BE1030324B1 - Mijtsamenstelling en werkwijze voor het voeden van roofmijten - Google Patents

Mijtsamenstelling en werkwijze voor het voeden van roofmijten Download PDF

Info

Publication number
BE1030324B1
BE1030324B1 BE20225159A BE202205159A BE1030324B1 BE 1030324 B1 BE1030324 B1 BE 1030324B1 BE 20225159 A BE20225159 A BE 20225159A BE 202205159 A BE202205159 A BE 202205159A BE 1030324 B1 BE1030324 B1 BE 1030324B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
mites
mite
predatory
prey
composition
Prior art date
Application number
BE20225159A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1030324A1 (nl
Inventor
Emile P Demard
Pavel B Klimov
Felix L Wäckers
Dominiek Vangansbeke
Marcus V A Duarte
Jared L Dunham
Karel J F Bolckmans
Clive S A Stinson
Original Assignee
Biobest Group N V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Biobest Group N V filed Critical Biobest Group N V
Priority to BE20225159A priority Critical patent/BE1030324B1/nl
Priority to PCT/EP2023/055889 priority patent/WO2023170145A1/en
Publication of BE1030324A1 publication Critical patent/BE1030324A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1030324B1 publication Critical patent/BE1030324B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K67/00Rearing or breeding animals, not otherwise provided for; New or modified breeds of animals
    • A01K67/033Rearing or breeding invertebrates; New breeds of invertebrates
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01NPRESERVATION OF BODIES OF HUMANS OR ANIMALS OR PLANTS OR PARTS THEREOF; BIOCIDES, e.g. AS DISINFECTANTS, AS PESTICIDES OR AS HERBICIDES; PEST REPELLANTS OR ATTRACTANTS; PLANT GROWTH REGULATORS
    • A01N63/00Biocides, pest repellants or attractants, or plant growth regulators containing microorganisms, viruses, microbial fungi, animals or substances produced by, or obtained from, microorganisms, viruses, microbial fungi or animals, e.g. enzymes or fermentates
    • A01N63/10Animals; Substances produced thereby or obtained therefrom
    • A01N63/16Arachnids
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01PBIOCIDAL, PEST REPELLANT, PEST ATTRACTANT OR PLANT GROWTH REGULATORY ACTIVITY OF CHEMICAL COMPOUNDS OR PREPARATIONS
    • A01P7/00Arthropodicides
    • A01P7/02Acaricides
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01PBIOCIDAL, PEST REPELLANT, PEST ATTRACTANT OR PLANT GROWTH REGULATORY ACTIVITY OF CHEMICAL COMPOUNDS OR PREPARATIONS
    • A01P7/00Arthropodicides
    • A01P7/04Insecticides

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Insects & Arthropods (AREA)
  • Pest Control & Pesticides (AREA)
  • Plant Pathology (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • General Chemical & Material Sciences (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Biotechnology (AREA)
  • Microbiology (AREA)
  • Virology (AREA)
  • Dentistry (AREA)
  • Agronomy & Crop Science (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • Agricultural Chemicals And Associated Chemicals (AREA)

Abstract

Deze uitvinding heeft betrekking op het gebruik van prooimijten van de soort Thyreophagus calusorum als voedsel voor roofmijten, die gebruikt kunnen worden voor het bestrijden van een plaag in een gewas.

Description

Vakgebied van de uitvinding
Deze uitvinding heeft betrekking op het gebruik van prooimijlen van de soort
Thyreophagus calusorum als voedsel voor roofmijten, die gebruikt kunnen worden voor het bestrijden van een plaag in een gewas.
Roofmijten worden traditioneel gebruikt in het ruime vakgebied van plaagbestrijding in de landbouw. Er werd een ruim gamma roofmijtsoorten voorgesteld of gecommercialiseerd voor de biologische bestrijding van schadelijke fytofage mijten en plagen van insecten zoals witte vliegen en trips.
Recentelijk werden de voornaamste geleedpotige plaagscoorien voornamelijk bestreden met chemische middelen, Le. pesticiden. Vandaag zijn veel nieuwe pesticiden die beschikbaar zijn geworden op de markt meer selectief en minder gevaarlijk dan de oudere verbindingen. Maar zelfs de nieuwste pesticiden vertonen verscheidene grote problemen, nl. de ontwikkeling van resistentie bij doelwitplaagsoorten; de afnemende aanvoer van bruikbare, geregistreerde insecticiden en acariciden; de afzetting van ongewenste residu's; het nadelige effect op soorlen die niet tot de doelwitsoorten behoren, wat resulteert in secundaire plaaguitbraken; de fytoloxische reacties bij behandelde planten. Zo wordt het steeds duidelijker dat het probleem van de plaagbestrijding in de landbouw niet zal worden opgelost door alleen te vertrouwen op chemische bestrijding. Om deze reden onderzoeken en gebruiken veel landbouwers werkwijzen om het gebruik van pesticiden verminderen.
Een alternatief voor het gebruik van chemische stoffen is biologische bestrijding.
Biologische bestrijding is de opzettelijke manipulatie van populaties van levende nutlige organismen (natuurlijke vijanden) om een plaagpopulatie te beperken. Natuurlijke vijanden van mijten bijvoorbeeld omvaiten predatoren, parasitaire insecten, nemaloden en pathogenen.
Vrijwel elke plaag heeft immers natuurlijke vijanden en een geschikte aanpak van dergelijke natuurlijke vijanden kan vele soorten plagen doeltreffend bestrijden.
Het doel van biologische bestrijding is niet om een plaag uit te roeien, maar om ze op aanvaardbare niveaus le houden, waarop ze geen beduidende schade veroorzaken. Als dusdanig kan biologische bestrijding doeltreffend, goedkoop en veilig zijn.
Roofmijtenpopulaties worden al vele jaren gebruikt om plagen te bestrijden. In het bijzonder worden tegenwoordig hoofdzakelijk phytoseiidae roofmijten gebruikt om plagen zoals fytofage mijlen, trips en witte vliegen te bestrijden Neoseiulus cucumeris (Oudemans)
wordt bijvoorbeeld commercieel gebruikt voor de bestrijding van triplarven en spintmijten. In de context van biologische bestrijding van plagen wordt er ook een bijzonders aandacht besteed aan andere roofmijtenscorten, in het bijzonder Mesostigmata en Prostigmata soorten, en sommige ervan worden nu al gecommercialiseerd.
Er is derhalve een toenemende belangstelling voor de ontwikkeling van doeltreffende massakweeksystemen om roofmiitenpopulaties te produceren op een commercieel relevante schaal, en aan een aanvaardbare prijs. Commerciële kweeksystemen maken tegenwoordig gebruik van levende prooien in een cultuur op een drager om roofmijten te kweken.
WO2005/071107 en WO2013/103295 beschrijven bijvoorbeeld een mijtensamensteiling omvattende een populatie van individuen van een roofmijtensoort, een prooimiitenpopulatie als voedselbron voor de roofmiitindividuen en een drager. De samenstellingen in overeenstemming met deze documenten uit de stand van de techniek zijn geschikt voor het kweken van mijlensoorten en voor de biologische bestrijding van plagen.
Massakweeksystemen voor roofmijten zijn sterk afhankelijk van de beschikbaarheid van geschikte prooien voor de predatoren. Gezien hun roi in het kweken van roofmijten, neemt de commerciële relevantie van het kweken van prooimijten oe.
WO2006/057552, WO2008/015393, WO2008/104807 en WO2007/075081 tonen het potentieel van het gebruik van astigmatid mijten als prooimiiten bij de massakweek van roofmijten. Tot vandaag worden er echter slechts enkele astigmatid prooimijitenscorten gebruikt in massakweekmethodes, nl. Tyrophagus putrescentiae (Schrank), Thyreophagus entomophagus (Laboulbéne & Robin) en Carpog/yphus lactis L. WO2008/015393 A2 beschrijf vergelijkende proeven tussen deze drie commerciële prooimijten en ontdekte dat
Thyreophagus entomophagus zowel T. putrescentiae als C. /actis overtreft.
Het identificeren van nieuwe prooimijiten die gebruikt kunnen worden voor de biologische bestrijding van plagen, die tegelijk goedkoop en gemakkelijk te kweken zijn, Dijf een uitdaging. De meeste mijlen waarop roofmijten in de natuur jagen, werden nadien ongeschikt bevonden voor de massakweek van deze roofmijten, bijvoorbeeld omdat ze onvoldoende dichtheden bereiken of verdedigingsmechanismen tegen roofmijten hebben (zie bv. Massaro, M., Martin, J.P.L. and de Moraes G.J. Exp Appl Acarol (2016) 70: 411; Barbosa,
MFC. and de Moraes, G.J. Exp Appl Acaro! (2016) 69: 289; Barbosa, M.F.C. and de Moraes,
G.J. Biologica! Control (2015) 91: 22-26; en Midthassel, A. Leather, S.R., Wright, D.J. et al.
BioControl (2016) 61: 437). Voorts dienen potentiële negatieve effecten van de prooimijten op gewassen en eindgebruikers minimaal te zijn.
Met het oog op het bovenstaande is er sen voortdurende nood aan het verkrijgen van alternatieve en bij voorkeur verbeterde (meer doeltreffende) mijtsamenstellingen voor massakweek en productie op grote schaal van roofmijtenpopulaties, voor commerciële distributie van grotere volumes mijtsamenstellingen die deze omvatten en voor een betere plaagbestriiding en landbouwbeheer.
Samenvatting van de uiivinding
De uitvinders hebben verrassenderwiis gevonden dat het gebruik van mijlen van de soort Thyreophagus calusorum als procimijten de problemen van de huidige stand van de techniek verhelpen.
Daarom verschaft deze uitvinding een mijtensamensteliing omvattende - gen roofmijtenpopulatie, - een prooimijtenpopulatie, en - gen drager voor individuen van genoemde populaties, waarin genoemde prooimjijtenpopulatie mijten van de soort Thyreophagus calusorum omvat.
Fig. 1: Aantal eitjes dat gelegd wordt door A. calformicus wanneer gevoed met Th. entomophagus of Th. calusorum (gemiddelde + standaardfout).
Fig. 2: Aantal eitjes en mobiele individuen van A. swirskii wanneer gevoed met Th. entomophagus of Th. calusorum (gemiddelde + standaardfout).
Fig. 3: Aantal eities en mobiele individuen van N. calfornicus wanneer gevoed met 7h entomophagus of Th. calusorum (gemiddelde + standaardfout).
Zoals eerder hierin beschreven, verschaft deze uitvinding een mijtensamensteiling omvattende - een roofmijtenpopulatie, - gen prooimiitenpopulatie, en - gen drager voor individuen van genoemde populaties, waarn genoemde prooimijtenpopulatie mijten van de soort Thyreophagus calusorum omval
Met de term "roofmijtenpopulatie” wordt in de zin van deze uitvinding een populatie van nuttige mijten bedoeld die zich voeden met een prooimiitennopulatie.
Met de term "prooimiitenpopulatie” wordt in de zin van deze uitvinding een populatie van mijlen die bedoeld die minstens gedeeltelijk verbruikt worden door een roofmiitenpopulatie.
Met de term "drager" wordt in de zin van deze uitvinding eender welk vast materiaal bedoeld dat geschikt is om een draagvlak te verschaffen voor de individuen van zowel de roofmijten- als de prooimiitenpopulatie. De drager zal gewoonlijk werken als een driedimensionale matrix waarin de prooimijtenpopulatie en de roofmijtenpopulatie zich kunnen verplaatsen, verbergen, ontwikkelen en jagen of bejaagd worden.
De prooimijt Thyreophagus calusorum reproduceert parthenogenetisch astigmatid mijten, die werden verzameld uit subcorticale habitats in Florida, USA. T. calusorum vrouwtjes verschillen daarin van alle gekende soorten van Thyreophagus soorten dat ze zeer kort en een beetje conisch solenidion 6 op tarsus il hebben, spermathecae die breed, gescierotiseerd en boogvormig zijn aan de ingang van het spermathecaai kanaal en door de afwezigheid van ventrale seta wa |! (Klimov et al. ingediend).
Uitvinders hebben op verrassende wijze waargenomen dat een mijtensamenstelling volgens deze uitvinding betere resultaten vertoont op het vlak van efficiëntie. Er werd waargenomen dat individuen van een roofmijtenpopulatie die jagen op mijlen van de soort
Thyreophagus calusorum, sen hoge groeisnelheid vertonen en zodoende een groter aanta! individuen in de roofmiitensamenstelling.
Op voordelige wijze omvat de samenstelling volgens de uitvinding een voedselbron voor de roofmijten- en/of prooimijtenpopulaties. In een bijzondere uitvoeringsvorm omvat de samenstelling van de uitvinding een voedselbron voor Thyreophagus calusorum. In één uitvoeringsvorm is de voedselbron een natuurlijk dieet voor Thyreophagus calusorum.
Bijvoorbeeld kan de voedselbron afgeleid zijn van graan. In één uitvoeringsvorm omvat de voedselbron tarwekiemen, zemelen, gedopte rijst, havervlokken, maïsgruiten, meel (zoals meel van peulvruchten, boekweitmeel of mee! van granen), gedroogd fruit, jam, gedroogde insecten, fungi (zoals Saccharomyces cerevisiae) of pluimveeslachtafvaimeel. Diëten van mijten kunnen worden aangevuld met suikers, zoals sucrose, glucose, fructose of dextrose. In een andere uitvoeringsvorm is de voedselbron een kunstmatig dieet. Optioneel kan het dieet tevens andere voedselbronnen omvatten die wenselijk zijn voor de roof- en/of prooimijten om zich te voeden. Bijvoorbeeld: het dieet kan pollen omvatten, zoals die van bijenpollen, Typha sp. de dadelpalm Phoenix dactyiffera, of de wonderboom Ricinus communis. In een bijzondere uitvoeringsvorm omvat de voedselbron bijenpollen. Zoals de vakman weet, kan een drager gekozen worden die zowel als drager als als voedselbron dient, bijvoorbeeld tarwekiemen.
Voordelgerwijze, zoals hier eerder uitgelegd, kan de samenstelling volgens de uitvinding een schimmel omvatten. In een voorkeursuitvoeringsvorm is de schimmel een gist,
bij voorkeur een Saccharomyceles, zoals uit het geslacht Saccharomyces. In een voorkeursuitvoeringsvorm is de schimmel Saccharomyces cerevisiae. Er werd cok gevonden dat sen schimmel, zoals gist, een toereikende voedselbron is voor de prooimijiien van de uitvinding. Bijgevolg is het kweken van de prooimiiien van de uitvinding praktischer, stabieler 5 en goedkoper dan hel kweken van verscheidene andere prooimijten die momenteel gebruikt of voorgesteld worden voor het kweken van roofmijten.
Een aanvullende voedselbron zoals hierin gebruikt, verwijst naar een voedselbron die aanwezig is bovenop de prooimiitenpopulatie. Aanvullende voedselbronnen worden soms gebruikt bij het kweken van roofmijten als een meer kostenefficiënte voedselbron dan prooimiiten, Er wordt vaak waargenomen dat verscheidene roofmiiten aanvullend voedsel kunnen gebruiken om extra energie te krijgen, maar dat ze hebben ook de aanwezigheid van prooimiiten nodig om te overleven, zich te ontwikkelen en te reproduceren. Een groot nadeel van het gebruik van een aanvullende voedselbron is dat ze vatbaar is voor contaminatie door schimmels. Door een aanvullende voedselbron te combineren met de prooimiiten van de uitvinding wordt dit nadeel weggewerkt. Voorbeelden van aanvullende voedselbronnen die de voorkeur genieten zijn natuurlijke voedselbronnen (zoals pollen of dode mijten) en kunstmatige voedingsstoffen (Wäckers et al. (2005) Plantprovided food for carnivorous insects: a protective mutualism and its applications 355p; Morales-Ramos et al. (2014) Mass production of beneficial organisms 742p; Cohen (2015) Insect diets. Science and Technology, Second edion, 473p) Aanvullende voedselbronnen voor het kweken van roofmijten zijn de vakman welbekend.
In een bijzondere uitvoeringsvom kan de prooimiitensamenstelling volgens de uitvinding een populaties van geïmmobiiseerde en/of dode prooimiiten en/of dode prooimijteitijes omvatten (of daaruit bestaan). In een andere uitvoeringsvorm omvat de prooimijensamenstelling voigens de uitvinding dode prooimijten en dode prooimiiteities. In een meer bijzondere uitvoeringsvorm omvat de prooimiitenpopulatie zoals die in de uitvinding gebruikt wordt (a) een populatie van dode prooimijten, en (b) een populatie van levende mijten van de soort Thyreophagus calusorum. In een nog meer bijzondere uitvoeringsvorm omvat de prooimiitenpopulatie zoals die in de uitvinding gebruikt wordt (a) een populatie van dode prooimiiten van de soort Thyreophagus calusorum, en (b) een populatie van levende mijten van de soort Thyreophagus Calusorum. in een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding werd de prooimijtenpopulatie die mijten omvat van de soort Thyreophagus calusorum behandeld met een behandeling gekozen uit de groep bestaande uit: thermische behandeling, zoals bevriezen, verwarmen, koudeschok- of hitteschokbehandeling; chemische behandeling, zoals een behandeling met gas of rook; stralingsbehandeling, zoals behandeling met UV-, microgolf, gammastraling of
X-stralen; mechanische behandeling, zoals krachtig schudden, of roeren, onderwerping aan afschuiving, botsing; gasdrukbehandeling, zoals ultrasone behandeling, drukveranderingen, drukdalingen; elektrische behandeling, zoals elektrocutie; immobiliseren met sen kleefmidde!; immobiliseren door uithongeren, zoals door onthouding van water of voedsel; immobiliseren door verstikking of anoxiabehandeling, zoals door het tijdelijk elimineren van de zuurstof uit de atmosfeer of door zuurstof le vervangen door een ander gas, en eender welke combinatie hiervan. In een andere bijzondere uitvoeringsvorm werd de prooimiitenpopulatie omvattende mijten van de soort Thyreophagus calusorum gedood, bijvoorbeeld door bevriezing of bestraling. In een andere uitvoeringsvorm omvat de samenstelling van de uitvinding mijten van de soort Thyreophagus calusorum die werden gedood door bevriezing.
Het is dus ook een aspect van de uitvinding om een methode te verschaffen voor het kweken van roofmijten, waarbij de methode het volgende omvat - het verschaffen van een proomijlenpopulatie omvattende mijten van de soort
Thyreophagus calusorum, - het doden van de prooimijtenpopulatie omvattende mijten van de soort Thyreophagus calusorum, - het in contact brengen van de gedode procimiitenpopulatie omvatiende mijten van de soort Thyreophagus calusorum met een roofmijtenpopulatie en een drager voor individuen van de mijtenpopulaties, en - het toelaten van individuen van de roofmiitenpopulatie om zich te voeden met genoemde prooimijtenpopulatie.
Zoals eerder hierin vermeid, kan de drager eender welk vast materiaal zijn dat geschikt is om een draagvlak te verschaffen voor de individuen, In een voorkeursuilvoeringsvorm is de drager een mengsel van vaste dragerelementen. De drager is bij voorkeur een wezenlijk homogeen mengsel van vaste dragerelementen. Hoewel de vaste dragerelementen uiteenlopende grociten mogen hebben, verwijst een wezenlijk homogeen mengsel naar de verscheidenheid aan grootten die wezenlijk homogeen over de drager verdeeld zijn.
De gemiddeld langste as van de vaste dragerelementen is typisch tussen 1,0 en 20,0 mm, meer in het bijzonder tussen 2,0 en 12,0 mm, bij voorkeur tussen 3,0 en 8,0 mm. In sen andere bijzondere uitvoeringsvorm is de drager een mengsel van vaste dragerelementen met een soortgelijke grootte. in nog een andere uitvoeringsvorm heeft 90% van de vasie dragerelementen een langste as in het bereik van 0,1 keer tot 10,0 keer de gemiddelde langste as van het mengsel van vaste dragerslementen, in het bijzonder in het bereik van 0,2 en 5,0 keer, meer bepaald in het bereik van 0,5 en 2,0 keer. Zoals men zal begrijpen uit de hierin opgenomen beschrijvingen, mogen twee of meer verschilende soorten dragerelementen gebruik en gemengd worden. In zon geval verwijst de grootteverdeling naar de groctieverdeling per type dragerelement. Bij voorkeur verschaft de drager sen poreus medium, dat uitwisselingen toelaat van stofwisselingsgassen en warmte die door de mijtenpopulaties geproduceerd worden. Voorbeelden van geschikte dragers zijn niet-fotosynthetisch plantaardig materiaal, zoals (iarwe)zemelen, gedopte boekweit, gedopte rijst, zaagsel, boomschors, maïskolfgrutten, et cetera, of anorganisch materiaal, zoals vermiculiet. Op voordelige wijze omvat genoemde drager granen van een grassoort of eender welk deel ervan, zoals kiemen of zemelen. Bij voorkeur omvat genoemde drager geen levend, groen plantaardig materiaal, zoals bladeren of stammen of planten, In een bizondere uitvoeringsvorm omvat de drager niet-fotosynthetisch plantaardig materiaal. Een bijzondere voorkeur gaal uit naar een drager gekozen uit vermiculiet, tarwezemelen, gierstkaf, rijstomhuisels en boekweitomhulseis.
Bij voorkeur omvat genoemde drager elementen met sen gemiddelde langste as tussen 1,0 en 20,0 mm, in het bijzonder {ussen 3,0 en 9,0 mm. Het dragermateriaal kan een schuilplaats bieden voor de procimiiten en de roofmijten, wat stress en kannibalisme vermindert. Tijdens het massaal kweken laat de drager toe dat een driedimensionale kweekmatrix gegenereerd wordt en kan hij een voedselbron verschaffen voor de prooimijten.
Tijdens de opslag en de distributie voor biologische bestrijding werkt de drager als een vulstof en laat hij een meer homogene distributie van de roofmijten in de gewassen toe.
Op voordelige wijze bedraagt het aantal individuen van de roofmijtenpopulatie in verhouding tot het aantal individuen van de prooimijtenpopulatie ongeveer 5:1 tot 1:500, zoals ongeveer 2:1 tot 1:250, en bij voorkeur 1:1 tot 1:150. In een andere bijzondere uitvoeringsvorm bedraagt het aantal individuen van de roofmijfkenpopulatie in verhouding tot het aantal individuen van de prooimiitenpopulatie ongeveer 1:5 tol 1:30.
Hoge dichtheden van prooimiiten en roofmijten kunnen dankzij deze uitvinding bereikt worden. In een bijzondere uitvoeringsvorm omvatten de mijtensamenstellingen van deze uitvinding minstens 1000 mijten van de prooimijtenpopulatie per gram van de samenstelling, in het bijzonder minstens 2000 prooimijten, meer in het bijzonder minstens 2000 prooimijten.
In nog een andere uitvoeringsvorm minstens 5000 prooimijten, minstens 10.000 prooimiiten, minstens 20.000 prooimiiten, minstens 30.000 prooimiiten. In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de mijtensamenstelling minstens 50.000 mijten van de procoimijtenpopulatie per gram van de samenstelling.
In een andere bijzondere uilvoeringsvorm omvatten de mijtensamenstellingen van deze uitvinding minstens 20 mijten van de roofmiitenpopulatie per gram van de samenstelling, in het bijzonder minstens 30 roofmijten, meer in het bijzonder minstens 50 roofmijten. In nog een andere uitvoeringsvorm minstens 100 roofmijten, minstens 150 roofmijten, minstens 200 roofmijten, minstens 300 roofmijlen. In een voorkeursuivoerngsvorm omvat de milensamenstelling minstens 500 mijten van de roofmijtenpopulatie per gram van de samenstelling.
De hierin vermelde mijtenaantallen verwijzen naar het totaal aantal mijten in alle oniwikkelingsstadia, dus Inclusief eitjes, larven, nimfen, alle popstadia en volwassenen, tenzij de context duidelijk anders bepaalt Zoals men uit de beschrijvingen hierin zal begrijpen, dienen de prooimijten uit de samenstellingen van de uitvinding geen levende prooimiiten te zijn.
In een bijzondere uitvoeringsvorm omvatten de mijtensamenstellingen van deze uitvinding minstens 1000 nieleiljes-mijlen van de proomijtenpopulatie per gram van de samenstelling, in het bijzonder minstens 2000 niet-eities-prooimiiten, meer in het bijzonder minstens 3000 niet-elijes-prooimijten. In nog een andere uitvoeringsvorm minstens 5000 niet- eities-prooimiiten, minstens 10.000 nieteijes-prooimijten, minstens 20.000 niet-eitjes- prooimiiten, minstens 30.000 niet-eitjes-prooimiiten. In een voorkeursuilvoeringsvorm omvat de mijtensamenstelling minstens 50.000 niet-eities-mijten van de prooimiitenpopulatie per gram van de samenstelling.
In een andere bijzondere uitvoeringsvorm omvatten de mijtensamenstellingen van deze uitvinding minstens 20 niet-eitjes-mijten van de roofmijtenpopulatie per gram van de samenstelling, in het bijzonder minstens 30 nieleitjes-roofmijten, meer in het bijzonder minstens 50 niet-eitjes-roofmijten. in nog een andere uitvoeringsvorm minstens 100 niet-eitjes- rooîmijten, minstens 150 niet-eities-rocfmiiten, minstens 200 niet-eitjes-roofmijten, minstens 300 niet-eities-roofmiiten. In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de mijftensamenstelling minstens 500 niet-eitjes-mijten van de roofmijtenpopulatie per gram van de samenstelling.
In een andere bijzondere uitvoeringsvorm omvallen de mijlensamenstellingen van deze uitvinding minstens 20 volwassen mijten van de roofmijtenpopulatie per gram van de samenstelling, in het bijzonder minstens 30 volwassen roofmijten, meer in het bijzonder minstens 50 volwassen roofmijten. In nog een andere uitvoeringsvorm minstens 100 volwassen roofmijten, minstens 150 volwassen roofmijten, minstens 200 volwassen roofmijten, minstens 300 volwassen roofmijten. In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de mijltensamenstelling minstens 500 volwassen mijten van de roofmijtenpopulalie per gram van de samenstelling. in nog een andere bijzonders uivoeringsvorm omvatien de mijtensamenstelingen van deze uitvinding minstens 20 levende volwassen mijten van de roofmijenpopulatie per gram van de samenstelling, in het bijzonder minstens 30 levende volwassen roofmijten, meer in het bijzonder minstens 50 levende volwassen roofmijten. In nog een andere uitvoeringsvorm minstens 100 levende volwassen roofmijten, minstens 150 levende volwassen roofmijten, minstens 200 levende volwassen roofmijten, minstens 300 levende volwassen roofmijten. In een voorkeursuitvoeringsvorm omvalt de mijtensamenstelling minstens 500 levende volwassen mijten van de roofmiitenpopulatie per gram van de samenstelling.
° BE2022/5159
Het is duidelijk dat de hierboven vermelde bereiken van prooimiten- en roofmijtenaantalien gecombineerd kunnen worden om lot bijzondere en voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding te komen. Daaruit volgt dat deze uitvinding bijvoorbeeld mijtensamenstelingen verschaft die minstens 1000 mijlen van de procimiitenpopulatie en minstens 20 mijten van de roofmijtenpopulatie omvatten per gram van de samenstelling. Nog een ander voorbeeld: minstens 5000 mijten van de prooimijtenpopulatie en minstens 100 mijten van de roofmijtenpopulatie. Nog een ander voorbeeld: minstens 50.000 mijten van de prooimijtenpopulatie en minstens 500 mijten van de roofmijtenpopuiatie.
In een voorkeursuivoeringsvorm zijn genoemde roofmijten Mesostigmata of
Prostigmata mijtensoorten. In een andere uitvoeringsvorm worden genoemde roofmijten gekozen uit: - Mesostigmata roofmijtensoorten zoals: ) Phytoseiidae zoals uit: a)- de subfamile van de Amblyseiinae, zoals uit het geslacht 45 Amblyseius, bv. Amblyseius andersoni, Amblyseius aeralis, Amblyseius swirskii, Amblyseius herbicolus of Amblyseius largoensis, uit het geslacht
Eussius bv. Euseius finlandicus, Euseius hibisci, Euseius ovalis, Euseius victoriensis, Euseius stipulaius, Euseius scufalis, Euseius fularensis, Euseius addoensis, Euseius concordis, Euseius ho of Euseius citri, uit het geslacht
Neoseiulus bv. Neoseiulus barken, Neoselulus califormicus, Neoseiulus cucumeris, Neoseiulus longispinosus, Neoseiulus womersieyi, Neoseiulus idaeus, Neoseiuius anonymus, Neoseiulus paspalivorus, Neoseiuius reductus or Neoseiulus fallacis, uit het geslacht Amblydromalus bv. Amblydromalus limonicus uit het geslacht Typhiodromalus Dv. Typhlodromalus aripo,
Typhiodromalus laila of Typhlodromalus peregrinus, uit het geslacht Transeius bv. Transeius monidorensis, uit het geslacht Phytoseiulus, Dv. Phyioseiuius persimilis, Phytoseiulus macropilis, Phytoseiulus longipes, Phytoseiulus fragariae, b) de subfamilie van de Typhlodrominae, zoals uit het geslacht Ga/endromus bv. Galendromus occidentalis uit het geslacht Typhlodromus bv. Typhiodromus pyr,
Typhlodromus doreenae, Typhlodromus rhenanus of Typhiodromus athiasae: ©) de subfamilie van de Phytoselinae, zoals uit het geslacht Phytoseius bv.
Phytoseius macropilis, Phytososeius finitimus of Phytoseius plumifer. ij) Ascidae zoals uit het geslacht Prociolae/aps, zoals Proctolaslaps pygmaeus (Muller); uit het geslacht Biatfisocius bv. Blaffisocius tarsalıs (Berlese), Blaitisocius keegani (Fox); uit het geslacht Lasioseius bv. Lasioseius fimetorum Karg, Las/oseius foridensis Berlese, Lasioseius bispinosus Evans, Lasioseius dentatus Fox, Lasioseius scapulatus (Kenett), Lasioseius athiasae Nawar & Nasr, uit het geslacht Arcioseius bv. Arctoseius semiscissus (Berlese), uit het geslacht Protogamaselius bv.
Protogamasellus dioscorus Manson; ij) Laelapidae zoals uit het geslacht Stratio/aelaps bv. Stratiolaelaps scimitus (Womersley) (ook in het geslacht Hypoaspis geplaatst), Gaeolaelaps bv. Gaeolaslaps aculeifer (Canestrini) (ook in het geslacht Hypoaspis geplaatst); Androlaelaps bv.
Androlaelaps casalis (Beriese), iv) Macrochelidae zoals uit het geslacht Macrocheles bv. Macrocheles robustulus (Berlese), Macrocheles muscaedomesticae (Scopoli), Macrocheles matrius (Hull: v) Parasitidae zoals uit het geslacht Pergamasus;, bv. Pergamasus quisquifiarum Canestrini, Parasitus bv. Parasitusfimetorum (Beriese), Parasitus bituberosus Karg, Parasitellus bv. Parasitellus fucorum (De Geer); vi) Digamasellidae zoals uit het geslacht Digamasellus, bv. Digamasellus 45 guadrisetus of Digamasellus punctum, uit het geslacht Dendrolaelaps, bv.
Dendrolasiaps neodisefus; en -prostigmatid mijtensoorten zoals uit: 1) Tydeidae zoals uit het geslacht Homeopronematus bv. Homeopronematus anconai (Baker), uit het geslacht Tydeus bv. Tydeus lambi (Baker), Tydeus caudatus (Duges); uit het geslacht Pronematus bv. Pronematus ubiguitus (McGregor), 1) Cheyletidae zoals uit het geslacht Cheyletus bv. Chevletus eruditus (Schrank), Cheyistus malaccensis Oudemans; it) Cunaxidae zoals uit het geslacht Coleoscirus bv. Coleoscirus simplex (Ewing), uit het gesiacht Cunaxa bv. Cunaxa setirostris (Rermann); iv) Erythraeidae zoals uit het geslacht Balaustium bv. Balaustium puimani
Smiley, Ba/austium medicagoense Meyer & Ryke , Balaustium murorum (Hermann), v) Stigmaeidae zoals uit het geslacht Agistemus bv. Agistemus exsertus
Gonzalez; zoals uit het geslacht Zetzelfia bv. Zetzellia mali (Ewing), en vi) Tarsonemidae zoals uit het geslacht Acaronemus, Dv. Acaronemus destructor (Smiley and Landwehr); zoals uit het geslacht Dendroptus near suski
Sharonov and Livshits; zoals Lupotarsonemus floridanus Attian.
In een voorkeursuitvoeringsvorm behoren de roofmijten toi de Fhytoseiidae. In een bijzondere uitvoeringsvorm worden de roofmijten gekozen uit Amblyseiinae, Transeius,
Neoseiuius en Ambiydromalus, de roofmijten worden meer in het bijzonder gekozen uit de groep bestaande uit Amblyseius swirskii, Transeius montdorensis, Neoseiulus californicus,
Amblydromalus limonicus, Neoseiulus cucumers, Amblyseius anderson; Iphiseius degenerans en Strafiolaelaps scimitus, meer bepaald uit de groep bestaande uit Amblyseius swirskii, Transeius monidorensis, Neoseiulus calffornicus en Amblydromaius monicus. In een voorkeursuitvoeringsvorm worden de roofmiilen gekozen uit Amblyseius swirskii en
Neoseiulus californicus, bij voorkeur Neoseiulus calffornicus .
Deze uitvinding verschaft ook een commerciële verpakking voor het opslaan en
S verdelen van de samenstelling van de uitvinding. Daarom heeft deze uitvinding voorts betrekking op een recipiënt dat een samenstelling volgens de uitvinding bevat. Het recipiënt heeft in het bijzonder een inwendig volume tussen 0,004 | en 5 |, bij voorkeur tussen 0,5 | en 2 1. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het recipiënt bij voorkeur een uitgang voor minstens één motiele fase in de levenscyclus van de mijt, met meer voorkeur een uitgang die geschikt is voor het verschaffen van een voortdurende afgifte van genoemde minstens ene motiele levensfase. In een bijzondere uitvoerngsvorm heeft net recipiënt (bv. een fles of zak) minstens één uitgang met een verwijderbare afdichting. In het bijzonder verwijst de afdichting zoals hierin gebruikt naar een sluiting die gekleefd of gelast is. Bij voorkeur is het recipiënt geschikt om te worden bevestigd aan een gewas, bijvoorbeeld doordat het een haak omvat om het aan een blad of tak van het gewas te hangen of doordat het een zelfklevend oppervlak omvat om het op een oppervlak van het gewas te kleven of met een reepje dat aan het zakje is bevestigd.
De huidige uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het kweken van roofmijten, waarbij de werkwijze het volgende omvat - het verschaffen van een samenstelling van de uitvinding, en - het toelaten van individuen van de roofmijtenpopulatie om zich te voeden met gencemde prooimijtenpopulatie.
Bij voorkeur kunnen de individuen van de roofmijtenpopulatie zich voeden op genoemde prooimijtenpopulatie terwijl genoemde mijtensamenstelling op 5 tot 35°C en op een relatieve vochtigheid van 30 tot 100% gehouden wordt, meer bepaald op 15 tot 35°C en een relatieve vochtigheid van 50 tot 100%.
Deze uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het bestrijden van een plaag in een gewas, waarbij de werkwijze het aan genoemd gewas verschaffen van een mijtensamensteling volgens de uitvinding omvalt. De mijtensamenstelling van de uitvinding kan rechtstreeks op het gewas verdeeld worden. Ais alternatief wordt de mijtensamensteilling van de uitvinding verschaft in de nabijheid van het gewas. De miitensamenstelling van de uitvinding kan bijvoorbeeld aan een gewas verschaft worden door een recipiënt met de mijtensamensteling in de buur van het gewas te piaaisen en ervoor te zorgen dat de roofmijten genoemd recipiënt kunnen verlaten. Op die manier verspreiden de roofmijten zich over het gewas en bestrijden ze de plaag op het gewas. In een voorkeursuilvoeringsvorm bestaat de plaag uit geleedpotige dieren.
Deze uitvinding verschaft voorts het gebruik van mijlen van de soon Thyreophagus calusorum voor het voeden van roofmijten. Er werd gunstigerwijze gevonden dat deze mijten efficiënt gekweekt kunnen worden en dat ze een gemakkelijke voedselbron verschaffen voor roofmijten. Deze aanvraag laat toe om mijten van de soort Thyreophagus calusorum te
S verspreiden in een gewas zodat prooimijten die in het gewas aanwezig zijn zich ermee kunnen voeden. De mijten van de soort Thyreophagus calusorum (hierin ook prooimijten of prooimijtenpopulatie genoemd) kunnen alleen of in combinatie met roofmijlen verspreid worden. Wanneer ze worden verspreid in combinatie met roofmijten, kunnen de roofmijten en de procimiiten tegelijk of op aparte tijdstippen verspreid worden.
Deze en andere uitvoeringsvormen van de uitvinding worden aangeduid in de bijgevoegde conclusies.
De uitvinding zal nu verder beschreven worden met verwijzing naar de volgende voorbeelden, die niet-beperkende uitvoeringsvormen van diverse aspecten van de uitvinding tonen.
Voorbeelden
Voorbeeld 1: Reproductie van Neoseiulus californicus op Th. entomophagus en Th. calusorum prooimiiten
Dit experiment werd uitgevoerd om de reproductie van Neoselulus californicus op Th. eniomophagus en Th. calusorum prooimiiten te beoordelen. Beide procimiiten werden in kweekcontainers geproduceerd op een dieet bestaande uit tarwezemelen en bakkersgist. Tien jonge, zwangere, N. calfornicus vrouwtjes werden individueel van de massakweekfaciliteit overgebracht naar een arena uit PVC (1 x 2 cm) waarvan de randen bedekt waren met tissuepapier. Een klein volume prooimiiten (0,1 mL) werd verschaft als voedsel voor de vrouwtjes. De proef werd uitgevoerd in een klimaatkamer die was ingesteld op 23 + 1°C, 90 + 5% en een fotoperiode van 16:8 h (L:D). De resultaten werden geanalyseerd door de gelegde eitjes dagelijks te tellen en te verwijderen. De gegevens van de eerste dag werden weggelaten om de effecten van pre-experimentele voorwaarden te verminderen (van Houten et al. 1995).
Het aantal eiljes en mobiele individuen werd vergeleken gebruikmakend van een veralgemeend lineair model met een Poissonverdeling gebruikmakend van de statistische software R (versie 3.6.1) (R Core Team 2014).
Zoals getoond in Fig. 1, werd een beduidend hoger aantal eitjes gelegd wanneer N. californicus werd gevoed met Th. calusorum dan met Th. entomophagus (GLM: p<0.05). Er kan dus worden besloten dat Th. calusorum een meer efficiënte proolmijt is voor het kweken van roofmijten.
Voorbeeld 2: Vergelijking van de groei van roofmijten Amblyseius swirskij op Th. entomophagus en Th. calusorum prooimijten
Dit experiment werd uitgevoerd om de groei van de populatie van de phytoselid roofmijt
Amblyseius swirskii op twee soorten astigmatid prooimiten te vergelijken, namelijk
Thyreophagus entomophagus en Thyreophagus calusorum. Beide prooimijten werden in kweekcontainers geproduceerd op een dieet bestaande uit tarwezemelen en bakkersgist. Tien jonge, zwangere A. swirskii vrouwijes werden overgebracht naar een experimenteel kweekschaaltie (5 x 1.5 cm) (SPL Life Sciences, Korea), dat werd gevuld met houtmeel. Aan het mengsel met een klein volume prooimiiten {0.5 mL) toegevoegd als voedsel voor de roofmijten. De proef werd uitgevoerd in een klimaatkamer die was ingesteld op 23 + 1°C, 90 + 5% en een fotoperiode van 16:8 h (LD). De resultaten werden geanalyseerd door het aanta! mobiele individuen en elfjes van roofmijten na 10 dagen te vergelijken gebruikmakend van een veralgemeend lineair model met een quasi-Poissonverdeling gebruikmakend van de statistische software R (versie 3.6.1) (R Core Team 2014).
Zoals afgebeeld in Fig. 2, was het aantal eitjes en mobiele individuen van A. swirskii die werden gevoed met Th. eniomophagus sterk vergelijkbaar met dat van degene die werden gevoed met Th. calusorum (GLM: p>0.05 voor zowel eitjes als mobiele individuen). Dit toont de geschiktheid van Th. calusorum als prooimij voor het kweken van roofmijten.
Voorbeeld 3: Vergelijking van de groei van roofmijten Neoseiulus californicus op Th. entomophagus en Th. calusorum prooimijten
Dit experiment werd uitgevoerd om de groei van de populatie van de phytoseiid roofmijt
Neoseiulus californicus op iwee soorten astigmatid prooimijten te vergelijken, namelijk Th. entomophagus en Th. calusorum. Beide prooimijten werden in kweekcontainers geproduceerd op een dieet bestaande uit tarwezemelen en bakkersgist. Tien jonge, zwangere N. californicus vrouwtjes werden overgebracht naar sen experimenteel kweekschaaitie (5 x 1.5 om) (SPL Life
Sciences, Korea), dat werd gevuld met houtmeel. Aan het mengsel met een klein volume proocimiiten (0.5 mL) toegevoegd als voedsel voor de roofmijten. De proef werd uitgevoerd in een kiimaalkamer die was ingesteld op 23 + 1°C, 90 + 5% en een fotoperiode van 16:8 h (LD).
De resultaten werden geanalyseerd door het aantal mobiele individuen en eitjes van roofmijten na 10 dagen te vergelijken gebruikmakend van een veralgemeend lineair model met een quasi-Poissonverdeling gebruikmakend van de statistische software R (versie 3.6.1) (R Core
Team 2014).
Zoals te zien is in Fig. 3, was het aantal mobiele Individuen van N. californicus beduidend hoger wanneer ze werden gevoed met Th. calusorum dan met Th. entomophagus
(GLM: p<0.05), terwijl het aantal eities voor beide prooimiiten vergelijkbaar was (GLM: p>0.05).
Er kan dus worden besloten dat het gebruik van Th. calusorum zal resulteren in een groter aantal mobiele roofrijtindividuen, wat duidelijke economische voordelen biedt ten opzichte van het gebruik van Th enfomophagus.

Claims (15)

Conclusies BE2022/5159
1. Een mijtensamenstelling omvattende: — een roofmijtenpopulatie, — een prooimijtenpopulatie, en — een drager voor individuen van genoemde populaties, waarin genoemde prooimijtenpopulatie mijten van de soort Thyreophagus calusorum omvat.
2. De samenstelling volgens conclusie 1, voorts omvattende een voedselbron voor genoemde mijtenpopulaties.
3. De samenstelling volgens conclusie 2, waarin de voedselbron voor genoemde prooimijtenpopulatie tarwekiemen, pollen of een schimmel, zoals gist, omvat.
4. De samenstelling volgens één van de voorgaande conclusies, waarin genoemde drager granen van een grassoort of eender welk deel daarvan, zoals kiemen of zemelen, omvat.
5. De samenstelling volgens één van de voorgaande conclusies, waarin genoemde drager dragerelementen omvat met een gemiddelde langste as tussen 1,0 en 20,0 mm.
6. De samenstelling volgens één van de voorgaande conclusies, waarin het aantal individuen van de roofmijtensoort in verhouding tot het aantal individuen van de prooimijten ongeveer 5:1 tot ongeveer 1:500 bedraagt; in het bijzonder ongeveer 2:1 tot ongeveer 1:200; meer in het bijzonder tussen 1:1 en 1:50.
7. De samenstelling volgens één van de voorgaande conclusies, waarin genoemde roofmijtensoorten mesostigmatid of prostigmatid mijtensoorten zijn, in het bijzonder Phytoseiidae.
8. De samenstelling volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de samenstelling minstens 200 prooimijten van de soort Thyreophagus calusorum per gram van de samenstelling en minstens 10 roofmijten per gram van de samenstelling omvat.
9. Een recipiënt omvattende de samenstelling volgens één van de voorgaande conclusies.
10. Een werkwijze voor het kweken van roofmijten, waarbij de werkwijze het volgende omvat
- het verschaffen van de samenstelling volgens één van de conclusies 1 tot 8, en BE2022/5159 - het toelaten van individuen van de roofmijtenpopulatie om zich te voeden met genoemde prooimijtenpopulatie.
11. De werkwijze volgens conclusie 10, voorts omvattende het handhaven van genoemde mijtensamenstelling op 5 tot 35°C en op een relatieve vochtigheid van 30 tot 100%.
12. De werkwijze volgens conclusie 11, voorts omvattende het verpakken van de samenstelling in een recipiënt met een uitgang die ontworpen is om te worden geopend om minstens individuen van de roofmijtenpopulatie uit het recipiënt vrij te geven.
13. Gebruik van mijten van de soort Thyreophagus calusorum voor het voeden van roofmijten.
14. Een werkwijze voor het bestrijden van een plaag in een gewas, waarbij de werkwijze het aan genoemd gewas verschaffen van een mijtensamenstelling volgens één van de conclusies 1 tot 8 omvat.
15. De werkwijze volgens conclusie 14, omvattende het plaatsen van het recipiënt volgens conclusie 9 in of in de dichte nabijheid van het gewas.
BE20225159A 2022-03-08 2022-03-08 Mijtsamenstelling en werkwijze voor het voeden van roofmijten BE1030324B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20225159A BE1030324B1 (nl) 2022-03-08 2022-03-08 Mijtsamenstelling en werkwijze voor het voeden van roofmijten
PCT/EP2023/055889 WO2023170145A1 (en) 2022-03-08 2023-03-08 Mite composition and method for feeding predatory mites

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20225159A BE1030324B1 (nl) 2022-03-08 2022-03-08 Mijtsamenstelling en werkwijze voor het voeden van roofmijten

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1030324A1 BE1030324A1 (nl) 2023-10-02
BE1030324B1 true BE1030324B1 (nl) 2023-10-09

Family

ID=81975042

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20225159A BE1030324B1 (nl) 2022-03-08 2022-03-08 Mijtsamenstelling en werkwijze voor het voeden van roofmijten

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1030324B1 (nl)
WO (1) WO2023170145A1 (nl)

Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2021110934A1 (en) * 2019-12-04 2021-06-10 Biobest Group N.V. Mite composition and method for rearing mites

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
KR20130017104A (ko) 2004-12-31 2013-02-19 코퍼트 비.브이. 응애 조성물, 그의 용도, 포식성 이리응애인 지중해이리응애의 사육 방법, 상기 이리응애를 사육하는 사육 시스템 및 작물에서의 생물학적 해충 방제 방법
DK1830631T3 (da) 2004-12-31 2010-08-16 Koppert Bv Midesammensætning, anvendelse heraf, fremgangsmåde til at avle en phytoseiid rovmide, fremavlingssystem til at fremavle nævnte phytoseiide rovmide og fremgangsmåder til biologisk skadedyrskontrol på en afgrøde
BRPI0520809B1 (pt) 2005-12-29 2016-02-10 Koppert Bv sistema para criação de um ácaro predador phytoseiid, e método para controle biológico de pragas em uma safra agrícola.
GB0615358D0 (en) 2006-08-02 2006-09-13 Syngenta Bioline Ltd Improvements in or relating to organic compounds
GB0703672D0 (en) 2007-02-26 2007-04-04 Biolog Crop Prot Ltd Mite composition, use thereof, method for rearing a mite, rearing system, use of the composition in biological pest control, and method of biological pest
DK3165087T3 (da) 2012-01-04 2020-10-12 Koppert Bv Midesammensætning, bærer, fremgangsmåde til opdræt af mider og anvendelser relateret dertil

Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2021110934A1 (en) * 2019-12-04 2021-06-10 Biobest Group N.V. Mite composition and method for rearing mites

Also Published As

Publication number Publication date
WO2023170145A1 (en) 2023-09-14
BE1030324A1 (nl) 2023-10-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
Sedlacek et al. Lepidoptera and psocoptera
Drew et al. The evolution of fruit fly feeding behavior
Vreysen et al. The sterile insect technique as a component of sustainable area-wide integrated pest management of selected horticultural insect pests
Riddick et al. Is Tetranychus urticae suitable prey for development and reproduction of naïve Coleomegilla maculata?
Žd'árková Biological control of storage mites by Cheyletus eruditus
BE1027819B1 (nl) Mijtensamenstelling en werkwijze voor het kweken van mijten
Pirayeshfar et al. Comparison of biological characteristics of the predatory mite Blattisocius mali (Acari: Blattisocidae) reared on frozen eggs of Tyrophagus putrescentiae (Acari: Acaridae) alone and in combination with cattail and olive pollens
CA2287794C (en) Crop pollination method by insects
BE1030324B1 (nl) Mijtsamenstelling en werkwijze voor het voeden van roofmijten
US20240130402A1 (en) Food source for biological control agents and methods thereof
Kamboh et al. Evaluation of parasitic potential of Anisopteromalus calandrae (Howard) against Callosobruchus maculatus (F.), Rhyzopertha dominica (F.) and Sitophilus oryzae (L.) in grains treated with diatomaceous earths.
BE1030252B1 (nl) Mijtsamenstelling en werkwijze voor het voeden van roofmijten
BE1029947B1 (nl) Mijtsamenstellingen en werkwijzen voor het voeden van mijten
BE1026685B1 (nl) Mijtensamenstelling en werkwijze voor het kweken van mijten
Hoefele et al. Experimentally guided development of a food bait for European fire ants
Yu Susceptibility of Lasioderma serricorne (F.) life stages exposed to elevated temperatures
Morales-Ramos et al. Rearing methods of four insect species intended as feed, food, and food ingredients: a review
WO2023117121A1 (en) Mite composition and method for rearing mites
Atwa et al. Biological Studies on Cheyletid Predator Mite, Cheletogenes ornatus (Canestrini & Fanzago) when Fed on the Different Preys
Mostafa et al. Laboratory studies on the mesostigmatid mites Androlaelaps aegypticus (Laelapidae) and Proctolaelaps gizanensis (Ascidae) on three mite pests at different conditions
Sahayaraj et al. Mass Production of Insect Predators
Arrahman et al. Components of environment affecting the reproduction of powder beetle Sitophilus zeamais (motsch.)
Tripathi et al. Role of Bio-inputs in Pest Management
Dumont et al. Bt Toxin effects on cricket mortality

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20231009