BE1030507A1 - Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie - Google Patents

Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie Download PDF

Info

Publication number
BE1030507A1
BE1030507A1 BE20235422A BE202305422A BE1030507A1 BE 1030507 A1 BE1030507 A1 BE 1030507A1 BE 20235422 A BE20235422 A BE 20235422A BE 202305422 A BE202305422 A BE 202305422A BE 1030507 A1 BE1030507 A1 BE 1030507A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
solar energy
mobile
frame
module
flank
Prior art date
Application number
BE20235422A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1030507B1 (nl
Inventor
Christophe Joanna André Schepens
Mathijs Saman
Original Assignee
Real Verhuur Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Real Verhuur Nv filed Critical Real Verhuur Nv
Publication of BE1030507A1 publication Critical patent/BE1030507A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1030507B1 publication Critical patent/BE1030507B1/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24SSOLAR HEAT COLLECTORS; SOLAR HEAT SYSTEMS
    • F24S20/00Solar heat collectors specially adapted for particular uses or environments
    • F24S20/50Rollable or foldable solar heat collector modules
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24SSOLAR HEAT COLLECTORS; SOLAR HEAT SYSTEMS
    • F24S25/00Arrangement of stationary mountings or supports for solar heat collector modules
    • F24S25/70Arrangement of stationary mountings or supports for solar heat collector modules with means for adjusting the final position or orientation of supporting elements in relation to each other or to a mounting surface; with means for compensating mounting tolerances
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02SGENERATION OF ELECTRIC POWER BY CONVERSION OF INFRARED RADIATION, VISIBLE LIGHT OR ULTRAVIOLET LIGHT, e.g. USING PHOTOVOLTAIC [PV] MODULES
    • H02S10/00PV power plants; Combinations of PV energy systems with other systems for the generation of electric power
    • H02S10/40Mobile PV generator systems
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02SGENERATION OF ELECTRIC POWER BY CONVERSION OF INFRARED RADIATION, VISIBLE LIGHT OR ULTRAVIOLET LIGHT, e.g. USING PHOTOVOLTAIC [PV] MODULES
    • H02S20/00Supporting structures for PV modules
    • H02S20/30Supporting structures being movable or adjustable, e.g. for angle adjustment
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02SGENERATION OF ELECTRIC POWER BY CONVERSION OF INFRARED RADIATION, VISIBLE LIGHT OR ULTRAVIOLET LIGHT, e.g. USING PHOTOVOLTAIC [PV] MODULES
    • H02S20/00Supporting structures for PV modules
    • H02S20/30Supporting structures being movable or adjustable, e.g. for angle adjustment
    • H02S20/32Supporting structures being movable or adjustable, e.g. for angle adjustment specially adapted for solar tracking
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02SGENERATION OF ELECTRIC POWER BY CONVERSION OF INFRARED RADIATION, VISIBLE LIGHT OR ULTRAVIOLET LIGHT, e.g. USING PHOTOVOLTAIC [PV] MODULES
    • H02S30/00Structural details of PV modules other than those related to light conversion
    • H02S30/20Collapsible or foldable PV modules
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24SSOLAR HEAT COLLECTORS; SOLAR HEAT SYSTEMS
    • F24S25/00Arrangement of stationary mountings or supports for solar heat collector modules
    • F24S2025/01Special support components; Methods of use
    • F24S2025/013Stackable support elements
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02EREDUCTION OF GREENHOUSE GAS [GHG] EMISSIONS, RELATED TO ENERGY GENERATION, TRANSMISSION OR DISTRIBUTION
    • Y02E10/00Energy generation through renewable energy sources
    • Y02E10/40Solar thermal energy, e.g. solar towers
    • Y02E10/47Mountings or tracking
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02EREDUCTION OF GREENHOUSE GAS [GHG] EMISSIONS, RELATED TO ENERGY GENERATION, TRANSMISSION OR DISTRIBUTION
    • Y02E10/00Energy generation through renewable energy sources
    • Y02E10/50Photovoltaic [PV] energy

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Sustainable Development (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Sustainable Energy (AREA)
  • Thermal Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Photovoltaic Devices (AREA)

Abstract

Er wordt een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie verschaft die geschikt is om deel uit te maken van een mobiele werk- of leefruimte. De module omvat één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie en een frame om deze één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie vast te houden. Het frame definieert een volume. De één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie zijn verplaatsbaar bevestigd aan het frame, de één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie zijn verplaatsbaar tussen ten minste een eerste en een tweede positie. De één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie zijn, indien in hun eerste positie, omsloten binnen het volume. Het volume is een prisma omvattende ten minste drie hoekpunten aan de bovenzijde van het prisma en drie hoekpunten aan de onderzijde van het prisma, waarbij ten minste één hoekpunt aan de bovenzijde van het prisma is voorzien van een hefmiddel.

Description

EEN MOBIELE MODULE VOOR HET OPVANGEN VAN ZONNE-ENERGIE
Toepassingsgebied van de uitvinding
[01] De onderhavige uitvinding heeft over het algemeen betrekking op mobiele modules voor het opvangen van zonne-energie voor gebruik als deel van een verplaatsbare werk- en/of leefruimte.
Achtergrond van de uitvinding
[02] Verplaatsbare werk- en/of leefruimtes zijn bekend, en omvatten gewoonlijk één of een veelheid aan bouwmodules. Dergelijke modules worden naast en/of bovenop elkaar gerangschikt om een verplaatsbare werk- en/of leefruimte te verschaffen, bijv. voor tijdelijke huisvesting, als tijdelijke kantoren op bouwplaatsen, en voor vele andere toepassingen.
[03] Een voorbeeld van een dergelijke bouwmodule is beschreven in
DE202009002015U1.
[04] Het worden steeds moeilijker, zo niet onmogelijk, om te voldoen aan de veiligheids- en milieuvoorschriften voor dergelijke tijdelijke werk- en/of leefruimtes, zoals de EPB-wetgeving. Met name moeten de tijdelijke werk- en/of leefruimtes zo energieneutraal mogelijk zijn.
Samenvatting van de uitvinding
[05] Het is een doel van sommige uitvoeringsvormen van de uitvinding om verplaatsbare werk- en/of leefruimtes te verschaffen die kunnen voldoen aan de huidige veiligheids- en milieuvoorschriften, zoals BEN (“bijna-energieneutraal”) in
België. Het is een doel van sommige uitvoeringsvormen van de uitvinding om een verplaatsbare werk- en/of leefruimte te verschaffen met een verbeterde energie- onafhankelijkheid, d.w.z. met een ruimte die energieneutraler is. Het is een doel van de uitvinding om mobiele modules voor het opvangen van zonne-energie te verschaffen, die geschikt zijn om deel uit te maken van dergelijke verplaatsbare werk- en/of leefruimtes, waarbij de modules makkelijk en/of veiliger kunnen worden vervoerd, en/of makkelijk, snel en/of veiliger kunnen worden geïnstalleerd.
[06] Volgens een eerste aspect wordt een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie verschaft die geschikt is om deel uit te maken van een mobiele werk- of leefruimte. De module omvat één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie en een frame om deze één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie vast te houden. Het frame definieert een volume. De één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie zijn verplaatsbaar bevestigd aan het frame, de één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne- energie zijn verplaatsbaar tussen ten minste een eerste en een tweede positie. De één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie zijn, indien in hun eerste positie, omsloten binnen het volume. Het volume is een prisma omvattende ten minste drie hoekpunten aan de bovenzijde van het prisma en drie hoekpunten aan de onderzijde van het prisma, waarbij ten minste één hoekpunt aan de bovenzijde van het prisma is voorzien van een hefmiddel.
[07] De één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie zijn omsloten binnen het volume dat door het frame wordt gedefinieerd, wat betekent dat het bovenste oppervlak of het bovenste punt van de één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie lager zijn gepositioneerd dan het topvlak dat door de bovenkant van het frame wordt gedefinieerd. Het onderste oppervlak of het laagste punt van de één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie is hoger gepositioneerd dan het bodemvlak dat door de onderkant van het frame wordt gedefinieerd. De één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie zijn omsloten binnen het volume dat door het frame wordt gedefinieerd, wat betekent dat de één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie in het frame passen.
[08] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de mobiele module voor het opvangen van zonne-energie ten minste twee eenheden voor het opvangen van zonne-energie omvatten, bijv. 3, 4, 5, 6 of zelfs meer eenheden voor het opvangen van zonne-energie, die, facultatief gelijkmatig, zijn verdeeld over de bovenzijde van het volume dat door het frame wordt gedefinieerd. De ten minste twee eenheden voor het opvangen van zonne-energie, bijv. 3, 4, 5, 6 of zelfs meer eenheden voor het opvangen van zonne-energie kunnen allemaal coplanair zijn indien gepositioneerd in hun eerste positie. De ten minste twee eenheden voor het opvangen van zonne-
energie, bijv. 3, 4, 5, 6 of zelfs meer eenheden voor het opvangen van zonne-energie kunnen allemaal lineair aangrenzend naast elkaar zijn uitgelijnd, of matrix-achtig zijn uitgelijnd, waarbij één eenheid aan andere eenheden grenst. Wanneer alle eenheden voor het opvangen van zonne-energie in hun eerste positie zijn gepositioneerd, zijn Zij allemaal samen omsloten binnen genoemd volume. Bij voorkeur maken aangrenzende eenheden geen contact met elkaar.
[09] Wanneer meerdere frames, elk omvattende één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie, bovenop elkaar zijn gestapeld, zullen de eenheden voor het opvangen van zonne-energie van verschillende modules geen contact maken met elkaar. Door meerdere van dergelijke frames, dus mobiele modules voor het opvangen van zonne-energie, te stapelen, kunnen de eenheden voor het opvangen van zonne-energie van verschillende aangrenzende mobiele één of meerdere modules voor het opvangen van zonne-energie op aanhangwagens worden gestapeld om de stapel modules te vervoeren, met beperkt of zelfs geen risico dat de eenheden voor het opvangen van zonne-energie tijdens het stapelen en het vervoer met elkaar in contact komen.
[10] De één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie kunnen in een tweede positie worden gebracht, waarin bij voorkeur de één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie schuin staan ten opzichte van het bovenvlak dat wordt gedefinieerd door de bovenkant van het frame. Als zodanig kunnen de één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie het invallende zonlicht efficiënter opvangen en omzetten in zonne-energie, zoals elektrische stroom via fotovoltaïsche cellen of verwarmde vloeistof, zoals verwarmde glycol, zoals propyleenglycol, of verwarmde waterige vloeistof met antivriesadditief, gebruikt om water te verwarmen in een zonneboiler.
[11] De mobiele module voor het opvangen van zonne-energie kan meer dan één, zoals een veelheid aan, eenheden voor het opvangen van zonne-energie omvatten.
Deze eenheden voor het opvangen van zonne-energie kunnen soortgelijk of zelfs identiek aan elkaar zijn.
[12] Volgens sommige uitvoeringsvormen kunnen één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie één of meerdere fotovoltaïsche modules omvatten.
De één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie kunnen elk een fotovoltaïsche module zijn. Elke fotovoltaïsche module kan één of meerdere fotovoltaïsche cellen omvatten, ook zonnecellen of PV-zonnecellen genoemd. Deze fotovoltaïsche modules kunnen soortgelijk of zelfs identiek aan elkaar zijn. De fotovoltaïsche cellen en fotovoltaïsche modules kunnen deel uitmaken van een fotovoltaïsch systeem, voorts omvattende een stroomopslag of batterij. De verschillende fotovoltaïsche cellen van elke fotovoltaïsche module kunnen elektrisch gekoppeld of geschakeld zijn, zoals bekend in de stand van de techniek. Ook de verschillende fotovoltaïsche modules kunnen elektrisch gekoppeld of geschakeld zijn, zoals bekend in de stand van de techniek.
[13] De één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie kunnen één of meerdere zonnecollectoren omvatten voor het verwarmen van vloeistof door zonlicht. De één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie kunnen elk een zonnecollector voor het verwarmen van vloeistof door zonlicht zijn. De één of meerdere zonnecollectoren kunnen deel uitmaken van een zonneboiler of waterverwarmer op zonne-energie. Deze zonnecollectoren kunnen soortgelijk of zelfs identiek aan elkaar zijn.
[14] Volgens sommige uitvoeringsvormen heeft het volume een boven- en een onderzijde. De zijde van de eenheid of eenheden die zonne-energie opvangt, is bij voorkeur weg van de boven- en onderzijde gericht wanneer genoemde eenheid zich in de eerste positie bevindt.
[15] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het volume een cilinder zijn, zoals een rechthoekige cilinder, zijnde een vast object met twee identieke platte uiteinden met een gebogen omtrek en één gebogen zijde tussen genoemde platte uiteinden.
[6] Het volume, d.w.z. het volume gedefinieerd door het frame, bij voorkeur door het profiel van het frame, kan een prisma zijn. Een prisma is een veelvlak omvattende een basis- of bodemvlak als een veelhoek met n zijden, een tweede basis- of bovenzijde waarop een translatie is uitgevoerd (op rigide wijze bewogen zonder rotatie) en een kopie is van het eerste, en n andere zijden, zijnde zijvlakken, noodzakelijkerwijs allemaal parallellogrammen, die overeenkomstige zijden van de twee basisvlakken verbinden. De twee basissen bestaan elk uit n hoekpunten, waarbij elk hoekpunt van de ene basis is gekoppeld aan, d.w.z. verbonden met, een overeenkomstig hoekpunt van de andere basis door middel van een rand.
[17] Dit volume kan een rechthoekig prisma zijn, omvattende ten minste drie hoekpunten aan de bovenzijde van het prisma en drie hoekpunten aan de onderzijde van het prisma.
[18] Een rechthoekig prisma is een prisma waarvan de aangrenzende randen en vlakken loodrecht op de basisvlakken, d.w.z. de bovenzijde en de onderzijde, staan.
[19] Ten minste één hoekpunt aan de bovenzijde van het prisma kan worden voorzien van een hefmiddel.
[20] Het hefmiddel kan zich aan de binnenzijde van het frame bevinden, d.w.z. naar binnen gericht in het volume dat door het frame wordt gedefinieerd.
[21] Facultatief zijn ten minste twee of drie hefmiddelen verschaft, en bij voorkeur in twee of drie hoekpunten aan de bovenzijde van het prisma. De hefmiddelen staan niet in contact met, en zijn dus vrij van contact met, de eenheid of eenheden voor het opvangen van zonne-energie van de mobiele module voor het opvangen van zonne- energie die bovenop de mobiele module voor het opvangen van zonne-energie is geplaatst waarvan de hefmiddelen deel uitmaken.
[22] Bij voorkeur zijn aan de onderzijde van het volume een lege ruimte of lege ruimtes verschaft en aangepast voor het ontvangen van alle hefmiddelen van een identieke module die onder de module is geplaatst.
[23] Bij voorkeur zijn alle hoekpunten aan de bovenzijde van het prisma voorzien van een hefmiddel. Alle hefmiddelen kunnen soortgelijk of zelfs identiek zijn.
[24] Het hefmiddel kan verschaft zijn als een haak van een stang, zoals een haak verschaft uit een metalen stang, zoals staal. Als alternatief kan het hefmiddel een plaat zijn, zoals een metalen plaat, bijv. staal, in dewelke ten minste één, zoals één opening, een oog, is aangebracht. Het hefmiddel kan verschaft zijn als een vin die zich boven het frame uitstrekt, waarbij het vlak van de vin ongeveer loodrecht staat, bijv. loodrecht op de bovenzijde. Het hefmiddel kan verschaft zijn als een vin die zich boven het frame uitstrekt, waarbij de vin de hoek van het frame waaraan hij is verbonden doormidden snijdt.
[25] De bovenzijde van de vin kan verschaft zijn als een geleidingscurve, die is aangepast om het frame, bijv. hoekpunten van een frame dat boven het frame wordt gepositioneerd, naar de overeenkomstige positie op het frame te geleiden, wanneer twee modules bovenop elkaar worden geplaatst. De geleidingscurve kan een ononderbroken lijn zijn, die vanaf het hoogste punt van het hefmiddel continu in hoogte afneemt naar het frame waarmee het hefmiddel is verbonden. Dit vergemakkelijkt het positioneren van identieke of soortgelijke modules in een gestapelde configuratie. Het hefmiddel van de onderste module, dat zelf werd gebruikt om deze onderste module te heffen, zal het frame van de aangrenzende bovenste module ontvangen en de hoekpunten van de onderkant van het frame, en dus de module, naar de gestapelde positie van deze tweede module op de onderste module geleiden, en dit zonder tussenkomst van een arbeider. Zodra de modules gestapeld zijn, draagt het hefmiddel bij tot de stabiliteit van de stapel modules. Dergelijke hefmiddelen vergemakkelijken het stapelen van meerdere mobiele modules voor het opvangen van zonne-energie, bijv. op een aanhangwagen voor transport.
[26] Het liefst is het volume een rechthoekige cuboïde. Bij voorkeur heeft de rechthoekige cuboïde, d.w.z. een cuboïde met een boven- en onderzijde die een rechthoek is, een rechthoekige boven- en onderzijde met een lengte, d.w.z. de grote zijde van de rechthoek, in het bereik van 3 tot en met 12 m, zoals in het bereik van 4 tot en met 10 m, en een breedte, d.w.z. de korte zijde van de rechthoek, in het bereik van 1 tot en met 5 m, zoals in het bereik van 2 tot en met 4 m. De hoogte van de rechthoekige cuboïde ligt bij voorkeur in het bereik van 0,05 tot en met 0,90 m, zoals in het bereik van 0,1 tot en met 0,5 m.
[27] De mobiele module voor het opvangen van zonne-energie met dergelijke afmetingen kan makkelijk worden geïnstalleerd bovenop een bouwmodule van een mobiele werk- of leefruimte, aangezien de afmetingen van het rechthoekige oppervlak op het dakframe van de bouwmodule passen.
[28] Dit rechthoekige cuboïde volume kan worden gedefinieerd door vier profielen die vier zijvlakken van de rechthoekige cuboïde definiëren.
[29] Deze vier vlakken zijn de zijvlakken van de rechthoekige cuboïde die de randen omvatten en dus de hoogte van de rechthoekige cuboïde definiëren. De twee andere vlakken, de bovenzijde en de onderzijde, zijn bij voorkeur open zijden of open vlakken.
De één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie kunnen bij voorkeur tussen deze twee open zijden of vlakken zijn gepositioneerd, d.w.z. zonder dat zij een punt hebben dat deel uitmaakt van een van de open zijden. Bij voorkeur ligt de minimumafstand tussen het hoogste punt van de één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie in genoemde eerste positie en het open vlak of de open zijde aan de bovenkant van de rechthoekige cuboïde in het bereik van 5 tot en met 50 mm. Bij voorkeur ligt de minimumafstand tussen het laagste punt van de één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie in genoemde eerste positie en het open vlak of de open zijde aan de onderkant van de rechthoekige cuboïde in het bereik van 5 tot en met 50 mm.
[30] Bij voorkeur omvat het rechthoekige cuboïde volume verder een open bovenkant, waarbij het frame profielen omvat met een eerste flank die coplanair is met de open bovenkant.
[31] Deze eerste flanken van de profielen verschaffen bij voorkeur een laadvlak dat geschikt is om de belasting te ontvangen van één of meerdere mobiele modules voor het opvangen van zonne-energie die op de mobiele eenheid voor het opvangen van zonne-energie worden gestapeld.
[32] Dit rechthoekige cuboïde volume kan verder een open onderkant omvatten, waarbij het frame profielen omvat die een tweede flank hebben die coplanair is met de open onderkant.
[33] Deze tweede flanken van de profielen verschaffen bij voorkeur een steunvlak dat is aangepast om het steunvlak van de mobiele eenheid voor het opvangen van zonne-energie te verschaffen indien gestapeld op een onderliggende mobiele module voor het opvangen van zonne-energie.
[34] Het rechthoekige cuboïde volume kan verder een open bovenkant en een open onderkant omvatten, waarbij het frame profielen omvat met een eerste flank die coplanaïrr is met de open bovenkant en een tweede flank die coplanair is met de open onderkant, waarbij genoemde eerste en tweede flank evenwijdig zijn, de eerste flank van het profiel zijnde aangepast om contact te maken met de tweede flank van een profiel van een identieke mobiele module voor het opvangen van zonne-energie die bovenop genoemde eerste flanken is gestapeld.
[35] Het frame kan uit één of een aantal profielen worden verschaft. Een profiel, zoals een stalen profiel, is een product dat is gevormd, zoals geplooid, gewalst, getrokken, geëxtrudeerd of geperst, zodat de vorm over zijn volledige lengte dezelfde dwarsdoorsnede heeft. Een profiel heeft een centrale as die loodrecht staat op het vlak dat de dwarsdoorsnede vormt.
[36] De profielen kunnen polymeerprofielen of metalen profielen zijn, bij voorkeur stalen profielen. Een metalen profiel kan een geëxtrudeerd profiel of een warm- of koudgewalst metalen profiel zijn, het liefst een koudgewalst stalen profiel. Het profiel kan dus een dwarsdoorsnede in radiale richting hebben, waarbij de dwarsdoorsnede een massief profiel is, of een gevuld profiel, gevuld met materiaal. Het metalen profiel kan een geëxtrudeerd profiel of een warm- of koudgewalst metalen profiel zijn, het liefst een koudgewalst stalen profiel, waarvan de inwendige lege ruimte gedeeltelijk of volledig is gevuld.
[37] Het profiel kan een buisvormig profiel zijn. Het profiel kan dus een ongevuld profiel zijn, d.w.z. met een dwarsdoorsnede in radiale richting waarvan de dwarsdoorsnede een omtrek heeft die een lege ruimte omgeeft. Het gevulde of ongevulde profiel kan een gesloten profiel zijn, d.w.z. dat de dwarsdoorsnede vrij is van openingen of onderbrekingen langs de omtrek ervan, of het kan een open profiel zijn, d.w.z. dat de dwarsdoorsnede een opening of onderbreking langs haar omtrek heeft.
[38] Bij voorkeur is het profiel een koudgewalst stalen profiel, verschaft uit een stalen plaat met een dikte in het bereik van 1 tot en met 6 mm, zoals in het bereik van 2 tot en met 5 mm. De gebruikte staallegering wordt bij voorkeur gekozen uit de groep bestaande uit constructiestalen. De buitenoppervlakken, waarnaar ook wordt verwezen als flanken, van het profiel, of zelfs alle oppervlakken van het profiel, kunnen gecoat zijn met een corrosievertragende of -werende coating. De buitenoppervlakken van het profiel, of zelfs alle oppervlakken van het profiel, kunnen facultatief bovenop de corrosievertragende of -werende coating voorzien zijn van om het even welke andere coating, zoals een decoratieve coating.
[39] Het profiel is mogelijk een rechthoekige of vierkante buis, of een |-profiel, een sigmaprofiel, een omegaprofiel of iets dergelijks.
[40] Bij voorkeur zijn alle profielen die worden gebruikt om de omtrek van het frame te bepalen, identiek.
[41] Op het punt waar twee profielen van een frame bij elkaar komen, kan de verbinding of voeg tussen de twee profielen worden verschaft als een verstekverbinding, d.w.z. een verbinding tussen twee profielen onder een bepaalde hoek, zoals een hoek van 90° zodat de lijn van de verbinding deze hoek middendoor snijdt. Als alternatief kunnen verbindingsmiddelen worden gebruikt om de twee uiteinden van de twee profielen met elkaar te verbinden. Dergelijke verbindingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld een hoek zijn, zoals een stalen hoek, bijv. een ISO1161-hoekstuk.
[42] De eerste flank van het profiel kan een flank zijn die wezenlijk evenwijdig is aan de bovenzijde van het frame. Wezenlijk evenwijdig betekent dat het vlak van de flank en het vlak van de bovenzijde van het frame evenwijdig zijn binnen normale toleranties tijdens de bouw. Hoewel het de bedoeling is dat de hoek tussen deze vlakken 0° is, wordt een hoek van plus of min 2° beschouwd als wezenlijk evenwijdig.
[43] Het frame, meer bepaald de bovenzijde van het frame, verschaft de bovenkant van de module. Een bouwmodule volgens conclusie 1, waarbij het bovenste oppervlak van het ten minste één element is bevestigd aan de eerste flank.
[44] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan het profiel een buisvormige dwarsdoorsnede hebben. De buisvormige dwarsdoorsnede kan open of gesloten zijn.
[45] Bij voorkeur omvat het frame een profiel met een L-vormige dwarsdoorsnede.
Een eerste en tweede flank zijn de flanken die de binnenhoek van de L-vormige doorsnede vormen. De L-vorm kan twee benen van gelijke lengte hebben, maar een
L-vorm met een lang been en een kort been heeft de voorkeur. Met meer voorkeur is de eerste flank deel van het korte been en de tweede flank deel van het lange been.
De dikte van de benen kan gelijk of verschillend zijn ten opzichte van elkaar. Met meer voorkeur wordt een L-vorm met een lang been en een kort been verschaft, waarbij de eerste flank deel is van het korte been, de tweede flank deel is van het lange been en het korte been een grotere dikte heeft dan het lange been.
[46] Bij voorkeur is de L-vormige dwarsdoorsnede een buisvormige L-vormige dwarsdoorsnede, d.w.z. dat het inwendige volume dat door de flanken van de L-vorm wordt begrensd ongevuld is. De L-vorm kan, opeenvolgend in tegenwijzerzin rond de as van het profiel, worden begrensd door de eerste flank die de naar beneden gerichte onderzijde van de L-vorm verschaft, een eerste buitenflank die het uiteinde van het eerste been van de L-vorm definieert, een derde flank die de bovenzijde van het profiel verschaft, een vierde zijde die de buitenzijde van het profiel verschaft en een tweede buitenflank die het uiteinde van het tweede been van de L-vorm definieert. Tussen elke opeenvolgende flank is een hoek verschaft, waarbij de kleinste hoek tussen de opeenvolgende flanken telkens in het bereik van 60° tot en met 130° ligt, zoals in het bereik van 60 tot en met 120° en het liefst voor alle hoeken ongeveer 90° is.
[47] Het L-vormige profiel is mogelijk een koudgewalst profiel, gemaakt van een metalen plaat, zoals staal. De plaat kan zodanig zijn gewalst dat de buitenranden van de plaat elkaar raken en aan elkaar kunnen worden gelast aan één van de hoeken van de L-vorm. Deze las wordt het liefst verschaft in de hoek die wordt gedefinieerd door de eerste buitenflank die het uiteinde van het eerste been van de L-vorm definieert en de derde flank die de bovenzijde van het profiel verschaft, of in de hoek die wordt gedefinieerd door de vierde zijde die de buitenzijde van het profiel verschaft en de tweede buitenflank die het uiteinde van het tweede been van de L-vorm definieert. Als zodanig kan een gesloten buisvormige dwarsdoorsnede worden verschaft.
[48] Als alternatief is het profiel een koudgewalst profiel, gemaakt van een metalen plaat, zoals staal. Mogelijk is het profiel een L-vormig profiel. De plaat kan zodanig zijn gewalst dat de buitenranden van de plaat de eindpunten van de eerste en tweede flank verschaffen, waarbij deze eindpunten naar de hoek zijn gericht die door deze twee flanken wordt gevormd. De eindpunten van de eerste en tweede flank kunnen samenkomen en aan elkaar zijn gelast. Als zodanig kan een gesloten buisvormige dwarsdoorsnede worden verschaft. Als alternatief kunnen deze eindpunten ook op een afstand van elkaar liggen en niet onderling verbonden zijn, zodat een open buisvormige dwarsdoorsnede wordt verschaft.
[49] De eerste en tweede flank zijn dus mogelijk niet met elkaar verbonden langs de hoek die zij vormen, d.w.z. dat zij vrij zijn van contact langs de hoek die zij vormen.
[50] Volgens uitvoeringsvormen wordt de L-vorm begrensd door, opeenvolgend in tegenwijzerzin rond de as van het profiel, een eerste flank die de naar beneden gerichte onderzijde van de naar binnen gerichte hoek vormt, een tweede flank die het uiteinde van het eerste been van de L-vorm definieert, een derde flank die de bovenzijde van het profiel verschaft, een vierde zijde die de buitenzijde van het profiel verschaft, een vijfde buitenflank die het uiteinde van het tweede been van de L-vorm definieert en een zesde flank die de zijwaarts gerichte onderzijde van de naar binnen gerichte hoek verschaft, waarbij het frame een volume definieert dat een rechthoekig prisma is met een bovenzijde en een onderzijde, waarbij de derde flank coplanair is met de bovenzijde en de vijfde flank coplanair is met de onderzijde.
[51] Het L-vormige profiel kan zodanig worden gebruikt dat de eerste flank die de naar beneden gerichte onderzijde van de naar binnen gerichte hoek verschaft, naar beneden is gericht ten aanzien van het frame en de zesde flank die de zijwaarts gerichte onderzijde van de naar binnen gerichte hoek verschaft, naar binnen is gericht ten aanzien van het frame.
[52] Tussen elke opeenvolgende flank van het L-vormige profiel is een hoek verschaft, waarbij de kleinste hoek tussen de opeenvolgende flanken telkens in het bereik van 60° tot en met 120° ligt, en het liefst voor alle hoeken ongeveer 90° is.
[53] De eenheden voor het opvangen van zonne-energie kunnen in en aan het frame zijn aangebracht door middel van extra steunelementen, zoals profielen en stangen of een draagrooster. Eén of meerdere subframes of draagroosters kunnen binnen het frame zijn aangebracht, met de mogelijkheid om te scharnieren in een richting loodrecht of onder een hoek ten opzichte van de flanken van het frame in een hoek van 1° tot 90°, zoals in het bereik van 5° tot en met 75°. Er kunnen handmatige, mechanische of geautomatiseerde hefinrichtingen zijn ingebouwd. Hijs- of hefmiddelen om extern optillen door een hefinrichting mogelijk te maken zijn ook mogelijk. Facultatief kunnen de eenheden voor het opvangen van zonne-energie voorzien zijn van positioneringsmiddelen waarmee alle of sommige eenheden voor het opvangen van zonne-energie, hetzij samen of afzonderlijk, om één of een veelheid aan assen kunnen worden geroteerd. Mogelijk omvat de mobiele module voor het opvangen van zonne-energie besturingsmiddelen om de oriëntatie van de sommige van de eenheden voor het opvangen van zonne-energie automatisch aan te sturen en aan te passen afhankelijk van het moment van de dag, de stand van de zon en/of de zonne-energie die aan de sommige van de eenheden voor het opvangen van zonne- energie wordt verschaft.
[54] In het geval een L-profiel wordt gebruikt om het frame te verschaffen, kunnen deze extra steunelementen zijn gekoppeld, permanent zijn bevestigd of verplaatsbaar zijn bevestigd aan de eerste flank die de naar beneden gerichte onderzijde van de naar binnen gerichte hoek verschaft, en/of de zesde flank die de zijwaarts gerichte onderzijde van de naar binnen gerichte hoek verschaft. In het geval van een L-profiel dat wordt gebruikt om het frame te verschaffen, kunnen deze extra steunelementen gekoppeld zijn aan de flanken van het profiel die de naar binnen gerichte hoek van het
L-profiel definiëren.
[55] De eenheden voor het opvangen van zonne-energie kunnen van de eerste positie binnen het frame naar ten minste een tweede positie worden gebracht. De eenheden voor het opvangen van zonne-energie kunnen, wanneer zij in de tweede positie worden gepositioneerd, om een as worden geroteerd die coplanair loopt met de één van de open zijden van het frame.
[56] De eenheid of eenheden voor het opvangen van zonne-energie kunnen een coplanair voorvlak hebben, waarbij de hoek tussen het coplanair voorvlak en de één van de open zijden van het frame waarmee de as coplanair is, in het bereik van 5 tot en met 45° ligt. Deze hoek is de kleinste hoek die meetbaar is tussen de zijden. De zijde van de eenheid of eenheden die zonne-energie opvangt, is bij voorkeur weg gericht van de open zijden van het frame waarmee de as coplanair is.
[57] De eenheden voor het opvangen van zonne-energie kunnen van de eerste positie binnen het frame naar ten minste een tweede positie worden gebracht door rond een as te roteren die loodrecht staat op de één van de open zijden van het frame.
[58] De eenheid of eenheden voor het opvangen van zonne-energie kunnen roteerbaar zijn om een as die coplanair is met de één van de open zijden van het frame en/of roteerbaar zijn om een as die loodrecht staat op de één van de open zijden van het frame.
[59] De eenheid of eenheden voor het opvangen van zonne-energie ondergaan mogelijk een translatie wanneer zij van de eerste naar de tweede positie worden gebracht. De translatie kan een translatierichting hebben die loodrecht staat op de één van de open zijden van het frame.
[60] De eenheid of eenheden voor het opvangen van zonne-energie kunnen mogelijk in meer dan twee posities worden gepositioneerd. De eenheid of eenheden voor het opvangen van zonne-energie kunnen stapsgewijs of continu van positie veranderen terwijl de eenheid of eenheden voor het opvangen van zonne-energie worden gebruikt om zonne-energie op te vangen.
[61] Als zodanig kan de mobiele module voor het opvangen van zonne-energie energie opwekken, zoals elektrische energie of warmte-energie, tijdens het gebruik, bijv. indien geplaatst bovenop een mobiele werk- of leefruimte. Een dergelijke mobiele werk- of leefruimte kan een veelheid aan bouwmodules omvatten die bovenop en/of aangrenzend naast elkaar zijn gepositioneerd. Eén mobiele module voor het opvangen van zonne-energie kan zodanig worden gedimensioneerd dat deze op het dakframe van één bouwmodule past. Facultatief kunnen het dakframe van de bouwmodule en het frame van de mobiele module voor het opvangen van zonne-energie uit soortgelijke of zelfs identieke profielen worden verschaft. De werk- en/of leefruimtes volgens de uitvinding kunnen worden gebruikt als verplaatsbare klaslokalen, installaties voor kinderopvang, ziekenhuizen, studentenkamers, sanitaire ruimtes, kantoren, thuiskantoren, kangoeroewoningen, particuliere woningen, overnachtingsruimtes in vakantieparken, als kantoren, sanitaire ruimtes en/of werkplekken en opslagplaatsen op bouwplaatsen, en dergelijke.
[62] Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt een mobiele werk- of leefruimte verschaft, de mobiele werk- of leefruimte omvattende één of een veelheid aan bovenste bouwmodules, die vrij zijn van een bouwmodule die bovenop genoemde bouwmodule is geplaatst, waarbij ten minste één, mogelijk sommige of zelfs alle genoemde bovenste bouwmodules aan de dakzijde zijn voorzien van een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens het eerste aspect van de uitvinding.
[63] Een mobiele werk- of leefruimte kan ook één of een veelheid aan verticaal aangrenzende bouwmodules omvatten, waarvan de bovenste van genoemde bouwmodules aan zijn dakzijde is voorzien van een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens het eerste aspect van de uitvinding.
[64] De mobiele werk- of leefruimte kan verder energieopslagmiddelen omvatten om de zonne-energie op te slaan, bijv. een elektrische batterij en/of een boiler voor het opslaan van verwarmd water. Het ligt voor de hand dat de mobiele werk- of leefruimte verder middelen kan omvatten om de opgeslagen of opgewekte energie te gebruiken, welke middelen bekend zijn in de stand van de techniek. Als zodanig kan een mobiele werk- of leefruimte worden verschaft die energieneutraal is, of zelfs in staat kan zijn om extra energie, zoals elektrische energie, te verschaffen aan het net of aan de omgeving waarin de mobiele werk- of leefruimte wordt verschaft. Als voorbeeld kan een mobiele werk- of leefruimte die als kantoren, sanitaire ruimtes en/of werk- en opslagplaatsen op bouwplaatsen is verschaft, elektrische energie opwekken die op genoemde bouwplaats wordt verbruikt. Verwarmd water, afkomstig van zonnecollectoren die deel uitmaken van een zonneboiler of waterverwarmer op zonne- energie, kan worden gebruikt om de bouwmodules te verwarmen en/of kan worden gebruikt als verwarmd water in bad- of douchevoorzieningen die in deze bouwmodules zijn geplaatst.
[65] De mobiele werk- of leefruimte kan bijv. één bouwmodule omvatten die specifiek is toegewijd aan het huisvesten van inrichtingen die deel uitmaken van het systeem voor het opvangen van zonne-energie waar de mobiele module of modules voor het opvangen van zonne-energie deel van uitmaken. Indien het systeem voor het opvangen van zonne-energie bijvoorbeeld bestaat uit fotovoltaïsche modules, kan een dergelijke toegewijde bouwmodule één of meerdere elektrische batterijen omvatten, een omvormer om de opgeslagen of verschafte elektrische energie om te zetten van
DC naar AC, zijnde 2-fase AC of 3-fase AC, bijv. 2-fase 220 V of 230 V AC, of 3-fase 220 V of 380 V AC, één of meerdere zekeringen, middelen om het systeem aan het net te koppelen, en dergelijke. In een ander voorbeeld, indien het systeem voor het opvangen van zonne-energie modules voor het verwarmen van vloeistof omvat, kan een dergelijke toegewijde bouwmodule een warmwaterboiler, één of meerdere pompen, één of meerdere expansievaten, en dergelijke omvatten. In een ander voorbeeld, indien het systeem voor het opvangen van zonne-energie modules voor het verwarmen van vloeistof en fotovoltaïsche modules omvat, kan een dergelijke toegewijde bouwmodule combinaties van de bovengenoemde elementen omvatten.
Korte beschrijving van de tekeningen
[66] Fig. 1 is een schematische voorstelling van een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie waarbij eenheden voor het opvangen van zonne-energie in hun eerste positie staan.
[67] Fig. 2 is een schematische voorstelling van dezelfde mobiele module voor het opvangen van zonne-energie als in figuur 1, waarbij de eenheden voor het opvangen van zonne-energie in hun tweede positie staan.
[68] Fig. 3 is een schematische voorstelling van een bovenaanzicht van dezelfde mobiele module voor het opvangen van zonne-energie als in figuur 1.
[69] Fig. 4en Fig. 5 zijn schematische voorstellingen van een dwarsdoorsnede van het profiel dat wordt gebruikt om het frame van de mobiele module voor het opvangen van zonne-energie van figuren 1 tot en met 3 te verschaffen.
[70] Fig. 6 is een schematische voorstelling van twee mobiele modules voor het opvangen van zonne-energie van figuur 1, bovenop elkaar gestapeld.
[71] Fig. 7 is een schematische voorstelling van een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie van figuur 1, gestapeld op een mobiele bouwmodule van een mobiele werk- of leefruimte.
[72] Fig. 8 en Fig. 9 zijn schematische voorstellingen van een mobiele werk- of leefruimte omvattende een veelheid aan mobiele bouwmodules, waarvan sommige zijn voorzien van mobiele modules voor het opvangen van zonne-energie van figuur 1.
[73] Dezelfde verwijzingstekens verwijzen naar dezelfde, soortgelijke of identieke eigenschappen in de verschillende figuren.
Gedetailleerde beschrijving van de uitvoeringsvorm(en)
[74] Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie 100, geschikt om deel uit te maken van een mobiele werk- of leefruimte 1 is afgebeeld in figuur 1, figuur 2 en figuur 3. Figuren 1 en 3 tonen de eenheden 110 voor het opvangen van zonne- energie in hun eerste positie, terwijl figuur 2 de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie in hun tweede positie toont.
[75] De module 100 omvat een veelheid aan eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie die in deze uitvoeringsvorm coplanair zijn en een frame 200 voor het vasthouden van de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie. Het frame 200 definieert een volume 202. Het frame omvat buitenste frameprofielen 210, in deze uitvoering koudgewalste stalen profielen met een bovenste flank 211 en een onderste flank 212. Vier identieke profielen 210 zijn met elkaar verbonden om een rechthoekig frame 200 te vormen. De vier profielen 210 zijn, in de vier hoeken van de rechthoek, bij voorkeur met elkaar verbonden door middel van een verstekverbinding. De onderste flanken 212 definiëren een onderste vlak of bodemvlak 312, waarin de onderste flanken 212 coplanair zijn. De bovenste flanken 211 definiëren een bovenste vlak of topvlak 311, waarin de bovenste flanken 211 coplanair zijn. Het volume 202 dat wordt gedefinieerd door het frame 210 is begrensd door de buitenste flanken 213 van de vier profielen 210 en de twee vlakken 311 en 312. De twee vlakken 311 en 312 zijn in deze uitvoeringsvorm evenwijdig. Het volume 202 is een cuboïde volume. De twee profielen 210 die de lange zijden van het frame 200 verschaffen, kunnen onderling verbonden zijn door middel van extra balken 230, waarbij in deze uitvoering twee extra balken 230 holle buisvormige profielen zijn. De extra balken 230 kunnen zich door de profielen 210 uitstrekken en aldus openingen verschaffen aan de buitenzijde van het frame 200. Deze openingen kunnen dienst doen als vorkheftrucksleuven of middelen waarmee de module door vorkheftrucks kan worden opgetild.
[76] Als alternatief zijn de extra balken 230 verschaft onder de profielen 210. De onderzijden van de extra balken 230 definiëren in dat geval het ondervlak van het frame.
[77] De eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie zijn verplaatsbaar bevestigd aan het frame 200, d.w.z. de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-
energie kunnen ten opzichte van het frame 200 bewegen terwijl zij verbonden blijven met het frame 200.
[78] De eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie zijn verplaatsbaar tussen ten minste een eerste positie, die is afgebeeld in figuur 1, en een tweede positie, die is afgebeeld in figuur 2. De eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie zijn in hun eerste positie omsloten binnen genoemd volume 202, d.w.z. alle elementen van de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie zijn verzonken en dus omsloten door de buitenoppervlakken van het cuboïde volume 202. De minimumafstand tussen het hoogste punt van de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie in genoemde eerste positie, in dit geval de coplanaire bovenste oppervlakken van de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie en het topvlak 311 aan de bovenkant van het rechthoekige cuboïde volume 202 ligt in het bereik van 5 tot en met 50 mm.
[79] In één voorbeeld zijn de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie fotovoltaïsche modules, elk omvattende een veelheid aan fotovoltaïsche cellen. In een ander voorbeeld zijn de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie zonnecollectoren voor het verwarmen van vloeistof door zonlicht. In een verder voorbeeld zijn sommige eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie fotovoltaïsche modules, terwijl de andere zonnecollectoren zijn voor het verwarmen van vloeistof door zonlicht. In de uitvoeringsvorm getoond in figuren 1 tot en met 3 zijn 8 eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie gepositioneerd op het draagrooster 400. Het is duidelijk dat een andere indeling, bijv. met minder maar grotere, of meer maar kleinere eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie kan worden gebruikt volgens de behoeften van het eindgebruik.
[80] De eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie zijn op coplanaire wijze geïnstalleerd op een draagmiddel, in deze uitvoeringsvorm draagrooster 400, zoals best weergegeven in figuur 3. Het draagrooster 400 omvat een draagframe 401 met een rechthoekige omtrek en past binnen de omtrek van het frame 200. Het draagrooster omvat verder draagbalken 402 in de richting die evenwijdig loopt met de lange zijde van de rechthoek, en draagbalken 403 in de richting evenwijdig loopt met de korte zijde van de rechthoek. De eenheden 110 voor het opvangen van zonne- energie zijn aangebracht op en bevestigd aan de draagbalken 402 en/of 403.
[81] Aan één zijde van het draagframe 401, bij voorkeur aan één van de lange zijden van het frame 200, is het draagframe 401 scharnierend verbonden met het profiel 210 van het frame 200. Een set scharnieren 410 wordt gebruikt. Het draagrooster 400 en de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie die ermee verbonden zijn, kunnen rond een as 411 roteren. Door dit draagrooster 400 rond deze as 411 te roteren, zijn de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie verplaatsbaar tussen ten minste een eerste positie, die is afgebeeld in figuur 1, en een tweede positie, die is afgebeeld in figuur 2. De hoek a waarover het draagrooster 400 kan roteren, is gewoonlijk beperkt tot maximaal 90°, maar ligt bij voorkeur in het bereik van 10° tot en met 50°. Door het draagrooster 400 te roteren, komen de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie schuin te staan ten opzichte van het topvlak 311 en bodemvlak 312 en worden zij toegankelijk voor zonlicht dat boven het topvlak 311 valt.
Een voorkeurshoek a van 15° wordt gebruikt wanneer de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie zich in hun tweede positie bevinden, zoals afgebeeld in figuur 2. Wanneer het draagrooster 400 zich in de eerste positie bevindt, kan een afstandhouder 420 verschaft zijn om het draagrooster 400 te ondersteunen op het profiel 210 aan de tegenovergestelde zijde van de scharnieren 410, en facultatief het draagrooster 400 vast te houden, zelfs losmaakbaar te bevestigen, in een gedefinieerde liggende rustpositie, zoals de eerste positie. Deze liggende positie is bij voorkeur een positie waarin de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie ongeveer evenwijdig zijn met het topvlak 311 en/of bodemvlak 312. Als alternatief is het draagrooster 400 zelf voorzien van een uitsteeksel of een specifieke balk om deze rustpositie te verschaffen. Facultatief (niet afgebeeld in de figuren) is het draagrooster 400 voorzien van een vergrendelingsmiddel om het draagrooster in de eerste positie te vergrendelen. Als voorbeeld kan ten minste één paar vinnen, waarbij elke vin één of meerdere perforaties heeft, zijn verschaft, één aan de onderste zijde van het draagrooster 400 en de andere op het profiel 210. De vinnen kunnen worden verschaft zodat deze twee vinnen dichtbij of aangrenzend aan elkaar liggen en elke vin ten minste één perforatie heeft die is uitgelijnd met een perforatie van de andere vin. De twee vinnen kunnen losmaakbaar op hun plaats, en dus aan het draagrooster 400 en het frame 200, zijn bevestigd, bijv. door ze met een bout en een moer aan elkaar te schroeven, waarbij de bout zich door twee uitgelijnde perforaties uitstrekt, of bijv. door een gaffel en een splitpen te gebruiken, waarbij de splitpen zich door twee uitgelijnde perforaties uitstrekt.
[82] Facultatief (niet afgebeeld in de figuren) is het draagrooster 400 voorzien van een hijsmiddel aan de zijde van het draagrooster tegenover de scharnierende zijde.
Dankzij dit hijsmiddel kan de zijde van het draagrooster tegenover de scharnierende zijde worden opgetild, om zo rond de as van de scharnieren te draaien. Als zodanig kan het draagrooster, en dus de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie, van de eerste positie in figuur 1 en figuur 3 naar de schuine, tweede positie in figuur 2 worden gebracht.
[83] Zoals afgebeeld in figuur 2, kan het draagrooster 400 zijn voorzien van steunen 430. Deze steunen 430 kunnen scharnierend zijn verbonden met het draagframe, bijv. met de draagbalken 403. Als het draagrooster 400 en dus de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie zich in de eerste stand bevinden, kunnen de steunen evenwijdig zijn met de dwarsbalken 403. Als het draagrooster 400 en dus de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie in de tweede positie worden gebracht en/of gepositioneerd, draait de steun 430 om de as 431, zodat het uiteinde 432 van de steun, dat naar het tegenovergestelde uiteinde is georiënteerd dan waarmee het scharnier is verbonden, in contact wordt gebracht met het profiel 210. Het draagrooster 400 en de mobiele module 100 voor het opvangen van zonne-energie worden in deze tweede positie ondersteund door de steunen die de belasting van deze elementen dragen en op het profiel 210 overbrengen. Om verschillende hoeken a mogelijk te maken voor het positioneren van het draagrooster 400 en de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie, kunnen de steunen 430 in lengte instelbaar zijn.
[84] Het uiteinde 432 van de steun 430 kan in een houdermiddel 220 op het profiel 210 zijn gepositioneerd. Dit houdermiddel kan bijvoorbeeld twee evenwijdige vinnen of een U-vormige balkondersteuning zijn. De vinnen of zijden van het houdermiddel 220 kunnen voorzien zijn van één of meerdere paren uitgelijnde perforaties. Het uiteinde 432 van de steun kan voorzien zijn van een perforatie die is uitgelijnd met de perforaties van de vinnen of de zijden van de houdermiddelen 220 wanneer het uiteinde 432 in de balkondersteuning of tussen de twee vinnen wordt gebracht. De twee vinnen of de balkondersteuning en de steun 430 kunnen losmaakbaar zijn bevestigd, bijv. door ze met een bout en een moer aan elkaar te schroeven, waarbij de bout door de uitgelijnde perforaties loopt, of bijv. door een gaffel en een splitpen te gebruiken, waarbij de splitpen door de uitgelijnde perforaties loopt.
-20- BE2023/5422
[85] De steunen 430, de draagbalken 402 en/of 403, extra balken 213, profielen 210, draagframe 401 en alle andere vereiste elementen van de module kunnen worden uitgevoerd als profielen, bij voorkeur gesloten profielen, en worden verschaft als koudgewalste stalen profielen of warmgewalste stalen profielen. Verbindingen worden bij voorkeur verschaft door lassen. De steunen 430, de draagbalken 402 en/of 403, extra balken 213 en draagframe 401 zijn bij voorkeur buisvormige stalen profielen.
[86] De profielen 210 zoals afgebeeld in figuur 4 zijn L-vormig, waarbij de L-vorm wordt begrensd door, opeenvolgend en in wijzerzin rond de as van het profiel 210, een eerste flank 1103 (ongeveer 1 tot 20 cm van het ene uiteinde tot het andere) die de naar boven gerichte onderzijde van de L-vorm verschaft, een eerste buitenflank 1106 (ongeveer 1 tot 20 cm van het ene uiteinde tot het andere) die het uiteinde van het eerste been van de L-vorm definieert, een derde flank 1107 (ongeveer 5 tot 20 cm van het ene uiteinde tot het andere) die de onderzijde van het profiel verschaft, een vierde zijde 1108 (ongeveer 5 tot 20 cm van het ene uiteinde tot het andere) die de buitenzijde van het profiel verschaft, een tweede buitenflank 1109 (ongeveer 5 tot 20 cm van het ene uiteinde tot het andere) die het uiteinde van het tweede been van de L-vorm definieert en tot slot een tweede flank 1104 (ongeveer 5 tot 20 cm van het ene uiteinde tot het andere). Tussen elk paar opeenvolgende flanken is een hoek verschaft, waarbij de kleinste hoek tussen de opeenvolgende flanken telkens ongeveer 90° bedraagt.
Tussen de eerste en tweede flank 1103 en 1104 wordt een naar binnen in het profiel gerichte hoek 1105 gedefinieerd, waar de eerste en tweede flank met elkaar zijn verbonden. Het uiteinde van de buitenflank 1106 is voorzien van een kleine lip die evenwijdig aan de eerste flank 1103 is gebogen. De buitenflank 1106 en de eerste flank 1103 zijn aan elkaar gelast aan één van de hoeken van de L-vorm. Zoals afgebeeld in figuren 1 en 2 verschaft de flank 1109 de bovenste flank 211 van het profiel 210. De flank 1107 verschaft de onderste flank 212 van het profiel 210. De flank 1103 wordt gebruikt om steun te verschaffen aan het draagrooster 400. De flank 1108 verschaft de buitenflank 213 van het profiel 210.
[87] Figuur 5 toont een alternatief profiel dat kan worden gebruikt om het profiel 210 te verschaffen. Dezelfde verwijzingstekens verwijzen naar overeenkomstige flanken en details als in figuur 4. De profielen van figuren 4 en 5 zijn identiek wat betreft materiaal en afmetingen en hebben een L-vormige dwarsdoorsnede die een open profiel is. De profielen zijn koudgewalste profielen, gemaakt van een stalen plaat. De plaat wordt zodanig gewalst dat de buitenranden van de plaat de eindpunten van de eerste en tweede flank verschaffen, waarbij deze eindpunten naar de hoek 1105 zijn gericht die door deze twee flanken wordt gevormd. De eerste 1103 en tweede 1104 flank kunnen aan de hoek 1105 van elkaar gescheiden blijven en niet onderling verbonden zijn, zodat een open buisvormige dwarsdoorsnede wordt verschaft.
[88] Zoals afgebeeld in figuur 6 kunnen de mobiele modules 100 voor het opvangen van zonne-energie bovenop elkaar worden gestapeld, bijv. op een laadvlak van een aanhangwagen, met het draagrooster 400 en dus de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie in de eerste positie, d.w.z. gepositioneerd binnen het door het frame afgebakende volume. Door de onderste flank 212 van het hoger gerangschikte profiel 210 te laten steunen op de bovenste flank 211 van het lager gerangschikte profiel 210, passen de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie nauwsluitend binnen het volume waarmee zij zijn verbonden en wordt voorkomen dat zij contact maken met elementen van hoger of lager gerangschikte modules.
[89] De mobiele modules 100 voor het opvangen van zonne-energie kunnen voorzien zijn van een hefmiddel 701.
[90] Het hefmiddel 701, dat is ingericht om een haak van een hefinrichting of hijsmiddel te ontvangen voor het opheffen van de mobiele module 100 voor het opvangen van zonne-energie, wordt in elke hoek of elk hoekpunt van het frame 200 verschaft. Het hefmiddel 701 is in deze uitvoeringsvorm is verschaft als een metalen plaat of vin waarin een opening of oog 702 is verschaft. Het metalen hefmiddel 701 is in elke hoek zodanig verbonden dat het metalen hefmiddel 701 de hoek of de hoek of het hoekpunt middendoor snijdt. Het hefmiddel strekt zich uit boven de bovenste flank 211 van het profiel 210, maar de afstand is zodanig beperkt dat, wanneer twee mobiele modules 100 voor het opvangen van zonne-energie bovenop elkaar zijn geplaatst, het hefmiddel de onderzijde van het draagrooster 400 en de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie niet raakt. Het hefmiddel strekt zich uit boven de bovenste flank 211 over een lengte (gemeten in hoogte) die kleiner is dan de hoogte van de flank 1106. Over het algemeen kunnen hefmiddelen, zoals hefmiddel 701, die zich uitstrekken boven de bovenste flank 211 van het profiel 210, maar waarbij de afstand zodanig beperkt is dat, wanneer twee mobiele modules 100 voor het opvangen van zonne-energie bovenop elkaar zijn geplaatst, het hefmiddel de onderzijde van het draagrooster 400 en de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie niet raakt, voorkomen dat gestapelde mobiele modules 10 voor het opvangen van zonne- energie ten opzichte van elkaar bewegen. In het bijzonder wordt het verschuiven van gestapelde mobiele modules 100 voor het opvangen van zonne-energie ten opzichte van elkaar in het vlak gedefinieerd door de bovenste flank 211 en onderste flank 212 geheel of gedeeltelijk voorkomen.
[91] De hoogte van de flank 1106 van de frames 200 is bijgevolg groot genoeg om een lege ruimte onder het draagrooster 400 en de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie te verschaffen, welke ruimte geschikt is om het hefmiddel 701 van een identieke of soortgelijke mobiele module 100 voor het opvangen van zonne- energie te ontvangen die onder de mobiele module 100 voor het opvangen van zonne- energie is gepositioneerd waarvan hij deel uitmaakt.
[92] De bovenste zijde 706 van het hefmiddel 701 is verschaft als een geleidingscurve, die is aangepast om de hoek van het frame 200 van de opgetilde mobiele module 100 voor het opvangen van zonne-energie naar de overeenkomstige positie te geleiden op het frame 200 van de lagere mobiele module 100 voor het opvangen van zonne-energie die een identiek hefmiddel 701 aan zijn bovenzijde heeft.
De geleidingscurve is een ononderbroken lijn, die vanaf het hoogste punt 707 van het hefmiddel 701 naar het frame 200 continu in hoogte afneemt. Dit vergemakkelijkt het rangschikken van identieke of soortgelijke modules in een gestapelde configuratie.
[93] Het hefmiddel kan ook worden gebruikt om de mobiele module 100 voor het opvangen van zonne-energie op een mobiele bouwmodule 11 van een mobiele werk- of leefruimte 1 te installeren. De mobiele bouwmodules hebben bij voorkeur identieke of soortgelijke profielen om het dakprofiel van de bouwmodule te verschaffen. In figuur 7 wordt een bouwmodule 11 afgebeeld, die is voorzien van een dakframe 20, dat mogelijk is verschaft uit dezelfde profielen als die welke voor het frame 200 zijn gebruikt. Deze bouwmodule heeft aan zijn hoeken ook hefmiddelen 21, die een soortgelijke of zelfs identieke vorm kunnen hebben als het hefmiddel 701. Op soortgelijke wijze als van toepassing bij het stapelen van twee mobiele modules 100 voor het opvangen van zonne-energie, heeft het hefmiddel 21 van de mobiele bouwmodule 11 een geleidingscurve, die aangepast om de hoek van het frame 200 van de opgetilde mobiele module 100 voor het opvangen van zonne-energie naar de overeenkomstige positie op het frame 20 van de lager gepositioneerde mobiele bouwmodule 11 te geleiden.
[94] In figuren 8 en 9 wordt een mobiele werk- of leefruimte 1 afgebeeld die een onderste niveau van vier aangrenzende mobiele bouwmodules, een tweede niveau van drie aangrenzende mobiele bouwmodules en een derde, bovenste niveau van twee aangrenzende mobiele bouwmodules omvat. De mobiele bouwmodules worden bovenop elkaar gestapeld. Op sommige of elk van de mobiele bouwmodules 11, zijnde de bovenste bouwmodules met een vrij dak, waarbij bovenop deze mobiele bouwmodules 11 dus geen verdere mobiele bouwmodules zijn geïnstalleerd, is een mobiele module 100 voor het opvangen van zonne-energie verschaft.
[95] Afhankelijk van de geografische oriëntatie van de mobiele werk- of leefruimte 1, kunnen de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie van de mobiele module 100 voor het opvangen van zonne-energie zodanig zijn georiënteerd dat zij overdag zoveel mogelijk zonlicht opvangen. De mobiele bouwmodules 11 worden bij voorkeur zodanig gestapeld dat voor de dakoppervlakken van elk van de mobiele bouwmodules 11 met een vrij dak, het dakoppervlak van de aangrenzende mobiele bouwmodule 11 in een richting naar de dichtstbijzijnde zijwand van de mobiele werk- of leefruimte 1 op dezelfde hoogte of lager ligt dan de dakoppervlakken van de mobiele bouwmodules 11 zelf. Bij voorkeur wordt een mobiele module 100 voor het opvangen van zonne-energie verschaft aan elke mobiele bouwmodule 11 die een vrij dak heeft en waarbij de dakoppervlakken van de aangrenzende mobiele bouwmodules 11 in een richting naar de dichtstbijzijnde zijwand van de mobiele werk- of leefruimte 1 op dezelfde hoogte of lager liggen dan de dakoppervlakken van de mobiele bouwmodules 11 zelf.
[96] Afhankelijk van de geografische positie van het noorden (600), oosten (601), zuiden (602) en westen (603) ten opzichte van de richting van de rotatieassen 411 van de mobiele module voor het opvangen van zonne-energie 100, kunnen sommige of alle eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie worden geïnstalleerd met een tweede positie waarbij de bovenste oppervlakken van de eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie naar het oosten (601), zuiden (602) of westen (603) zijn gericht. Wanneer de rotatieassen 411 van de mobiele module 100 voor het opvangen van zonne-energie van oost naar west zijn gericht, zoals afgebeeld in figuur 8, is de mobiele module 100 voor het opvangen van zonne-energie zo gepositioneerd dat de zijde van het frame waar de as 411 is gepositioneerd, het dichtst bij het zuiden ligt.
Wanneer de rotatieassen 411 van de mobiele modules 100 voor het opvangen van zonne-energie van noord naar zuid zijn gericht, zoals afgebeeld in figuur 9, zijn sommige, bijv. de helft, van het aantal mobiele modules 100 voor het opvangen van zonne-energie zo gepositioneerd dat de zijde van het frame 200 waar de as 411 is gepositioneerd, het dichtst bij het oosten ligt, terwijl de rotatieassen 411 van de andere het dichtst bij het westen liggen. Als de mobiele bouwmodule 11 een zijde heeft die vrij ligt d.w.z. waar geen andere mobiele bouwmodule 11 mee in contact komt, ligt de zijde van het frame 200 waar de as 411 is gepositioneerd bij voorkeur het dichtst bij deze vrije zijde.
[97] Het wordt begrepen dat verdere elementen, zoals elektrische bedrading en bekabeling, vloeistofleidingen voor de geleiding van vloeistof die wordt verwarmd door sommige of alle eenheden 110 voor het opvangen van zonne-energie, pompen, omvormers, energieopslagmiddelen om de zonne-energie op te slaan, bijv. een elektrische batterij en/of een boiler voor het opslaan van verwarmd water en dergelijke, in één of meerdere van de bouwmodules of in een afzonderlijke ruimte van de module kunnen worden verschaft.
[98] Hoewel de onderhavige uitvinding werd geïllustreerd aan de hand van specifieke uitvoeringsvormen, zal het voor de vakman duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de details van de voorgaande illustratieve uitvoeringsvormen, en dat de onderhavige uitvinding kan worden uitgevoerd met verschillende wijzigingen en aanpassingen zonder daarbij het toepassingsgebied van de uitvinding te verlaten. De onderhavige uitvoeringsvormen moeten daarom op alle vlakken worden beschouwd als illustratief en niet restrictief, waarbij het toepassingsgebied van de uitvinding wordt beschreven door de bijgevoegde conclusies en niet door de voorgaande beschrijving, en alle wijzigingen die binnen de betekenis en de reikwijdte van de conclusies vallen, zijn hier derhalve mee opgenomen. Er wordt met andere woorden van uitgegaan dat alle wijzigingen, variaties of equivalenten zijn opgenomen die binnen het toepassingsgebied van de onderliggende basisprincipes vallen en waarvan de essentiële attributen worden geclaimd in deze octrooiaanvraag. Bovendien zal de lezer van deze octrooiaanvraag begrijpen dat de woorden “omvattende” of “omvatten” andere elementen of stappen niet uitsluiten, dat het woord ‘een” geen meervoud uitsluit, en dat een enkelvoudig element de functies van verschillende hulpmiddelen kan vervullen die in de conclusies worden vermeld.
Eventuele verwijzingen in de conclusies mogen niet worden opgevat als een beperking van de conclusies in kwestie.
De termen “eerste”, “tweede”, “derde”, “a”, “bp”, “c” en dergelijke, wanneer gebruikt in de beschrijving of in de conclusies, worden gebruikt om het onderscheid te maken tussen soortgelijke elementen of stappen en beschrijven niet noodzakelijk een sequentiële of chronologische volgorde.
Op soortgelijke wijze worden de termen
“bovenkant”, “onderkant”, “over”, “onder” en dergelijke gebruikt ten behoeve van de beschrijving en verwijzen ze niet noodzakelijk naar relatieve posities.
Het moet worden begrepen dat die termen onderling verwisselbaar zijn onder de juiste omstandigheden en dat uitvoeringsvormen van de uitvinding in staat zijn om te functioneren volgens de onderhavige uitvinding in andere volgordes of oriëntaties dan die beschreven of geïllustreerd in het bovenstaande.

Claims (22)

CONCLUSIES
1.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie die geschikt is om deel uit te maken van een mobiele werk- of leefruimte, genoemde module omvattende één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie en een frame voor het vasthouden van genoemde één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie, waarbij het frame een volume definieert, de één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie verplaatsbaar zijn bevestigd aan genoemd frame, genoemde één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie verplaatsbaar zijn tussen ten minste een eerste en een tweede positie, de één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie, indien in hun eerste positie, omsloten zijn binnen dit volume, waarbij het volume een prisma is omvattende ten minste drie hoekpunten aan de bovenzijde van het prisma en drie hoekpunten aan de onderzijde van het prisma, waarbij ten minste één hoekpunt aan de bovenzijde van het prisma is voorzien van een hefmiddel.
2.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens conclusie 1, waarbij alle hoekpunten aan de bovenzijde van het prisma voorzien zijn van een hefmiddel.
3.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het hefmiddel geen contact maakt met de één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie.
4 - Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het hefmiddel is verschaft als een haak van een stang of als een plaat waarin ten minste één opening is verschaft.
5.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens conclusie 4, waarbij het hefmiddel is verschaft als een plaat waarin ten minste één opening is verschaft, om zo een vin te verschaffen die zich boven het frame uitstrekt.
6.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens conclusie 5, waarbij de vin loodrecht op de bovenzijde staat.
7.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens conclusie of 6, waarbij de vin de hoek van het frame waarmee de vin is verbonden doormidden snijdt.
8.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens één of 5 meer van de conclusies 5 tot en met 7, waarbij de vin een geleidingscurve verschaft die is aangepast om het frame van een tweede module te geleiden naar de overeenkomstige positie op de bovenkant van het frame waarmee de vin is verbonden, wanneer genoemde tweede module bovenop het frame is geplaatst waarmee de vin is verbonden.
9.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens conclusie 8, waarbij genoemde geleidingscurve een ononderbroken lijn is, die vanaf het hoogste punt van het hefmiddel continu in hoogte afneemt naar het frame waarmee de vin is verbonden.
10.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens één of meer van de conclusies 5 tot en met 9, waarbij één of meerdere lege ruimtes zijn verschaft aan de onderzijde van het volume van de module, waarbij genoemde één of meerdere lege ruimtes zijn aangepast voor het ontvangen van het hefmiddel van een identieke module die is gepositioneerd onder het frame waarmee de vin is verbonden.
11.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij genoemde één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie één of meerdere fotovoltaïsche modules omvatten.
12.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij genoemde één of meerdere eenheden voor het opvangen van zonne-energie één of meerdere zonnecollectoren omvatten voor het verwarmen van vloeistof door zonlicht.
13.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het volume een rechthoekig prisma is.
14.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het volume een rechthoekige cuboïde is.
15.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens conclusie 14, waarbij het rechthoekige cuboïde volume wordt gedefinieerd door vier profielen die vier zijvlakken van de rechthoekige cuboïde definiëren.
16.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens één of meer van de conclusies 14 tot en met 15, waarbij het rechthoekige cuboïde volume verder een open bovenkant omvat, waarbij het frame profielen omvat met een eerste flank die coplanair is met de open bovenkant.
17.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens één of meer van de conclusies 14 tot en met 16, waarbij het rechthoekige cuboïde volume verder een open onderkant omvat, waarbij het frame profielen omvat met een tweede flank die coplanair is met de open onderkant.
18.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens één of meer van de conclusies 14 tot en met 17, waarbij het rechthoekige cuboïde volume verder een open bovenkant en een open onderkant omvat, waarbij het frame profielen omvat met een eerste flank die coplanair is met de open bovenkant en een tweede flank die coplanair is met de open onderkant, waarbij genoemde eerste en tweede flank evenwijdig zijn, de eerste flank van het profiel zijnde aangepast om contact te maken met de tweede flank van een profiel van een identieke mobiele module voor het opvangen van zonne-energie die bovenop genoemde eerste flanken is gestapeld.
19.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 18, waarbij het frame een profiel met een L- vormige dwarsdoorsnede omvat.
20.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens conclusie 19, waarbij de L-vorm wordt begrensd door, opeenvolgend in tegenwijzerzin rond de as van het profiel, een eerste flank die de naar beneden gerichte onderzijde van de naar binnen gerichte hoek vormt, een tweede flank die het uiteinde van het eerste been van de L-vorm definieert, een derde flank die de bovenzijde van het profiel verschaft, een vierde zijde die de buitenzijde van het profiel verschaft, een vijfde buitenflank die het uiteinde van het tweede been van de L-vorm definieert en een zesde flank die de zijwaarts gerichte onderzijde van de naar binnen gerichte hoek verschaft, waarbij het frame een volume definieert dat een rechthoekig prisma is met een bovenzijde en een onderzijde, waarbij de derde flank coplanair is met de bovenzijde en de vijfde flank coplanair is met de onderzijde.
21.- Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 20, waarbij genoemde eenheid of eenheden voor het opvangen van zonne-energie roteerbaar zijn om een as die coplanair is met de één van de open zijden van het frame en/of roteerbaar zijn om een as die loodrecht staat op de één van de open zijden van het frame.
22.- Een mobiele werk- of leefruimte omvattende één of een veelheid aan bovenste bouwmodules, die vrij zijn van een bouwmodule die bovenop genoemde bouwmodule is geplaatst, waarbij ten minste één, mogelijk sommige of zelfs alle genoemde bovenste bouwmodules aan de dakzijde zijn voorzien van een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 21.
BE20235422A 2022-05-24 2023-05-23 Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie BE1030507B1 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
EP22175111.8A EP4283213A1 (en) 2022-05-24 2022-05-24 A mobile solar energy capturing module

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1030507A1 true BE1030507A1 (nl) 2023-12-01
BE1030507B1 BE1030507B1 (nl) 2024-04-15

Family

ID=81846623

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20235422A BE1030507B1 (nl) 2022-05-24 2023-05-23 Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP4283213A1 (nl)
BE (1) BE1030507B1 (nl)

Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE202009002015U1 (de) 2009-03-31 2010-08-19 Az1 Containerhandelsgesellschaft Mbh Bürocontainer

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20110220176A1 (en) * 2008-11-20 2011-09-15 Powerflower Solar Llc Portable, durable, integrated solar power generation device
US10024579B1 (en) * 2010-02-01 2018-07-17 The United States Of America, As Represented By The Secretary Of The Navy Solar panel deployment system
US9157418B2 (en) * 2011-09-02 2015-10-13 Solardrive Container Power Aps Sustainable power supply unit for ISO containers
US20150059381A1 (en) * 2011-12-20 2015-03-05 Dometric S.a.r.I. Mobile generator device and cooling system
BE1022801B1 (nl) * 2015-04-21 2016-09-08 Tiger Power Bvba Inrichting die meerdere zonnepanelen bevat

Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE202009002015U1 (de) 2009-03-31 2010-08-19 Az1 Containerhandelsgesellschaft Mbh Bürocontainer

Also Published As

Publication number Publication date
BE1030507B1 (nl) 2024-04-15
EP4283213A1 (en) 2023-11-29

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP3391533B1 (en) Portable solar photovoltaic array
US11489485B2 (en) Foldable solar power system
US20120298201A1 (en) Solar panel racking system
WO2018209378A1 (en) Portable power station and array module attachment therefor
US8584338B2 (en) Solar module array pre-assembly method
US10003298B2 (en) Solar collector cable support tray and support system
US20220018114A1 (en) Portable facility provided with natural energy power generation unit
BE1030507B1 (nl) Een mobiele module voor het opvangen van zonne-energie
US20110283923A1 (en) Pallet assembly for transport of solar module array pre-assembly
EP2532030A2 (en) Mobile solar power-generating system
US10250183B2 (en) Modular solar power generator
BE1022801B1 (nl) Inrichting die meerdere zonnepanelen bevat
US20220127840A1 (en) Extendable structure and relative movement method
GB2579621A (en) A transportable electricity generating system
KR20200111388A (ko) 태양광 발전모듈 레일 스텐딩 방식의 패키지형 이동식 태양광 발전시스템
WO2016113287A1 (en) Mobile power system
CN211747957U (zh) 一种双层移动式密集架
JP2020508407A (ja) 面支持構造モジュール
EP3642954B1 (de) Mobil und autark einsetzbare einrichtung zur einergieumwandlung von sonnenenergie in elektrische energie mit einem container
BE1028295B1 (nl) Een verplaatsbaar zonnepaneelsysteem
CN220512493U (zh) 一种智能保管柜
JP2020169637A (ja) 垂直軸風力発電装置およびコンテナ収容水力発電装置
RU210519U1 (ru) Контейнер-опора мобильной солнечной панели
KR102480971B1 (ko) 태양광 발전 시스템의 집광 구조
AU2011211412B2 (en) Stackable tracking solar collector assembly

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20240415