<Desc/Clms Page number 1>
De uitvinding heeft betrekking op een jasbeschermer voor een voer- tuig, in het bijzonder voor een fiets, die minstens één sectorvormige plaat bevat met daarop aan de binnenzijde ervan voorziene elementen ter bevestiging aan de rand van het spatbord.
Dergelijke jasbeschermers worden over het algemeen aan de rand van het spatbord bevestigd door verende elementen die op een of andere wijze van de rand van het spatbord weggeduwd worden wanneer de jasbeschermer van het spatbord moet afgenom,en worden. De bovenuiteinden van de verende elemen- ten zijn over het algemeen omgebogen en het gebeurt vaak dat het haakvormig omgebogen uiteinde van een bevestigingselement aan de rand van het spatbord blijft hangen wanneer men de jasbeschermer van dit spatbord wil afnemen.Dit nadeel komt voort uit het feit dat niet alle bevestigingsmiddelen terzelf- dertijd kunnen behandeld worden en dat ook een vrijgemaakt bevestigingsmid- del bij de bekende jasbeschermers nog ter hoogte van de rand van het spat- bord blijft zolang de andere bevestigingsmiddelen niet vrijgemaakt werden.
Bij sommige jasbeschermers worden de verende bevestigingselementen van de plaat afgedrukt.
Men kan evenwel slechts één verend bevestigingselement afzonderlijk afdrukken en vrijmaken. Wanneer men dit gedaan heeft voor de verschillende bevestigingselementen van een sectorvormige plaat, dan zijn inderdaad alle bevestignselementen vrij, maar hun haakvormig uiteinde komt nog ter hoogte van de rand van het spatbord. Een kleine vervorming van de sectorvormige plaat volstaat dan opdat een of meer van de haakvormige uiteinden nog om de rand van het spatbord zouden zitten en een gemakkelijke' afnemen van de sectorvormige plaat van de jasbeschermer onmogelijk zouden maken.
De uitvinding nu heeft in hoofdzaak tot doel deze nadelen van de bekende jasbeschermer te verhelpen.
Tot dit doel zijn de bovengenoemde elementen voorzien van een uitsteeksel, dat door de rand van het spatbord kan weerhouden worden, terwijl overigens een middel voorzien is om de elementen van buiten de plaat af zodanig te verdraaien, dat het uitsteeksel over de rand van het spatbord, en dus tot onder deze rand, komt.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding worden de genoemde elementen gevormd door plaatjes, terwijl het uitsteeksel gevormd wordt door een indeuking in het plaatje.
Doelmatig zit het plaatje vast op het uiteinde van een rivetje, dat door de sectorvormige plaat heengaat en aan de andere zijde een kop bezit waarmede het kan verdraaid worden.
In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van dezelfde uitvinding is om het rivetje tussen de plaat en het plaatje een elastisch onderlegschijfje aangebracht.
Andere voordelen en eigenschappen van de uitvinding zullen blijken uit de beschrijving van een jasbeschermer volgens de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en is niet beperkend voor de uitvinding; de verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde tekeningen.
Figuur 1 is een perspectivische voorstelling van een sectorvormige plaat van een jasbeschermer volgens de uitvinding.
Figuur 2 is een doorsnede volgens de lijn II-II uit figuur 1.
In de twee figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.
De jasbeschermer, die in de figuren voorgesteld werd, bestaat zoals de gewone jasbeschermers van deze soort, uit een sectorvormige plaat 1, die bij voorbeeld uit celluloid bestaat. De randen van deze sectorvor-
<Desc/Clms Page number 2>
mige plaat 1 zijn versterkt door een aluminiumbeslag 2. Onderaan aan de sectorvormige plaat is het gebruikelijk gestel 3 voor de bevestiging aan de as van het wiel bevestigd. Dit gestel wijkt niet af van de bekende gestellen van deze soort en maakt geen wezenlijk deel uit van de uitvinding. Ter bevestiging van de sectorvormige plaat aan de rand van het spatbord zijn plaatjes 4 voorzien aan de binnenzijde van de jasbeschermer.
Deze plaatjes 4 vertonen bovenaan een indeuking 5, die een uitsteeksel vormt dat boven de rand van het spatbord kan gebracht worden en door deze rand kan weerhouden worden. Elk plaatje 4 kan evenwel van aan de buitenzijde van de jasbeschermer verdraaid worden door middel van het rivetje 6. Dit rivetje 6 heeft een ronde doorsnede behalve op de plaats waar het bevestigd is aan het plaatje 4. Op deze plaats heeft zowel het rivetje als de opening in het plaatje 4 een veelhoekige doorsnede, zodanig dat na bevestiging het rivetje samen met het plaatje 4 draait. Een verdraaiing van rivetje 6 en van plaatje 4 wordt het best bewerkt door met een schroevedraaier de kop 7 van het rivetje, in welke kop een gleuf uitgespaard is, te verdraaien. Een vast plaatje 8 is solidair ten opzichte van sectorvormige plaat 1 en aluminiumbeslag 2 en dient enkel ter versterking.
Om het rivetje en tussen het plaatje 4 en de sectorvormige plaat 1 zit een elastisch onderlegschijfje 9. Men zal gemakkelijk inzien dat, wanneer het plaatje 4 de stand inneemt getekend-in figuur 1. de rand van het spatbord dan de jasbeschermer weerhoudt doordat de indeuking 5 op deze rand rust. Op een eenvoudige wijze kan men evenwel het plaatje 4 verdraaien, namelijk door met een schroevedraaier de kop 7 van het rivetje, en dus dit rivet- je 6 zelf en het plaatje 4, over 90 of zelfs over 1800 te verdraaien.
Het uitsteeksel 5 komt daarbij eerst over en dan onder de rand van het spatbord. Men kan aldus de verschillende bevestigingselementen, die gevormd worden door de afzonderlijke plaatjes 4, elk afzonderlijk vrijmaken, en er bestaat daarbij geen gevaar meer dat het uitsteeksel 5 nog aan de rand, van het spatscherm zal hechten, aangezien dit uitsteeksel hoegenaamd niet meer ter hoogte van deze rand voorkomt .
Het elastisch onderlegschijfje 9 zorgt voor een goede aansluiting van het plaatje 4 bij de sectorvormige plaat 1, maar laat toch een glijden van het uitsteeksel 5 over de rand van het spatbord toe.
De uitvinding is natuurlijk geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm en binnen het raam van de octrooiaanvrage kan aan de beschreven uitvoering menige verandering aangebracht worden o.m. wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onder- delen die voor het verwezenlijken van de uitvinding gebruikt worden.
Zo kan men bij voorbeeld het elastisch onderlegschijfje door een ander verend element, bij voorbeeld door een spiraalveertje, vervangen.