<Desc/Clms Page number 1>
WAPENINGSELEMENT VOOR BETON, IN HET BIJZONDER VOORGESPANNEN
BETON.
De uitvinding heeft in de eerste plaats betrekking op een wape- ningselement vcor beton, in het bijzonder voorgespannen beton.
Bij de vervaardiging van voorgespannen beton worden gewoonlijk wapeningselementen met een ronde dwarsdoorsnede gebruikt. Deze kunnen alleen tot een diameter van 4 mm, waarbij het doorsnede-oppervlak gelijk is aan het uitwendige oppervlak per lengte-eenheid, zonder verdere hulpverankeringsmid- delen kruipvrij worden gebruikte Een van de eenvoudigste en doelmatigste hulpverankeringsmiddelen is, de draad van schroefdraado Dit geeft echter een aanzienlijke vermindering van de effectieve doorsnede en geeft bovendien vrij veel materiaalverlies. hetgeen vooral bij gebruik van z.g.
hoogwaardig staal een belangrijke rol gaat spelen? dat de kosten van hoogwaardig staal tot normaal wapeningsstaal zich verhouden als ruim 6 : 1.
De- uitvinding beoogt thans aan deze bezwaren op eenvoudige wijze in hoge mate tegemoet te komen.
Volgens de uitvinding bezit het wapeningselement een vierkante of rechthoekige dwarsdoorsnede en is het ten minste bij de einden van dwars- groeven in de hoeken of in de smalle zijvlakken voorzien. Het is gebleken, dat een dergelijke plaatselijke-betrekkelijk sterke ruwing van het buitenop- pervlak van de wapeningselementen in de meeste gevallen een voldoende waar- borg tegen kruipen van de wapening, ook bij toepassing van hoge voorspannin- . gene kan geven, terwijl het verlies aan effectief doorsnede-oppervlak aan- zienlijk kan worden beperkto
Bij voorkeur worden de dwarsgroeven zodanig aangebracht,
dat zij delen van een schroefdraad vormen Hierdoor wordt verkregen. dat ook bij deze wapeningselementen het spannen op dezelfde eenvoudige wijze kan geschieden met behulp van moeren - uiteraard van passende lengte - als bij ronde van schroefdraad voorziene wapeningselementeno
<Desc/Clms Page number 2>
Ten einde de verankering en het aanbrengen van tussenliggende verankeringsorganen gemakkelijker en sneller mogelijk te maken, wordt doelma- tig voor de verankering aan de einden of op tussenliggende plaatsen een in hoofdzaak hulsvormig orgaan met een met de dwarsgroeven corresponderende in- wendige vertanding gebruikt,
die op ten minste twee diametraal tegenoverlig- gende plaatsen over een bepaalde hoekafstand ontbreekt. Hierdoor kunnen de verankeringsorganen in een bepaalde stand;, waarbij het wapeningselement in het gedeelte zonder vertandig ligt, willekeurig over het wapeningselement worden verschoven en op de gewenste plaats door verdraaiing over ongeveer een kwart slag worden vastgezeto De vertanding van het hulsvormige orgaan en van het wapeningselement behoeft geen schroefwinding te vormen, hoewel dit voorkeur verdient.
Voor wapeningselementen met een rechthoekige doorsnede kan het hulsvormige orgaan van vulstukken met passende uitwendige vertanding zijn voorzien, die het wapeningselement opsluiten, zodat het niet in dwarsrichting kan doorknikken. terwijl zij bij tussenverankeringen de eindvlakken vergro- ten.
Bij wapeningselementen met delen van een schroefwinding vormen- de dwarsgroeven is het hulsvormige orgaan doelmatig als moer met op ten min- ste twee diametraal tegenoverliggende plaatsen ontbrekende schroefdraad uit- gevoerde
De uitvinding omvat tevens bij een boven beschreven wapenings- element te gebruiken verankeringsorganen, die volgens de uitvinding worden gevormd door een in hoofdzaak hulsvormige eventueel als moer uitgevoerd, or- gaan met een met de dwarsgroeven van het wapeningselement corresponderende vertanding of schroefdraad, die op ten minste twee diametraal tegenoverlig- gende plaatsen over een bepaalde hoekafstand ontbreekto
De uitvinding omvat tevens de werkwijze voor het vervaardigen van gewapend beton, in het bijzonder voorgespannen beton,
waarbij volgens de uitvinding wapeningselementen worden gebruikt, die een vierkante of rechthoe- kige dwarsdoorsnede bezitten en vooraf ten minste bij de einden van dwarsgroe- ven in de hoeken of in de smalle zijvlakken zijn voorzien, die bij voorkeur delen van een schroefdraad vormen.
Voorts omvat de uitvinding de van de boven beschreven wapenings- elementen met bijbehorende verankeringsorganen voorziene of volgens de zo- juist beschreven methode vervaardigde voorwerpen of betonconstructies, meer in het bijzonder een voorgespannen heipaal met verwijderbare wapening, waar'bij de wapeningselementen door ruime kanalen zijn gevoerd en aan het punteinde zijn verankerd met een boven beschreven verankeringsorgaan, dat door middel van een veer bij ontspannen wapeningselement zodanig wordt gedraaid, dat het wapenings- element los in het verankeringsorgaan komt te liggen en van bovenaf kan wor- den uitgetrokken.,
Opgemerkt zij nog, dat wapeningselementen met een vierkante of rechthoekige,
in het bijzonder plat rechthoekige, dwarsdoorsnede op zichzelf bekend zijno Bij vierkante draad is het bovendien bekend om de verankering te verbeteren door de draad in de lengterichting te torderen, hetgeen echter voor hoge spanningen onvoldoende is, daar het het kruipen dan niet kan verhinderen., Voorts is het tot nog toe gebruikte gladde bandstaal eveneens alleen kruipvast zolang het uitwendige oppervlak per lengte-eenheid gelijk of doelmatig iets groter is dan het (effectieve) doorsnede-oppervlak.
De uitvinding zal hieronder aan de hand van de tekening nader wor- den toegelicht- Daarbij toont fig. 1 ter vergelijking een bekend wapeningselement met ronde dwarsdoorsnede, waarop schroefdraad is gesneden, in aanzicht en doorsnede, figo 2 een bandvormig wapeningselement met rechthoekige dwars- doorsnede volgens de uitvinding, in aanzicht en in doorsnede, en figo 3 een wapeningselement volgens de uitvinding met vierkante dwarsdoorsnede, in aanzicht en in doorsnede,
<Desc/Clms Page number 3>
figo 4 een span= en geleidingsinrichting voor platte bandvormi-.. ge wapeningselementen volgens de uitvinding, fig. 5 een eindaanzicht van het geleidingsorgaan, fig. 6 een doorsnede volgens de lijn VI-VI in fig.
4 van het ge- leidingsorgaan fig. 7 een toepassing van de uitvinding en fig. 8 een andere toepassing daarvan, figo 9 een eindverankering volgens de uitvinding, fig. 10 het spannen van een wapeningselement met behulp van de verankeringsorganen, fig. 11 een verankeringsorgaan in bovenaanzicht op grotere schaal. fig. 12 een voorgespannen heipaal met uitneembare wapening vol- gens de uitvinding, en fig. 13 de bij de heipaal volgens fig.
12 gebruikte onderring op grotere schaal,
In de figuren 1-3 zijn wapeningselementen 1, 2 et 3 met gelijke dwarsdoorsnede-oppervlakken., bij voorbeeld 100 mm2, weergegeven, die van dwarsgroeven 4,5 en 6 van 1 mm diepte in de vorm van schroefdraad zijn voor- zien. De schroefdraadgroeven hebben in doorsnede de vorm van een gelijkzij- dige driehoek- In fig. 1 bevindt zich de schroefdraad 4 noodzakelijkerwijs rondom de staaf 1. In fig. 2 is de schroefdraad 5 alleen in de smalle zij- vlakken van het bandvormige wapeningselement 2 aangebracht en in fig. 3 is de schroefdraad 6 alleen in de hoeken van de vierkante draad 3 gesneden.
Bij een doorsnede-oppervlak van 100 mm2 bezit' de ronde draad 1 een diameter van 11,3 mmo De doorsnede-afmetingen van de band 2 bedragen 50 x 2 mm en die van de staaf 3 bedragen 10 x 10 mm. Door het insnijden van de groeven treedt een verlies aan effectieve doorsnede op, zodat in fig. 1 een vermindering van de diameter van 11,3 tot 9,3 mm ontstaat, waardoor het effectieve doorsnede-op- pervlak van 100 mm2 tot 68 mm2 daalt;, dus een verlies ontstaat van 32%. Bij de band volgens figo 2 gaat verloren g 2 x 2 x 1 = 4 mm2 en bij de staaf vol- gens fig. 3 : 4 x 1 x-22 = 4 mm2; derhalve in beide gevallen slechts 4%.
De hoeveelheid ijzer;, meer in het bijzonder hoogwaardig staal, die bij het schroef- draadsnijden verloren gaat bedraagt bij de draad volgens fig. 1, wanneer aangeno- men wordt, dat de lijn evenwijdig aan de basis, die een gelijkzijdige driehoek in twee delen van gelijk oppervlak verdeelt, op ongeveer 3/10 van de hoogte vanaf de basis ligt (hetgeen bij benadering wel juist is), waardoor het mid- denvlak van de schroefdraad op een diameter van 10,7 mm komt te liggen :
#.10.7.1/2 #3. 5,75 = 168 mm3 per cm draadlengte, of wel 168 cm3 per 10 m, hetgeen een gewicht heeft van 1,30 kgo Bij de band volgens figo 2 is het aan- tal gangen per cmbandlengte eveneens 5,75 en ontstaat een materiaalverlies van 20201/2 #3. 5,75 = 19 mm3 per cm bandlengte. Bij de staaf volgens fig. 3 ontstaat een materiaalverlies van 40101/2 #3. 5,75 = 19 mm3 per cm staaflengte.
Het zal duidelijk zijn, dat de wapeningselementen volgens de figuren 2 en 3 aanmerkelijk gunstiger zijn dan die volgens figo 1, vooral wanneer hoogwaardig staal wordt gebruikte Daarbij komt dat de groeven volgens de uitvinding voor de practijk een alleszins voldoende verankering geven en dus in dit opzicht, vooral wanneer de groeven, zoals in de practijk gewoonlijk het geval is, over de gehele lengte zijn aangebracht. niet voor het bekende onderdoen. Men krijgt alleen;
, dat wanneer wapeningselementen volgens de figuren 2 en 3 door opdraai- en van moeren worden gespannen, aan de einden wat meer overslag aanwezig moet zijn. daar de gebruikte moeren aanzienlijk langer moeten zijn om de spankrach= ten veilig op de banden of staven over te brengeno
De figuren 4-6 .tonen het spannen van een uit twee banden 2 be- staande wapening met delen van een schroefdraad vormende dwarsgroeven 5 in de smalle zijvlakken.
De wapeningselementen reiken door uitsparingen in de @
<Desc/Clms Page number 4>
vormwand 7 naar buiten en zijn daar door spanners gevoerd, die bestaan uit een van twee sleuven 8 voorziene schijf 9, waarop een geleidingsspil 10 aan- sluit,\! die met de schijf een geheel vormt en van met de sleuven 8 in de schijf corresponderende zijdelings open sleuven 11 is voorzien. De gelei- dingsspil heeft een diameter die gelijk is aan of iets kleiner is dan de binnendiameter van de op banden te snijden schroefdraad en over de spil wordt een moer 12, grijpend in de schroefdraad van de banden opgeschroefd onder tussenvoeging van een kosgellsger 13.
Het snijden van de schroefdraadgroeven op de banden kan met dezelfde apparatuur geschieden. Alleen moet dan de moer worden vervangen door een snijmoer. De snijmoer kan mechanisch worden aangedreven en trekt dan de banden automatisch door.
Figo 7 toont een toepassing van de uitvinding, waarbij om een dubbel wapeningselement 2 volgens de figuren 4-6 nog op bepaalde plaatsen, in het bijzonder bij de einden, van inwendige schroefdraad voorziene moffen 14 zijn aangebracht om plaatselijk de verankering te versterken of te bor- gen
In fig. 8 is de toepassing van dergelijke moffen 14 bij het leggen van vloeren met behulp van verankeringsuitsparingen 15 weergegeven.
In alle gevallen kunnen de spanmiddelen later verwijderd en opnieuw gebruikt worden.
Op dezelfde wijze kan ook met wapeningselementen volgens fig. 3 worden gewerkt, of met enkele banden of met twee of meer direct op elkaar liggende of met tussenruimten liggende banden. Ook kunnen de banden voor samengestelde wapeningselementen met een onder druk en een onder trek ge- bracht deel worden gebruikt met dezelfde spanmiddelen. Men laat dan de drukelementen tegen de borst of borsten tussen de sleuven in de schijf van de spanner rusten- Het bij elkaar houden van de bundel lamellen kan met be- hulp van moffen plaatsvinden.,
Onder rechthoekige dwarsdoorsneden moeten ook in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsneden worden begrepen, zoals bij voorbeeld een band volgens figo 2 met afgeronden hoeken.
In de figuren 9-11 is 16 een gedeelte van een betonvoorwerp of -constructie met een in een kanaal 17 liggende bandvormig wapeningsele- .ment 2 met rechthoekige dwarsdoorsnede en delen van een schroefwinding vormende vertanding 5 in de smalle zijvlakken. Het wapeningselement is aan de einden onder trekspanning verankerd met behulp van een moer 12, waarvan de schroefdraad op twee tegenoverliggende plaatsen 18 ontbreekt, bij voor- beeld weggestoken is, zodat de moer in een stand waarbij het wapeningsele- ment in de schroefdraaduitsparingen 18 ligt, vrij over het wapeningselement verschuifbaar is en door verdraaiing van ongeveer een kwart slag kan worden vastgezet. Het spannen geschiedt door middel van een dubbele vijzel 19 en twee moeren 12.
Eerst wordt de bovenste moer vastgezet, waarna de vijzel in werking wordt gesteld en het wapeningselement wordt gespannen. Is de ver- eiste spanning bereikt, dan laat men de onderste en eigenlijke verankerings- moer op zijn plaats zakken en zet haar door verdraaiing vast. Daarna kan de vijzel teruggesteld en de bovenste moer verwijderd worden. Het uitstekende einde van het wapeningselement kan afgesneden worden, doch kan ook met voor- deel gehandhaafd worden en bij voorbeeld worden opgevouwen of opgerold en met bitumen of op andere wijze tegen corrosie wordt beschermd, waardoor de mogelijkheid ontstaat om de wapening te controleren of uit te wisselen of te verzwaren wanneer het nodig mocht blijken.
Bij gebruik van zeer dunne bandvormige wapeningselementen kan de moer nog van vulstukken 20 zijn voor- zien, die uitwendig van schroefdraad zijn voorzien en het wapeningselement tegen door knikken in dwarsrichting borgen.
De moeren kunnen ook als hulpverankeringsorgaan op tussenlig- gende plaatsen aan de wapeningselementen worden aangebracht en dan als hulsvormige organen zonder zeskant zijn uitgevoerd. Daarbij kunnen de vulstukken tevens dienen om de eindvlakken te vergroten., De vulstukken kunnen
<Desc/Clms Page number 5>
echter bij bandstaalelementen met een dikte van 2 mm of meer en niet al te, grote breedte zonder gevaar worden weggelaten, zoals proeven hebben aange- toonde
De heipaal volgens de figuren 12 en 13 bezit een hol cylin- drisch lichaam 21, waarin, zoals uit fig.
13 blijkt, een aantal rechthoe- kige kanalen 22 zijn uitgespaard, waar wapeningselementen 2 met rechthoeki- - ge doorsnede doorheen zijn gevoerde De wapeningselementen zijn aan het bo- veneinde van de paal door een eindplaat 23 gevoerd, waarin de verankerings- organen 12 liggen, die weer als moeren of hulzen met op twee plaatsen onder- broken schroefdraad of vertanding zijn uitgevoerd. Op de eindplaat staat een vijzel 24 met bovenplaat 25, waarop de hulpverankeringsorganen 26 rus- ten. Aan het ondereinde zijn weer moeren 27 als verankeringsorganen aange- bracht, doch deze zijn met een schroefveer 28 bovendien met de onderring 29 verbonden.
De veren 28 trachten de moeren of verankeringsorganen 27 zo- danig te draaien, dat het wapeningselement in de schroefdraaduitsparing 18 komt te liggeno Aan het begin van de spanbewerking worden deze verankerings- organen uit hun ruststand gedraaid, waarna zij door de spanning in de wape- ningselementen in hun werkzame stand worden vastgehouden.
<Desc / Clms Page number 1>
REINFORCEMENT ELEMENT FOR CONCRETE, ESPECIALLY PRE-STRETCHED
CONCRETE.
The invention primarily relates to a reinforcing element for concrete, in particular prestressed concrete.
In the manufacture of prestressed concrete, reinforcing elements with a circular cross section are usually used. These can only be used up to a diameter of 4 mm, where the cross-sectional area is equal to the external surface per unit length, without any further auxiliary anchoring means creep-free. One of the simplest and most effective auxiliary anchoring means is the thread of screw thread. a considerable reduction of the effective cross-section and, moreover, causes quite a lot of material loss. which especially when using so-called
high-quality steel will play an important role? that the cost of high-strength steel to normal reinforcing steel is more than 6: 1.
The present invention aims at meeting these drawbacks to a large extent in a simple manner.
According to the invention, the reinforcing element has a square or rectangular cross-section and is provided at least at the ends with transverse grooves in the corners or in the narrow side surfaces. It has been found that such a locally relatively strong roughening of the outer surface of the reinforcement elements in most cases provides a sufficient guarantee against creep of the reinforcement, also when high prestressing is used. gene, while the loss of effective cross-sectional area can be significantly reduced
The transverse grooves are preferably arranged in such a way that
that they form parts of a screw thread. This is obtained. that for these reinforcement elements too, tensioning can be done in the same simple manner with the aid of nuts - of course of suitable length - as for round threaded reinforcement elements.
<Desc / Clms Page number 2>
In order to make the anchoring and the fitting of intermediate anchoring members easier and faster, it is advantageous to use a substantially sleeve-shaped member with an internal toothing corresponding to the transverse grooves for the anchoring at the ends or at intermediate locations.
which is missing in at least two diametrically opposite places by a given angular distance. As a result, the anchoring members can be moved arbitrarily over the reinforcing element in a certain position, in which the reinforcement element is located in the part without teeth, and be fixed at the desired location by rotation about a quarter of a turn. The teeth of the sleeve-shaped element and of the reinforcement element. need not form a screw turn, although this is preferred.
For reinforcing elements with a rectangular cross-section, the sleeve-shaped member can be provided with shims with suitable external toothing, which lock the reinforcing element so that it cannot buckle in the transverse direction. while they enlarge the end faces in intermediate anchors.
In the case of reinforcement elements with transverse grooves forming parts of a screw winding, the sleeve-like member is conveniently designed as a nut with missing threads at at least two diametrically opposite positions.
The invention also comprises anchoring members to be used with the above-described reinforcement element, which according to the invention are formed by a substantially sleeve-shaped, optionally designed as a nut, with a toothing or screw thread corresponding to the transverse grooves of the reinforcement element, which, at least, at least two diametrically opposite places over a certain angular distance is missing
The invention also includes the method of manufacturing reinforced concrete, in particular prestressed concrete,
wherein according to the invention reinforcement elements are used which have a square or rectangular cross-section and are previously provided at least at the ends with transverse grooves in the corners or in the narrow side faces, which preferably form parts of a screw thread.
The invention further comprises objects or concrete structures provided with the above described reinforcement elements with associated anchoring members or manufactured by the method just described, more particularly a prestressed pile with removable reinforcement, the reinforcement elements being passed through wide channels. and are anchored at the tip end with an anchoring member described above, which is rotated by means of a spring when the reinforcement element is relaxed so that the reinforcement element lies loosely in the anchoring member and can be pulled out from above.
It should also be noted that reinforcement elements with a square or rectangular,
in particular flat rectangular, cross-section known per se. In the case of square wire, it is also known to improve the anchoring by twisting the wire in the longitudinal direction, which is, however, insufficient for high tensions, as it cannot prevent creep then. Furthermore, the smooth strip steel used so far is also only creep-resistant as long as the external surface per unit length is equal or expediently slightly larger than the (effective) cross-sectional area.
The invention will be explained in more detail below with reference to the drawing. Fig. 1 shows, for comparison, a known reinforcing element with round cross-section, on which screw thread has been cut, in view and cross-section, fig. 2 shows a band-shaped reinforcing element with rectangular cross-section. according to the invention, in view and in cross-section, and Fig. 3 shows a reinforcement element according to the invention with square cross-section, in elevation and in cross-section,
<Desc / Clms Page number 3>
4 shows a tensioning and guiding device for flat band-shaped reinforcing elements according to the invention, FIG. 5 an end view of the guiding member, FIG. 6 a cross-section along the line VI-VI in FIG.
Fig. 4 shows an application of the invention, Fig. 8 shows another application thereof, Fig. 9 shows an end anchorage according to the invention, Fig. 10 tensioning of a reinforcing element with the aid of the anchoring elements, Fig. 11 an anchoring element in plan view on a larger scale. Fig. 12 shows a prestressed pile with removable reinforcement according to the invention, and Fig. 13 shows the pile according to fig.
12 used bottom ring on a larger scale,
In Figures 1-3, reinforcement elements 1, 2 and 3 with equal cross-sectional areas, for example 100 mm 2, are shown, which are provided with transverse grooves 4,5 and 6 of 1 mm depth in the form of screw threads. The threaded grooves have the shape of an equilateral triangle in cross-section. In fig. 1 the screw thread 4 is necessarily located around the rod 1. In fig. 2 the screw thread 5 is arranged only in the narrow side surfaces of the band-shaped reinforcing element 2. and in Fig. 3 the screw thread 6 is cut only in the corners of the square thread 3.
With a cross-sectional area of 100 mm 2, the round wire 1 has a diameter of 11.3 mm. The cross-sectional dimensions of the band 2 are 50 x 2 mm and those of the rod 3 are 10 x 10 mm. Cutting the grooves results in a loss of effective cross-section, so that in Fig. 1 a reduction of the diameter from 11.3 to 9.3 mm results, whereby the effective cross-sectional area decreases from 100 mm2 to 68 mm2. , so a loss of 32% arises. With the tape according to Fig. 2, g is lost 2 x 2 x 1 = 4 mm 2 and with the bar according to Fig. 3: 4 x 1 x-22 = 4 mm 2; therefore only 4% in both cases.
The amount of iron, more particularly high strength steel, which is lost in threading is in the wire of FIG. 1, assuming that the line parallel to the base dividing an equilateral triangle in two of equal area, about 3/10 of the height from the base (which is approximately correct), bringing the center plane of the thread to a diameter of 10.7 mm:
# .10.7.1 / 2 # 3. 5.75 = 168 mm3 per cm of wire length, or 168 cm3 per 10 m, which has a weight of 1.30 kg. With the belt according to Fig. 2, the number of passes per belt length is also 5.75 and a material loss of 20201/2 # 3. 5.75 = 19 mm3 per cm of strap length. With the rod according to fig. 3 a material loss of 40101/2 # 3 results. 5.75 = 19 mm3 per cm of bar length.
It will be clear that the reinforcement elements according to Figures 2 and 3 are considerably more favorable than those according to Figure 1, especially when high-strength steel is used. In addition, the grooves according to the invention provide an entirely adequate anchoring for practice and thus in this respect. especially when the grooves are provided along their entire length, as is usually the case in practice. not inferior to the known. One only gets;
that when reinforcement elements according to Figures 2 and 3 are tensioned by turning nuts, some more overlap must be present at the ends. as the nuts used must be significantly longer to transfer the tension forces safely to the tires or bars o
Figures 4-6 show the tensioning of a reinforcement consisting of two bands 2 with parts of threaded transverse grooves 5 in the narrow side surfaces.
The reinforcement elements extend through recesses in the @
<Desc / Clms Page number 4>
mold wall 7 to the outside and are passed there through tensioners which consist of a disc 9 provided with two slots 8, to which a guide spindle 10 connects. which is integral with the disc and is provided with laterally open slots 11 corresponding to the slots 8 in the disc. The guide spindle has a diameter equal to or slightly less than the inner diameter of the thread to be cut on tires and a nut 12, engaging in the threads of the tires, is screwed over the spindle with the interposition of a kosgellsger 13.
Cutting the thread grooves on the tires can be done with the same equipment. Only then the nut must be replaced by a cutting nut. The cutting nut can be driven mechanically and then automatically pulls the straps through.
Fig. 7 shows an application of the invention, in which, around a double reinforcement element 2 according to Figs. 4-6, internally threaded sleeves 14 are provided at certain locations, in particular at the ends, in order to locally strengthen or drill the anchoring. - gene
Fig. 8 shows the use of such sleeves 14 in the laying of floors with the aid of anchoring recesses 15.
In all cases the lashings can be removed and reused later.
In the same way, it is also possible to work with reinforcement elements according to Fig. 3, or with single bands or with two or more bands lying directly on top of one another or with spaces in between. Also, the bands for composite reinforcement elements having a compressed and a tensioned part can be used with the same tensioning means. The pressure elements are then allowed to rest against the breast or breasts between the slots in the disc of the tensioner. Keeping the bundle of slats together can take place with the aid of sleeves.
Rectangular cross-sections should also be understood to include substantially rectangular cross-sections, such as, for example, a tire according to FIG. 2 with rounded corners.
In Figs. 9-11, 16 is a portion of a concrete object or structure having a band-like reinforcing element 2 of rectangular cross-section located in a channel 17 and parts of a helical coil forming toothing 5 in the narrow side faces. The reinforcing element is anchored at the ends under tension by means of a nut 12, the threads of which are missing in two opposite places 18, for example tucked away, so that the nut is in a position where the reinforcing element lies in the threaded recesses 18, is freely slidable over the reinforcement element and can be fixed by turning it by about a quarter of a turn. Tensioning is done by means of a double auger 19 and two nuts 12.
First, the top nut is tightened, after which the jack is activated and the reinforcing element is tensioned. When the required tension is reached, the lower and actual anchoring nut is lowered into position and tightened by turning. Then the auger can be reset and the top nut removed. The protruding end of the reinforcing element can be cut off, but can also be advantageously maintained and, for example, be folded or rolled up and protected against corrosion with bitumen or other means, thus creating the possibility of checking or extending the reinforcement. change or increase it if necessary.
When very thin band-shaped reinforcing elements are used, the nut can also be provided with fillers 20 which are externally threaded and which secure the reinforcing element against buckling in the transverse direction.
The nuts can also be arranged as an auxiliary anchoring element at intermediate locations on the reinforcement elements and then be designed as sleeve-shaped elements without hexagon. The fillers can herein also serve to enlarge the end surfaces
<Desc / Clms Page number 5>
However, in the case of strip steel elements with a thickness of 2 mm or more and not too great a width, are omitted without danger, as tests have shown.
The pile of FIGS. 12 and 13 has a hollow cylindrical body 21 in which, as shown in FIG.
13, a number of rectangular channels 22 have been recessed, through which reinforcement elements 2 of rectangular cross-section are passed. The reinforcement elements are passed at the top end of the post through an end plate 23, in which the anchoring members 12 lie, which in turn are designed as nuts or sleeves with screw threads or teeth which are interrupted at two places. On the end plate is a jack 24 with top plate 25 on which the auxiliary anchoring members 26 rest. At the lower end, nuts 27 are again arranged as anchoring members, but these are additionally connected to the lower ring 29 by means of a coil spring 28.
The springs 28 attempt to rotate the nuts or anchoring members 27 so that the reinforcing element comes to rest in the threaded recess 18. At the beginning of the tensioning operation, these anchoring members are rotated out of their rest position, after which, by the tension in the reinforcement elements are held in their operative position.