BE1029528B1

BE1029528B1 - Weaving machine and method of weaving multi-layer fabric

Info

Publication number: BE1029528B1
Application number: BE20215496A
Authority: BE
Inventors: Henk Lambrecht; Martijn Declercq
Original assignee: Qmatex Bvba
Priority date: 2021-06-24
Filing date: 2021-06-24
Publication date: 2023-01-30
Also published as: EP4108819A1; BE1029528A1; EP4108819B1

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een weefgetouw en een methode voor het weven van meerlaagse of tubulaire stoffen. Het weefgetouw is zo gerangschikt dat een schietspoel voor het plaatsen van een inslagdraad tussen kettingdraden een rechter- en een linkerschot langs twee verschillende lijnen kan bedienen. De schietspoel beschrijft daarmee een cirkelvormige beweging, de kettingdraden zijn verdeeld over drie lijnen, waardoor de wrijving tussen draden tijdens de bewerkingen wordt geminimaliseerd. Het weefgetouw bestaat uit middelen om de schietspoel van de ene bedieningslijn naar de andere te verplaatsen, door de schietspoel te draaien of te vertalen. Om de productie te verbeteren, kunnen twee schietspoels tegelijkertijd werken.The invention relates to a loom and method for weaving multi-ply or tubular fabrics. The loom is arranged so that a shuttle for placing a weft thread between warp threads can operate a right and a left shot along two different lines. The shuttle thus describes a circular movement, the warp threads are divided over three lines, minimizing the friction between threads during processing. The loom consists of means for moving the shuttle from one operating line to another, by rotating or translating the shuttle. To improve production, two shuttles can work simultaneously.

Description

Weefmachine en methode voor het weven van meerlaagse stof. De uitvinding heeft betrekking op het gebied van meerlaagse stoffen geweven op een schietspoel weefmachine, vooral tubulaire stoffen. Het onthult een methode die bijzonder geschikt is om tubulaire stoffen met hoge dichtheid te weven met fragiele vezels, bijvoorbeeld om tubulaire stoffen van hoge kwaliteit te produceren voor medische toepassingen. Stoffen bestaan uit een kruising tussen kettingdraden en inslagdraden. In weefmachines of weefgetouwen komen de kettingdraden uit individuele klossen of uit een weefbalk en worden ze op en neer bewogen om een shed of schuren te vormen door een afwerpmechanisme. Tussen de kettingdraden tussen elke op- en neerbeweging van de kettingdraden wordt een inslagdraad ingebracht en een riet wordt ingezet om de ingebrachte inslagdraad tegen de weeflijn te duwen of het punt op te slaan, voordat de kettingdraden opnieuw omhoog gaan om een verdere loods te maken.Weaving machine and method of weaving multilayer fabric. The invention relates to the field of multi-layer fabrics woven on a shuttle weaving machine, especially tubular fabrics. It reveals a method particularly suitable for weaving high-density tubular fabrics with fragile fibres, for example to produce high-quality tubular fabrics for medical applications. Fabrics consist of a cross between warp threads and weft threads. In weaving machines or looms, the warp threads come from individual bobbins or from a weaving bar and are moved up and down to form a shed or shed by a shedding mechanism. Between the warp threads, between each up and down movement of the warp threads, a weft thread is inserted and a reed is inserted to push the inserted weft thread against the weaving line or store the point, before the warp threads rise again to make a further shed.

Er zijn verschillende manieren om een inslagdraad tussen de kettingdraden te plaatsen, zoals met een grijper- , een rapier-, lucht- of waterinvoegmiddel, afhankelijk van het type weefmachines. Zoals geïllustreerd in figuur 1 met een bovenaanzicht van een stof 12 geweven door een grijperwever, wordt de inslagdraad 10 aan de ene kant van de stof genomen door een grijper en naar de andere kant van de stof gebracht. Een riet duwt de draden tot aan de stoflijn, waarbij de inslagdraden worden doorweven met de kettingdraden 11, zodat de inslag wordt samengeperst. Daarna wordt de inslagdraad gesneden en wordt een nieuwe inslagdraad ingevoegd. Dit principe geldt voor grijper-, rapier-, lucht- of waterweveringsmachines.There are different ways to place a weft thread between the warp threads, such as with a rapier, a rapier, air or water insertion device, depending on the type of weaving machines. As illustrated in Figure 1 with a plan view of a fabric 12 woven by a rapier weaver, the weft thread 10 on one side of the fabric is taken by a rapier and carried to the other side of the fabric. A reed pushes the threads to the fabric line, interweaving the weft threads with the warp threads 11, so that the weft is compressed. Then the weft thread is cut and a new weft thread is inserted. This principle applies to rapier, rapier, air or water weaving machines.

De inslagdraad wordt elke keer onderbroken (gesneden).The weft thread is interrupted (cut) every time.

Zoals afgebeeld op figuur 2, wordt met een schietspoelweverwijdermachine een spoel of spoel 21 met inslagdraad 23 geïnstalleerd in een schietspoel 22 die in afwisselende richtingen door de shed van de kettingdraden 24 gaat. Deze methode maakt het mogelijk om te voorkomen dat de inslagdraad bij elke plectrum wordt gesneden en de zijkanten van de geweven stof zijn continu bij het weven met een schietspoel.As shown in Figure 2, a bobbin or spool 21 with weft 23 is installed in a shuttle spool 22 passing through the shed of the warp threads 24 in alternating directions using a shuttle weaving machine. This method makes it possible to avoid cutting the weft thread at each pick, and the sides of the woven fabric are continuous in shuttle weaving.

Bij het weven bevinden sommige kettingdraden in een shed zich in een omhoogstaande positie en sommige in een donspositie wanneer de schietspoel ze kruist. Bij de volgende inslaginvoeging worden de kettingdraden in de omhoogstand naar beneden verplaatst en de draden in de neerstand naar de bovenpositie. Wanneer een Jacquard wordt gebruikt, zijn complexere bewerkingen van de ketting- en inslagdraden mogelijk. In de onderstaande beschrijving verwijzen weefwerkzaamheden naar eenvoudige weven.In weaving, some of the warp threads in a shed are in an up position and some are in a down position when the shuttle crosses them. At the next weft insertion, the warp threads in the up position are moved down and the threads in the down position are moved to the up position. When a Jacquard is used, more complex operations of the warp and weft threads are possible. In the description below, weaving refers to simple weaving.

Een wijziging van de hierboven beschreven basistechniek maakt het mogelijk om tubulaire of meerlaagse (bijvoorbeeld semi-tubulaire) naadloze stoffen te weven. Om dergelijke tubulaire stof te weven, is de buis opgebouwd uit twee over elkaar lappende lagen stof, een toplaag en een onderste laag. Voor het implementeren van de buis met één laag inslagdraad, in een eerste beweging, gaat de schietspoel door de shed van de kettingdraden van de bovenste laag, waarbij de shed wordt gevormd door de helft van de topwarp-draad in een up-positie, de andere topwarp-draden in een onderste positie, samen met alle bottomwarp-draden van de onderste laag. Na deze eerste pick wordt alle warpdraad van de bovenste laag naar de bovenpositie verplaatst, samen met de helft van de bottomwarp-draden van de onderste laag, d.w.z. de helft van alle bottomwarp-draden beweegt omhoog om een verdere shed te vormen, en de schietspoel passeert, in de andere richting, door deze warpdraadloods van de onderste laag. De inslagdraad van de schietspoel heeft vervolgens een rotatie van het inslaggaren bereikt.A modification of the basic technique described above makes it possible to weave tubular or multi-layer (e.g. semi-tubular) seamless fabrics. To weave such tubular fabric, the tube is made up of two overlapping layers of fabric, a top layer and a bottom layer. To implement the tube with one layer of weft thread, in a first pass, the shuttle passes through the shed of the top layer warp threads, the shed being formed by half of the top warp thread in an up position, the other top warp threads in a bottom position, along with all bottom warp threads of the bottom layer. After this first pick, all of the top layer's warp threads are moved to the top position, along with half of the bottom layer's bottom warp threads, i.e., half of all bottom warp threads move up to form a further shed, and the shuttle passes, in the other direction, through this lower tier warpwire shed. The weft thread of the shuttle has then achieved a rotation of the weft yarn.

Dit principe heeft voornamelijk twee nadelen. Ten eerste is het noodzakelijk om de schietspoel achtereenvolgens in beide richtingen te verplaatsen om een volledige revolutie te weven. Two weven picks zijn nodig om een cyclus of een volledige omwenteling te voltooien.This principle has mainly two drawbacks. First, it is necessary to move the shuttle sequentially in both directions to weave a full revolution. Two weaving picks are required to complete one cycle or one full turn.

Ten tweede worden veel draden bij elke passage van de schietspoel op en neer bewogen, waardoor mogelijk wrijving en verslechtering van de draden ontstaat. Het schadelijke effect van wrijving maakt het niet mogelijk om te weven met delicate garens en / of hoge dichtheid van kettingdraden, zoals nodig kan zijn voor medische toepassing. Tubulaire stoffen kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt voor de productie van stents voor het invoegen in het lumen van een anatomisch vat. Gebreide stoffen zijn gebruikt, maar een verdere coating is nodig op de stof om de lage dichtheid van vezels te compenseren om de verwachte prestaties van bloeddoorlaatbaarheid te bereiken. In vergelijking met breien maakt weven het mogelijk om veel dichtere stoffen te produceren. Voor dergelijke toepassingen moeten de garens echter worden gemaakt van kleine filamenten, die de neiging hebben om gemakkelijk af te voeren en uit het garen te steken bij herhaaldelijk wrijvingswrijven, waardoor het tubulaire weefsel niet voldoet aan dergelijke medische toepassingen.Second, many threads are moved up and down with each pass of the shuttle, potentially causing friction and deterioration of the threads. The detrimental effect of friction does not allow weaving with delicate yarns and/or high density of warp threads, as may be required for medical application. For example, tubular fabrics can be used to manufacture stents for insertion into the lumen of an anatomical vessel. Knitted fabrics have been used, but further coating is needed on the fabric to compensate for the low density of fibers to achieve the expected blood permeability performance. Compared to knitting, weaving makes it possible to produce much denser fabrics. However, for such applications, the yarns must be made of small filaments, which tend to shed easily and protrude from the yarn with repeated frictional rubbing, rendering the tubular fabric unsuitable for such medical applications.

De aanvrager heeft daarom noodzakelijk geacht een nieuw proces voor het weven van buistextiel te ontwikkelen om de wrijving tussen garens te minimaliseren en de weefefficiëntie te optimaliseren.The Applicant has therefore considered it necessary to develop a new process for weaving tubular textiles in order to minimize the friction between yarns and to optimize the weaving efficiency.

Samenvatting van de uitvinding Daartoe heeft de huidige uitvinding in één aspect betrekking op een weefgetouw voor het weven van meerlaagse stoffen, waarbij een schietspoel voor het inbrengen van een inslagdraad tussen kettingdraden van een shed is gerangschikt om een rechter- en een linkerschot langs twee verschillende trajecten of lijnen te bedienen. De schietspoel beschrijft daarmee een cirkelvormige beweging. De twee operationele trajecten of lijnen zijn bij voorkeur parallel. Een meerlaagse stof ontwerpt een weefsel waarbij ten minste twee lagen tegelijkertijd worden vervaardigd, mogelijk met elkaar verbonden tijdens het weven. Bij voorkeur is de meerlaagse stof een tweelaagse stof. In het bijzonder kan een meerlaagse stof een buisvormig weefwerk zijn, d.w.z. twee over elkaar lappende lagen die aan elke kant van het weefwerk zijn verbonden. De uitvinding heeft geen betrekking op dubbele doekconstructie waarbij twee afzonderlijke stoffen tegelijkertijd in het weefgetouw worden geweven, één bovenop elkaar, één op elke bedieningslijn, maar op het weven van een enkele stof die een specifieke opstelling kan hebben met meerdere lagen in de weefconstructie om de stof een driedimensionale structuur te geven zodra deze klaar is.SUMMARY OF THE INVENTION To this end, the present invention in one aspect relates to a loom for weaving multilayer fabrics wherein a shuttle for inserting a weft thread between warp threads of a shed is arranged to provide a right and a left baffle along two different trajectories. or lines to operate. The shuttle thus describes a circular movement. The two operational trajectories or lines are preferably parallel. A multi-layer fabric designs a fabric where at least two layers are manufactured at the same time, possibly joined together during weaving. Preferably, the multi-layer fabric is a two-layer fabric. In particular, a multilayer fabric can be a tubular weave, i.e., two overlapping layers connected on each side of the weave. The invention does not relate to double fabric construction where two separate fabrics are woven in the loom at the same time, one on top of each other, one on each operating line, but to the weaving of a single fabric which may have a specific arrangement with multiple layers in the weave construction to control the to give fabric a three-dimensional structure once it is finished.

Weefsel of weefwerk zal hieronder door elkaar worden gebruikt en dezelfde significatie hebben voor het doel van de uitvinding.Fabric or weaving will be used interchangeably below and have the same significance for the purposes of the invention.

De rechter- en linkerschoten wijzen de schoten van de schietspoel aan van de ene kant van het weefweefsel naar de andere kant van het weefwerk, in de ene richting en in de andere richting. Ze verwijzen naar relatieve bewegingen, gezien vanaf een weverzijde.The right and left shots indicate the shots of the shuttle from one side of the weave to the other side of the weave, one way and the other. They refer to relative movements as seen from a weaver's side.

In tegenstelling tot klassieke weefgetouwen waarbij de kettingdraden zich in een omhoog- of een omlaagpositie bevinden, maakt het weefgetouw van de uitvinding het mogelijk om de kettingdraden van een weefwerk in een omhoog-positie, een down-positie of een mediane positie te plaatsen, een van de bedieningsbanen of lijnen van de schietspoel die zich door een shed uitstrekt, d.w.z. tussen de draden in de bovenpositie en de draden in de mediane positie, de andere bedieningsbaan of -lijn van de schietspoel die zich uitstrekt door een andere shed, d.w.z. tussen de kettingdraden in de middenpositie en de draden in de neergaande positie.Unlike classical looms where the warp threads are in an up or down position, the loom of the invention allows the warp threads of a weaving to be placed in an up position, a down position or a median position, a of the shuttle control lanes or lines extending through a shed, i.e. between the wires in the top position and the wires in the median position, the other control track or line of the shuttle extending through another shed, i.e. between the warp threads in the middle position and the threads in the down position.

De bedieningslijnen of schoten wijzen de lijnen of trajecten aan waarlangs de schietspoel wordt verplaatst tussen kettingdraden voor het weven.The operating lines or shots designate the lines or trajectories along which the shuttle is moved between warp threads for weaving.

Meestal wordt de meerlaagse stof nog steeds afgebroken in een toplaag en in een onderste laag als gevolg van de weefstappen. De kettingdraad van de helft van de tubulaire stof (de bovenste laag) kan ook in een omhoog- of middenpositie worden geplaatst, terwijl de kettingdraad van de andere helft (onderste laag) ook in een mediaan- of in een downpositie kan worden geplaatst. Deze regeling omvat veel minder draadovergangen en beperkt de verslechtering als gevolg van de wrijving veroorzaakt door deze draadovergangen.Usually, the multi-layer fabric still breaks down into a top layer and a bottom layer as a result of the weaving steps. The warp thread of one half of the tubular fabric (the top layer) can also be placed in an up or middle position, while the warp thread of the other half (bottom layer) can also be placed in a median or down position. This arrangement involves far fewer thread transitions and limits deterioration due to the friction caused by these thread transitions.

De mediaanpositie duidt op een substantieel horizontaal vlak waarin de kettingdraden van een loods zijn gerangschikt ten opzichte van het weefwerk. De mediane positie kan echter bestaan uit twee afzonderlijke horizontale vlakken, op korte afstand van elkaar, bijvoorbeeld een paar millimeter of centimeter. Kettingdraden voor de bovenste laag van de stof die zich in een mediaanpositie bevinden die iets hoger is dan de kettingdraden voor de onderste laag van de stof in hun mediaanpositie. Dit maakt het mogelijk om de wrijvingen tussen draden verder te minimaliseren en de ruimte te optimaliseren. Een up-, down- of mediane positie moet worden begrepen als relatieve posities, niet noodzakelijkerwijs in een verticaal vlak, deze terminologie is bedoeld om een afstand tussen de draden te illustreren, zoals zal worden begrepen door een persoon die bedreven is in de kunst.The median position indicates a substantially horizontal plane in which the warp threads of a shed are arranged in relation to the weaving. However, the median position may consist of two separate horizontal planes, spaced a short distance apart, say a few millimeters or centimeters. Warp threads for the top layer of fabric that are in a median position slightly higher than the warp threads for the bottom layer of fabric in their median position. This makes it possible to further minimize the frictions between wires and optimize the space. An up, down or median position should be understood as relative positions, not necessarily in a vertical plane, this terminology is intended to illustrate a distance between the wires as will be understood by a person skilled in the art.

Terwijl de schietspoel tussen warpdraadloodsen rijdt, afhankelijk van de richting van zijn beweging, op twee verre parallelle lijnen, is het weefgetouw gerangschikt met middelen om de schietspoel na elke travers tussen deze twee bedieningslijnen te verplaatsen.As the shuttle travels between warp thread sheds, depending on the direction of its movement, on two distant parallel lines, the loom is arranged with means to move the shuttle between these two operating lines after each traverse.

Om de efficiëntie van het weefproces verder te verhogen, bestaat het weefgetouw voordelig uit twee schietspoels, geschikt voor het bedienen van een rechter- en een linkerschot langs de twee verschillende parallelle lijnen. Dit wordt toegestaan door het feit dat elk van de rechtse en de linkerbewegingen niet op dezelfde lijn plaatsvindt, maar dat elke schietspoel een cirkelvormig pad volgt. Een van de parallelle lijnen is voor een rechterschot, terwijl de andere parallelle lijn voor de linkerschot is.To further increase the efficiency of the weaving process, the loom advantageously consists of two shuttles, capable of operating a right and a left shot along the two different parallel lines. This is allowed by the fact that each of the right and left moves are not on the same line, but each shuttle follows a circular path. One of the parallel lines is for a right shot, while the other parallel line is for a left shot.

In een tweede aspect, als een onafhankelijk middel van het weefgetouw van de uitvinding, heeft de uitvinding ook betrekking op een schietspoel die geschikt is voor gebruik met het weefgetouw van het eerste aspect.In a second aspect, as an independent means of the loom of the invention, the invention also relates to a shuttle suitable for use with the loom of the first aspect.

In een ander aspect heeft de huidige uitvinding betrekking op een geautomatiseerde methode voor het weven van een meerlaags weefsel op een weefgetouw, waarbij,In another aspect, the present invention relates to an automated method of weaving a multi-ply fabric on a loom, wherein,

- Kettingdraden voor de helft van het tubulaire weefsel worden verdeeld tussen een omhoog- en een middenpositie om een shed te vormen, en kettingdraden van de onderste laag worden verdeeld tussen een midden- en een downpositie om een andere shed te vormen, 5 - Een schietspoel met inslagdraden beweegt in een eerste richting langs een lijn door de shed, die zich uitstrekt tussen de kettingdraden in de up- en mediaanpositie en - De schietspoel beweegt in een tweede richting, langs een lijn door een andere shed, de lijn die zich uitstrekt tussen de kettingdraden in de midden- en neerstand. Bij voorkeur zijn de twee lijnen parallel. Nadat een schot langs één richting is bediend, kan de verdeling van de kettingdraad worden aangepast voor de volgende passage van de schietspoel. Bijvoorbeeld, in het geval van een tubulaire stof, nadat de schietspoel zich langs de lijn heeft bewogen die zich uitstrekt tussen de kettingdraden in de up- en mediaanpositie, kan de verdeling van deze kettingdraden van deze helft van de tubulaire stof worden gewijzigd, maar blijven verdeeld in de up- of mediaanpositie. Om de efficiëntie van de methode te verhogen, vertaalt een tweede schietspoel zich langs de tweede richting, terwijl de eerste schietspoel zich in de eerste richting vertaalt, en de tweede schietspoel vertaalt langs de eerste richting, terwijl de eerste schietspoel zich in de tweede richting vertaalt. Met behulp van het weefgetouw of de methode van de uitvinding wordt de inslagdraad op een spiraalvormige manier geïmplementeerd. Wanneer twee schietspoels worden gebruikt, worden twee inslagdraden geïmplementeerd in een dubbele spiraal of dubbele helix-manier.- Warp threads for half of the tubular fabric are divided between an up and a middle position to form a shed, and warp threads from the bottom layer are divided between a middle and a down position to form another shed, 5 - A shuttle with weft threads moves in a first direction along a line through the shed, which extends between the warp threads in the up and median position and - The shuttle moves in a second direction, along a line through another shed, the line extending between the warp threads in the middle and down position. Preferably, the two lines are parallel. After a shot has been operated along one direction, the distribution of the warp thread can be adjusted for the next shuttle pass. For example, in the case of a tubular fabric, after the shuttle has moved along the line extending between the warp threads in the up and median positions, the distribution of these warp threads of this half of the tubular fabric can be changed, but remain distributed in the up or median position. To increase the efficiency of the method, a second shuttle translates along the second direction, while the first shuttle translates in the first direction, and the second shuttle translates along the first direction, while the first shuttle translates in the second direction . Using the loom or method of the invention, the weft thread is implemented in a spiral manner. When two shuttles are used, two weft threads are implemented in a double helix or double helix manner.

De uitvinding zal beter worden begrepen met betrekking tot de tekeningen, waarop: - Figuur 1 illustreert een rapier weefpatroon van de voorgaande kunst voor een platte stof; - Figuur 2 illustreert een schietspoel weefpatroon van de voorgaande kunst voor een vlakke stof; - Figuur 3 is een perspectiefvisie op een lopend buisvormig weefwerk; - Figuur 4 is een zijaanzicht van het lopende tubulaire weefwerk van figuur 3; - Figuur 5 illustreert de methode van de uitvinding voor het weven van een tubulaire stof met één schietspoel;The invention will be better understood with reference to the drawings, in which: Figure 1 illustrates a prior art rapier weave pattern for a flat fabric; Figure 2 illustrates a prior art shuttle weave pattern for a plain fabric; - Figure 3 is a perspective view of a running tubular weave; Figure 4 is a side view of the running tubular weave of Figure 3; Figure 5 illustrates the method of the invention for weaving a tubular fabric with one shuttle;

- Figuur 6 illustreert de methode van de uitvinding voor het weven van een tubulaire stof met twee schietspoels; - De figuren 7 tot en met 13 illustreren een bijzondere belichaming van de verschillende stappen van het weefproces met twee schietspoels, en - Figuur 14 is een perspectiefweergave van een schietspoel die geschikt is voor het weefgetouw en de methode van de uitvinding. Met betrekking tot de figuren 3 en 4 is een buisvormig weefwerk aan de gang, met een buisvormig deel 30 dat al is gevormd, dat is afgevlakt met een bovenste deel T, aanzienlijk vlak, en een onderste deel B, ook aanzienlijk vlak en parallel aan het bovenste deel T. Kettingdraden strekken zich uit vanaf de bovenkant van het tubulaire weefwerk, langs twee richtingen: Sommige kettingdraden 2T strekken zich aanzienlijk horizontaal uit, d.w.z. in het vlak van het weefwerk, terwijl sommige van de kettingdraden 1T zich in een vlak onder een hoek boven het horizontale vlak uitstrekken, waardoor een eerste loods ontstaat. Een schietspoel met inslagdraad kan door de eerste shed rijden, langs een lijn S1 (stippellijn). Evenzo strekken kettingdraden zich uit vanaf de onderkant B van het tubulaire weefwerk, langs twee richtingen: sommige kettingdraden 1B strekken zich aanzienlijk horizontaal uit, d.w.z. in het vlak van het weefwerk (substantieel in hetzelfde vlak als kettingdraden 2T of iets lager), terwijl sommige kettingdraden 2B zich in een vlak onder een hoek onder het horizontale vlak uitstrekken, daardoor vormt een tweede loods. De schietspoel met inslagdraad kan door de tweede loods rijden, langs een lijn — S2 (stippellijn). Met betrekking tot figuur 5 vertaalt in een eerste stap A een schietspoel 50 met inslagdraad 51 langs de bovenste lijn S1, bijvoorbeeld van voren naar achteren (ten opzichte van het snijaanzicht). De voorste positie van schietspoel 50 wordt geïllustreerd door een groot formaat dan wanneer deze zich achterin bevindt.Figure 6 illustrates the method of the invention for weaving a tubular fabric with two shuttles; Figures 7 to 13 illustrate a particular embodiment of the various steps of the twin shuttle weaving process, and Figure 14 is a perspective view of a shuttle suitable for the loom and method of the invention. With reference to Figures 3 and 4, a tubular weaving is in progress, with a tubular portion 30 already formed, which is flattened with an upper portion T, substantially flat, and a lower portion B, also substantially flat and parallel to the upper part T. Warp threads extend from the top of the tubular weave, along two directions: Some of the warp threads 2T extend considerably horizontally, i.e. in the plane of the weave, while some of the warp threads 1T are in a plane below a angle extend above the horizontal plane, creating a first shed. A shuttle with weft thread can pass through the first shed, along a line S1 (dotted line). Similarly, warp threads extend from the bottom B of the tubular weave, along two directions: some warp threads 1B extend considerably horizontally, i.e. in the plane of the weave (substantially in the same plane as warp threads 2T or slightly lower), while some warp threads 2B extend in a plane at an angle below the horizontal plane, thereby forming a second shed. The shuttle with weft thread can travel through the second shed, along a line — S2 (dotted line). Referring to Figure 5, in a first step A, a shuttle 50 with weft thread 51 translates along the top line S1, for example from front to back (relative to the cutting view). The forward position of the shuttle 50 is illustrated by a large size than when it is in the back.

Aan het einde van de schot, in een stap B, wordt de schietspoel 50 verticaal verplaatst naar lijn S2. Ondertussen kan het riet worden aangetrokken om de inslag naar de weeflijn te brengen. In stap C vertaalt de schietspoel 50 langs de onderste lijn S2, bijvoorbeeld van achter naar voren (ten opzichte van het snijaanzicht). Na de schot, in een stap D, wordt de schietspoel verticaal verplaatst naar lijn S1, om de rotatie te volbrengen en klaar te zijn voor de volgende weefcyclus.At the end of the shot, in a step B, the shuttle 50 is moved vertically to line S2. Meanwhile, the reed can be pulled to bring the weft to the weaving line. In step C, the shuttle 50 translates along the bottom line S2, e.g. from back to front (relative to the crop view). After the shot, in a step D, the shuttle is moved vertically to line S1 to complete the rotation and be ready for the next weaving cycle.

In dit stadium kan een riet worden bediend om de inslag tot aan de inslaglijn te duwen. Vóór een nieuwe passage van de schietspoel langs lijn S1 wordt de positie van de draden 1T en 2T omgekeerd door bijvoorbeeld de juiste heddles te gebruiken. Dit kan na de volledige rotatie van de schietspoel of terwijl de schietspoel zich vertaalt langs lijn S2. Evenzo wordt na de passage van de schietspoel langs lijn S2 de positie van de draden 1B en 2B omgekeerd, hetzij na de volledige rotatie van de schietspoel of terwijl de schietspoel langs S1 rijdt. De methode die wordt geautomatiseerd, een persoon die bedreven is in kunst zal begrijpen dat sommige bewerkingen tegelijkertijd kunnen worden uitgevoerd om tijd te winnen en de efficiëntie en productiviteit te verbeteren. Over het algemeen wordt de positie van de kettingdraad van een shed meestal geregeld door conventionele heddles waar de warps doorheen gaan. In een conventioneel weefgetouw kunnen de heddles tussen twee posities bewegen, terwijl in het weefgetouw van de uitvinding de heddles mobiel kunnen zijn tussen aanzienlijk drie posities. Met betrekking tot figuur 6 kan dezelfde methode als die van figuur 5 worden gebruikt om draad 61 te weven met behulp van een tweede schietspoel 60.At this stage, a reed can be operated to push the weft up to the weft line. Before another passage of the shuttle along line S1, the position of the wires 1T and 2T is reversed, for example by using the correct heddles. This can be done after the full rotation of the shuttle or while the shuttle is translating along line S2. Similarly, after the shuttle has passed along line S2, the position of wires 1B and 2B is reversed, either after the full rotation of the shuttle or while the shuttle is traveling along S1. The method being automated, a person skilled in art will understand that some operations can be done simultaneously to save time and improve efficiency and productivity. In general, the position of a shed's warp is usually controlled by conventional heddles through which the warps pass. In a conventional loom the heddles can move between two positions, while in the loom of the invention the heddles can be mobile between substantially three positions. With reference to Figure 6, the same method as that of Figure 5 can be used to weave thread 61 using a second shuttle 60.

In stap A', terwijl schietspoel 50 wordt vertaald naar de achterkant langs lijn S1, wordt de schietspoel 60 vertaald naar de voorkant langs S2. In een stap B', terwijl de schietspoel 50 verticaal naar de lijn S2. wordt verplaatst, wordt de schietspoel 60 verticaal verplaatst naar lijn S1 terwijl een rietbeweging kan worden uitgevoerd.In step A', while the shuttle 50 is translated to the back along line S1, the shuttle 60 is translated to the front along S2. In a step B', while the shuttle 50 is vertical to the line S2. is moved, the shuttle 60 is moved vertically to line S1 while a reed movement can be performed.

In een stap C', terwijl de schietspoel 50 zich vertaalt langs de onderste lijn S2, bijvoorbeeld van achter naar voren (ten opzichte van het snijaanzicht). in een stap D', terwijl de schietspoel 50 verticaal wordt verplaatst naar lijn S1, om de rotatie te volbrengen en klaar te zijn voor de volgende rotatie, wordt schietspoel 60 verticaal naar beneden verplaatst terwijl een rietbeweging kan worden uitgevoerd. De inslagdraad 51 en 61 die uit de schietspoels 50 en 60 komen, vormen een lus die, na het raken van het riet, de tubulaire of meerlaagse stof implementeert.In a step C', while the shuttle 50 translates along the lower line S2, for example from back to front (relative to the crop view). in a step D', while the shuttle 50 is moved vertically to line S1, to complete the rotation and be ready for the next rotation, the shuttle 60 is moved vertically downward while a reed movement can be performed. The weft threads 51 and 61 emerging from the shuttles 50 and 60 form a loop which, after hitting the reed, implements the tubular or multilayer fabric.

Het wordt duidelijk dat, door de kettingdraden op drie niveaus te spreiden om twee loodsen te vormen in plaats van een enkele shed met kettingdraden op twee niveaus zoals gewoonlijk in het veld wordt gedaan, veel minder wrijving wordt gegenereerd bij het omkeren van de posities van de kettingdraad tussen elke doorgang van de schietspoel.It becomes clear that by spreading the warp threads on three levels to form two sheds rather than a single shed with two level warp threads as is commonly done in the field, much less friction is generated when reversing the positions of the warp thread between each pass of the shuttle.

Het algemene aspect van de beschreven methode, de specifieke kenmerken van het weefgetouw om de methode te bedienen, zullen nu worden gedetailleerd, met name de middelen om de schot van de schietspoel(s) te bedienen en de middelen om de schietspoel na elke schot tussen de twee bedieningslijnen te verplaatsen.The general aspect of the described method, the specifics of the loom to operate the method, will now be detailed, in particular the means of operating the shot of the shuttle(s) and the means of operating the shuttle after each shot between move the two control lines.

Verwijzend naar figuur 7 wordt een tubulaire stof 70 geweven in een weefgetouw 71, bestaande uit symmetrisch geplaatste schietspoel handling units 72a en 72b. Elke schietspoel handling unit bestaat uit een draaitafel 73 (73a en 73b). Elke draaitafel 73 heeft twee holtes 74 symmetrisch gerangschikt parallel aan en aan elke kant van de lengteas, van een grootte die geschikt is voor beide schietspoels 100 en 200. Elke spouw 74 staat open aan beide zijden van de draaitafel. Elke schietspoel handling unit 72 bestaat ook uit twee parallelle staven 75 (75a en 75b) en 76 (76a en 76c). De draaitafels 73 kunnen 180 ° rond de lengteas draaien tussen twee posities waarin de ene holte 74a is uitgelijnd met een holte 74b aan de andere kant van het weefwerk en ook is uitgelijnd met de staven 75a en 75b, zodat de staven 75a en 75b door de holtes kunnen gaan om een schietspoel te hanteren. De andere holtes 74a en 74b zijn ook uitgelijnd met de staven 76a en 76b zodat de staven 76a en 76b door deze holtes kunnen gaan om een schietspoel aan te kunnen. Op figuur 7 bevindt een schietspoel 100 zich in de bovenste holte 74a van de draaitafel 73a, terwijl een schietspoel 200 zich in de onderste holte 74b van draaitafel 73b bevindt. De loopvlakken worden om duidelijkheidsredenen niet weergegeven, maar elke schietspoel bevat een inslagdraad en kettingdraden strekken zich uit van de weefstof 70, op drie niveaus: sommige draden strekken zich uit tot boven het vlak van het tubulaire weefwerk (omhoog-positie, draden van het bovenste deel van de tubulaire stof), in hetzelfde vlak (mediane positie, draden van het bovenste en onderste deel van het buisweefsel) en naar onder het vlak van de tubulaire stof weefwerk (down-position, draden van het onderste deel van de tubulaire stof). In figuur 8 worden de schietspoels 100 en 200 respectievelijk in tegengestelde richting geduwd door de duwstangen 75a en 76b. Schietspoel 100 volgt een lijn iets boven het vlak van het weefwerk 70 en passeert tussen de kettingdraden in de bovenpositie en de kettingdraden in de middenpositie, terwijl schietspoel 200 een lijn volgt iets onder het vlak van het weefwerk 70 en tussen de kettingdraden in de down-positie en de warpdraden in de middenpositie passeert. De tegenoverliggende stang, hoewel hij geen schietspoel aankan, beweegt ook symmetrisch naar de tegenoverliggende schietspoel.Referring to Figure 7, a tubular fabric 70 is woven in a loom 71 consisting of symmetrically arranged shuttle handling units 72a and 72b. Each shuttle handling unit consists of a turntable 73 (73a and 73b). Each turntable 73 has two cavities 74 arranged symmetrically parallel to and on either side of the longitudinal axis, of a size suitable for both shuttles 100 and 200. Each cavity 74 is open on both sides of the turntable. Each shuttle handling unit 72 also consists of two parallel bars 75 (75a and 75b) and 76 (76a and 76c). The turntables 73 can rotate 180° about the longitudinal axis between two positions in which one pocket 74a is aligned with a pocket 74b on the other side of the weave and is also aligned with the bars 75a and 75b so that the bars 75a and 75b pass through the cavities can go to handle a shuttle. The other cavities 74a and 74b are also aligned with the rods 76a and 76b so that the rods 76a and 76b can pass through these cavities to accommodate a shuttle. In Figure 7, a shuttle 100 is located in the upper cavity 74a of the turntable 73a, while a shuttle 200 is located in the lower cavity 74b of the turntable 73b. The treads are not shown for clarity, but each shuttle contains a weft thread and warp threads extend from the weave 70, at three levels: some threads extend above the plane of the tubular weave (up position, threads from the top part of the tubular fabric), in the same plane (median position, threads of the upper and lower part of the tubular fabric) and down the plane of the tubular fabric weave (down position, threads of the lower part of the tubular fabric) . In Fig. 8, the shuttles 100 and 200 are pushed in opposite directions by the push rods 75a and 76b, respectively. Shuttle 100 follows a line slightly above the plane of the weave 70 and passes between the warp threads in the up position and the warp threads in the middle position, while shuttle 200 follows a line slightly below the plane of the weave 70 and between the warp threads in the down position. position and passes the warp threads in the center position. The opposing rod, although it cannot handle a shuttle, also moves symmetrically to the opposing shuttle.

In figuur 9 hebben de schietspoels de middelste positie bereikt, 100 is boven de 200. In dit stadium is elke schietspoel in contact met beide staven van zijn lijn en wordt een overname uitgevoerd, d.w.z. 100 is in contact met staaf 75a en staaf 75b, een ontkoppeling tussen staaf 75a en 100 en een verbinding tussen schietspoel100 en staaf 75b worden gemaakt, terwijl 200 in contact is met staaf 76a en staaf 76b en een ontkoppeling tussen staaf 76a en 76b worden gemaakt.In Figure 9, the shuttles have reached the middle position, 100 is above 200. At this stage, each shuttle is in contact with both bars of its line and a takeover is being performed, i.e. 100 is in contact with bar 75a and bar 75b, a disconnect between rod 75a and 100 and a connection between shuttle 100 and rod 75b are made, while 200 is in contact with rod 76a and rod 76b and a disconnect between rod 76a and 76b are made.

Het aansluiten en loskoppelen tussen de staven en de schietspoels kan bijvoorbeeld door activering en deactivering van elektromagneten, elk van de schietspoel en de uiteinden van de staven worden uitgerust met geschikte complementaire (elektro)magneten. Als alternatief kunnen knipmiddelen of andere losbare bevestigingsmiddelen worden overwogen.Connecting and disconnecting between the rods and the shuttles, for example by activating and deactivating electromagnets, each of the shuttle and the ends of the rods can be equipped with suitable complementary (electro) magnets. Alternatively, clipping means or other releasable fasteners may be considered.

In figuur 10 trekt staaf 75b de schietspoel 100 in holte 74b terwijl staaf 76a schietspoel 200 in holte 76a trekt, positie bereikt op figuur 11. De schietspoels moeten nu op de andere vertaallijn worden geplaatst. Hiervoor worden de draaitafels — 73a en 73b geactiveerd: er wordt een rotatie van 180° gestart. Figuur 12 illustreert een tussenstap na een rotatie van 90°, figuur 13 illustreert het weefgetouw na de volledige 180° rotatie van de draaitafels. Het weefgetouw bevindt zich in dezelfde configuratie als op figuur 7, met uitzondering dat 200 100 vervangt en zal worden behandeld door de bovenste staven 75a en 75b, en 100 vervangt 200 en zal worden behandeld door de onderste staven 76a en 76b.In Figure 10, rod 75b pulls shuttle 100 into pocket 74b while rod 76a pulls shuttle 200 into pocket 76a, position reached on Figure 11. The shuttles must now be placed on the other translation line. For this, the turntables — 73a and 73b are activated: a rotation of 180° is started. Figure 12 illustrates an intermediate step after a 90° rotation, Figure 13 illustrates the loom after the full 180° rotation of the turntables. The loom is in the same configuration as in Figure 7, except that 200 replaces 100 and will be handled by the upper bars 75a and 75b, and 100 replaces 200 and will be handled by the lower bars 76a and 76b.

200 en 100 worden vervolgens vertaald zoals eerder beschreven en geïllustreerd op de figuren 8 tot en met 10, en verder geroteerd zoals geïllustreerd op de figuren 11 tot en met 13, om een volledige rotatie te bereiken. Na deze fase kan een riet worden aangebracht om de twee inslagdraden langs de stoflijn te brengen. Na elke schot kan een rietafzetting worden uitgevoerd, bijvoorbeeld tijdens de rotatie van de draaitafels om de efficiëntie te verbeteren. De cirkelvormige werking van de schietspoel is hier beschreven met behulp van twee staven op elke lijn, die de schietspoel halverwege de schot ontmoeten. Elke andere geschikte regeling kan worden voorgesteld door een persoon die bedreven is in de kunst. In het bijzonder gebeurt de overname niet noodzakelijkerwijs in het midden van de stof, er kan slechts één staaf per vertaallijn zijn, waarbij elke staaf wordt geregeld om de schietspoel helemaal naar de tegenoverliggende holte te duwen, of als alternatief om de schietspoel helemaal door de startholte te trekken.200 and 100 are then translated as previously described and illustrated in Figures 8 through 10, and rotated further as illustrated in Figures 11 through 13 to achieve full rotation. After this stage, a reed can be applied to bring the two weft threads along the fabric line. A reed deposition can be performed after each shot, for example during the rotation of the turntables to improve efficiency. The circular action of the shuttle is described here using two rods on each line, which meet the shuttle midway through the shot. Any other suitable arrangement may be suggested by a person skilled in the art. In particular, the takeover does not necessarily happen in the middle of the fabric, there can be only one rod per line of translation, with each rod controlled to push the shuttle all the way to the opposite cavity, or alternatively to push the shuttle all the way through the starting cavity to pull.

Een draaitafel is hier gebruikt om de middelen te illustreren om de schietspoel van de ene vertaallijn naar de andere te verplaatsen. Deze specifieke roterende opstelling maakt het mogelijk om de schietspoel vooruit te houden met hetzelfde hoofd aan de voorkant. Elk ander middel om de schietspoels na een schot naar boven of naar beneden te verplaatsen, kan echter worden overwogen door een persoon die bedreven is in de kunst. De schietspoel kan bijvoorbeeld omhoog of omlaag worden vertaald, zoals met een lift. Over het algemeen moeten de duwstang(en) samenwerken met de schietspoel om de schot van de schietspoel langs de weeflijn te kunnen uitvoeren. Elk geschikt samenwerkingsmiddel kan worden toegepast, of er nu één duwstang per lijn is of twee samenwerkende duwstangen per lijn of een ander systeem om een schietspoel van de ene naar de andere kant te verplaatsen. In een specifieke belichaming kan een duwstang ten minste een elektromagnetisch oppervlak bevatten en het deel van de schietspoel dat in contact komt met de duwstang kan een ferromagnetisch element bevatten, bijvoorbeeld in ijzer. Om de stabiliteit van de verbinding tussen de stang en de schietspoel te verbeteren, kunnen een of meer pinnen of plug-ins uit de stang of uit de schietspoel steken en kan de schietspoel of de stang overeenkomstige openingen bevatten om de plug-ins te laten doordringen. Dit werkt als een man-vrouw samenwerking, zoals een stekker en stopcontact. De plug-ins kunnen verder dienen om een elektrische verbinding met de schietspoel te maken om elektrische energie te leveren aan sommige elementen in de schietspoel, bijvoorbeeld voor een kleine motor die het mogelijk maakt om de spanning in de inslagdraad te regelen door de spoel te draaien. Bijvoorbeeld, met betrekking tot figuur 14, is een schietspoel 140 uitgelijnd met een staaf 150 aan de uiteinden waarvan twee metalen plug-ins 151 parallel uitsteken. Tussen de pen 151 bestaat een vlak oppervlak uit een elektromagneet 152.A turntable is used here to illustrate the means of moving the shuttle from one translation line to another. This particular rotating arrangement allows the shuttle to be held forward with the same head in front. However, any other means of moving the shuttles up or down after a shot can be considered by a person skilled in the art. For example, the shuttle can be translated up or down, as with an elevator. In general, the push rod(s) must cooperate with the shuttle in order to carry out the shot of the shuttle along the weaving line. Any suitable cooperating means may be used, whether there is one pushrod per line or two cooperating pushrods per line or some other system for moving a shuttle from one side to the other. In a specific embodiment, a pushrod may contain at least one electromagnetic surface and the portion of the shuttle that contacts the pushrod may contain a ferromagnetic element, for example in iron. To improve the stability of the connection between the rod and the shuttle, one or more pins or plug-ins may protrude from the rod or the shuttle and the shuttle or rod may contain corresponding openings to allow the plug-ins to penetrate . This works like a male-female partnership, like a plug and socket. The plug-ins can further serve to make an electrical connection to the shuttle to supply electrical energy to some elements in the shuttle, for example for a small motor that makes it possible to control the tension in the weft thread by turning the shuttle . For example, with reference to Figure 14, a shuttle 140 is aligned with a rod 150 from the ends of which two metal plug-ins 151 project in parallel. Between the pin 151, a flat surface consists of an electromagnet 152.

De schietspoel 140 is globaal symmetrisch van vorm. Het heeft een rechthoekig frame waarbinnen een spoel of spoel 142 is gerangschikt. Aan elk uiteinde van het frame 145 bestaat een vlak oppervlak 143 uit twee pinholes 141, gescheiden door dezelfde afstand als de plug-ins 151 van de staaf 150 en diep genoeg om deze plug-ins te ontvangen. Het vlakke oppervlak 143 bestaat uit een stuk ijzer 144, dat door magnetisme aan de elektromagneet 152 van de staaf moet worden vast hecht wanneer deze wordt geactiveerd. De spoel 142 strekt zich in de lengterichting uit binnen het frame en bestaat voornamelijk uit een as waarrond de inslagdraad wordt gewikkeld (niet afgebeeld) een radiale uitrol. Een geleidingsgat aan de lange kant van het frame kan worden voorzien om de draad te geleiden. Een uiteinde van de spoel is gekoppeld aan een motor 146 ingesloten in het frame.The shuttle 140 is generally symmetrical in shape. It has a rectangular frame within which a reel or coil 142 is arranged. At each end of the frame 145, a flat surface 143 consists of two pinholes 141 separated by the same distance as the plug-ins 151 from the bar 150 and deep enough to receive these plug-ins. The flat surface 143 consists of a piece of iron 144, which is to be magnetized to the electromagnet 152 of the bar when it is activated. The spool 142 extends longitudinally within the frame and consists mainly of a shaft around which the weft thread is wound (not shown) and a radial roll-out. A guide hole on the long side of the frame can be provided to guide the wire. One end of the spool is coupled to a motor 146 enclosed in the frame.

Tijdens het weven kan de spanning van de inslagdraad worden aangepast door de motor (146) in te stellen om de draad indien nodig licht terug te spoelen. De twee plug-ins kunnen de elektrische voeding voor de motor (146) in de schietspoel leveren om de spanning van de inslagdraad aan te passen. Als alternatief kan de spanning worden aangepast met conventionele veren.During weaving, the tension of the weft thread can be adjusted by setting the motor (146) to rewind the thread slightly if necessary. The two plug-ins can provide the electrical power for the motor (146) in the shuttle to adjust the tension of the weft thread. Alternatively, the tension can be adjusted with conventional springs.

Het weefgetouw en de weefmethode van de uitvinding worden automatisch beheerd met behulp van een software die kan worden uitgevoerd op een processor zoals een microprocessor, een FPGA, een microcontroller of iets dergelijks. De software is in de vorm van een computerprogramma, bijvoorbeeld wanneer gecompileerd voor een doeltoepassing. Bij uitvoering op een processor regelt het — computerprogramma de verplaatsing van de warpdraden tussen hun boven-, midden- en neerstanden, evenals de schot van de schietspoel(s) tussen de warpdraden en de verplaatsing van de schietspoel(s) tussen de twee parallelle vertaallijnen. Het uitgevoerde computerprogramma kan ook, als het aanwezig is, de activering en deactivering van elektromagneten en elke motor die aanwezig kan zijn op een schietspoel regelen. Het uitgevoerde computerprogramma kan gemotoriseerde middelen aansturen om daardoor een garendrager te roteren die op de schietspoel is bevestigd. Het computerprogramma kan worden opgeslagen op een machineleesbaar geheugen zoals een cd-rom, een dvd, een magneetband, een harddisc, een flashstation of iets dergelijks.The loom and weaving method of the invention are automatically controlled by a software that can be executed on a processor such as a microprocessor, an FPGA, a microcontroller or the like. The software is in the form of a computer program, such as when compiled for a target application. When executed on a processor, the — computer program controls the movement of the warp threads between their top, middle and down positions, as well as the shot of the shuttle(s) between the warp threads and the movement of the shuttle(s) between the two parallel translation lines . The computer program being executed can also, if present, control the activation and deactivation of electromagnets and any motor that may be present on a shuttle. The computer program being executed may control motorized means to thereby rotate a yarn carrier mounted on the shuttle. The computer program may be stored on machine-readable memory such as a CD-ROM, DVD, magnetic tape, hard disk, flash drive, or the like.

Het weefgetouw en de methode van de uitvinding maken het mogelijk om zeer fijne en fragiele garens of vezels te weven, volgens een zeer dichte reeks vezels, terwijl de wrijvingen worden geminimaliseerd. Dit maakt het mogelijk om tubulaire stoffen van zeer hoge kwaliteit te produceren, die met name kunnen worden gebruikt voor medische toepassingen, zoals stents bijvoorbeeld. Dergelijke tubulaire stoffen kunnen een sectie hebben van enkele millimeters, bijvoorbeeld 25 tot 50 mm.The loom and method of the invention make it possible to weave very fine and fragile yarns or fibers, following a very dense array of fibers, while minimizing frictions. This makes it possible to produce very high quality tubular fabrics, which can be used in particular for medical applications, such as stents for example. Such tubular fabrics may have a section of a few millimeters, for example 25 to 50 mm.

Claims

Conclusions

1. Weaving machine (71) for weaving multilayer fabrics (30; 70), wherein a shuttle (50; 60; 100, 200) carrying a spool (142) of weft thread (51; 61) for inserting the weft thread is arranged between warp threads to operate a right and left baffle along a first operating track extending between the warp threads through a first shed (1T, 2T) and a second operating track, different from the first operating track, extending between the warp threads through a second shed (1B, 2B).

The weaving machine (71) of claim 1, wherein the first and second operating paths run in parallel.

A weaving machine according to any one of claims 1 and 2, arranged to leave the warp threads in an up position, a down position or a middle position such that one of the first and second sheds is located between the warp threads in the up position and the warp threads in the middle position, and the other of the first and second sheds is between the warp threads in the middle position and the warp threads in the down position.

A weaving machine according to any one of claims 1 to 3, comprising two shuttles (50, 60; 100, 200), each controlled to operate a right and a left baffle along the first and second operating paths.

The weaving machine of any one of claims 1 to 4, wherein one of the first and second operating ranges is for the right baffle, while the other of the first and second operating ranges is for the left baffle.

A weaving machine according to any one of claims 1 to 5, comprising rods (75, 76; 150) for handling the shuttle, the rods being arranged with an electromagnet (152) for securing the shuttle along a paramagnetic portion of the shuttle (143) when the solenoid is activated.

A weaving machine as claimed in any one of claims 1 to 6, comprising rods to handle the shuttle, the rods and the shuttle are controlled by cooperating plug-ins (151, 141) and pinholes.

A weaving machine according to any one of claims 1 to 7, wherein the shuttle is a motor (146) for rewinding weft thread.

A weaving machine according to any one of claims 1 to 8, comprising means (73, 74) for moving the shuttle between the two operating paths after each shot.

A weaving machine according to any one of claims 1 to 9, wherein the means for moving the shuttle between the two operating paths comprises a turntable for rotating the shuttle through 180°.

11. Method of weaving a tubular fabric on a weaving machine, wherein, - Warp threads for half of the tubular fabric are divided between an up and a middle position to form a shed, and warp threads for the other half of the tubular tissue are divided between a center and a down position to form another shed, - A shuttle carrying a bobbin (142) with weft thread (51;61) moves in a first direction along a first operating path through the shed which extends between the warp threads in the top and middle position and - The shuttle moves in a second direction, along a second operating path through the other shed that extends between the warp threads in the middle and down position.

A method according to claim 11, wherein after a shot is actuated in one direction, the distribution of the warp threads of a shed is adjusted for the next pass of a shuttle.

A method according to claim 11 or claim 12, wherein a second shuttle moves along the second operating trajectory as the first shuttle moves along the first operating trajectory, and the second shuttle moves along the first operating trajectory while the first shuttle moves along the first operating trajectory. second operating path.

A method according to any one of claims 11 to 13, wherein the shuttle is rotated between two shots between the two operating trajectories.

A method according to any one of claims 11 to 13, wherein the shuttle between two shots is translated between the two operating trajectories.