BE1029572A1 - Serviesgoedsysteem omvattende thermisch-buffer-materiaal en fase-transitie-materiaal - Google Patents

Abstract

Serviesgoedsysteem omvattende ten minste één serveerschotel, ten minste één vormflexibele verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal, en ten minste één al dan niet vormvaste verpakkingen omvattende fase-transitie-materiaal, waarbij de ten minste één verpakking omvattende thermisch-buffer-materiaal bij de bovenzijde daarvan thermisch in contact is met de ten minste één serveerschotel en bij de onderzijde daarvan thermisch in contact is met de ten minste ene verpakking omvattende fase-transitie-materiaal.

Description

SERVIESGOEDSYSTEEM OMVATTENDE THERMISCH-BUFFER-MATERIAAL EN FASE-TRANSITIE-MATERIAAL Vakgebied De uitvinding heeft betrekking op een serviesgoedsysteem omvattende een oppervlak waarop voedsel kan geplaatst worden, en een thermisch-buffer-materiaal, en een fase-transitie-materiaal. De uitvinding heeft verder betrekking op werkwijzen voor het produceren en het gebruiken van cen serviesgoedsysteem omvattende een thermisch-buffer-materiaal en een fase-transitie-materiaal.

Achtergrond Meerdere octrooien die gerelateerd zijn aan de toepassing van fase-transitie-materialen vervat in serviesgoed voor het koel of warm houden van voedsel geplaatst op of in het serviesgoed, dit door middel van de latente energie die geactiveerd kan worden door het respectievelijk stollen of smelten van het fase-transitie-materiaal vervat in het serviesgoed, en die na de activering van het fase-transitie-materiaal kan worden overgedragen door een oppervlak van het serviesgoed, typisch door overdracht via geleiding van de thermische energie, aan het koel of warm te houden voedsel, zijn gekend. In geval het koud houden van voedsel de beoogde toepassing betreft, wordt de benodigde activering van het fase-transitie-materiaal, zijnde de fase-transitie van vloeibare naar vaste toestand, typisch bekomen door het plaatsen van het fase-transitie-materiaal, in een omgeving met cen temperatuur lager dan het stolpunt van het fase-transitie-materiaal. De daartoe relevante stoltemperaturen, voor de fase-transitie en voor het koelen van het voedsel, zijn in het temperatuurbereik van — 15 ° tot 15 °C, zijnde temperaturen typisch lager dan de omgevingstemperatuur van een omgeving waarin het voedsel wordt geconsumeerd of algemener de typische leefomgeving, en bijgevolg kunnen vrieskasten, met typisch een temperatuur in het bereik van — 5 °C tot — 20 °C, en koelkasten, met een temperatuur typisch in het bereik van 1 °C tot 7 °C, geschikt zijn voor de activering van deze fase-transitie-materialen, waarvoor typisch activeringstijden tussen 3 u en 12 u benodigd zijn.

In het geval van toepassing voor het warm houden van voedsel wordt de benodigde activering, zijnde de fase-transitie van vaste naar vloeibare toestand bekomen door het plaatsen van het fase- transitie-materiaal, met een smeltpunt typisch in het temperatuurbereik van 35 tot 95 °C, in een omgeving met een temperatuur hoger dan het smeltpunt van het fase-transitie-materiaal. Zo kunnen bijvoorbeeld een warmtekast met een ingestelde temperatuur van 90 °C of een oven ingesteld op een temperatuur van 120 °C geschikt zijn voor het smelten van dergelijke fase-transitie-materiaal, met benodigde activeringstijden typisch tussen 1 u en 12 u. Voor het koel houden van voedsel op bijvoorbeeld een buffet, wordt typisch als serviesgoedsysteem een opstelling gebruikt bestaande uit één of meer serveerschotels, met als materiaal typisch roestvrijstaal of porselein en met afmetingen overeenkomstig met typisch een selectie uit de GastroNorm (GN) maatindeling, steunend op een dragerbak, typisch uit roestvrijstaal, met in de bak één of meer koelelementen, bestaande uit een fase-transitie-materiaal vervat in een plastic houder. De één of meerdere koelelementen zorgen voor een afkoeling van de ruimte gevormd door zijdelings en aan onderzijde de dragerbak en aan de bovenzijde de één of meerdere serveerschotels, en zodoende wordt het oppervlak waarop het voedsel ligt gekoeld. Eventueel wordt nog een koepel toegevoegd aan voormelde opstelling om het voedsel langer koel te houden, waarbij de koepel bijvoorbeeld gemaakt uit is uit doorzichtig glas of kunstglas.

Hetgeen evenwel wordt vastgesteld bij gebruik van dergelijk serviesgoedsysteem bestaande uit voormelde opstelling, is dat grote temperatuurverschillen zich voordoen, in het bijzonder in geval van gebruik zonder koepel, dit zowel naar positie op de serveerschotel(s) toe, met bijvoorbeeld een koel centraal gedeelte en een warmer randgedeelte, als in de tijd van gebruik, met initieel vriestemperaturen op de serveerschotel(s) en na 30 tot 60 min temperaturen reeds boven 7 °C, hetgeen gevaar inhoudt voor de voedselveiligheid van koel te serveren voedsel als bv. vlees en vis, en dat daarnaast ook het probleem zich stelt dat afhankelijk van de selectie van het materiaal van de serveerschotel(s), een ander temperatuurbereik wordt bekomen tijdens het gebruik van het serviesgoed.

Samenvatting van de uitvinding Hetgeen ontbreekt in de stand der techniek is serviesgoed, gebaseerd op bovenvermelde combinatie van serveerschotel(s), koelelement(en) en dragerbak zonder gebruik van een koepel, dat het voedsel, in het bijzonder vlees en vis op de serveerschotel(s) gedurende een lange tijd kan gekoeld houden met een beperkte temperatuurvariatie, bv. beperkt tussen 3 en 6 °C, onder normcondities gedurende meer dan 2 u, en dit op het gehele oppervlak waarop het voedsel wordt geplaatst, dus niet enkel het centrale gedeelte bijvoorbeeld, en met de mogelijkheid om dit optimale temperatuurbereik te bekomen onafhankelijk van de selectie van het materiaal van de serveerschotel.

Soortgelijke beperkingen worden ook vastgesteld voor serviesgoed gebaseerd op een vergelijkbare opstelling gebruik makende van warmelementen, met in het bijzonder ook de ongewenste grote variatie van de temperaturen op de serveerschotel afhankelijk van de positie van het voedsel op de serveerschotel. De huidige uitvinding beoogt een oplossing te bieden voor ten minste enkele van bovenvermelde problemen en beperkingen.

In een eerste aspect betreft de uitvinding een serviesgoedsysteem omvattende een thermisch- buffer-materiaal en een fase-transitie-materiaal, dit volgens conclusies 1 tot 12. In een tweede aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het produceren van een serviesgoedsysteem omvattende een thermisch-buffer-materiaal en een fase-transitie-materiaal, dit volgens conclusies 13 tot 24. In een derde aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het gebruiken van een serviesgoedsysteem omvattende een thermisch-buffer-materiaal en een fase-transitie-materiaal, dit volgens conclusies 25 tot 27.

Korte figuurbeschrijving Bovenstaande, onderstaande en andere voordelige eigenschappen en doelen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer deze wordt gelezen in combinatie met de tekeningen en tabellen in bijlage, waarin: Figuur 1 een voorbeelduitvoeringsvorm toont van een serviesgoedsysteem omvattende een thermisch-buffer-materiaal en een fase-transitie-materiaal volgens de uitvinding, waarbij de optionele dragerbak mee wordt getoond; Figuur 2 een tabel toont met specificaties met betrekking tot voorbeeld 1; Figuur 3 een grafiek toont met meetresultaten met betrekking tot voorbeeld 1; Figuur 4 een schematisch bovenaanzicht toont van een serveerschotel met betrekking tot voorbeeld 2; Figuur 5 een grafiek toont met meetresultaten met betrekking tot voorbeeld 2; Figuur 6 een grafiek toont met meetresultaten met betrekking tot voorbeeld 3; Figuur 7 een tabel toont met specificaties met betrekking tot voorbeeld 4; Figuur 8 een grafiek toont met meetresultaten met betrekking tot voorbeeld 4; Figuur 9 een tabel toont met specificaties met betrekking tot voorbeeld 5; Figuur 10 een grafiek toont met meetresultaten met betrekking tot voorbeeld 5; Figuur 11 een tabel toont met specificaties met betrekking tot voorbeeld 6; Figuur 12 een grafiek toont met meetresultaten met betrekking tot voorbeeld 6;

Figuur 13 een tabel toont met specificaties met betrekking tot voorbeeld 7; Figuren 14a en 14b grafieken tonen met meetresultaten met betrekking tot voorbeeld 7; Figuur 15 een tabel toont met specificaties met betrekking tot voorbeeld 8; en Figuur 16 een grafiek toont met meetresultaten met betrekking tot voorbeeld 8.

Gedetailleerde uitvoeringsvormen De uitvinding betreft een nieuw serviesgoedsysteem 100 omvattende thermisch-buffer-materiaal en fase-transitie-materiaal, meer specifiek omvattende een opstelling samengesteld uit één of meer serveerschotels 130, één of meer vormflexibele verpakkingen omvattende vloeibaar thermisch- buffer-materiaal 120 die aan de bovenzijde (thermisch) contact maken met de één of meerdere serveerschotels 130, en één of meer al dan niet vormvaste verpakkingen omvattende fase-transitie- materiaal 110, die aan de bovenzijde (thermisch) contact maken met de één of meerdere verpakkingen omvattende thermisch-buffer-materiaal 120, al dan niet in combinatie met een dragersysteem 140, bijvoorbeeld een dragerbak, waarin de één of meer verpakkingen omvattende fase-transitie-materiaal 110 kunnen worden geplaatst en waarop de één of meerdere serveerschotels 130 kunnen worden geplaatst, met daartussen de één of meer verpakkingen omvattende thermisch-buffer-materiaal 120 die aan bovenzijde (thermisch) contact maken met de één of meer serveerschotels 130 en aan onderzijde (thermisch) contact maken met de één of meer verpakkingen omvattende fase-transitie-materiaal 110.

Door toepassing van de verpakking met thermisch-buffer-materiaal 120 worden verscheidene voordelen bekomen, zijnde een lange tijd van koude of warmte op het oppervlak van de serveerschotel(s), met beperkte variatie van de temperatuur in functie van de tijd, en dit over een groot deel van het oppervlak van de serveerschotel(s) 130, met ook een beperkte variatie van de temperatuur in functie van de positie op het oppervlak van de serveerschotel(s) 130.

De uitvinding betreft ook dat het materiaal van de vormflexibele verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120 bij voorkeur bestaat uit plastic dat weinig of niet doorlaatbaar is voor water, zout, alcoholen en esters.

De uitvinding betreft ook dat het vloeibaar thermisch-buffer-materiaal bij voorkeur water, zout, alcoholen of esters omvat, bij voorkeur ook omvattende een geleermiddel, als bij voorbeeld natrium polyacrylaat (superabsorbent of SAP).

De uitvinding betreft ook dat het materiaal van de verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 bij voorkeur bestaat uit vormvast plastic dat weinig of niet doorlaatbaar is voor water, zout, alcoholen en esters.

De uitvinding betreft ook dat het fase-transitie-materiaal water, zout, alcoholen of esters omvat, bij voorkeur ook omvattende een geleermiddel.

De uitvinding betreft ook fase-transitie-materialen met een smeltpunt in het temperatuurbereik van 35 tot 95 °C. 5 De uitvinding betreft ook serveerschotels 130 waarvan het materiaal bij voorkeur wordt geselecteerd uit de groep van roestvrijstaal, porselein, steengoed, getemperd glas, glas en plastic.

Bij voorkeur hebben het vloeibaar thermisch-buffer-materiaal en de plastic verpakkingen een thermische geleidbaarheid van minstens 0,1 W/(m.K). Bij voorkeur bedraagt het verschil in de smeltpunten van het thermisch-buffer-materiaal en het fase-transitie-materiaal minder dan 10 °C, meer bij voorkeur minder dan 7 °C, nog meer bij voorkeur minder dan 4 °C.

De uitvinding betreft ook een werkwijze voor het produceren van een serviesgoedsysteem 100 omvattende één of meerdere serveerschotels 130, één of meerdere vormflexibele verpakkingen omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120 en één of meerdere al dan niet vormvaste verpakkingen omvattende fase-transitie-materiaal 110, met de één of meer verpakkingen omvattende thermisch-buffer-materiaal 120 aan de bovenzijde thermisch contact makend met de één of meerdere serveerschotels 130 en aan de onderzijde thermisch contact makend met de één of meerdere verpakkingen omvattende fase-transitie-materiaal 110, die de stappen omvat van: - verpakken van thermisch-buffer-materiaal in een vormflexibele verpakking;

- verpakken van fase-transitie-materiaal in een al dan niet vormvaste verpakking; - aanbrengen van vormflexibele verpakking omvattende thermisch-buffer-materiaal op al dan niet vormvaste verpakking omvattende fase-transitie-materiaal en aanbrengen van serveerschotel op vormflexibele verpakking omvattende thermisch-buffer-materiaal.

De uitvinding betreft daarnaast ook een werkwijze die de stappen omvat van:

_-plaatsing van al dan niet vormvaste verpakking omvattende fase-transitie-materiaal in een dragersysteem; - plaatsing van serveerschotel op een dragersysteem.

De uitvinding betreft ook een werkwijze waarbij het materiaal van de vormflexibele verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120 bij voorkeur bestaat uit plastic dat weinig of niet doorlaatbaar is voor water, zout, alcoholen en esters.

De uitvinding betreft ook een werkwijze waarbij het vloeibaar thermisch-buffer-materiaal bij voorkeur water, zout, alcoholen of esters omvat. De uitvinding betreft ook een werkwijze waarbij het vloeibaar thermisch-buffer-materiaal een geleermiddel omvat, als bijvoorbeeld natrium polyacrylaat (superabsorbent of SAP).

De uitvinding betreft ook een werkwijze waarbij het materiaal van de verpakking omvattende fase- transitie-materiaal 110 bij voorkeur bestaat uit vormvast plastic dat weinig of niet doorlaatbaar is voor water, zout, alcoholen en esters.

De uitvinding betreft ook een werkwijze waarbij het fase-transitie-materiaal bij voorkeur water, zout, alcoholen of esters omvat, bij voorkeur ook omvattende een geleermiddel. De uitvinding betreft ook een werkwijze waarbij het fase-transitie-materiaal bij voorkeur een smeltpunt heeft in het temperatuurbereik van 35 tot 95 °C. De uitvinding betreft ook een werkwijze waarbij het fase-transitie-materiaal een geleermiddel omvat. De uitvinding betreft ook een werkwijze waarbij de één of meer serveerschotels 130 materiaal omvatten bij voorkeur geselecteerd uit groep van roestvrijstaal, porselein, steengoed, (getemperd) glas of plastic. De uitvinding betreft ook een werkwijze waarbij het vloeibaar thermisch-buffer-materiaal en de plastic verpakking bij voorkeur een thermische geleidbaarheid hebben van minstens 0.1 W.m'.K. De uitvinding betreft ook een werkwijze waarbij het verschil in de smeltpunten van het thermisch- buffer-materiaal en het fase-transitie-materiaal bij voorkeur minder dan 10 °C bedraagt. De uitvinding betreft ook een werkwijze voor gebruik van een serviesgoedsysteem 100 omvattende één of meerdere serveerschotels 130, één of meerdere vormflexibele verpakkingen omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120, bij voorkeur met een smeltpunt in bereik van — 5 °C tot 5 °C, en één of meerdere al dan niet vormvaste verpakkingen omvattende fase-transitie-materiaal 110, bij voorkeur met een smeltpunt in bereik van — 15 °C tot 5 °C, waarbij: - één of meerdere al dan niet vormvaste verpakkingen omvattende fase-transitie-materiaal 110 worden geplaatst in vrieskast tot het fase-transitie-materiaal is gestold; - één of meerdere vormflexibele verpakkingen omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120, al dan niet, worden gekoeld in de koelkast;

- Één of meerdere vormflexibele verpakkingen omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120 worden geplaatst met thermisch contact op één of meerdere al dan niet vormvaste verpakkingen omvattende het gestolde fase-transitie-materiaal; - Één of meerdere serveerschotels 130, al dan niet met voedsel, al dan niet worden gekoeld in de koelkast; - één of meerdere serveerschotels 130, al dan niet met voedsel, worden geplaatst op één of meerdere vormflexibele verpakkingen omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120, die zelf geplaatst zijn met thermisch contact op één of meerdere al dan niet vormvaste verpakkingen omvattende het gestolde fase-transitie-materiaal 110.

De uitvinding betreft ook een werkwijze voor gebruik van een serviesgoedsysteem 100 omvattende één of meerdere serveerschotels 130, één of meerdere vormflexibele verpakkingen omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120, bij voorkeur met een smeltpunt in bereik van 5 °C tot 15 °C, en één of meerdere al dan niet vormvaste verpakkingen omvattende fase-transitie-materiaal 110, bij voorkeur met een smeltpunt in bereik van 5 °C tot 15 °C, waarbij: - één of meerdere al dan niet vormvaste verpakkingen omvattende fase-transitie-materiaal 110 worden geplaatst in koelkast tot het fase-transitie-materiaal is gestold; - één of meerdere vormflexibele verpakkingen omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120, al dan niet, worden gekoeld in de koelkast; - één of meerdere vormflexibele verpakkingen omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120 worden geplaatst met thermisch contact op één of meerdere al dan niet vormvaste verpakkingen omvattende het gestolde fase-transitie-materiaal 110; - één of meerdere serveerschotels 130, al dan niet met voedsel, al dan niet worden gekoeld in de koelkast; - één of meerdere serveerschotels 130, al dan niet met voedsel, worden geplaatst op één of meerdere vormflexibele verpakkingen omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120, die zelf geplaatst zijn met thermisch contact op één of meerdere al dan niet vormvaste verpakkingen omvattende het gestolde fase-transitie-materiaal 110.

De uitvinding betreft ook een werkwijze voor gebruik van een serviesgoedsysteem 100 omvattende één of meerdere serveerschotels 130, één of meerdere vormflexibele verpakkingen omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120 en één of meerdere al dan niet vormvaste verpakkingen omvattende fase-transitie-materiaal 110, bij voorkeur met een smeltpunt in bereik van 35 °C tot 95 °C, waarbij: - één of meerdere al dan niet vormvaste verpakkingen omvattende fase-transitie-materiaal 110 worden verwarmd tot het fase-transitie-materiaal is gesmolten;

- één of meerdere vormflexibele verpakkingen omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120, al dan niet, worden verwarmd; - Één of meerdere vormflexibele verpakkingen omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120 worden geplaatst met thermisch contact op één of meerdere al dan niet vormvaste verpakkingen omvattende het gestolde fase-transitie-materiaal 110; - één of meerdere serveerschotels 130, al dan niet met voedsel, al dan niet worden verwarmd; - één of meerdere serveerschotels 130, al dan niet met voedsel, worden geplaatst op één of meerdere vormflexibele verpakkingen omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120, die zelf geplaatst zijn met thermisch contact op één of meerdere al dan niet vormvaste verpakkingen omvattende het gestolde fase-transitie-materiaal 110. In wat volgt, wordt de uitvinding beschreven aan de hand van niet-limiterende voorbeelden die de uitvinding illustreren, en die niet bedoeld zijn of geïnterpreteerd mogen worden om de omvang van de uitvinding te beperken.

Voor voordelen en technische effecten van elementen hieronder beschreven in de Voorbeelden wordt verwezen naar de voordelen en technische effecten van overeenkomende elementen hierboven beschreven in de gedetailleerde beschrijving.

Voorbeeld 1 De serveerschotel 130 wordt vooraf gekoeld in de koelkast (ingesteld op 5 °C) en de verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 in de vrieskast (ingesteld op -18 °C), specificatie van deze als beschreven in de tabel van figuur 2. Bij aanvang van de test wordt de verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 in de roestvrijstalen dragerbak 130 gelegd, die wordt afgesloten door de serveerschotel 130. Hierbij ontstaat een luchtlaag van ca. 3 mm tussen de verpakking omvattende fase-transitie-materiaal en de serveerschotel, zoals getoond in figuur 1. De temperatuur wordt in het midden van de serveerschotel 130 en in het midden van het voedsel gemeten. Het voedsel gebruikt in deze test zijn plakjes jonge kaas (100 g, 4 sneetjes), zoals die typisch geserveerd worden in een dergelijke opstelling. In de grafiek van figuur 3 worden de resultaten weergegeven voor volgende, zijnde één serveerschotel 130 steunend op een dragerbak 140 die voorzien is van een verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 die zorgt voor afkoeling van de ruimte gevormd door zijdelings en aan onderzijde de dragerbak 140 en aan de bovenzijde de serveerschotel 130. Men stelt een beperkt koelend effect vast op de serveerschotel 130, dit door het koelend effect van de verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 op de lucht in de ruimte gevormd door de zijdelinkse afsluiting van de dragerbak 140 en de bovenliggende afsluiting door de serveerschotel 130 zelf.

Dit effect beperkt zich evenwel tot slechts 90 minuten waarbij kan worden geconcludeerd dat de temperaturen zich vanaf dit specifiek tijdstip boven de voedselveilige temperaturen bevinden voor vlees- en visproducten.

Voorbeeld 2 In deze test wordt de temperatuur op drie plaatsen op de serveerschotel bepaald.

In het midden (positie 2) van de serveerschotel en daarnaast ook het midden van de helft van de serveerschotels (posities 1 en 3), zoals aangegeven in figuur 4. Net als in Voorbeeld 1 wordt de serveerschotel 130 vooraf gekoeld bij 5 °C in de koelkast en de verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 geactiveerd bij -18 °C in de vrieskast, specificatie van deze overeenkomstig als in Voorbeeld 1, zie de tabel van figuur 2. Ook in dit voorbeeld bedraag de afstand tussen de serveerschotel 130 en de verpakking omvattende fase- transitie-materiaal 110 ongeveer 3 mm.

De grafiek van figuur 5 geeft de variatie weer van de positie op de serveerschotel 130 steunend op de dragerbak 140 die voorzien is van een verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110. We kunnen hierbij stellen dat de variatie over deze serveerschotel 130 naar positie toe groot is, waardoor het geserveerde voedsel zich op bepaalde posities in vriestoestand kan bevinden terwijl hetzelfde type voedsel zich op andere posities op deze serveerschotel zich boven de voedselveilige temperaturen kan bevinden.

Voorbeeld 3 In dit voorbeeld wordt een soortgelijke test uitgevoerd als in Voorbeeld 2, met als verschil dat de verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 onderaan wordt geïsoleerd met karton.

Dit resulteert ook in rechtstreeks contact tussen de verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 en de serveerschotel 130. De serveerschotel 130 wordt vooraf gekoeld bij 5 °C in de koelkast en de verpakking omvattende-fase-transitie-materiaal wordt geactiveerd in een vrieskast bij -18 °C.

De temperatuurmeting gebeurt in dit voorbeeld rechtstreeks op het midden van de schotel.

In de grafiek van figuur 6 worden de resultaten weergegeven voor één serveerschotel 130 steunend op een dragerbak 140 die voorzien is van een verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 die zorgt voor afkoeling van de ruimte gevormd door zijdelings en aan onderzijde de dragerbak 140 en aan de bovenzijde de serveerschotel 130. Hierbij wordt het onderscheid gemaakt tussen het bovenstaand systeem waarbij er enerzijds geen rechtstreeks contact is tussen de verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 en de serveerschotel 130 en anderzijds wel een rechtstreeks thermisch contact aanwezig is.

We kunnen hieruit concluderen dat de luchtlaag in het experiment zonder direct thermisch contact een vertragende invloed heeft.

Deze zorgt ervoor dat de hoeveelheid warmte die wordt onttrokken aan de serveerschotel 130 verspreid wordt over een langere tijd waardoor grote vriespunten worden voorkomen.

Voorbeeld 4 In dit voorbeeld wordt een overeenkomstige test uitgevoerd als in Voorbeeld 3, met als verschil dat een ander fase-transitie-materiaal wordt getest om te verifiëren of negatieve temperaturen kunnen vermeden worden, specificaties als in de tabel van figuur 7. Net als in Voorbeeld 3 is de onderzijde geïsoleerd met behulp van karton, waardoor ook hier rechtstreeks contact tussen de verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 en de serveerschotel 130 van toepassing is.

De serveerschotel 130 wordt vooraf gekoeld bij 5 °C in de koelkast en de verpakking-omvattende-

fase-transitie-materiaal 110 wordt geactiveerd in een vrieskast bij -18 °C.

De temperatuurmeting gebeurt rechtstreeks op het midden van de schotel.

In de grafiek van figuur 8 worden de resultaten weergegeven voor volgende, zijnde één serveerschotel 130 steunend op een dragerbak 140 die voorzien is van een verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 die zorgt voor afkoeling van de ruimte gevormd door zijdelings en aan onderzijde de dragerbak 140 en aan de bovenzijde de serveerschotel 130. Hierbij wordt het onderscheid gemaakt tussen het bovenstaand systeem waarbij er enerzijds een fase-transitie- materiaal met een negatief smeltpunt gebruikt wordt en anderzijds een fase-transitie-materiaal met 0 °C als smeltpunt.

Er kan geconcludeerd worden dat de negatieve temperaturen weliswaar kunnen beperkt worden in de tijd van toepassing, bv. 45 min en niet bv. 90 min, maar, net als in voorbeeld 3, kunnen de negatieve temperaturen initieel niet vermeden worden door de specifieke warmtecapaciteit van het fase-transitie-materiaal.

Voorbeeld 5

In dit voorbeeld wordt een vergelijkbare test uitgevoerd als in Voorbeeld 4, met als verschil dat hier een derde element wordt toegevoegd om negatieve temperaturen te vermijden, zijnde een verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120, die wordt gepositioneerd tussen de serveerschotel 130 en de verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 en die direct thermisch contact met beide zowel serveerschotel 130 als verpakking omvattende fase-transitie-

materiaal 110, specificatie als in de tabel van figuur 9. Net als in Voorbeelden 3 en 4 is de onderzijde geïsoleerd met behulp van karton.

De serveerschotel 130 wordt vooraf gekoeld bij 5 °C in de koelkast en de verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 wordt geactiveerd in een vrieskast bij -18 °C. De verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120 wordt bij omgevingstemperatuur bewaard. De temperatuurmeting gebeurt rechtstreeks op het midden van de serveerschotel 130.

In de grafiek van figuur 10 worden de resultaten weergegeven voor volgende, zijnde één serveerschotel 130 steunend op een dragerbak 140 die voorzien is van een verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 die zorgt voor afkoeling van de ruimte gevormd door zijdelings en aan onderzijde de dragerbak 140 en aan de bovenzijde de serveerschotel 130. Hierbij wordt het onderscheid gemaakt tussen het bovenstaand systeem waarbij er enerzijds rechtstreeks contact is tussen de verpakking-omvattende-fase-transitie-materiaal 110 en de serveerschotel 130 en anderzijds een vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120 gebruikt wordt om de serveerschotel 130 en het verpakking-omvattende-fase-transitie-materiaal 110 met elkaar in contact te brengen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er, specifiek door toepassing van het vloeibaar thermisch- buffer-materiaal 120 geen negatieve temperaturen optreden. De specifieke warmtecapaciteit van dit materiaal 120 is voldoende om de energiestroom van de serveerschotel 130 voldoende af te remmen. Voorbeeld 6 In dit voorbeeld wordt een soortgelijke test uitgevoerd als in voorbeeld 5, met als verschil dat specifiek de verpakking en de hoeveelheid van de verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 gewijzigd worden, specificatie als in de tabel van figuur 11. Net als in eerdere voorbeelden is de onderzijde geïsoleerd met behulp van karton. De serveerschotel 130 wordt vooraf gekoeld bij 5 °C in de koelkast en de verpakking-omvattende-fase-transitie-materiaal 110 wordt geactiveerd in een vrieskast bij -18 °C. Ook hier wordt de verpakking omvattende thermisch-buffer-materiaal 120 op omgevingstemperatuur bewaard. De temperatuurmeting gebeurt rechtstreeks op het midden van de schotel 130. In de grafiek van figuur 12 worden de resultaten weergegeven voor volgende, zijnde één serveerschotel 130 steunend op een dragerbak 140 die voorzien is van een verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 die zorgt voor afkoeling van de ruimte gevormd door zijdelings en aan onderzijde de dragerbak 140 en aan de bovenzijde de serveerschotel 130. Hierbij wordt het onderscheid gemaakt tussen het systeem waarbij gebruik gemaakt wordt van een verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 uit polypropyleen met een dikte van 25 mm en anderzijds een verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 uit gelamineerd nylon met een dikte van 10 mm. Uit de bepaalde temperatuurprofielen kan geconcludeerd worden dat door toepassing van een verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal 120 een kleinere hoeveelheid aan fase-transitie-materiaal, in de verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110, benodigd kan zijn om een voedselveilig temperatuurprofiel te bekomen. Voorbeeld 7 In dit voorbeeld wordt als verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 een verpakking van gelamineerd nylon gebruikt die het fase-transitie-materiaal omvat (geactiveerd bij -18 °C) in combinatie met een dunnere verpakking omvattende thermisch-buffer-materiaal 120, die hetzelfde materiaal bevat, maar niet wordt geactiveerd, verdere specificatie als in de tabel van figuur 13. De serveerschotel 130 wordt opnieuw voorgekoeld in de koelkast.

Hier wordt geen gebruik gemaakt van de metalen bak 140, maar van een metalen plaat. Deze is, net zoals de metalen bak 140, zo opgesteld dat er geen rechtstreeks contact is tussen het koelsysteem en de tafel.

Bij aanvang wordt de geactiveerde verpakking omvattende fase-transitie-materiaal 110 op de plaat gelegd. Hierop wordt de niet geactiveerde dunnere verpakking omvattende thermisch-buffer- materiaal 120 gelegd. Daarop komt dan de serveerschotel 130.

De temperatuur wordt opnieuw op drie posities gemeten, zoals in Voorbeeld 2.

De grafieken van figuur 14a (zonder voedsel) en 14b (met voedsel, als in Voorbeeld 1, 100 g sneetjeskaas) geven de resultaten weer van het serviesgoedsysteem 100 omvattende thermisch- buffer-materiaal 120 en fase-transitie-materiaal 110 toegepast op één of meerdere serveerschotels 130 steunend op een dragerinrichting 140. Men kan concluderen dat door toepassing van het nieuwe serviesgoedsysteem 100 omvattende thermisch-buffer-materiaal 120 en fase-transitie- materiaal 110 de temperatuurvariaties beperkt kunnen worden tot 3 a 6 °C. Bijkomend kan geconcludeerd worden op basis van deze resultaten dat met dit eerder vernoemd systeem een koude tijd kan gegarandeerd worden van 180 minuten waarbinnen de voedseltemperatuur zich binnen een veilig temperatuurbereik bevindt.

Voorbeeld 8 Dit voorbeeld is overeenkomstig met Voorbeeld 5, maar het materiaal van de serveerschotel 130 wijzigt naar roestvrijstaal, verdere specificaties als in de tabel van figuur 15.

De grafiek van figuur 16 illustreert het resultaat wanneer het serviesgoedsysteem 100 omvattende thermisch-buffer-materiaal 120 en fase-transitie-materiaal 110 toegepast op één of meerdere serveerschotels 130 steunend op een dragerbak 140 wordt toegepast in met als specifieke selectie een serveerschotel 130 uit roestvrijstaal.

Er kan geconcludeerd worden dat het serviesgoed omvattende thermisch-buffer-materiaal 120 en fase-transitie-materiaal 110 zorgt voor een minimum aan temperatuursvariaties over het volledige oppervlak, waarmee de garantie kan worden gegeven betreffende de veiligheid van het voedsel dat zich op deze plaat of schotel 130 bevindt.

Daarnaast kan er besloten worden dat het serviesgoedsysteem als koelsysteem ervoor zorgt dat de temperatuur zich binnen een voedselveilig bereik bevindt.

De vakman begrijpt dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen en voorbeelden, en dat vele modificaties en varianten mogelijk zijn binnen het kader van de uitvinding, dat enkel bepaald wordt door de hiernavolgende conclusies.

Claims (27)

Conclusies

1. Serviesgoedsysteem omvattende ten minste één serveerschotel, ten minste één vormflexibele verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal, en ten minste één al dan niet vormvaste verpakkingen omvattende fase-transitie-materiaal, waarbij de ten minste één verpakking omvattende thermisch-buffer-materiaal bij de bovenzijde daarvan thermisch in contact is met de ten minste één serveerschotel en bij de onderzijde daarvan thermisch in contact is met de ten minste ene verpakking omvattende fase-transitie-materiaal.

2. Serviesgoedsysteem volgens conclusie 1, omvattende een dragerinrichting die zodanig is ingericht dat de ten minste ene al dan niet vormvaste verpakking omvattende fase-transitie- materiaal daarin kan worden geplaatst en dat de ten minste één serveerschotel daarop kan worden geplaatst.

3. Serviesgoedsysteem volgens conclusies 1 of 2, waarbij de ten minste ene vormflexibele verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal is vervaardigd uit plastic materiaal dat weinig of niet doorlaatbaar is voor water, zout, alcoholen en esters.

4. Serviesgoedsysteem volgens één der conclusies 1 tot 3, waarbij het vloeibaar thermisch- buffer-materiaal water, zout, alcoholen en/of esters omvat.

5. Serviesgoedsysteem volgens één der conclusies 1 tot 4, waarbij het vloeibaar thermisch- buffer-materiaal een geleermiddel, bij voorkeur natrium polyacrylaat, omvat.

6. Serviesgoedsysteem volgens één der conclusies 1 tot 5, waarbij de verpakking omvattende fase-transitie-materiaal is vervaardigd uit vormvast plastic materiaal dat weinig of niet doorlaatbaar is voor water, zout, alcoholen en esters.

7. Serviesgoedsysteem volgens één der conclusies 1 tot 6, waarbij het fase-transitie- materiaal water, zout, alcoholen en/of esters omvat.

8. Serviesgoedsysteem volgens één der conclusies 1 tot 7, waarbij het fase-transitie- materiaal een smeltpunt heeft in het temperatuurbereik van 35 °C tot 95 °C.

9. Serviesgoedsysteem volgens één der conclusies 1 tot 8, waarbij het fase-transitie- materiaal een geleermiddel omvat.

10. Serviesgoedsysteem volgens één der conclusies 1 tot 9, waarbij de ten minste ene serveerschotel ten minste één materiaal omvat geselecteerd uit de groep van roestvrijstaal, porselein, steengoed, glas, getemperd glas en plastic.

11. Serviesgoedsysteem volgens één der conclusies 1 tot 10, waarbij het vloeibaar thermisch-buffer-materiaal een thermische geleidbaarheid heeft van ten minste 0,1 W/(m.K).

12. Serviesgoedsyteem volgens één der conclusies 1 tot 11, waarbij een verschil tussen de smeltpunten van het thermisch-buffer-materiaal en het fase-transitie-materiaal minder dan 10 °C bedraagt, meer bij voorkeur minder dan 7 °C, nog meer bij voorkeur minder dan 4 °C.

13. Werkwijze voor het produceren van een serviesgoedsysteem omvattende ten minste één serveerschotel, ten minste één vormflexibele verpakking omvattende vloeibaar thermisch- buffer-materiaal, en ten minste één al dan niet vormvaste verpakking omvattende fase-transitie- materiaal, waarbij de ten minste één verpakking omvattende thermisch-buffer-materiaal bij de bovenzijde daarvan thermisch in contact is met de ten minste ene serveerschotel en bij de onderzijde daarvan thermisch in contact is met de ten minste één verpakking omvattende fase- transitie-materiaal, met het kenmerk, dat de werkwijze de stappen omvat van: - het verpakken van thermisch-buffer-materiaal in een vormflexibele verpakking; - het verpakken van fase-transitie-materiaal in een al dan niet vormvaste verpakking; - het aanbrengen van de vormflexibele verpakking omvattende thermisch-buffer-materiaal op de al dan niet vormvaste verpakking omvattende fase-transitie-materiaal en het aanbrengen van de serveerschotel op de vormflexibele verpakking omvattende thermisch-buffer-materiaal.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk dat de werkwijze de stappen omvat van: - het plaatsen van de al dan niet vormvaste verpakking omvattende fase-transitie-materiaal in een dragersysteem; - het plaatsen van de serveerschotel op het dragersysteem.

15. Werkwijze volgens één der conclusies 13 en 14, waarbij de vormflexibele verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal is vervaardigd uit plastic materiaal dat weinig of niet doorlaatbaar is voor water, zout, alcoholen en esters.

16. Werkwijze volgens één der conclusies 13 tot 15, waarbij het vloeibaar thermisch- buffer-materiaal water, zout, alcoholen en/of esters omvat.

17. Werkwijze volgens één der conclusies 13 tot 16, waarbij het vloeibaar thermisch- buffer-materiaal een geleermiddel, bij voorkeur natrium polyacrylaat, omvat.

18. Werkwijze volgens één der conclusies 13 tot 17, waarbij de verpakking omvattende fase-transitie-materiaal vervaardigd is uit vormvast plastic materiaal dat weinig of niet doorlaatbaar is voor water, zout, alcoholen en esters.

19. Werkwijze volgens één der conclusies 13 tot 18, waarbij het fase-transitie-materiaal water, zout, alcoholen en/of esters omvat.

20. Werkwijze volgens één der conclusies 13 tot 18, waarbij het fase-transitie-materiaal een smeltpunt heeft in het temperatuurbereik van 35 °C tot 95 °C.

21. Werkwijze volgens één der conclusies 13 tot 20, waarbij het fase-transitie-materiaal cen geleermiddel, bij voorkeur natrium polyacrylaat, omvat.

22. Werkwijze volgens één der conclusies 13 tot 21, waarbij de ten minste één serveerschotel ten minste één materiaal omvat geselecteerd uit de groep van roestvrijstaal, porselein, steengoed, glas, getemperd glas en plastic.

23. Werkwijze volgens één der conclusies 13 tot 22, waarbij het vloeibaar thermisch- buffer-materiaal een thermische geleidbaarheid heeft van ten minste 0,1 W/(m.K).

24. Werkwijze volgens één der conclusies 13 tot 23, waarbij een verschil tussen de smeltpunten van het thermisch-buffer-materiaal en het fase-transitie-materiaal minder dan 10°C bedraagt, meer bij voorkeur minder dan 7 °C, nog meer bij voorkeur minder dan 4 °C.

25. Werkwijze voor het gebruik van het serviesgoedsysteem volgens één der conclusies 1 - 12, waarbij: - de ten minste één al dan niet vormvaste verpakking omvattende fase-transitie-materiaal, bij voorkeur met een smeltpunt in bereik van — 15 °C tot 5 °C, wordt geplaatst in een vrieskast tot het fase-transitie-materiaal is gestold; - de ten minste één vormflexibele verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal, bij voorkeur met een smeltpunt in bereik van — 5 °C tot 5 °C, al dan niet worden gekoeld; - de ten minste één vormflexibele verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal in thermisch contact op de ten minste één al dan niet vormvaste verpakking omvattende het gestolde fase-transitie-materiaal wordt geplaatst; - de ten minste één serveerschotel, al dan niet met voedsel daarop, al dan niet wordt gekoeld;

- de ten minste één serveerschotel, al dan niet met voedsel daarop, wordt geplaatst op de ten minste één vormflexibele verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal, die zelf in thermisch contact op de ten minste één al dan niet vormvaste verpakking omvattende het gestolde fase-transitie-materiaal is geplaatst.

26. Werkwijze voor het gebruik van het serviesgoedsysteem volgens één der conclusies 1 - 12, waarbij: - de ten minste één al dan niet vormvaste verpakking omvattende fase-transitie-materiaal, bij voorkeur met een smeltpunt in het bereik van 5 °C tot 15 °C, wordt gekoeld tot het fase-transitie- materiaal is gestold; -de ten minste één vormflexibele verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal, bij voorkeur met een smeltpunt van 5 °C tot 15 °C, al dan niet wordt gekoeld; - de ten minste één vormflexibele verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal in thermisch contact op de ten minste één al dan niet vormvaste verpakking omvattende het gestolde fase-transitie-materiaal wordt geplaatst; - de ten minste één serveerschotel, al dan niet met voedsel daarop, al dan niet wordt gekoeld; - de ten minste één serveerschotel, al dan niet met voedsel daarop, wordt geplaatst op de ten minste één vormflexibele verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal, die zelf in thermisch contact op de ten minste één al dan niet vormvaste verpakking omvattende het gestolde fase-transitie-materiaal geplaatst is.

27. Werkwijze voor het gebruik van het serviesgoedsysteem volgens één der conclusies 1 - 12, waarbij: - de ten minste één al dan niet vormvaste verpakking omvattende fase-transitie-materiaal, bij voorkeur met een smeltpunt in bereik van 35 °C tot 95 °C, wordt verwarmd tot het fase-transitie- materiaal is gesmolten; - de ten minste één vormflexibele verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal, al dan niet wordt verwarmd; - de ten minste één vormflexibele verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal in thermisch contact op de ten minste één al dan niet vormvaste verpakking omvattende het gestolde fase-transitie-materiaal wordt geplaatst; - de ten minste één serveerschotel, al dan niet met voedsel daarop, al dan niet wordt verwarmd; - de tenminste één serveerschotel, al dan niet met voedsel daarop, in thermisch contact op de ten minste één vormflexibele verpakking omvattende vloeibaar thermisch-buffer-materiaal wordt geplaatst, die zelf in thermisch contact op de ten minste één al dan niet vormvaste verpakking omvattende het gestolde fase-transitie-materiaal geplaatst is.