunnen samenwerken. 



   Naar onder ie de steun voor het   raam!   gevormd door een profiel µ dat het vastliggend   glas 1   eveneene steunt en dat naar het bovenuiteinde voorzien ia van een elastische profiel- strook 9 
Naar de bovenrand van het   raam !   18 de steun ervan ge- vormd door een profiel   10.   Dit laatste is vast bevestigd op een   gording   3 bijvoorbeeld door middel van niet getoonde metaalsohroeven of bouten. Op dit profiel 10 rusten zijpro- fielen 11 die het vastliggend glas steunen en die gelijk- aardig zijn aan de voornoemde profielen.5. Het voornoemd glaa rust naar onder op een lip 12 van het profiel 10 en wordt door een   L-vormig   profiel 13 tegen het profiel 10 aangedrukt. 



     De   omlaag gerichte   flens   14 van het profiel 10 heeft een zodanige lengte dat het omgeplooid uiteinde 15 ervan in hetzelfde vlak ligt als het   omgeplooid   uiteinde 16 van het voornoemd profiel 8. Verder vertoont de flens 14 twee lipjes 17-18 die zodanig geplaatst zijn dat   zij,   respektievelijk, in hetzelfde vlak liggen van de lipjes 19-20 van het profiel 8 
Hierdoor bekomt men dat het glas 6 op de plaatsen waar geen dakraam 4 is voorzien, gewoon kan doorlopen tot   tussen   de lipjes 17-18 en   kan   rusten op de voornoemde lip 18 ter-   wijl.   ter plaatse van een dakraam, dit   glas µ   op het lipje 20 van het profiel µ zal rusten. 



   Naar het bovenuiteinde van de   flens   14 is in het pro- fiel 10 tenslotte nog een langse gleuf 21 voorzien die   oi-   lindrisch is uitgevoerd en waarvan de opening kleiner is f 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 dan de   doormeter   van de eigenlijke cilindrische gleuf. ' 
De voornoemde   profielen .2,   steunen naar het   onderuit-     @   einde, via een geschikt profiel 22 op de goot 23   @   
Het is vanzelfsprekend   dát   wanneer er over een   bepaalde   lengte geen   dakramen!   zijn voorzien,   de, naast   elkaar gelegen glaepanelen samen steunen op één profiel 5   respektievelijk   
11, zoals in figuur 6 is weergegeven. 



     @   De eigenlijke dakramen 4 worden gevormd door zijprofieles   ' die   hoofdzakelijk bestaan uit een vertikaal been 25   waar,    van het bovenuiteinde zodanig gevormd is dat het kan samen- werken met een elastische strook 7 en waarvan het onderuit- einde verbonden is met een horizontaal been 26. Dit laatste vertoont naar ieder uiteinde een vertikaal been, respektie- velijk 27 28, waarbij been 27 omlaag is gericht, terwijl ¯ been 28 omhoog ie gericht. 



   Het been 27 zal, wanneer het dakraam ± gesloten is op de onderliggende elastische   strook 2   drukken en alzo   een mer   goede afdichting vormen, terwijl het been 28 als   steun zal   dienen voor het glaspaneel 29 dat door de   voornoeme   elas-   tieche   stroken 1 wordt vastgedrukt op deze benen 28 
Naar het onderuiteinde van het dakraam rusten de pro-   fiolen   24 op een   profiel'3¯0   dat gevormd is door een eigenlijk draagvlak 31 voor de profielen 24 een opstaande steunwand 
32 en een omlaag gerichte verstevigingswand 33 Op de wand 
32 ia een lip 34 voorzien die als steun dient voor het glas 
29 waarbij dit glas bijkomend bevestigd is door een L-vormig profiel 35 dat, bijnorbeeld door middel van niet getoonde bouten,

   bevestigd wordt op de voornoemde wand 32 
Wanneer het dakraam 4 gesloten is rust het profiel 30 door middel van het draagvlak 31 op de voornoemde   strook   die op het profiel µ is aangebracht. 



   De bovenrand van het dakraam 1 is   gevormd   door een 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 
 EMI5.1 
 profiel 3 dat een liohaaa n vertoont dat naar der uiteinde voorzien Is van een flens, nDpekt1evel1k Ë-2t en dat eveneens voorzien ie van lippen 2*4, waarvan de 1*atstgo- noemde als vierde steun dient voor het glas 23. De voornoemde ±lens ,g dient als steun voor do voornoemde pro;Cie9.ea it. terwijl de flene Ja. naar boven toe, voorzien In van een ver- lenging die eindigt In een cilindrimoh gedeelte n waaruit een nagenoeg driehoekig gedeelte Al Is weBgeng....nen.

   Het cilin- drisch gedeelte past juist in de oilindrisohe groef ,, waar- bij de uitholling 44 toelaat het gedeelte 43 te   verwijderen   zonder het te verschuiven ten opzichte van de gleuf 21 De samenwerking van het   gedeelte ±   met de voornoemde gleuf 21 maakt het voorwerp uit van een ander ootrooi van dezelfde Aanvrager. 
 EMI5.2 
 



  Het eilindriech gedeelte !1 vormt de eoharnier voor het dakraam 4 
Wanneer het dakraam 4 gealoten ia rust het lichaam 37 van het profiel 36 tegen de   flens   14 van het profiel 10 
Door het aanwenden van de voornoemde profielen 24 30 
 EMI5.3 
 en l2 voor het dakraam samen met de profielon ± en JL8 a18 ateuwprofielen, bekomt men dat de alzo gevormde dakramen op om het even welke plaats, in de   lengteriohting   van do   aerre,   kunnen aangebracht worden. 



   Eveneens bekomt men volgens deze uitvoering een zeer stevige konstruktie die zeer lioht blijft en die volledig waterdicht ie verwezenlijkt. 



   De dakverluohtingsramen volgens de uitvinding zijn   geene   zins beperkt tot de weergegeven uitvoering doch kunnen in alle: -lei vormen en afmetingen verwezenlijkt worden zonder uit het kader der uitvinding te treden.

Claims

EISEN 1 Dakverluchtingsramen voor serren met het kenmerk dat zij nagenoeg in het midden van het dakvlak zijn *enge- bracht waarbij deze verluchtingsramen hoofdzakelijk bestaan uit twee. zijprofielen waarin het glas volledig wordt ge- steund; een onderrandprofiel dat het glas aan de onderrand bevestigt en een bovenradnprofile dat tegelijkertijd het glas bevestigt en soharnier vormt voor het dakraam, waarbij ieder ' dezer profielen voorzien is om samen te werken met profielen van de dakkonetruktie ten einde een volkomen afdichting te verkrijgen.

2.- Dakverluohtingeramen volgens eis 1, met het kenmerk dat ter plaatse van de bovenrand van het dakraam, over de ganse lengte van de serre een profiel is voorzien dat beves- tigd is met de nabijgelegen gording, waarbij dit profiel, enerzijds, voorzien ie om het bovenliggend glas te bevestigen, respektievelijk tegen te houden, en anderzijds voorzien is van middelen die toelaten de dakramen op iedere geschikte plaats scharnierbaar te verbinden met het voornoemde profiel en middelen die, op plaatsen waar geen dakraam wordt aange- bracht, het lagerliggend glas kunnen steunen, 3 Dakverluchtingsramen volgens eisen 1 en 2,

met het kenmerk dat naar de onderrand van ieder dakraam een profiel is voorzien dat als steun dient voor het dakraam en dat voor- zien is van steunmiddelen voor het lagarliggend glas.

4.- Dakverlubhtingsramen volgens één of meer der eisen 1 tot 3, met het kenmerk dat de zijsteunen voor het dakraam gevormd zijn door de normale dakprofielen' 5.- Dakverluohtingsramen volgens één of meer voorgaande eisen, met het kenmerk dat het eigenlijk dakraam gevormd ie door onderrandprofiel dat kan rusten op het voornoemd steun- profiel; een bovenrandprofiel dat voorzien is van scharnieren <Desc/Clms Page number 7> die kunnen samenwerken met het profiel dat over de ganse lengte van de serre loopt; twee zijprofielen en een glaspaneel dat steunt op de vier randen en aan de vier randen met de overeenstemmende profielen wordt verbonden.

6.- Dakverluchtingsramen volgens eis 5 met heken- merk dat het bovenrandprofiel gevormd ie door een lichaam dat aan de beide uiteinden voorzien is van flenzen en dat tussen deze flenzen voorzien is van lippen om het glas te steunen; waarbij één der voornoemde flenzen draagelement vormt voor de langae profielen van het dakraam en waarbij de andere flens voorzien is van de scharnierelementen 7.- Dakverluchtingsramen, volgens eis 5, met het ken-. merk dat het onderrandprofiel hoofdzakelijk gevormd is door een draagvlak en een ateunvlak voor de zijprofielen, waarbij het steunvlak voorzien is van een lip die als steun dient voor het glas, terwijl het draagvlak tevens als steun dient voor het dakraam.

8.- Dakverluchtingsramen volgens eis 7, met het kenmerk' dat het voornoemde steunvlak voorzien is van L-vormige bevesti gingselementen voor het glas.

9 Dakverluchtingspancel volgens eis 5, met het kenmerk dat ieder zijprofiel gevormd is door een vertikaal been dat naar boven is uitgevoerd om samen te werken met elastische bevestigigingsstroken oor het glas en waarvan het onderuit- einde verbonden is met een horizontaal been en naar ieder uiteinde van dit laatste een vertikaal been, waarvan één om- laag is gericht en kan steunen op de elastische bevestigings- strook van het naastliggende glaspaneel, terwijl het tweede omhoog is gericht en als steun dient voor het glas van het dak raam.

10.- Dakverluchtingsramen voor serren, hoofdzakelijk zoals voorafgaand beschreven en weergegeven in de bijgaande tekeningen