BE1029463B1

BE1029463B1 - Improved tiller and drum with forward inclined milling element

Info

Publication number: BE1029463B1
Application number: BE20215451A
Authority: BE
Inventors: Tom Dominique Herman Smet
Original assignee: Tom Dominique Herman Smet
Priority date: 2021-06-04
Filing date: 2021-06-04
Publication date: 2023-01-10
Also published as: AU2022284380A1; EP4347952A1; BE1029463A1; CA3220729A1; WO2022254396A1

Abstract

Figuur 1 toont een inrichting voor het vervaardigen van een verticale grondkering en/of fundering, omvattende: - een gestel met een in hoofdzaak verticaal beweegbaar uiteinde; - een freesframe dat nabij het uiteinde gemonteerd is, waarbij het freesframe voorzien is van ten minste één paar trommels die elk roteerbaar zijn om een respectievelijke rotatie-as, waarbij de rotatie-assen van het ten minste ene paar trommels evenwijdig en op een afstand van elkaar liggen zodat de trommels, gezien in een vlak loodrecht op de rotatie-assen, naast elkaar kunnen roteren, waarbij een mantel van elk van de trommels langs de omtrek ervan voorzien is van ten minste één rij met ten minste zes freeshouders die zich vanaf de mantel in een hoofdzakelijk radiale richting uitstrekken, waarbij elke freeshouder ten minste één freeselement omvat dat zich weg van de mantel uitstrekt en een aanslagvlak heeft dat een hoek vertoont met een middellijn die de rotatie-as van de overeenkomstige trommel en een midden van de overeenkomstige freeshouder ter plaatste van de mantelomtrek snijdt; waarbij het ten minste één paar trommels roterend aandrijfbaar zijn voor het losmaken van grond terwijl het uiteinde in de grond wordt gedreven.Figure 1 shows a device for manufacturing a vertical earth retaining structure and/or foundation, comprising: - a frame with a substantially vertically movable end; - a milling frame mounted near the end, the milling frame being provided with at least one pair of drums each rotatable about a respective axis of rotation, the axes of rotation of the at least one pair of drums being parallel and spaced from so that the drums can rotate side by side when viewed in a plane perpendicular to the axes of rotation, a shell of each of the drums being provided along its periphery with at least one row of at least six cutter holders extending from the shell extending in a substantially radial direction, each mill holder comprising at least one milling element extending away from the shell and having an abutment surface angled with a centerline straddling the axis of rotation of the corresponding drum and a center of the corresponding mill holder cuts at the location of the mantle circumference; wherein the at least one pair of drums are rotatably drivable for loosening soil while driving the end into the ground.

Description

Verbeterde grondfreesinrichting en trommel met voorwaarts geïnclineerd freeselement Vakgebied De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vervaardigen van een verticale grondkering en/of fundering. De uitvinding heeft verder betrekking op een trommel, bij voorkeur voor gebruik in de inrichting. Achtergrond Verticale grondkeringen en/of funderingen kunnen meerdere functies hebben, zo kunnen deze waterkerend, grondkerend en/of dragend zijn. De grondkeringen en/of funderingen kunnen verticale belastingen opnemen en kunnen ook als beschoeiing fungeren van uitgravingen in de nabijheid van bestaande constructies. Grondkeringen en/of funderingen kunnen verder als kaaimuren of als wanden in bijvoorbeeld tunnels of parkeerconstructies fungeren.Improved soil milling device and drum with forward inclined milling element Field of expertise The invention relates to a device for manufacturing a vertical earth retaining structure and/or foundation. The invention further relates to a drum, preferably for use in the device. Background Vertical earth retaining structures and/or foundations can have multiple functions, such as water-retaining, earth-retaining and/or load-bearing. The earth retaining structures and/or foundations can absorb vertical loads and can also act as sheet piling for excavations in the vicinity of existing structures. Earth retaining walls and/or foundations can also function as quay walls or as walls in tunnels or parking structures, for example.

Typisch worden twee verschillende soorten inrichtingen gebruikt voor het vervaardigen van dergelijke verticale grondkeringen en/of funderingen. Enerzijds wordt gebruik gemaakt van een zogenaamde slibwandinrichting. Anderzijds wordt gebruik gemaakt van een zogenaamde cutter soil mix, CSM, inrichting. De slibwandinrichting verwijdert de losgemaakte grond en vult de gevormde sleuf met bentonietsuspentie ter ondersteuning van de sleufwanden. Vervolgens wordt in de bentonietsuspentie eventueel wapening geplaatst waarna de bentonietsuspentie vervangen wordt door de sleuf te vullen met beton zodat de grondkeringen en/of funderingen gevormd worden. De CSM inrichting vormt de grondkeringen en/of funderingen door de losgemaakte grond tijdens het losmaken in situ mechanische te mengen met een geïnjecteerd hydraulisch bindmiddel zoals grout. De grond met in situ gemengd bindmiddel verhardt vervolgens om de grondkeringen en/of funderingen te vormen.Typically, two different types of devices are used for manufacturing such vertical earth retaining structures and/or foundations. On the one hand, use is made of a so-called sludge wall device. On the other hand, use is made of a so-called cutter soil mix, CSM, device. The mud wall device removes the loosened soil and fills the formed trench with bentonite suspension to support the trench walls. Subsequently, any reinforcement is placed in the bentonite suspension, after which the bentonite suspension is replaced by filling the trench with concrete so that the earth retaining structures and/or foundations are formed. The CSM device forms the earth retaining structures and/or foundations by mechanically mixing the loosened soil in situ with an injected hydraulic binder such as grout during loosening. The soil with binder mixed in situ then hardens to form the retaining walls and/or foundations.

De slibwandinrichting en de CSM inrichting hebben een freesframe. Het freesframe omvat freestrommels die voorzien zijn van freeselementen. De freestrommels worden roterend aangedreven zodat de freeselementen beurtelings in de grond worden gedreven. Bekende inrichtingen zijn gevoelig voor verschillende hardheden van grond waarin de sleuf wordt gevormd. Een harde grondsoort zoals zandsteenbanken is niet of moeilijk penetreerbaar met bekende inrichtingen. De freeselementen van dergelijke bekende inrichtingen hebben de neiging om, in het genoemde voorbeeld, op de zandsteenbanken te botsen. De botsing van de freeselementen op de zandsteenbanken resulteert in een opwaartse gerichte beweging van het gehele freesframe bij elke botsing van elk freeselement. Deze schokkende opwaarts gerichte beweging beschadigt de freesinrichtingen en freeselementen.The sludge wall device and the CSM device have a milling frame. The milling frame comprises milling drums fitted with milling elements. The milling drums are rotated so that the milling elements are alternately driven into the ground. Known devices are sensitive to different hardnesses of soil in which the trench is formed. A hard type of soil such as sandstone banks is difficult or impossible to penetrate with known devices. The milling elements of such known devices have a tendency, in the example mentioned, to collide with the sandstone banks. The impact of the cutter elements on the sandstone banks results in an upward movement of the entire cutter frame with each collision of each cutter element. This jerky upward movement damages the cutters and cutters.

Bovendien wijkt een graafrichting door het botsen af en neemt de slijtage van de freesinrichtingen en de freeselementen noemenswaardig toe, de freeselementen kunnen zelfs afbreken.In addition, a digging direction deviates due to the collision and the wear of the milling devices and the milling elements increases appreciably, the milling elements can even break off.

Samenvatting van de uitvindingSummary of the invention

Uitvoeringsvormen van de uitvinding hebben als doel om een inrichting voor het vervaardigen van een verticale grondkering en/of fundering te verschaffen die op verbeterde wijze grond losmaakt.Embodiments of the invention aim to provide a device for manufacturing a vertical earth retaining structure and/or foundation which loosens soil in an improved manner.

Meer bepaald hebben uitvoeringsvormen van de uitvinding als doel om een inrichting te verschaffen die het risico op schade daaraan beperkt, inzetbaar is bij verschillende soorten ondergronden en onderhoudsvriendelijker is.More specifically, embodiments of the invention aim to provide a device which limits the risk of damage thereto, can be used on different types of surfaces and is easier to maintain.

Uitvoeringsvormen van de uitvinding voorzien verder een trommel, waarbij de trommel ingericht is om schade aan de inrichting te vermijden inzetbaar is bij verschillende soorten ondergronden en onderhoudsvriendelijker is.Embodiments of the invention furthermore provide a drum, wherein the drum is designed to prevent damage to the device, can be used on different types of surfaces and is easier to maintain.

Volgens een eerste aspect omvat een inrichting voor het vervaardigen van een verticale grondkering en/of fundering een gestel met een in hoofdzaak verticaal beweegbaar uiteinde.According to a first aspect, a device for manufacturing a vertical earth retaining structure and/or foundation comprises a frame with a substantially vertically movable outer end.

De inrichting omvat verder een freesframe dat nabij het uiteinde gemonteerd is, waarbij het freesframe voorzien is van ten minste één paar trommels die elk roteerbaar zijn om een respectievelijke rotatie-as, waarbij de rotatie-assen van het ten minste ene paar trommels evenwijdig en op een afstand van elkaar liggen zodat de trommels, gezien in een vlak loodrecht op de rotatie-assen, naast elkaar kunnen roteren.The apparatus further comprises a milling frame mounted near the end, the milling frame having at least one pair of drums each rotatable about a respective axis of rotation, the axes of rotation of the at least one pair of drums being parallel and spaced apart. are spaced apart so that the drums, viewed in a plane perpendicular to the axes of rotation, can rotate side by side.

Een mantel van elk van de trommels is langs de omtrek ervan voorzien van ten minste één rij met ten minste zes freeshouders die zich vanaf de mantel in een hoofdzakelijk radiale richting uitstrekken, waarbij elke freeshouder ten minste één freeselement omvat dat zich weg van de mantel uitstrekt.A shell of each of the drums is circumferentially provided with at least one row of at least six milling holders extending from the shell in a substantially radial direction, each milling holder including at least one milling element extending away from the shell .

Het freeselement heeft een aanslagvlak dat een hoek vertoont met een middellijn die de rotatie-as van de overeenkomstige trommel en een midden van de overeenkomstige freeshouder ter plaatste van de mantelomtrek snijdt.The milling element has a stop face angled with a centerline intersecting the axis of rotation of the corresponding drum and a center of the corresponding milling holder at the location of the shell periphery.

Het ten minste één paar trommels zijn roterend aandrijfbaar voor het losmaken van grond terwijl het uiteinde in de grond wordt gedreven.The at least one pair of drums are rotatably drivable for loosening soil while driving the end into the ground.

Het aanslagvlak dat een hoek vertoont met een middellijn die de rotatie-as van de overeenkomstige trommel en een midden van de overeenkomstige freeshouder ter plaatste van de mantelomtrek snijdt, verkleint de invalshoek van het freeselement ten opzichte van de grond.The stop face, which has an angle with a center line intersecting the axis of rotation of the corresponding drum and a center of the corresponding cutter holder at the location of the shell periphery, reduces the angle of attack of the cutter element with respect to the ground.

De invalshoek wordt met andere woorden scherper.In other words, the angle becomes sharper.

Dit heeft meerdere voordelen.This has several advantages.

De verkleinde invalshoek van het freeselement resulteert in lagere interne stress in het freeselement en de freeshouder.The reduced angle of attack of the cutter element results in lower internal stress in the cutter element and cutter holder.

De levensduur van het freeselement en de freeshouder stijgt hierdoor.This increases the life of the milling element and the milling holder.

Verder, hoewel een resulterende opwaartse gerichte kracht onvermijdelijk is, is de opwaartse gerichte kracht noemenswaardig kleiner. De resulterende opwaartse kracht is namelijk recht evenredig met de invalshoek van het freeselement. Wanneer de invalshoek verkleint, door het aanslagvlak onder een hoek ten opzichte van de middellijn te voorzien, verkleint de opwaarts gerichte kracht. De inrichting wordt dus minder hevig blootgesteld aan deze schadelijke, schokkende bewegingen waardoor de levensduur stijgt en de tijd tussen onderhoudsbeurten vergroot. De inrichting is dus meer en productiever inzetbaar. De scherpe invalshoek laat ook een verbeterde penetratie toe in de grond. Zelfs bij hardere ondergronden laat het aanslagvlak dat een hoek vertoont toe om het freeselement met minder kracht in de grond te laten penetreren.Further, while a resulting upward directed force is unavoidable, the upward directed force is noticeably smaller. The resulting upward force is in fact directly proportional to the angle of attack of the milling element. When the angle of attack decreases, by providing the striking surface at an angle to the centerline, the upward force decreases. The device is therefore less exposed to these harmful, shocking movements, which increases the lifespan and the time between maintenance. The device can therefore be used more and more productively. The sharp angle of attack also allows for improved penetration into the ground. Even with harder surfaces, the angled contact surface allows the milling element to penetrate the ground with less force.

Bij voorkeur is de hoek groter dan 5°, meer bij voorkeur groter dan 7°, meer bij voorkeur groter dan 10°.Preferably the angle is greater than 5°, more preferably greater than 7°, more preferably greater than 10°.

Bij voorkeur zijn de ten minste zes freeselementen gelijkmatig verdeeld over eenzelfde omtreklijn van de mantel gepositioneerd. Op deze manier maakt elk de freeselementen een nagenoeg gelijkmatige hoeveelheid grond los. De freeselementen worden dus ook gelijkmatig belast en worden onderworpen aan gelijkmatige slijtage. Dit laat toe om de freeselementen op eenzelfde moment te onderhouden waarbij onverwachte onderhoudsbeurten vermeden worden.Preferably, the at least six milling elements are evenly distributed over the same circumferential line of the casing. In this way, each of the cultivating elements loosens an almost equal amount of soil. The milling elements are thus also subjected to uniform load and are subject to uniform wear. This makes it possible to maintain the milling elements at the same time, avoiding unexpected maintenance.

Bij voorkeur is de mantel verder voorzien van ten minste drie rijen met elk zes freeshouders, waarbij de rijen op een afstand van elkaar liggen, gezien in een lengterichting van de trommel, en waarbij de freeshouders van naburige rijen onderling een middelpuntshoek vertonen, gemeten tussen een overeenkomstige voorste rand van de freeshouders. Verder bij voorkeur is de middelpuntshoek groter is dan 10°, meer bij voorkeur groter dan 15°, met de meeste voorkeur 20° is. De trommels, en in bijzonder een snijvlak dat gevormd wordt door de freeselementen, heeft op deze wijze meer contactpunten met de grond. Elk freeselement maakt hierdoor weliswaar minder grond los maar de trommel zal in zijn geheel de grond op vlottere wijze los maken. Nadelige schokkende bewegingen worden op deze manier hoofdzakelijk vermeden.Preferably, the casing is furthermore provided with at least three rows, each with six cutter holders, the rows being spaced apart, viewed in a longitudinal direction of the drum, and the cutter holders of adjacent rows mutually having a central angle, measured between a corresponding leading edge of the cutter holders. Further preferably, the central angle is greater than 10°, more preferably greater than 15°, most preferably 20°. In this way, the drums, and in particular a cutting surface formed by the milling elements, have more contact points with the ground. As a result, each milling element loosens less soil, but the drum as a whole will loosen the soil more easily. In this way, adverse jerking movements are mainly avoided.

Bij voorkeur strekt een proximale basis van elke freeshouder waarmee de freeshouder verbonden is met de mantel zich uit over een minimale booglengte langs de mantelomtrek zodat een voorste rand van elke freeshouder ten minste gedeeltelijk een achterste rand van een freeshouder van een naburige rij overlapt, gezien in een vlak loodrecht op de rotatie-as. Een voordeel hiervan is gebaseerd op het inzicht dat losgemaakte grond mee met een rotatiebeweging van de trommel beweegt. De grond kan op deze manier vermengd worden. Doordat de freeshouders onderling gedeeltelijk overlappen wordt een bewegingsvrijheid van de grond beperkt. De beperkte bewegingsvrijheid verhindert dat losgemaakt grond weggeduwd wordt. De losgemaakte grond wordt op deze manier beter verbrijzeld en heeft dus minder de neiging om samen geklonterd te blijven. De losgemaakte grond wordt ook dichter bij de trommel gehouden waardoor in situ vermengen van de grond ter plaatste van de trommels wordt verbeterd.Preferably, a proximal base of each mill holder connecting the mill holder to the shell extends a minimum arc length along the shell periphery such that a leading edge of each mill holder at least partially overlaps a trailing edge of a mill holder of an adjacent row when viewed in a plane perpendicular to the axis of rotation. An advantage of this is based on the insight that loosened soil moves along with a rotational movement of the drum. The soil can be mixed in this way. Because the cutter holders partially overlap each other, freedom of movement of the ground is limited. The limited freedom of movement prevents loosened soil from being pushed away. The loosened soil is better crushed in this way and therefore has less tendency to remain clumped together. The loosened soil is also held closer to the drum improving in situ mixing of the soil at the location of the drums.

Bij voorkeur omvat het freesframe verder ten minste één ruimerplaat tussen elke rij omvat, waarbij de ruimerplaat op een afstand van elk van de freeselementen is aangebracht en zich uitstrekt tot aan een maximale radiale afstand van de mantel. Grond kan zich tussen de rijen fixeren en een verstopping teweegbrengen. Dergelijke verstopping is hinderlijk voor de neerwaartse beweging van het freesframe en kan de neerwaartse beweging zelfs geheel verhinderen. De ruimerplaat verhindert dat grond de rijen blokkeert of verstopt. De ruimerplaten realiseren verder ook een verbeterde vermenging van de grond.Preferably, the milling frame further comprises at least one reamer plate between each row, the reamer plate being spaced from each of the milling elements and extending to a maximum radial distance from the shell. Soil can settle between the rows and cause a blockage. Such clogging interferes with the downward movement of the milling frame and may even prevent the downward movement completely. The scraper plate prevents soil from blocking or clogging the rows. The scraper plates also achieve an improved mixing of the soil.

Bij voorkeur is, ter plaatse van het distaal uiteinde van de freeshouder een sleuf voorzien waarin een freeselement aanbrengbaar is. Verder bij voorkeur kunnen ook meerdere freeselementen in de sleuf worden voorzien of in meerdere sleuven worden voorzien. Een wand van de sleuf is voorzien van ten minste één borggroef en het freeselement omvat een doorvoeropening die, wanneer het freeselement in de sleuf is aangebracht, voorzien is om gealigneerd te zijn met de ten minste ene borggroef. De freeshouder omvat verder een bevestigingsmiddel dat voorzien is om zich doorheen de doorvoeropening en de ten minste één borggroef uit te strekken teneinde het freeselement in de freeshouder te fixeren. Een voordeel hiervan is gebaseerd op het inzicht dat een freeselement bij bekende inrichtingen op de freeshouder wordt gelast. Het lassen is niet alleen arbeidsintensief bij het fixeren van het freeselement aan de freeshouder maar bovendien moeilijk verwijderbaar bij het vervangen van de freeselementen, bijvoorbeeld voor onderhoud. De gevormde lasverbinding is bovendien gevoelig voor scheuren en roestvorming. Door de sleuf is een freeselement eenvoudig aanbrengbaar. De borggroef die samenwerkt met de doorvoeropening en het bevestigingsmiddel realiseren een eenvoudig aanbrengbare en robuuste verbinding. Dit vereenvoudigt het onderhoud van de freeselementen verder.Preferably, a slot is provided at the location of the distal end of the cutter holder, in which a cutter element can be fitted. Further preferably, several milling elements can also be provided in the slot or several slots can be provided. A wall of the slot is provided with at least one locking groove and the milling element includes a passage opening which, when the cutting element is fitted in the slot, is arranged to be aligned with the at least one locking groove. The cutter holder further comprises a fastening means which is provided to extend through the feed-through opening and the at least one retaining groove in order to fix the cutter element in the cutter holder. An advantage of this is based on the insight that a milling element is welded to the milling holder in known devices. The welding is not only labour-intensive when fixing the milling element to the milling holder, but also difficult to remove when replacing the milling elements, for example for maintenance. The formed welded joint is moreover sensitive to cracks and rust formation. A milling element can easily be fitted through the slot. The retaining groove that interacts with the conduit opening and the fastener realizes an easy-to-apply and robust connection. This further simplifies the maintenance of the milling elements.

Bij voorkeur is een breedte van een freeshouder kleiner dan een breedte van het aanslagvlak van het freeselement. Doordat het aanslagvlak breder is dan de freeshouder wordt slechts het freeselement onderworpen aan direct contact met los te maken grond. De freeshouder wordt op deze manier gevrijwaard van direct contact met de vaste grond. De freeshouder ondervindt dus minder stress tijdens het losmaken van de grond. De levensduur van de freeshouder, en in het bijzonder de trommel, wordt op deze manier verbeterd.A width of a milling cutter holder is preferably smaller than a width of the stop surface of the milling element. Because the stop surface is wider than the cutter holder, only the cutter element is subjected to direct contact with soil to be loosened. In this way, the cutter holder is protected from direct contact with the solid ground. The cultivator holder therefore experiences less stress during loosening of the soil. The life of the cutter holder, and in particular the drum, is improved in this way.

Bij voorkeur omvatten de freeshouders van de rij die grenst aan een grondvlak van de trommel, freeselementen waarvan het aanslagvlak uitsteekt voorbij het grondvlak. Op deze manier wordt tijdens het losmaken van de grond een marge voorzien tussen de harde grond en de trommel. Het 5 grondvlak van de trommel wordt op deze manier gevrijwaard van direct contact met de vaste grond. De marge laat toe dat de trommel relatief vrij roteerbaar is in de grond zonder dat de trommel wordt gekneld in de grond. Bij voorkeur is het verticaal beweegbaar uiteinde een in hoofdzaak verticale koker waaraan het freesframe is gemonteerd. Bij voorkeur omvat de inrichting verder een specie-injectie-inrichting die voorzien is in het freesframe en ingericht is om een specie tijdens het losmaken van de grond tussen de trommels te injecteren.Preferably, the cutter holders of the row adjacent to a base of the drum comprise cutter elements whose abutment surface extends beyond the base. In this way, a margin is provided between the hard soil and the drum during loosening of the soil. In this way the base of the drum is protected from direct contact with the solid ground. The margin allows the drum to rotate relatively freely in the ground without the drum being wedged in the ground. Preferably, the vertically movable end is a substantially vertical tube on which the milling frame is mounted. Preferably, the device further comprises a mortar injection device which is provided in the milling frame and is adapted to inject a mortar between the drums during loosening of the soil.

Bij voorkeur zijn het ten minste één paar trommels in tegenovergestelde richting roterend aandrijfbaar. Volgens een tweede aspect voorziet de uitvinding een trommel, bij voorkeur voor gebruik in een inrichting zoals hierboven beschreven, met een mantel die langs de omtrek ervan voorzien is van ten minste één rij met ten minste zes freeshouders die zich vanaf de mantel in een hoofdzakelijk radiale richting uitstrekken, waarbij elke freeshouder ten minste één freeselement omvat die zich weg van de mantel uitstrekt en een aanslagvlak heeft dat een hoek vertoont met een middellijn die de rotatie-as van de overeenkomstige trommel en een midden van de overeenkomstige freeshouder ter plaatste van de mantelomtrek snijdt. De vakman zal inzien dat analoge voordelen en doelstellingen als voor de inrichting gelden voor de overeenkomstige trommel, mutatis mutandis.Preferably, at least one pair of drums can be rotated in opposite directions. In a second aspect, the invention provides a drum, preferably for use in an apparatus as described above, having a shell circumferentially provided with at least one row of at least six milling holders extending from the shell in a substantially radial direction. extending direction, each cutter holder comprising at least one cutter element extending away from the shell and having an abutment surface at an angle with a centerline intersecting the axis of rotation of the corresponding drum and a center of the corresponding cutter holder at the location of the shell periphery cuts. Those skilled in the art will recognize that analogous advantages and objectives as for the device apply to the corresponding drum, mutatis mutandis.

Bij voorkeur is de hoek groter is dan 5°, bij voorkeur groter dan 7°, meer bij voorkeur groter dan 10°. Bij voorkeur zijn de ten minste zes freeselementen gelijkmatig verdeeld zijn over eenzelfde omtreklijn van de mantel gepositioneerd zijn.Preferably the angle is greater than 5°, preferably greater than 7°, more preferably greater than 10°. Preferably, the at least six milling elements are evenly distributed over the same circumferential line of the casing.

Bij voorkeur is de mantel verder voorzien is van ten minste drie rijen met elk zes freeshouders, waarbij de rijen op een afstand van elkaar liggen, gezien in een lengte richting van de trommel, en waarbij de freeshouders van naburige rijen onderling een middelpuntshoek vertonen.Preferably, the casing is furthermore provided with at least three rows, each with six cutter holders, the rows being spaced apart, viewed in a longitudinal direction of the drum, and the cutter holders of adjacent rows having a mutual central angle.

Bij voorkeur is de middelpuntshoek groter is dan 10°, meer bij voorkeur groter dan 15°, met de meeste voorkeur 20°. Bij voorkeur strekt een basis van elke freeshouder, welke basis verbonden is met de mantel, zich over een minimale booglengte langs de mantel uit zodat een voorste rand van elke freeshouder ten minste gedeeltelijk een achterste rand van een freeshouder van een naburige rij overlapt, gezien in een vlak dwars op de rotatie-as.Preferably the central angle is greater than 10°, more preferably greater than 15°, most preferably 20°. Preferably, a base of each mill holder, which base is connected to the shell, extends a minimum arc length along the shell so that a leading edge of each mill holder at least partially overlaps a trailing edge of a mill holder of an adjacent row as viewed in a plane transverse to the axis of rotation.

Bij voorkeur is ter plaatse van het distaal uiteinde van de freeshouder een sleuf voorzien is waarin cen freeselement aanbrengbaar is, waarbij een wand van de sleuf voorzien is van ten minste één borggroef en waarbij het freeselement een doorvoeropening omvat die, wanneer het freeselement in de sleuf is aangebracht, voorzien is om gealigneerd te zijn met de ten minste ene borggroef, waarbij de freeshouder een bevestigingsmiddel omvat dat voorzien is om zich doorheen de doorvoeropening en de ten minste één borggroef uit te strekken teneinde het freeselement in de freeshouder te fixerenPreferably, a slot is provided at the distal end of the cutter holder, in which a cutter element can be fitted, wherein a wall of the slot is provided with at least one retaining groove and wherein the cutter element comprises a passage opening which, when the cutter element is in the slot, is arranged to be aligned with the at least one retaining groove, the mill holder including a fastener arranged to extend through the feed-through opening and the at least one retaining groove to fix the mill element in the mill holder

Bij voorkeur is een breedte van een freeshouder kleiner is dan een breedte van de daarin omvatte freeselement.Preferably, a width of a milling holder is smaller than a width of the milling element contained therein.

Bij voorkeur omvatten de freeshouders van de rij die grenst aan een grondvlak van de trommel, freeselementen waarvan het aanslagvlak uitsteekt voorbij het grondvlak.Preferably, the cutter holders of the row adjacent to a base of the drum comprise cutter elements whose abutment surface extends beyond the base.

Volgens een derde aspect voorziet de uitvinding in een trommel, bij voorkeur voor gebruik in een inrichting zoals hierboven beschreven, met een mantel die langs de omtrek ervan voorzien is van ten minste drie rijen met elk zes freeshouders, waarbij de rijen op een afstand van elkaar liggen, gezien in een lengte richting van de trommel, en waarbij de freeshouders van naburige rijen onderling een middelpuntshoek vertonen.According to a third aspect, the invention provides a drum, preferably for use in an apparatus as described above, having a shell circumferentially provided with at least three rows of six cutter holders each, the rows being spaced apart. as seen in a longitudinal direction of the drum, and in which the cutter holders of adjacent rows have a mutual central angle.

Bij voorkeur is de middelpuntshoek groter is dan 10°, meer bij voorkeur groter dan 15°, met de meeste voorkeur 20°.Preferably the central angle is greater than 10°, more preferably greater than 15°, most preferably 20°.

Bij voorkeur omvat elke freeshouder volgens het derde aspect ten minste één freeselement die zich weg van de mantel uitstrekt en een aanslagvlak heeft dat een hoek vertoont met een middellijn die de rotatie-as van de overeenkomstige trommel en een midden van de overeenkomstige freeshouder ter plaatste van de mantelomtrek snijdt.Preferably, each milling holder according to the third aspect comprises at least one milling element which extends away from the shell and has an abutment surface angled with a centerline that defines the axis of rotation of the corresponding drum and a center of the corresponding milling holder at the position of intersects the mantle circumference.

Korte figuurbeschrijving Bovenstaande en andere voordelige eigenschappen en doelen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer deze wordt gelezen in combinatie met de tekeningen in bijlage, waarin: Figuur 1 een schematisch vooraanzicht is van een inrichting met een paar trommels; Figuur 2 een schematisch aanzicht, gezien in een vlak loodrecht op een rotatie-as van de trommel, is van een trommel volgens een uitvoeringsvorm met zes freeshouders met elk een freeselement waarvan een aanslagvlak cen hoek met een middellijn van de trommel vertoont; Figuur 3A een schematisch aanzicht is van de trommel in figuur 2 volgens een verdere uitvoeringsvorm; Figuur 3B een perspectief aanzicht is van de trommel volgens figuur 3A; Figuur 4 een schematische doorsnede, gezien in een lengterichting van de trommel, van een gedeelte van een freesframe met ruimerplaten volgens een uitvoeringsvorm.Brief Description of the Figure The above and other advantageous features and objects of the invention will become more apparent and the invention will be better understood from the following detailed description when read in conjunction with the accompanying drawings, in which: Figure 1 is a schematic front view of a device with a pair of drums; Figure 2 is a schematic view, seen in a plane perpendicular to an axis of rotation of the drum, of a drum according to an embodiment with six milling holders, each with a milling element, a stop surface of which has an angle with a centerline of the drum; Figure 3A is a schematic view of the drum in Figure 2 according to a further embodiment; Figure 3B is a perspective view of the drum of Figure 3A; Figure 4 shows a schematic section, viewed in a longitudinal direction of the drum, of a portion of a milling frame with reamer plates according to an embodiment.

Inde tekening is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend. Gedetailleerde uitvoeringsvormen De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.In the drawing, the same reference number is assigned to the same or analogous element. Detailed embodiments The invention will now be described in more detail on the basis of an exemplary embodiment shown in the drawing.

Inde tekening laat: Figuur 1 een schematisch vooraanzicht zien van een inrichting 10 voor het vervaardigen van een verticale grondkering en/of fundering. De inrichting 10 is bij voorkeur een cutter soil mix, CSM, inrichting. Een CSM-inrichting heeft meerdere voordelen in vergelijking met een slibwandinrichting zoals hieronder verder zal worden verduidelijkt. De inrichting 10 omvat een gestel 20 met een in hoofdzaak verticaal beweegbaar uiteinde. De inrichting 10 omvat verder een freesframe 100 dat nabij het uiteinde is gemonteerd. Het beweegbaar uiteinde is bij voorkeur een in hoofdzaak verticale koker waaraan het freesframe 100 gemonteerd is. Een voorbeeld van dergelijke verticale koker is een Kelly-aandrijving. De benoeming Kelly-aandrijving verwijst naar een type aandrijving die gebruik maakt van een koker met pijpsectie met een veelhoekig, bv. drie-, vier-, zes- of achtzijdig of gegroefd buitenoppervlak, dat door een overeenkomstige veelhoekige of zogenaamde Kelly-bus passeert. De bus wordt geroteerd via de draaitafel. In een voorkeursuitvoeringsvorm waarin de inrichting een CSM- inrichting is, is de Kelly-aandrijving de starre verbinding tussen een palenmachine en het freesframe. Het freesframe wordt op deze manier star gemonteerd zodat afwijkingen die haaks staan op een neerwaartse bewegingsrichting vermeden worden. Het freesframe 100 is voorzien van ten minste één paar trommels 110 die elk roteerbaar zijn om een respectievelijke rotatie-as. De rotatie-assen van het ten minste ene paar trommels 110 liggen evenwijdig en op een afstand van elkaar zodat de trommels, gezien in een vlak loodrecht op de rotatic-assen, naast elkaar kunnen roteren. De rotatie-assen zijn nagenoeg loodrecht georiënteerd ten opzichte van een neerwaartse graafrichting. De rotatie-assen liggen bij voorkeur op eenzelfde hoogte ten opzichte van een grondoppervlak. Wanneer de trommels 110 een gelijke grootte hebben, verhindert een dergelijke opstelling dat een graafrichting van de inrichting afwijkt van een verticale richting. Verder zal duidelijk zijn dat meer dan één paar trommels voorzien kan worden, typisch wordt met twee paar trommels gewerkt. De verdere paren trommels liggen paarsgewijs evenwijdig aan elkaar, i.e. de rotatie-assen van elk paar trommels ligt evenwijdig. Verdere paren trommels worden in een verlengde van het eerste paar trommels gepositioneerd.In the drawing: Figure 1 shows a schematic front view of a device 10 for manufacturing a vertical earth retaining structure and/or foundation. The device 10 is preferably a cutter soil mix, CSM, device. A CSM device has several advantages compared to a sludge wall device, as will be further clarified below. The device 10 comprises a frame 20 with a substantially vertically movable end. The apparatus 10 further includes a milling frame 100 mounted near the end. The movable end is preferably a substantially vertical tube on which the milling frame 100 is mounted. An example of such a vertical shaft is a Kelly drive. The designation Kelly drive refers to a type of drive using a section of pipe with a polygonal, e.g. three, four, six or eight sided or grooved outer surface, passing through a corresponding polygonal or so-called Kelly bushing. The bus is rotated via the turntable. In a preferred embodiment where the device is a CSM device, the Kelly drive is the rigid connection between a pile driver and the mill frame. The milling frame is rigidly mounted in this way so that deviations that are perpendicular to a downward movement direction are avoided. The milling frame 100 is provided with at least one pair of drums 110, each rotatable about a respective axis of rotation. The axes of rotation of the at least one pair of drums 110 are parallel and spaced apart so that the drums can rotate side by side when viewed in a plane perpendicular to the rotational axes. The rotation axes are oriented nearly perpendicular to a downward digging direction. The axes of rotation are preferably at the same height relative to a ground surface. When the drums 110 are of equal size, such an arrangement prevents a digging direction of the device from deviating from a vertical direction. Furthermore, it will be clear that more than one pair of drums can be provided, typically two pairs of drums are used. The further pairs of drums are parallel to each other in pairs, i.e. the axes of rotation of each pair of drums are parallel. Further pairs of drums are positioned in an extension of the first pair of drums.

Een mantel 111, zie figuur 2, van elk van de trommels 110 is langs de omtrek ervan voorzien van ten minste één rij met ten minste zes freeshouders 120. De freeshouders 120 strekken zich weg van de mantel uit, meer bepaald strekken de freeshouders zich vanaf de mantel in een hoofdzakelijk radiale richting uit. Elke freeshouder 120 omvat ten minste één freeselement 130 dat zich weg van de mantel uitstrekt. De freeselementen 130 liggen op deze manier op een maximale afstand van de rotatic-as zodat de freeselementen steeds contact met de grond initiëren voor de freeshouder of trommel 110. De freeselementen 130 zijn in gericht om contact te maken met de grond. De freeselementen 130 kunnen hiertoe voorzien zijn van één of meer tanden om een penetratie in de grond te verbeteren. De freeselementen 130 kunnen verder voorzien van een verhard oppervlak zodat de slijtage aan de freeselementen wordt vertraagd. De freeselementen 130 hebben elk een aanslagvlak 131, zie figuur 2, dat een hoek à vertoont met een middellijn M die de rotatie-as van de overeenkomstige trommel en een midden van de overeenkomstige freeshouder ter plaatste van de mantelomtrek snijdt.Referring to Figure 2, a shell 111 of each of the drums 110 is circumferentially provided with at least one row of at least six mill holders 120. The mill holders 120 extend away from the shell, in particular the mill holders extend from the mantle in a substantially radial direction. Each cutter holder 120 includes at least one cutter element 130 extending away from the shell. In this way, the milling elements 130 are located at a maximum distance from the rotational axis so that the milling elements always initiate contact with the ground before the milling holder or drum 110. The milling elements 130 are arranged to make contact with the ground. To this end, the milling elements 130 may be provided with one or more teeth to improve penetration into the ground. The milling elements 130 can further be provided with a hardened surface so that the wear of the milling elements is slowed down. The milling elements 130 each have a stop face 131, see figure 2, which has an angle α with a centerline M intersecting the axis of rotation of the corresponding drum and a center of the corresponding milling holder at the location of the shell circumference.

Figuur 1 toont verder dat het ten minste ene paar trommels roterend aandrijfbaar zijn, aangeduid met behulp van de pijlen die een rotatierichting aangeven. Het paar trommels 110 draait in tegenovergestelde richting ten opzichte van elkaar. Om eventuele afwijkingen van de trommels, gezien in dwarsrichting op de neerwaartse beweging, te corrigeren wordt met de twee trommels in eenzelfde richting gedraaid. De in de figuur links gemonteerde trommel 110 roteert bijvoorbeeld klokwijs terwijl de in de figuur rechts gemonteerde trommel 110 anti-klokwijs roteert. De rotatiebeweging van de trommels 110 in samenwerking met een neerwaartse beweging van het uiteinde resulteert in het een neerwaarts gerichte graafbeweging waarbij de freeselementen 130 de grond losmaken.Figure 1 further shows that the at least one pair of drums are rotatable, indicated by arrows indicating a direction of rotation. The pair of drums 110 rotate in opposite directions relative to each other. To correct any deviations of the drums, seen transverse to the downward movement, the two drums are rotated in the same direction. For example, the drum 110 mounted in the figure on the left rotates clockwise while the drum 110 mounted in the figure on the right rotates counterclockwise. The rotational movement of the drums 110 in conjunction with a downward movement of the tip results in a downward digging movement in which the milling elements 130 loosen the soil.

Figuur 2 toont een schematisch aanzicht van een trommel volgens een uitvoeringsvorm, gezien in een vlak loodrecht op een rotatie-as van de trommel. De trommel 110 is voorzien van zes freeshouder 120 die elk ten minste één freeselement 130 omvatten. Figuur 2 toont dat de zes freeshouders volgens een voorkeursuitvoeringsvorm gelijkmatig verdeeld over eenzelfde omtreklijn van de mantel 111 gepositioneerd zijn. Op deze manier maakt elk de freeselementen 130 een nagenoeg gelijkmatige hoeveelheid grond los. De freeselementen worden dus ook gelijkmatig belast en worden onderworpen aan gelijkmatige slijtage. Dit laat toe om de freeselementen op eenzelfde moment te onderhouden waarbij onverwachte onderhoudsbeurten vermeden worden.Figure 2 shows a schematic view of a drum according to an embodiment, viewed in a plane perpendicular to an axis of rotation of the drum. The drum 110 is provided with six cutter holders 120 each comprising at least one cutter element 130 . Figure 2 shows that the six cutter holders according to a preferred embodiment are positioned evenly distributed over the same circumference of the shell 111. In this way, each of the milling elements 130 loosens a substantially uniform amount of soil. The milling elements are thus also subjected to uniform load and are subject to uniform wear. This makes it possible to maintain the milling elements at the same time, avoiding unexpected maintenance.

Figuur 2 toont dat het aanslagvlak 131 van het freeselement 130 een hoek a vertoont met een middellijn M die de rotatie-as van de trommel 110 en een midden van de freeshouder 120, die het respectievelijke freeselement 130 omvat, ter plaatste van de mantelomtrek 111 snijdt. De middellijn M van de trommel is een fictieve lijn die de rotatie-as van de trommel 110 snijdt. Een diameter van de trommel 110 wordt bijvoorbeeld gemeten langs de middellijn 110. Het zal duidelijk zijn dat er een oneindig aantal middellijnen doorheen de rotatie-as van de trommel getekend kunnen worden. De freeshouder 120 heeft een proximaal uiteinde en een distaal uiteinde. De freeshouder 120 is met een basis daarvan ter plaatse van het proximaal uiteinde verbonden met de mantel 111. De freeshouder 120 kan bijvoorbeeld gefixeerd worden op de mantel door de basis op de mantel te lassen. Het midden van de basis van de freeshouder 120 ter plaatste van de mantel fungeert als tweede snijpunt van de respectievelijke middellijn M. De middellijn M die zowel door de rotatie- as van de trommel 110 gaat als door het midden van de freeshouder 120 ter plaatste van de mantelomtrek 111 fungeert als referentielijn om de hoek à te bepalen. Hoewel dit niet is getoond kunnen zes middellijnen getekend worden die zowel de rotatie-as als het midden van de basis van een overeenkomstige freeshouder 120 snijdt. Het aanslagval 131 van elk freeselement 130 vertoont een hoek met de middellijn M getekend door heen het midden van de overeenkomstige freeshouder 120. De hoek a is bij voorkeur groter dan 5°, bij voorkeur groter dan 7°, meer bij voorkeur groter is dan 10°. Op deze manier wordt het freeselement geïnclineerd ten opzichte van het manteloppervlak voorzien. Het freeselement 130 en meer bepaald het aanslagvlak 131 daarvan is bij voorkeur geïnclineerd volgends een rotatierichting van de trommel 110. Op deze manier verkleint een invalshoek van het freeselement 130 ten opzichte van de grond. De invalshoek wordt met andere woorden scherper. Dit heeft meerdere voordelen. De verkleinde invalshoek van het freeselement 130 resulteert in lagere interne stress in het freeselement 130 en de freeshouder 120. De levensduur van het freeselement 130 en de freeshouder 120 stijgt hierdoor. Verder, hoewel een resulterende opwaartse gerichte kracht onvermijdelijk is, is de opwaartse gerichte kracht noemenswaardig kleiner. De resulterende opwaartse kracht is namelijk recht evenredig met de invalshoek van het freeselement, en dus ook van de hoek a. Wanneer de invalshoek verkleint, door het aanslagvlak 131 onder de hoek a ten opzichte van de middellijn te voorzien, verkleint de opwaarts gerichte kracht. De inrichting, getoond in figuur 1, wordt dus minder hevig blootgesteld aan deze schadelijke, schokkende bewegingen waardoor de levensduur stijgt en de tijd tussen onderhoudsbeurten vergroot. De inrichting is dus productiever inzetbaar. De scherpe invalshoek laat ook een verbeterde penetratie toe in de grond. Zelfs bij hardere ondergronden laat het aanslagvlak 131 dat een hoek vertoont toe om het freeselement met minder kracht in de grond te laten penetreren. Alternatief of in combinatie kan de freeshouder ook een hoek vertonen met de middellijn, zie bijvoorbeeld figuur 3A.Figure 2 shows that the abutment surface 131 of the milling element 130 has an angle α with a centerline M intersecting the axis of rotation of the drum 110 and a center of the milling holder 120, which includes the respective milling element 130, at the location of the shell periphery 111 . The centerline M of the drum is a fictitious line intersecting the axis of rotation of the drum 110 . For example, a diameter of the drum 110 is measured along the centerline 110. It will be appreciated that an infinite number of diameters can be drawn through the axis of rotation of the drum. The mill holder 120 has a proximal end and a distal end. The mill holder 120 has a base thereof connected to the sheath 111 at its proximal end. For example, the mill holder 120 can be fixed to the sheath by welding the base to the sheath. The center of the base of the mill holder 120 at the location of the shell acts as the second point of intersection of the respective center line M. The center line M passing both through the axis of rotation of the drum 110 and through the center of the mill holder 120 at the location of the shell outline 111 acts as a reference line to determine the angle α. Although not shown, six centerlines can be drawn that intersect both the axis of rotation and the center of the base of a corresponding mill holder 120 . The stop drop 131 of each cutter element 130 has an angle with the centerline M drawn through the center of the corresponding cutter holder 120. The angle α is preferably greater than 5°, preferably greater than 7°, more preferably greater than 10 °. In this way, the milling element is provided inclined relative to the lateral surface. The milling element 130 and more particularly its stop surface 131 is preferably inclined according to a direction of rotation of the drum 110. In this way, an angle of attack of the milling element 130 with respect to the ground decreases. In other words, the angle becomes sharper. This has several advantages. The reduced angle of attack of the milling element 130 results in lower internal stress in the milling element 130 and the milling holder 120. This increases the life of the milling element 130 and the milling holder 120. Further, while a resulting upward directed force is unavoidable, the upward directed force is noticeably smaller. This is because the resulting upward force is directly proportional to the angle of attack of the milling element, and therefore also of the angle a. When the angle of attack decreases, by providing the stop surface 131 at an angle a with respect to the centerline, the upwardly directed force decreases. The device, shown in figure 1, is thus less exposed to these harmful, shocking movements, which increases the lifespan and the time between maintenance. The device can therefore be used more productively. The sharp angle of attack also allows for improved penetration into the ground. Even with harder surfaces, the angled stop surface 131 allows the milling element to penetrate the ground with less force. Alternatively or in combination, the cutter holder can also have an angle with the centerline, see for instance figure 3A.

Figuur 2 toont verder een voorkeursuitvoeringsvorm waarbij ter plaatse van het distaal uiteinde van de freeshouder 120 een sleuf (niet getoond) voorzien is waarin een freeselement 130 aanbrengbaar is. De sleuf fungeert als uitsparing in de freeshouder 120 waarin het freeselement 130 aanbrengbaar is. Een wand van de sleuf voorzien is van ten minste één borggroef. De borggroef kan verschillende vormen aannemen, gezien in een dwarsrichting daarvan, zo kan de borgroef ten minste een gedeeltelijk cirkelvormige dwarsdoorsnede hebben of een veelhoekige dwarsdoorsnede. Het freeselement 130 omvat een doorvoeropening omvat die, wanneer het freeselement 130 in de sleuf is aangebracht, voorzien is om gealigneerd te zijn met de ten minste ene borggroef. Een perifere wand van de doorvoeropening en de borggroef zijn dus bij voorkeur gealigneerd. De freeshouder 120 omvat verder een bevestigingsmiddel 121 dat voorzien is om zich doorheen de doorvoeropening en de ten minste één borggroef uit te strekken teneinde het freeselement in de freeshouder te fixeren. Een voorbeeld van een dergelijk bevestigingsmiddel 121 is bijvoorbeeld een pen. Het bevestigingsmiddel 121 kan voorzien zijn van een getapte draad welke overeenkomt met een getapte draad in de doorvoeropening en borggroef. Het bevestigingsmiddel 121 kan ook een slagpen zijn. Een voordeel hiervan is gebaseerd op het inzicht dat een freeselement 130 bij bekende inrichtingen op de freeshouder 130 wordt gelast. Het lassen is niet alleen arbeidsintensief bij het fixeren van het freeselement aan de freeshouder 120 maar bovendien moeilijk verwijderbaar bij het vervangen van de freeselementen, bijvoorbeeld voor onderhoud. De gevormde lasverbinding is bovendien gevoelig voor scheuren en roestvorming.Figure 2 further shows a preferred embodiment in which a slot (not shown) is provided at the distal end of the milling cutter holder 120, in which a milling element 130 can be fitted. The slot functions as a recess in the cutter holder 120 in which the cutter element 130 can be fitted. A wall of the slot is provided with at least one retaining groove. The locking groove can take on different shapes when viewed in a transverse direction thereof, for example the locking groove can have at least a partially circular cross-section or a polygonal cross-section. The milling element 130 includes a through-hole which, when the milling element 130 is inserted in the slot, is arranged to be aligned with the at least one retaining groove. Thus, a peripheral wall of the passage opening and the retaining groove are preferably aligned. The cutter holder 120 further comprises a fastener 121 which is provided to extend through the feed-through opening and the at least one retaining groove to fix the cutter element in the cutter holder. An example of such a fastening means 121 is, for example, a pin. The fastener 121 may be provided with a tapped thread corresponding to a tapped thread in the grommet and retaining groove. The fastener 121 may also be a firing pin. An advantage of this is based on the insight that a milling element 130 is welded to the milling holder 130 in known devices. The welding is not only labour-intensive when fixing the milling element to the milling holder 120, but moreover it is difficult to remove when replacing the milling elements, for example for maintenance. The formed welded joint is moreover sensitive to cracks and rust formation.

Door de sleuf is een freeselementen eenvoudig aanbrengbaar. De borggroef die samenwerkt met de doorvoeropening en het bevestigingsmiddel realiseren een eenvoudig aanbrengbare en verwijderbare verbinding. Dit vereenvoudigt het onderhoud van de freeselementen verder. Alternatief omvatten de freeselementen kegelvormige hardmetalen stiften die aan de achterzijde van het freeselement voorzien zijn van een schacht met borgring. Dergelijke freeselementen worden in een sleuf met borggroef geslagen. Door de slagactie zet de borgring zich in de borggroef uit waardoor het freeselementen gefixeerd wordt in de freeshouder.The slot makes it easy to install a milling element. The retaining groove that interacts with the conduit opening and the fastener realizes an easy to install and remove connection. This further simplifies the maintenance of the milling elements. Alternatively, the milling elements comprise cone-shaped hard metal pins that are provided with a shank with a retaining ring at the rear of the milling element. Such milling elements are hammered into a slot with a locking groove. Due to the impact action, the retaining ring expands in the retaining groove, as a result of which the milling element is fixed in the milling holder.

Figuren 3A en 3B tonen respectievelijk een schematisch zijaanzicht en perspectief aanzicht van de trommel in figuur 2 volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm.Figures 3A and 3B show a schematic side view and perspective view, respectively, of the drum in figure 2 according to a further preferred embodiment.

Volgens de verdere voorkeursuitvoeringsvorm in figuren 3A en 3B is de mantel 111 van de trommel 110 verder voorzien van ten minste drie rijen R1, R2, R3 met elk zes freeshouders 120/1, 120/2, 120/3, 120/4, 120/5, 120/6. Deze rijen met freeshouders worden als volgt in de figuren aangetoond: de eerste rij R1 met zes freeshouder wordt aangeduid met R1-120/1, … R1-120/6, etc.According to the further preferred embodiment in figures 3A and 3B, the shell 111 of the drum 110 is furthermore provided with at least three rows R1, R2, R3 each with six cutter holders 120/1, 120/2, 120/3, 120/4, 120 /5, 120/6. These rows of cutter holders are shown in the figures as follows: the first row R1 with six cutter holders is labeled R1-120/1, … R1-120/6, etc.

Zoals getoond in figuur 3B liggen de rijen R1, R2, R3 op een afstand Xr van elkaar liggen, gezien in een lengterichting van de trommel, i.e. gemeten langs de rotatie-as. Figuren 3A en 3B tonen in het bijzonder dat de freeshouders 120 van naburige rijen R1, R2, R3 onderling een middelpuntshoek B vertonen. De middelpuntshoek B kan gemeten worden tussen een overeenkomstige voorste rand van de freeshouders zoals getoond in figuur 3B of, zoals getoond in figuur 3A kan de middelpuntshoek B gemeten worden tussen een overeenkomstig midden van de freeshouders R3-120/6; R2-120/6 ter plaatste van de mantel 111. Bij voorkeur is de middelpuntshoek groter is dan 10°, meer bij voorkeur groter dan 15°, met de meeste voorkeur 20° is. De trommels 110, en in bijzonder een snijvlak dat gevormd wordt door de freeselementen 130, heeft op deze wijze meer contactpunten met de grond. Elk freeselement maakt hierdoor weliswaar minder grond los maar de trommel zal in zijn geheel de grond op vlottere wijze los maken. Nadelige schokkende bewegingen worden op deze manier hoofdzakelijk vermeden. Figuren 3A en 3B tonen verder dat de proximale basis van elke freeshouder 120/1, 120/2, 120/3, 120/4, 120/5, 120/6 waarmee de freeshouder verbonden is met de mantel 111 zich bij voorkeur uitstrekt over een minimale booglengte 9 langs de mantelomtrek 111. Een voorste rand 122 van elke freeshouder 120/1, 120/2, 120/3, 120/4, 120/5, 120/6 overlapt op deze manier ten minste gedeeltelijk een achterste rand 123 van een freeshouder van een naburige rij, gezien in een vlak loodrecht op de rotatie-as. In figuur 3b overlapt de voorste rand 122 van freeshouder 120/1 van de eerste rij R1 een achterste rand 123 van freeshouder 120/1 van de tweede rij R2. Een voordeel hiervan is gebaseerd op het inzicht dat losgemaakte grond mee met een rotatiebeweging van de trommel 111 beweegt. De grond kan op deze manier vermengd worden. Doordat de freeshouders 120 onderling gedeeltelijk overlappen wordt een bewegingsvrijheid van de grond beperkt. De beperkte bewegingsvrijheid verhindert dat losgemaakt grond weggeduwd wordt. De losgemaakte grond wordt op deze manier beter verbrijzeld en heeft dus minder de neiging om samen geklonterd te blijven. De losgemaakte grond wordt ook dichter bij de trommel gehouden waardoor in situ vermengen van de grond ter plaatste van de trommels wordt verbeterd. De freeshouders vertonen ook een hoek met de middellijngemeten ten opzichte van een middellijn van de freeshouder zelf. Dergelijke voorkeursuitvoeringsvorm voorziet in een grotere onderlinge overlap van de freeshouders.As shown in Figure 3B, the rows R1, R2, R3 are spaced apart by a distance Xr, viewed in a longitudinal direction of the drum, i.e. measured along the axis of rotation. In particular, Figures 3A and 3B show that the mill holders 120 of adjacent rows R1, R2, R3 have a central angle B relative to each other. The center angle B can be measured between a corresponding leading edge of the mill holders as shown in Figure 3B or, as shown in Figure 3A, the center angle B can be measured between a corresponding center of the mill holders R3-120/6; R2-120/6 at the location of the jacket 111. Preferably the central angle is greater than 10°, more preferably greater than 15°, most preferably 20°. The drums 110, and in particular a cutting surface formed by the milling elements 130, thus has more contact points with the ground. As a result, each milling element loosens less soil, but the drum as a whole will loosen the soil more easily. In this way, adverse jerking movements are mainly avoided. Figures 3A and 3B further show that the proximal base of each mill holder 120/1, 120/2, 120/3, 120/4, 120/5, 120/6 connecting the mill holder to the sheath 111 preferably extends over a minimum arc length 9 along the shell periphery 111. A leading edge 122 of each cutter holder 120/1, 120/2, 120/3, 120/4, 120/5, 120/6 thus at least partially overlaps a trailing edge 123 of a mill holder of an adjacent row, viewed in a plane perpendicular to the axis of rotation. In Figure 3b, the leading edge 122 of cutter holder 120/1 of the first row R1 overlaps a trailing edge 123 of cutter holder 120/1 of the second row R2. An advantage of this is based on the insight that loosened soil moves along with a rotational movement of the drum 111. The soil can be mixed in this way. Because the cutter holders 120 partly overlap with each other, freedom of movement of the ground is limited. The limited freedom of movement prevents loosened soil from being pushed away. The loosened soil is better crushed in this way and therefore has less tendency to remain clumped together. The loosened soil is also held closer to the drum improving in situ mixing of the soil at the location of the drums. The mill holders also exhibit a centerline angle measured relative to a centerline of the mill holder itself. Such a preferred embodiment provides for a greater mutual overlap of the cutter holders.

Figuur 4 toont een schematische doorsnede, gezien in een lengterichting van de trommel, van een gedeelte van een freesframe 100 met ruimerplaten 140 volgens een uitvoeringsvorm.Figure 4 shows a schematic cross-section, viewed in a longitudinal direction of the drum, of a portion of a milling frame 100 with reamer plates 140 according to one embodiment.

Figuur 4 toont drie rijen R, R2, R3 freeshouders 120 met elk een freeselement 130. Figuur 4 toont meer bepaald dat een breedte van een freeshouder 120 kleiner is dan een breedte van het aanslagvlak van het freeselement 130. Doordat het aanslagvlak breder is dan de freeshouder 120 wordt slechts het freeselement onderworpen aan initieel contact tijdens het losmaken van de grond. De freeshouder wordt op deze manier gevrijwaard van direct contact met de vaste grond.Figure 4 shows three rows of R, R2, R3 milling holders 120, each with a milling element 130. More specifically, Figure 4 shows that a width of a milling holder 120 is smaller than a width of the stop surface of the milling element 130. Because the stop surface is wider than the cutter holder 120, only the cutter element is subjected to initial contact during soil loosening. In this way, the cutter holder is protected from direct contact with the solid ground.

De freeshouder ondervindt dus minder stress tijdens het losmaken van de grond. De levensduur van de freeshouder, en in het bijzonder de trommel, wordt op deze manier verbeterd.The cultivator holder therefore experiences less stress during loosening of the soil. The life of the cutter holder, and in particular the drum, is improved in this way.

Figuur 4 toont verder dat de rijen op een afstand Xr van elkaar liggen. De afstand is bij voorkeur ten minste 65 mm.Figure 4 further shows that the rows are spaced Xr apart. The distance is preferably at least 65 mm.

Tussen de naburige rijen R1, 2; R2, R3 omvat het freesframe 100 bij voorkeur ten minste één ruimerplaat 140 tussen elke rij omvat. De ruimerplaat 140 is op een afstand van elk van de freeselementen aangebracht en strekt zich uit tot aan een maximale radiale afstand van de mantelBetween neighboring rows R1, 2; R2, R3, the milling frame 100 preferably includes at least one reamer plate 140 between each row. The reamer plate 140 is spaced from each of the milling elements and extends to a maximum radial distance from the casing

110. Grond kan zich tussen de rijen fixeren en een verstopping teweegbrengen. Dergelijke verstopping is hinderlijk voor de neerwaartse beweging van het freesframe 110 en kan de neerwaartse beweging zelfs geheel verhinderen. De ruimerplaat 140 vermijdt dat grond de rijen blokkeert of verstopt. De ruimerplaten 140 realiseren verder ook een verbeterde vermenging van de grond, in het bijzonder wanneer de inrichting een CSM-inrichting is. Alternatief of in combinatie met ruimerplaten kan het bindmiddel onder hoge druk, bijvoorbeeld meer dan 200 bar, geïnjecteerd worden tussen de trommels. Daartoe kan een injectieinrichting voorzien zijn die bindmiddel injecteert. De injectieinrichting kan voorzien zijn aan het freesframe en omvat ten minste één injectiespuit per trommel. De injectiespuit is gericht naar trommels. Op deze manier worden de trommels enerzijds gekuist door het bindmiddel en anderzijds wordt bindmiddel verschaft voor in situ hydraulische menging met de grond.110. Soil can settle between the rows and cause a blockage. Such clogging interferes with the downward movement of the milling frame 110 and may even prevent the downward movement altogether. The reamer plate 140 prevents soil from blocking or plugging the rows. The scraper plates 140 further also achieve improved soil mixing, especially when the device is a CSM device. Alternatively or in combination with scraper plates, the binder can be injected under high pressure, for example more than 200 bar, between the drums. For this purpose, an injection device can be provided which injects binder. The injection device may be provided on the milling frame and comprises at least one syringe per drum. The syringe is directed towards drums. In this way the drums are cleaned by the binder on the one hand and binder is provided for in situ hydraulic mixing with the soil on the other hand.

Volgens de voorkeursuitvoeringsvorm in figuur 4 steekt het aanslagvlak van de freeselementen die grenzen aan een grondvlak van de trommel zich uit voorbij het grondvlak. Meer bepaald strekken de aanslagvlakken van de freeselementen 130 van rij R1 en R3 zich uit voorbij het grondvlak waaraan deze grenzen. Op deze manier wordt tijdens het losmaken van de grond een marge voorzien tussen de harde grond en de trommel. Het grondvlak van de trommel wordt op deze manier gevrijwaard van direct contact met de vaste grond. De marge laat toe dat de trommel relatief vrij roteerbaar is in de grond zonder dat de trommel wordt gekneld in de grond.According to the preferred embodiment in figure 4, the stop surface of the milling elements adjacent to a base of the drum extends beyond the base. Specifically, the abutment faces of the milling elements 130 of rows R1 and R3 extend beyond the base plane to which they adjoin. In this way, a margin is provided between the hard soil and the drum during loosening of the soil. In this way, the base of the drum is protected from direct contact with the solid ground. The margin allows the drum to rotate relatively freely in the ground without the drum being wedged in the ground.

Op basis van de beschrijving hierboven zal de vakman begrijpen dat de uitvinding op verschillende manieren en op basis van verschillende principes kan uitgevoerd worden. Daarbij is de uitvinding niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. De hierboven beschreven uitvoeringsvormen, alsook de figuren zijn louter illustratief en dienen enkel om het begrip van de uitvinding te vergroten. De uitvinding zal daarom niet beperkt zijn tot de uitvoeringsvormen die hierin beschreven zijn, maar wordt gedefinieerd in de conclusies.Based on the above description, those skilled in the art will understand that the invention can be practiced in various ways and on the basis of various principles. The invention is not limited to the embodiments described above. The embodiments described above, as well as the figures, are merely illustrative and serve only to enhance the understanding of the invention. The invention will therefore not be limited to the embodiments described herein, but is defined in the claims.

Claims

Conclusions

CLAIMS 1. An apparatus (10) for manufacturing a vertical earth retaining structure and/or foundation, comprising: - a frame (20) with a substantially vertically movable end; - a milling frame (100) mounted near the end, the milling frame having at least one pair of drums (110) each rotatable about a respective axis of rotation, the axes of rotation of the at least one pair of drums (110) are parallel and spaced apart so that the drums, viewed in a plane perpendicular to the axes of rotation, can rotate side by side, a shell (111) of each of the drums being provided along its periphery with at least at least one Tij having at least six cutter holders (120) extending from the shell in a substantially radial direction, each cutter holder (120) including at least one cutter element (130) extending away from the shell and a stop face (131) has an angle (α) with a centerline (M) intersecting the axis of rotation of the corresponding drum and a center of the corresponding cutter holder at the location of the shell periphery, where a width of the cutter holder is small r is then a width of the stop face of the milling element; the at least one pair of drums being rotatably drivable for loosening soil while driving the end into the ground; wherein a slot is provided at the distal end of the cutter holder (120) in which a cutter element (130) can be fitted, wherein a wall of the slot is provided with at least one retaining groove and wherein the cutter element (130) comprises a passage opening which when the milling element is inserted in the slot, is arranged to be aligned with the at least one retaining groove, the milling holder further comprising a fastener (121) arranged to extend through the through hole and the at least one retaining groove in order to fix the milling element in the milling holder.

The device according to the preceding claim, wherein the angle (θ) is greater than 5°, preferably greater than 7°, more preferably greater than 10°.

3. The device according to any one of the preceding claims, wherein the at least six milling elements are positioned evenly distributed over the same circumferential line of the shell.

The apparatus (10) of any one of the preceding claims, wherein the shell (111) further comprises at least three rows (R1, R2, R3) of six mill holders (120/1, 120/2, 120/3) each , 120/4, 120/5, 120/6), the rows being spaced apart by a distance (Xr), viewed in a longitudinal direction of the drum, and the cutter holders of adjacent rows having a central angle (B) between them, measured between a corresponding leading edge of the cutter holders.

The device (10) according to the preceding claim, wherein the central angle (B) is greater than 10°, more preferably greater than 15°, most preferably 20°.

The device (10) of any one of claims 4-5, wherein a proximal base (121) of each cutter holder connecting the cutter holder to the sheath extends a minimum arc length (9) along the sheath periphery so that a leading edge ( 122) of each cutter holder at least partially overlaps a trailing edge (123) of a cutter holder of an adjacent row when viewed in a plane perpendicular to the axis of rotation.

The apparatus (10) of any one of claims 4 to 6, wherein the milling frame further comprises at least one reamer plate (140) between each row, the reamer plate being spaced from each of the milling elements and extending to a maximum radial distance from the shell.

The apparatus (10) according to any one of the preceding claims, wherein the cutter holders of the row (R1, R3) adjacent to a base of the drum comprise cutter elements whose abutment surface extends beyond the base.

The device (10) according to any one of the preceding claims, wherein the vertically movable end is a substantially vertical tube on which the milling frame is mounted.

The apparatus according to any one of the preceding claims, further comprising a spoil injection device provided in the milling frame and adapted to inject a spoil between the drums during loosening of the soil.

11. The device according to any one of the preceding claims, wherein the at least one pair of drums can be driven for rotation in opposite directions.

A drum (110) for use in an apparatus according to any one of the preceding claims, having a shell (111) circumferentially provided with at least one row of at least six mill holders (120) extending from the shell into extending in a substantially radial direction, each cutter holder (120) comprising at least one cutter element (130) extending away from the shell and having an abutment face (131) at an angle (θ) with a centerline (M) that controls the rotation -axis of the corresponding drum and a center of the corresponding cutter holder intersects at the location of the mantle circumference, where a width of the cutter holder is smaller than a width of the stop surface of the cutter element, and where at the distal end of the cutter holder ( 120) a slot is provided in which a milling element (130) can be fitted, wherein a wall of the slot is provided with at least one retaining groove and wherein the milling element (130) comprises a passage opening which, when the milling element is inserted in the slot, is arranged to be aligned with the at least one retaining groove, the milling holder further comprising a fastener (121) arranged to extend through the through-hole and the at least one retaining groove in order to fix the milling element in the milling holder.

The drum (110) according to the preceding claim, wherein the angle (α) is greater than 5°, preferably greater than 7°, more preferably greater than 10°.

The drum (110) according to any one of claims 12-13, wherein the at least six milling elements are evenly spaced and positioned along the same circumferential line of the shell.

The drum (110) according to any one of claims 12-14, wherein the shell (11) further comprises at least three rows (R1, R2, R3) each with six cutter holders (120/1, 120/2, 120 /3, 120/4, 120/5, 120/6), the rows being spaced apart by a distance (Xr) as viewed in a longitudinal direction of the drum, and the cutter holders of adjacent rows having a mutual center angle (B ) display.

The drum (110) according to the preceding claim, wherein the central angle (B) is greater than 10°, more preferably greater than 15°, most preferably 20°.

The drum (110) of any one of claims 15-16, wherein a base (121) of each cutter holder, which base is connected to the shell, extends a minimum arc length (6) along the shell so that a leading edge ( 122) of each cutter holder at least partially overlaps a trailing edge (123) of a cutter holder of an adjacent row when viewed in a plane transverse to the axis of rotation.

The drum (110) according to any one of claims 12-17, wherein the cutter holders of the row (R1, R3) adjacent to a base of the drum comprise cutter elements whose abutment surface extends beyond the base.