BE1029068B1

BE1029068B1 - Vochtbestendige container en blanco’s daarvan

Info

Publication number: BE1029068B1
Application number: BE20215052A
Authority: BE
Inventors: Kuringe Michel Van; Caelenberg Tim Van
Original assignee: Puratos Nv
Priority date: 2021-01-25
Filing date: 2021-01-25
Publication date: 2022-08-29
Also published as: EP4281383A1; BE1029068A1; WO2022157387A1

Abstract

Een container die een eerste doos omvat, en een tweede doos die erin is genest. De eerste doos omvat: een eerste bodemwand; een eerste omtrekswand; een buitendeksel voor het sluiten van de eerste doos en omvattende een bovenpaneel en tenminste twee flappen die zich naar beneden uitstrekken nabij de eerste omtrekswand in de gesloten positie. De tweede doos omvat: een tweede bodemwand; een tweede omtrekswand; een binnendeksel voor het afsluiten van de tweede doos en voorzien van een bovenpaneel. De tweede doos omvat een binnenlip die is verbonden met de tweede omtrekswand en naar binnen zwenkbaar is, zodat het buitendeksel het binnendeksel naar beneden drukt om de binnenlip naar binnen te drukken in de gesloten positie van het buitendeksel; en / of, de eerste doos omvat een buitenste lip die scharnierend is verbonden met de eerste omtrekswand en geconfigureerd om te worden aangedrukt door het buitendeksel in de gesloten stand van het buitendeksel.

Description

VOCHTBESTENDIGE CONTAINER EN BLANCO’S DAARVAN

TECHNISCH GEBIED Het gebied van de uitvinding heeft betrekking op containers blanco’s, en blancosamenstellen daarvan. Bijzondere uitvoeringsvormen hebben betrekking op containers voor het bevatten van vochtgevoelige producten.

ACHTERGROND Tegenwoordig is het om economische redenen niet ongebruikelijk om producten te gebruiken die individueel worden gedoseerd en die bijvoorbeeld gerelateerd zijn aan de voedingsindustrie, b.v. suiker, gist, voor de chemische industrie, b.v. wasmiddel, of voor de medische industrie, b.v. pillen. Om individueel gedoseerd te worden, worden deze producten ofwel individueel verpakt ofwel in een compacte vorm geperst. Na verloop van tijd zijn de laatstgenoemde echter vatbaar voor desintegratie als gevolg van absorptie van omgevingsvocht. Ook zou de reactie van sommige componenten van de producten met het omgevingsvocht nadelig kunnen zijn voor het gewenste gebruik en de effectiviteit van het product. Het zou daarom voordelig zijn om een container te hebben om dergelijke producten op te kunnen slaan die vochtopname uit de omgeving zouden voorkomen of verminderen.

In de stand van de techniek, om de bovengenoemde problemen aan te pakken, zijn verschillende oplossingen gebruikt, zoals individuele verpakking van de gedoseerde producten, vochtabsorberende verpakkingen toegevoegd in de container, beschermfolies voor eenmalig gebruik over de opening van de container, gesplitste verpakkingsoplossingen, zoals blisters, die de verpakte producten vrijgeven na het verbreken van een verzegeling, enz. Het gebruik van deze oplossingen gaat echter gepaard met een stijging van de verpakkingskosten of is niet meer efficiënt in hergebruik nadat de container eenmaal is geopend.

GB2492195A beschrijft een temperatuurgeregelde transportcontainer bestaande uit een basis, ten minste één wand die zich vanaf de basis uitstrekt, een deksel, en een temperatuurregelsysteem bestaande uit een inzetstuk dat zich in de container bevindt.

GB2236737A beschrijft een sigarettenkoker met een asbak die in of aan de zijkant van de sigarettenkoker is aangebracht en een opklapbaar deksel heeft.

SAMENVATTING Het doel van uitvoeringsvormen van de uitvinding is het verschaffen van een container, blanco’s daarvan, en een blancosamenstel die een langdurige bescherming tegen vochtopname tijdens het gebruik van de producten die zich in de container bevinden in de tijd mogelijk maken, evenals het verkrijgen van een container met een robuuste en vereenvoudigde architectuur.

Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt er voorzien in een container.

De container omvat een eerste doos en een tweede doos die is geconfigureerd om te worden genest in de eerste doos.

De eerste doos omvat: een eerste bodemwand; een eerste omtrekswand die zich naar boven uitstrekt vanaf de eerste bodemwand; een buitendeksel geconfigureerd voor het afsluiten van een ruimte gedefinieerd door de eerste bodemwand en de eerste omtrekswand, waarbij het buitendeksel een bovenpaneel en ten minste twee flappen omvat die zijn geconfigureerd om zich naar beneden uit te strekken nabij de eerste omtrekswand in de gesloten positie van de eerste doos.

De tweede doos omvat: een tweede bodemwand; een tweede omtrekswand die zich naar boven uitstrekt vanaf de tweede bodemwand; een binnendeksel geconfigureerd voor het afsluiten van een ruimte bepaald door de tweede bodemwand en de tweede omtrekswand, welk binnendeksel een bovenpaneel omvat.

De tweede doos omvat tenminste een binnenlip verbonden met de tweede omtrekswand en geconfigureerd om naar binnen te zwenken, zodat bij het sluiten van de eerste en tweede doos het buitendeksel het binnendeksel naar beneden drukt om de tenminste een binnenlip naar beneden te drukken in de gesloten positie van het buitendeksel.

Alternatief of aanvullend omvat de eerste doos ten minste één buitenste lip die scharnierbaar is verbonden met de eerste omtrekswand.

De ten minste ene buitenste lip is geconfigureerd om tegen het buitendeksel te worden gedrukt in de gesloten positie van het buitendeksel.

Ten eerste wordt door het voorzien van twee geneste bakken vochtopname vanuit de gesloten bodem of vanuit de gesloten omtrekswanden grotendeels voorkomen.

Er is een eerste doos en een tweede doos.

Elk van de eerste doos, of buitendoos, en de tweede doos, of binnendoos, is voorzien van een deksel, zijnde respectievelijk het buitendeksel en het binnendeksel.

Afhankelijk van de uitvoeringsvormen kan het buitendeksel zijn verbonden met of gescheiden zijn van de rest van de eerste doos; en het binnendeksel kan verbonden zijn met of gescheiden zijn van de rest van de tweede doos.

Met het buitendeksel met tenminste twee flappen die zich naar beneden uitstrekken nabij de eerste omtrekswand in de gesloten positie van de eerste doos, wordt vochtopname bemoeilijkt ter hoogte van de twee flappen.

In een uitvoeringsvorm zijn de twee flappen naast elkaar gelegen en kunnen worden aangesloten. In een andere uitvoeringsvorm zullen de twee flappen niet met elkaar zijn verbonden. In een alternatieve uitvoeringsvorm zal het buitendeksel één flap per niet- verbonden rand omvatten die zich naar beneden uitstrekt nabij de eerste omtrekswand in de gesloten positie van de eerste doos. Met niet-verbonden rand wordt bedoeld een rand van een deel van de container die niet is gekoppeld aan een ander deel van de container. Het moet ook duidelijk zijn dat een omtrek van een cirkelvormige omtrekswand wordt bepaald door een enkele rand, terwijl een omtrek van een veelhoekige omtrekswand wordt bepaald door een aantal randen die overeenkomen met een aantal segmenten die nodig zijn voor het sluiten van de overeenkomstige veelhoekige vorm.

Ten tweede wordt door het voorzien van ten minste één draaibare binnenlip aan de tweede doos een extra fysieke barrière gecreëerd ter hoogte van de opening van de container, d.w.z. het zwakste punt van de container ten opzichte van vochtopname; daardoor wordt de bescherming tegen vocht van de algehele container verbeterd. Opgemerkt wordt dat de ten minste een binnenlip is geconfigureerd om naar binnen te worden gedrukt. Typisch is de ten minste ene binnenlip verbonden met de tweede omtrekswand door middel van een scharnier, zoals een vouw lijn, die werkt als een veerbelast scharnier. De toevoeging van het draaibare binnenlip zorgt voor een eenvoudige en kostenefficiënte oplossing die robuust is in de tijd en herbruikbaar is. Door zijn aanwezigheid als een integraal onderdeel van de container, kunnen extra verpakkingsstappen bij het leveren van de meerdere producten in de container worden vermeden.

Wanneer wordt voorzien in ten minste één buitenste lip die scharnierbaar is verbonden met de eerste omtrekswand, kan de ten minste ene buitenste lip zijn geconfigureerd om naar binnen of naar buiten te zwenken, bij voorkeur naar buiten. Opgemerkt wordt dat het buitenste lip is geconfigureerd om te worden ingedrukt door het buitendeksel. Typisch is de buitenste lip verbonden met de tweede omtrekswand door middel van een scharnier, zoals een vouw lijn, die werkt als een veerbelast scharnier. In een uitvoeringsvorm is er een buitenste lip aangebracht op elk van de niet-verbonden randen van de eerste omtrekswand. Bovendien of als alternatief kan er in een binnenlip zijn voorzien aan elk van de niet-verbonden randen van de tweede omtrekswand.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm heeft de eerste doos laterale afmetingen die nauw aansluiten bij de afmetingen van de tweede doos. Optioneel sluit de hoogte van de tweede doos nauw aan bij de hoogte van de eerste doos. "Nauw" betekent volgens de onderhavige uitvinding dat de tweede doos niet vrij kan bewegen binnen de eerste doos. Bij voorkeur is de afstand tussen de eerste omtrekswand en de tweede omtrekswand en / of de afstand tussen het buitendeksel en het binnendeksel kleiner dan 3 mm, met meer voorkeur kleiner dan 2 mm, met nog meer voorkeur kleiner dan 1 mm.

Bij voorkeur is de breedte van de gesloten container tussen 40 mm en 1100 mm, b.v. tussen 40 mm en 300 mm. Bij voorkeur is de lengte van de gesloten container tussen 40 mm en 1100 mm, b.v. tussen 40 mm en 300 mm. Bij voorkeur is de hoogte van de gesloten container tussen 15 en 1100 mm, b.v. tussen 15 en 300 mm.

Op deze manier bevindt de ten minste ene scharnierende lip die is voorzien aan de eerste omtrekswand en / of de tweede omtrekswand zich in de nabijheid van beide omtrekswanden en verzekert aldus efficiënter zijn rol als fysieke barrière tegen vochtopname. Bovendien kan ook de hoogte van de tweede doos nauw aansluiten bij de hoogte van de eerste doos.

De vakman zal begrijpen dat uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding niet beperkt zijn tot het hebben van een enkele tweede doos die in de eerste doos is genest en dat het mogelijk is om meerdere tweede dozen naast elkaar in de eerste doos te nesten. In dit geval kunnen de afmetingen van de tweede dozen zo zijn ontworpen dat, wanneer ze binnen de eerste doos zijn geplaatst, de afmetingen van de meerdere tweede dozen nauw aansluiten bij de afmetingen van de eerste doos zowel lateraal, als eventueel in de hoogte.

Volgens een voorbeeld van een uitvoeringsvorm strekt tenminste één van de tenminste twee flappen van het buitendeksel, bij voorkeur elk van de tenminste twee flappen, zich uit langs meer dan 90% van de corresponderende niet verbonden omtreksrand van het bovenpaneel van het buitendeksel, bij voorkeur over in hoofdzaak de gehele corresponderende niet-verbonden omtreksrand van het bovenpaneel van het buitendeksel.

Op deze manier wordt de fysieke barrière die wordt geboden door de ten minste een van de ten minste twee flappen aangebracht op een groot deel van een rand van het bovenpaneel van het _ buitendeksel, waardoor de mogelijkheid wordt vergroot om vochtopname te voorkomen.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm strekt de ten minste ene buitenste lip zich uit langs meer dan 80% van de corresponderende niet-verbonden bovenste omtreksrand van de eerste omtrekswand, bij voorkeur langs meer dan 90%, zelfs meer bij voorkeur langs nagenoeg de gehele corresponderende niet-verbonden bovenste omtreksrand.

Op deze manier wordt de fysieke barrière die wordt aangeboden door de ten minste ene buitenste lip verschaft aan een groot deel van de bovenrand van de eerste omtrekswand, waardoor de mogelijkheid wordt vergroot om vochtopname te voorkomen.

Opgemerkt moet worden dat ten minste één van de ten minste ene buitenste lip een vergrendelingslip kan zijn. De vergrendelingslip kan zijn geconfigureerd om naar buiten te draaien en om in aangrijping te komen met een vergrendelingskenmerk van het buitendeksel, zodat, in een gesloten toestand van de eerste doos, de vergrendelingslip in aangrijping met het vergrendelingskenmerk het buitendeksel naar beneden gedrukt houdt. In een uitvoeringsvorm wordt een aantal buitenste lippen verschaft aan een overeenkomstig aantal niet-verbonden randen, 5 waarbij een vergrendelingslip van het aantal buitenste lippen is geconfigureerd om naar buiten te draaien, terwijl de andere buitenste lippen zijn geconfigureerd om naar binnen te draaien. Volgens een voorbeelduitvoeringsvorm strekt de ten minste ene binnenlip zich uit langs meer dan 80% van de corresponderende niet-verbonden omtreksbovenrand van de tweede omtrekswand, bij voorkeur langs meer dan 90%, zelfs meer bij voorkeur langs nagenoeg de gehele corresponderende niet-verbonden bovenste omtreksrand.

Op deze manier wordt de fysieke barrière die wordt aangeboden door de ten minste ene binnenlip verschaft aan een groot deel van de bovenrand van de tweede omtrekswand, waardoor de mogelijkheid wordt vergroot om vochtopname te voorkomen.

In een uitvoeringsvorm is elke niet-verbonden omtreksbovenrand van de tweede omtrekswand voorzien van een corresponderende binnenste lip die naar binnen zwenkbaar is. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is het bovenpaneel van het buitendeksel zwenkbaar verbonden met de eerste omtrekswand, bij voorkeur langs een eerste vouwlijn. Afhankelijk van het materiaal van de eerste doos kunnen vouwlijnen worden gevormd door middel van mechanisch plooien, perforeren, gedeeltelijk snijden, lasersnijden, laserperforeren, spuitgieten, enz. De vouwlijn wordt typisch zo gevormd dat deze kan dienen als een veerbelast draaipunt scharnier.

Op deze manier wordt het buitendeksel aan de rest van de eerste doos bevestigd en wordt vochtopname uit de opening van de eerste doos over de breedte van het bevestigde deel van het buitendeksel verhinderd. In een uitvoering zijn het bovenpaneel van het buitendeksel en de eerste omtrekswand met lijm bevestigd. In een andere uitvoeringsvorm zijn het bovenpaneel van het buitendeksel en de eerste omtrekswand integraal gevormd. De vakman zal begrijpen dat andere middelen kunnen worden gebruikt om een deksel aan een doos te bevestigen terwijl een scharnierende schakel wordt verschaft.

Volgens een uitvoeringsvoorbeeld is het bovenpaneel van het binnendeksel zwenkbaar verbonden met de tweede omtrekswand, bij voorkeur langs een tweede vouwlijn. Afhankelijk van het materiaal van de tweede doos, kunnen vouwlijnen worden gevormd door middel van mechanisch plooien, perforeren, gedeeltelijk snijden, lasersnijden, laserperforeren, spuitgieten, enz. De vouwlijn wordt typisch zo gevormd dat deze kan fungeren als een veerbelast draaipunt scharnier. Op deze manier wordt het binnendeksel met de rest van de tweede doos vastgemaakt en wordt vochtopname uit de opening van de tweede doos over de breedte van het bevestigde deel van de binnendeksel verhinderd. In een uitvoering zijn het bovenpaneel van het binnendeksel en de tweede omtrekswand met lijm bevestigd. In een andere uitvoeringsvorm zijn het bovenpaneel van het binnendeksel en de tweede omtrekswand integraal gevormd.

In een uitvoeringsvorm hebben zowel de eerste doos als de tweede doos het buitendeksel respectievelijk het binnendeksel scharnierbaar verbonden met de eerste omtrekswand respectievelijk de tweede omtrekswand. Bij het aanbrengen van de tweede doos binnen de eerste doos, kunnen de eerste vouwlijn en de tweede vouwlijn naast elkaar gelegen zijn of kunnen ze zijn gelegen aan tegenoverliggende randen van de eerste en tweede omtrekswanden.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de tenminste ene flap van de tenminste twee flappen van het buitendeksel door tenminste één vouwlijn verbonden met het bovenpaneel van het buitendeksel.

Op deze manier wordt de ten minste ene flap integraal gevormd met de rest van het buitendeksel en kan het vormen van het buitendeksel eenvoudiger worden gemaakt.

Volgens een uitvoeringsvoorbeeld is de ten minste ene buitenste lip door middel van ten minste één vouwlijn verbonden met de eerste omtrekswand.

Op deze manier wordt de ten minste ene buitenste lip integraal gevormd met de rest van de eerste doos en kan het vormen van de eerste doos eenvoudiger worden gemaakt.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de ten minste ene buitenlip een buitenlip die via een vouwlijn tegenover de eerste vouwlijn met de eerste omtrekswand is verbonden.

Op deze manier worden fysieke barrières aangebracht op twee tegenoverliggende locaties van de eerste doos, wat de bescherming tegen vochtopname verder verbetert. In een uitvoeringsvorm is de buitenste lip van de ten minste ene buitenste lip een vergrendelingslip die is geconfigureerd om in aangrijping te komen met een overeenkomstig vergrendelingskenmerk van het buitendeksel. Door de vergrendelingslip tegenover de eerste vouwlijn te hebben, kan de sluitingsdichtheid van het buitendeksel worden verbeterd. Volgens een uitvoeringsvoorbeeld is de tenminste ene binnenlip via tenminste een vouwlijn verbonden met de tweede omtrekswand. Op deze manier wordt de ten minste ene binnenlip integraal gevormd met de rest van de tweede doos en kan het vormen van de tweede doos eenvoudiger worden gemaakt.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de eerste doos gemaakt van een enkele eerste blanco en / of is de tweede doos gemaakt van een enkele tweede blanco Op deze manier kan het vormen van de tweede doos en / of de eerste doos eenvoudiger worden gemaakt en met een totale hoeveelheid materiaal die kleiner is dan wanneer gemaakt met meer dan één blanco. Met andere woorden, in het geval van de enkele blanco voor de eerste doos, wordt een deel van de blanco voor het buitendeksel verbonden met een ander deel voor het vormen van de eerste bodemwand en de eerste omtrekswand. En in het geval van de enkele blanco voor de tweede doos, is een deel van de blanco voor het binnendeksel verbonden met een ander deel voor het vormen van de tweede bodemwand en de tweede omtrekswand.

Ook, zoals gewoonlijk bekend bij de vakman, kan de blanco extra voorgelijmde lippen en / of in elkaar grijpende lippen bevatten om gekoppelde randen van de container aan elkaar te bevestigen, evenals voorgevormde vouwlijnen voor het vouwen van delen van de container met betrekking tot elkaar. Extra vouwlijnen kunnen ook worden gevormd bij het verschaffen van voorgevormde containers in een in hoofdzaak vlakke geconditioneerde vorm.

Volgens een uitvoeringsvoorbeeld zijn de eerste doos en de tweede doos prismavormig, bij voorkeur blokvormig.

Op deze manier kan de container gemakkelijker worden opgeslagen wanneer deze is gevormd.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de tenminste twee flappen van het buitendeksel meerdere onderling verbonden flappen en omringen tenminste een deel van de eerste omtrekswand in een gesloten positie van het buitendeksel.

Op deze manier wordt een efficiëntere fysieke barrière tegen vochtopname gevormd. Afhankelijk van de uitvoeringsvormen kunnen de meerdere flappen met elkaar zijn verbonden via vouwlijnen, in elkaar grijpende lippen en / of voorgelijmde lippen.

Bij voorkeur strekt tenminste één flap van de tenminste twee flappen van het buitendeksel zich uit over de gehele breedte van een corresponderende rand van het bovenpaneel van het buitendeksel. Volgens een voorbeelduitvoeringsvorm omvat het binnendeksel ten minste één binnenklep verbonden met het bovenpaneel van het binnendeksel. De ten minste ene binnenklep is geconfigureerd om te worden ingebracht tussen de eerste en tweede omtrekswand in een gesloten positie van het binnendeksel wanneer de tweede doos in de eerste doos is genest.

Op deze manier kan het binnendeksel gesloten worden gehouden door wrijving tussen de eerste en tweede omtrekswanden van respectievelijk de eerste en tweede dozen, wanneer de eerste en tweede dozen nauw bij elkaar passende laterale afmetingen hebben. De tenminste ene binnenflap van het binnendeksel kan zorgen voor extra bescherming tegen vochtopname. Bij voorkeur strekt de tenminste ene binnenklep zich uit over de gehele breedte van een corresponderende rand van het bovenpaneel van het binnendeksel.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de eerste omtrekswand een eerste, een tweede, een derde en een vierde zijpaneel. De ten minste ene buitenlip omvat een eerste, een tweede en een derde buitenlip die respectievelijk zijn verbonden met de eerste, tweede en derde zijpanelen. Het vierde zijpaneel is verbonden met het bovenpaneel van het buitendeksel.

Op deze manier wordt een tenminste vierzijdige eerste doos integraal gevormd met een deksel en bijbehorende lippen voor het beperken van omgevingsvochtopname.

Volgens een uitvoeringsvoorbeeld is het bovenpaneel van het buitendeksel rechthoekig en omvatten de tenminste twee flappen een eerste, een tweede en een derde flap die zijn verbonden met een eerste, tweede en derde rand van het bovenpaneel van het buitendeksel. Een vierde rand van het bovenpaneel van het buitendeksel is verbonden met het vierde zijpaneel.

Op deze manier kan het buitendeksel zich in de gesloten stand van het buitendeksel uitstrekken nabij de eerste omtrekswand over de eerste doos. De superpositie van de eerste, tweede en derde flappen cumuleren hun bescherming bij het voorkomen van vochtopname.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm strekt elk van de eerste, tweede en derde buitenste lip zich uit over 50%, bij voorkeur over ten minste 70%, met meer voorkeur over ten minste 90% van de breedte van het eerste, tweede en derde zijpaneel van de eerste perifere wand, respectievelijk.

Op deze manier wordt de fysieke barrière die wordt aangeboden door de ten minste ene buitenste lip verschaft aan een groot deel van de bovenrand van elk eerste zijpaneel van de perifere wand, waardoor het vermogen ervan wordt vergroot om vochtopname te voorkomen.

Volgens een uitvoeringsvoorbeeld omvat de tweede omtrekswand een eerste, een tweede, een derde en een vierde zijpaneel. Het vierde zijpaneel is verbonden met het bovenpaneel van het binnendeksel. Op deze manier wordt een tenminste vierzijdige tweede doos als één geheel gevormd met een deksel om de opname van omgevingsvocht te beperken.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de ten minste ene binnenlip een eerste, een tweede en een derde binnenlip die respectievelijk zijn verbonden met het eerste, tweede en derde zijpaneel. Op deze manier wordt een fysieke barrière tegen vochtopname geïmplementeerd op elk zijpaneel van de tweede doos.

In een uitvoeringsvorm omvatten zowel de eerste doos als de tweede doos lippen op elk van de niet-verbonden zijpanelen van respectievelijk de eerste en tweede omtrekswanden. Ten minste één binnenlip is geconfigureerd om naar binnen te draaien. Ten minste één buitenlip is geconfigureerd om naar buiten of naar binnen te draaien over het binnendeksel of tussen het binnendeksel en de ten minste ene binnenlip. Volgens een voorbeelduitvoeringsvorm strekt elk van de eerste, tweede en derde binnenlip zich uit over 50%, bij voorkeur over ten minste 70%, met meer voorkeur over ten minste 90% van de breedte van het eerste, tweede en derde zijpaneel van de tweede perifere wand, respectievelijk. Op deze manier wordt de fysieke barrière die wordt aangeboden door de ten minste ene binnenlip verschaft aan een groot deel van de bovenrand van elk tweede zijpaneel van de perifere wand, waardoor de mogelijkheid wordt vergroot om vochtopname te voorkomen.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de tenminste ene binnenklep een binnenklep verbonden met het bovenpaneel van het binnendeksel, bij voorkeur door middel van een vouwlijn, zodat deze past tussen de tweede zijpanelen van de eerste en tweede omtrekswand .

Op deze manier kan het binnendeksel gesloten worden gehouden door wrijving tussen de eerste en tweede omtrekswanden van respectievelijk de eerste en tweede dozen, wanneer de eerste en tweede dozen nauw bij elkaar passende laterale afmetingen hebben. De tenminste ene binnenklep kan zorgen voor extra bescherming tegen vochtopname. Bij voorkeur strekt de tenminste ene binnenklep zich uit over de gehele breedte van een corresponderende rand van het bovenpaneel van het binnendeksel. Volgens een uitvoeringsvoorbeeld omvat de eerste bodemwand een met de eerste omtrekswand verbonden eerste, tweede, derde en vierde bodemsluitklep. De eerste, tweede, derde en vierde bodemsluitflappen zijn geconfigureerd voor het vormen van de eerste bodemwand door over elkaar overlappende delen te liggen en eventueel te lijmen. Op deze manier kan de eerste bodemwand dubbellaagse delen omvatten die beter bestand zijn tegen vochtopname. In een uitvoeringsvorm kunnen de eerste tot en met vierde bodemsluitflappen in elkaar grijpende elementen omvatten voor het vormen van de eerste bodemwand. Aanvullend of alternatief kunnen de eerste tot en met vierde bodemsluitflappen aan elkaar worden gelijmd voor het vormen van de eerste bodemwand. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de tweede doos zonder lijm in de eerste doos genest. Op deze manier wordt de fabricage van de verpakking vereenvoudigd door het verwijderen van een lijmstap. Volgens een voorbeelduitvoeringsvorm is de eerste doos en / of de tweede doos gemaakt van een op cellulose gebaseerd vel- of plaatmateriaal, zoals een kartonmateriaal, b.v. een niet-golfkarton.

Op deze manier wordt de container gemaakt van een gemakkelijk verkrijgbaar materiaal. Afhankelijk van de uitvoering kan karton, b.v. een niet-golfkarton, kan aan één zijde of aan beide zijden worden gelamineerd, gecoat, gevernist of gelakt. Bij voorkeur is het karton, b.v. een niet- golfkarton, is aan één zijde of aan beide zijden gelamineerd met een polymeer materiaal zoals een polyethyleen materiaal of gecoat met een materiaal op waterbasis. Met meer voorkeur is het materiaal een niet-golfkarton gelamineerd met een polyethyleen materiaal aan een of beide zijden, bij voorkeur aan beide zijden. Het niet-golfkarton mag een gramgewicht hebben tussen 120 g / m? en 450 g / m2. De dikte van de coating, b.v. een PE-coating, kan tussen 8 en 25 micron zijn.

Inalternatieve uitvoeringsvormen is de eerste doos en / of de tweede doos gemaakt van een plastic materiaal zoals polypropyleen of polyethyleen. In dat geval kunnen de eerste en / of tweede doos worden gemaakt door middel van spuitgieten. Wanneer gemaakt van een plastic materiaal, kan de wanddikte van de eerste doos en / of de tweede doos tussen 500 micron en 5000 micron zijn.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm wordt in de container een vochtgevoelig product bewaard. Het vochtgevoelige product kan worden geleverd zonder individuele verpakking en in een samengeperste vorm. Het product kan bijvoorbeeld gerelateerd zijn aan de voedingsindustrie, b.v. suiker, gist, of voor de chemische industrie, b.v. wasmiddel, of voor de medische industrie, b.v.

pillen. Bij voorkeur is het product een voedingsproduct, met meer voorkeur een voedingsproduct dat enzymen bevat.

Volgens een voorbeelduitvoeringsvorm worden meerdere kubusvormige artikelen in de container binnen de tweede doos opgeslagen.

Bij voorkeur zijn de eerste doos en de tweede doos ook blokvormig. In een uitvoering zijn de eerste doos en de tweede doos zo gedimensioneerd dat de binnenafmetingen van de tweede doos nauw aansluiten bij een vooraf ingesteld aantal rijen, kolommen en lagen van de kubusvormige artikelen en zodat de binnenafmetingen van de eerste doos sluiten nauw aan bij de buitenafmetingen van de tweede doos.

Wanneer geplaatst in de tweede doos, kan een gehele laag van de kubusvormige artikelen een naar buiten gerichte druk uitoefenen waardoor het binnendeksel en het buitendeksel beter in de gesloten positie kunnen worden gehouden.

De vakman zal begrijpen dat de hierboven beschreven technische overwegingen en voordelen voor containeruitvoeringen mutatis mutandis ook gelden voor de hieronder beschreven overeenkomstige eerste blanco en tweede blanco uitvoeringsvormen.

Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt een eerste blanco verschaft voor het vormen van een eerste doos van de container, bij voorkeur een container volgens een van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. De eerste blanco bestaat uit: — drie of meer zijpanelen die zijn geconfigureerd om een eerste omtrekswand van de eerste doos te vormen; — een of meer bodemflappen die zijn verbonden met de corresponderende onderrand (en) van de drie of meer onderling verbonden zijpanelen en geconfigureerd om een eerste bodemwand van de eerste doos te vormen; — een bovenpaneel verbonden met een bovenrand van een van de drie of meer zijpanelen; — ten minste twee flappen die zijn verbonden met ten minste twee niet-verbonden randen van het bovenpaneel, waarbij het bovenpaneel en de ten minste twee flappen zijn geconfigureerd om het buitendeksel van de eerste doos te vormen; — ten minste één buitenste lip die scharnierend is verbonden met een niet-verbonden bovenrand van de drie of meer onderling verbonden zijpanelen, waarbij de ten minste ene buitenste lip is geconfigureerd om tegen te worden gedrukt door het buitendeksel in de gesloten positie van — het buitendeksel.

Volgens een derde aspect is er voorzien in een tweede blanco voor het vormen van een tweede doos van de container, bij voorkeur een container volgens een van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. De tweede blanco bestaat uit: — een bodempaneel dat is geconfigureerd om de tweede bodemwand van de tweede doos te — vormen; — drie of meer zijpanelen verbonden met de omtreksranden van het bodempaneel en geconfigureerd om de tweede omtrekswand van de tweede doos te vormen; — een bovenpaneel verbonden met een van de drie of meer zijpanelen en geconfigureerd om ten minste een deel van een binnendeksel te vormen; — ten minste één binnenlip verbonden met ten minste één zijpaneel van de drie of meer zijpanelen, en geconfigureerd om te worden gedrukt door het binnendeksel om de ten minste ene binnenlip naar binnen te drukken in de gesloten positie van de tweede doos.

De uitvinding heeft tevens betrekking op het gebruik van de eerste blanco in een container volgens een van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen en op het gebruik van de tweede blaco in een container volgens een van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. Verder heeft de uitvinding betrekking op de combinatie van een eerste en een tweede blanco zoals hierboven beschreven en het gebruik daarvan. De hierboven beschreven voorkeurskenmerken voor de eerste en tweede doos van de container zijn mutatis mutandis van toepassing op de eerste en tweede blanco.

De vakman zal begrijpen dat de hierboven beschreven technische overwegingen en voordelen voor de containeruitvoeringsvormen, de eerste blanco uitvoeringsvormen, en tweede blanco uitvoeringsvormen ook mutatis mutandis van toepassing zijn op de hieronder beschreven overeenkomstige uitvoeringsvormen van blancosamenstellen. Volgens een vierde aspect, wordt er een blancosamenstel voorzien voor het vormen van de container volgens één van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. Het blancosamenstel omvat de eerste blanco en de tweede blanco volgens om het even welk van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.

Merk op dat de tweede blanco zodanig is gedimensioneerd dat, bij het sluiten van de eerste en tweede doos, het buitendeksel op het binnendeksel drukt om de ten minste één binnenlip naar binnen te drukken in de gesloten positie van het buitendeksel. De eerste blanco is zodanig gedimensioneerd dat de ten minste één buitenlip die scharnierend met de eerste omtrekwand is verbonden, tegen het buitendeksel wordt gedrukt in de gesloten stand van het buitendeksel. De voorkeurskenmerken die hierboven voor de eerste en tweede doos van de container worden beschreven zijn, mutatis mutandis, van toepassing op de blancosamenstellen.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN Deze en andere aspecten van de onderhavige uitvinding zullen nu in meer detail worden beschreven, met verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen die een momenteel geprefereerde uitvoeringsvorm tonen. Dezelfde nummers verwijzen naar dezelfde kenmerken in de tekeningen.

Figuren 1A-1C tonen respectievelijk een gesloten container, een halfopen container en een volledig open container volgens een voorbeelduitvoeringsvorm van de uitvinding; Figuur 2 toont een blanco voor het vormen van een eerste doos van een container volgens een voorbeelduitvoeringsvorm van de uitvinding; Figuur 3 toont een blanco voor het vormen van een tweede doos van een container volgens een voorbeelduitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figuur 4 toont een blaco voor het vormen van een eerste doos van een container volgens een andere voorbeelduitvoeringsvorm van de uitvinding; Figuur 5 toont een blanco voor het vormen van een tweede doos van een container volgens een andere voorbeelduitvoeringsvorm van de uitvinding; Figuur 6 toont een blaco voor het vormen van een tweede doos van een container volgens nog een andere voorbeelduitvoeringsvorm van de uitvinding; Figuur 7 toont een voorgevormde en plat verpakte eerste doos van een container volgens een voorbeelduitvoeringsvorm van de uitvinding; Figuur 8 toont een voorgevormde en plat verpakte tweede doos van een container volgens een voorbeelduitvoeringsvorm van de uitvinding.

BESCHRIJVING VAN UITVOERINGSVORMEN Figuren 1A-1C tonen respectievelijk een gesloten container, een halfopen container en een volledig open container volgens een voorbeelduitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.

Allereerst wordt opgemerkt dat hierna gemakshalve een vierzijdige container zal worden beschreven. De vakman zal echter begrijpen dat uitvoeringsvormen van de uitvinding niet beperkt zijn tot deze specifieke vorm en geïmplementeerd kunnen worden als een cilindrische container, driehoekige container of andere meerzijdige container.

De container omvat een eerste doos 100 en een tweede doos 200 die is geconfigureerd om te worden genest in de eerste doos 100. Met genest wordt bedoeld dat wanneer deze is opgesteld in de eerste doos 100, de tweede doos 200 die zich in een gesloten toestand bevindt, volledig kan passen in de eerste doos 100 in gesloten toestand. In een uitvoeringsvorm kan slechts een enkele tweede doos 200 worden genest in de eerste doos 100. In andere uitvoeringen kan er een aantal tweede dozen van vergelijkbare of verschillende grootte zijn genest in de eerste doos.

De eerste doos 100 omvat een eerste bodemwand 110, een eerste omtrekswand 120 en een buitendeksel 150. De eerste bodemwand 110 kan gevormd zijn uit een enkel stuk of uit meerdere stukken, in een enkel stuk in de uitvoeringsvormen van Figuren 1A-1C. Meer in het bijzonder is in de uitvoeringsvormen van figuren 1 A-1C de eerste bodemwand 110 integraal gevormd met de eerste omtrekswand 120 en verbonden met de eerste omtrekswand 120 via een of meer vouwlijnen.

Figuur 2 toont een voorbeelduitvoeringsvorm van een blanco die kan worden gebruikt om een eerste doos te vormen vergelijkbaar met de eerste doos 100 van figuren 1 A-1C. In figuur 2 zijn dezelfde of soortgelijke componenten aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers. Figuur 3 toont een voorbeelduitvoeringsvorm van een blanco die kan worden gebruikt om een tweede doos te vormen vergelijkbaar met de tweede doos 200 van figuren 1A-1C. In figuur 3 zijn dezelfde of soortgelijke componenten aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers.

De eerste omtrekswand 120 strekt zich naar boven uit vanaf de eerste bodemwand 110. De eerste omtrekswand 120 kan een aantal onderling verbonden panelen omvatten. In de uitvoeringen van figuren 1A-1C en figuur 2 omvat de eerste omtrekswand 120 een eerste, een tweede, een derde en een vierde zijpaneel 121, 122, 123 en 124. Een of meer van het aantal zijpanelen 121, 122, 123 en 124 kunnen afzonderlijk worden gevormd. Bij voorkeur is het aantal zijpanelen 121, 122, 123 en 124 integraal gevormd. Het aantal zijpanelen 121, 122, 123 en 124 kan worden verbonden via vouwlijnen tussen elk van de panelen. In de uitvoeringen van figuren 1A-1C is het eerste zijpaneel 121 verbonden met het tweede zijpaneel via een voorgelijmde zijlip (niet getoond) en zijn de vier zijpanelen 121, 122, 123 en 124 integraal gevormd.

De eerste doos 100 kan ten minste één buitenste lip 131, 132, 133, drie buitenste lippen omvatten in de uitvoeringsvormen van figuren 1A-1C en figuur 2, scharnierend verbonden met de eerste omtrekswand 120. De ten minste ene buitenste lip 131, 132 133 kan geconfigureerd zijn om tegen het buitendeksel 150 gedrukt te worden in de gesloten positie van het buitendeksel 150. De tenminste ene buitenste lip 131, 132, 133 kan geconfigureerd zijn om naar binnen of naar buiten te draaien. Bij voorkeur is een van de ten minste ene buitenste lip 131, 132, 133 een vergrendelingslip die is geconfigureerd om naar buiten te draaien. Met meer voorkeur is een buitenste lip 132 een vergrendelingslip. In figuren 1A-1C wordt getoond dat de buitenste lippen 131, 133 naar buiten vouwen, maar de buitenste lippen 131 en 133 kunnen ook naar binnen worden gevouwen en de blanco van figuur 2 is zo ontworpen dat de buitenste lippen 131, 133 naar binnen kunnen worden gevouwen. In een uitvoeringsvorm is er een buitenste lip 131, 132, 133 aangebracht op elk van de niet-verbonden randen van de eerste omtrekswand 120. Met niet-verbonden rand wordt bedoeld een rand van een deel van de container die niet is verbonden met een ander deel van de container. Het moet ook duidelijk zijn dat een omtrek van een cirkelvormige omtrekswand wordt bepaald door een enkele rand, terwijl een omtrek van een veelhoekige omtrekswand wordt bepaald door een aantal randen die overeenkomen met een aantal segmenten die nodig zijn voor het sluiten van de overeenkomstige veelhoekige vorm. In de uitvoeringen van figuren 1A-1C en figuur 2 omvat de ten minste ene buitenste lip een eerste, een tweede en een derde buitenste lip 131, 132, 133 die zijn verbonden met het eerste, tweede en derde zijpaneel 121, 122 en 123, respectievelijk.

Elk van de eerste, tweede en derde buitenste lippen 131, 132, 133 kan zich over 50% uitstrekken, bij voorkeur over ten minste 70%, met meer voorkeur over ten minste 90% van de breedte van het eerste, tweede en derde zijpaneel 121, 122 en 123 van de eerste omtrekswand, respectievelijk. In de uitvoeringsvormen van figuren 1A-1C strekken de tegenover elkaar gelegen eerste en derde buitenste lippen 131, 133 zich uit over de gehele breedte van respectievelijk de eerste en derde zijpanelen 121.

Ten minste één van de ten minste ene buitenste lip gekozen uit 131, 132, 133 kan een vergrendelingslip zijn, zoals het buitenste lip 132 in de uitvoeringen van figuren 1A-1C en figuur

2. De vergrendelingslip 132 kan zijn geconfigureerd om te draaien naar buiten toe en om in aangrijping te komen met een vergrendelingskenmerk (niet getoond) van het buitendeksel 150 zodat, in een gesloten toestand van de eerste doos 100, de vergrendelingslip 132 in aangrijping met het vergrendelingskenmerk het buitendeksel 150 naar beneden gedrukt houdt. In een andere uitvoeringsvorm zijn meer dan één van een aantal buitenste lippen vergrendelingslippen.

Het buitendeksel 150 is geconfigureerd voor het afsluiten van een ruimte gedefinieerd door de eerste bodemwand 110 en de eerste omtrekswand 120. Het buitendeksel 150 omvat een bovenpaneel 155 en tenminste twee flappen 151, 152, 153. De tenminste twee flappen 151 152, 153, drie flappen in de uitvoering van figuren 1 A-1C, zijn geconfigureerd om zich naar beneden uit te strekken nabij de eerste omtrekswand 120 in de gesloten positie van de eerste doos 100. Het buitendeksel 150 kan worden gekoppeld of gescheiden van de rest van het eerste vak 100.

In de uitvoeringsvormen van figuren 1A-1C is het bovenpaneel 155 van het buitendeksel scharnierend verbonden met de eerste omtrekswand 120, bij voorkeur langs een eerste vouwlijn. Het bovenpaneel 155 van het buitendeksel kan rechthoekig zijn en de ten minste twee flappen kunnen een eerste, een tweede en een derde flap 151, 152, 153 omvatten die zijn verbonden met een eerste, tweede en derde rand van het bovenpaneel 155 van de buitenste klep. deksel. Een vierde rand van het bovenpaneel 155 van het buitendeksel kan via de eerste vouwlijn zijn verbonden met het vierde zijpaneel van de eerste omtrekswand 120. De ten minste ene buitenste lip 131, 132, 133 kan een buitenste lip omvatten, optioneel een vergrendelingslip 132, verbonden met de eerste omtrekswand 120 via een vouwlijn tegenover de eerste vouwlijn. Het hebben van de vergrendelingslip tegenover de eerste vouwlijn kan de sluitingsdichtheid van het buitendeksel 150 verbeteren.

De drie flappen 151, 152, 153 van figuren 1A-1C zijn naast elkaar geplaatst en verbonden. In een andere uitvoeringsvorm zijn de ten minste twee flappen niet met elkaar verbonden. In nog een andere uitvoeringsvorm omvat het buitendeksel 150 één flap per niet-verbonden rand van het bovenpaneel van het buitendeksel 150 die zich naar beneden uitstrekt nabij de eerste omtrekswand in de gesloten positie van de eerste doos. Ten minste één van de drie flappen 151, 152, 153, bij voorkeur elk van de drie flappen, kan zich uitstrekken langs meer dan 90% van een corresponderende niet-verbonden omtreksrand van het bovenpaneel 155 van het buitendeksel, bij voorkeur over nagenoeg de gehele corresponderende niet-verbonden omtreksrand van het bovenpaneel 155 van het buitendeksel. Ten minste één flap van de drie flappen 151, 152, 153 kan worden verbonden met het bovenpaneel 155 van het buitendeksel door middel van ten minste een vouwlijn. In de uitvoeringen van figuren 1 A-1C omvatten de drie flappen 151, 152, 153 meerdere onderling verbonden flappen die ten minste een deel van de eerste omtrekswand 120 omgeven in een gesloten positie van het buitendeksel 150. Elk van de drie flappen 151, 152 153 kan zich uitstrekken over de gehele breedte van een corresponderende rand van het bovenpaneel 155 van het buitendeksel. De tweede doos 200 omvat een tweede bodemwand (niet getoond), een tweede omtrekswand (niet getoond), en een binnendeksel 250. Meer details over hoe de tweede bodemwand, de tweede omtrekswand en het binnendeksel 250 kunnen zijn gevormd en met elkaar verbonden is te vinden in figuur 3. De eerste doos 100 kan laterale afmetingen hebben die nauw aansluiten bij de laterale afmetingen van de tweede doos 200. Ook de hoogte van de tweede doos 200 kan nauw worden aangepast aan de hoogte van de eerste doos 100. Bij voorkeur is de breedte van de gesloten container tussen 40 mm en 1100 mm, de lengte van de gesloten container is tussen 40mmen 1100 mm en de hoogte van de gesloten container is tussen 15 en 1100 mm. De vakman zal begrijpen dat uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding niet beperkt zijn tot het hebben van een enkele tweede doos die in de eerste doos is genest en dat het mogelijk is om meerdere tweede dozen naast elkaar in de eerste doos te nesten. In dit geval kunnen de afmetingen van de tweede dozen zo zijn ontworpen dat, wanneer ze in de eerste doos zijn opgesteld, de afmetingen van de meerdere tweede dozen nauw aansluiten bij de afmetingen van de eerste doos lateraal, en eventueel in de hoogte.

De tweede omtrekswand strekt zich naar boven uit vanaf de tweede bodemwand. De tweede omtrekswand kan een soortgelijke vorm hebben als de eerste omtrekswand 120 en kan een eerste, een tweede, een derde en een vierde zijpaneel omvatten. Het vierde zijpaneel kan worden verbonden met het bovenpaneel 255 van het binnendeksel.

Het binnendeksel 250 is geconfigureerd om een ruimte af te sluiten die wordt bepaald door de tweede bodemwand en de tweede omtrekswand. Het binnendeksel 250 omvat het bovenpaneel

255. Het binnendeksel 250 kan verbonden zijn met of gescheiden zijn van de rest van de tweede doos 200. In de uitvoeringen van figuren 1A-1C is het bovenpaneel 255 van het binnendeksel scharnierend verbonden met de tweede omtrekswand, bij voorkeur langs een tweede vouwlijn.

In een uitvoeringsvorm hebben zowel de eerste doos 100 als de tweede doos 200 het buitendeksel 150 respectievelijk het binnendeksel 250, scharnierbaar verbonden met respectievelijk de eerste omtrekswand 120 en de tweede omtrekswand. Bij het aanbrengen van de tweede doos 200 binnen de eerste doos 100, kunnen de eerste vouwlijn en de tweede vouwlijn naast elkaar gelegen zijn of kunnen ze zijn gelegen aan tegenoverliggende randen van de eerste omtrekswand 120 en de tweede omtrekswand.

Het binnendeksel 250 kan ten minste één binnenflap 252 omvatten die is verbonden met het bovenpaneel 255 van het binnendeksel. De ten minste ene binnenklep 252 kan worden geconfigureerd om te worden ingebracht tussen de eerste omtrekswand 120 en de tweede omtrekswand in een gesloten positie van het binnendeksel 250 wanneer de tweede doos 200 in de eerste doos 100 is genest. Bij voorkeur strekt een binnenflap 252 zich uit over de gehele breedte van een corresponderende rand van het bovenpaneel 255 van het binnendeksel. De tenminste ene binnenflap 252 kan door middel van een vouwlijn met het bovenpaneel 255 van het binnendeksel zijn verbonden. In de uitvoeringsvormen van figuren 1A-1C is de ten minste ene binnenflap 252 zodanig geconfigureerd dat deze past tussen het tweede zijpaneel 122 van de eerste omtrekswand 120 en de tweede omtrekswand. In een uitvoeringsvorm is elke niet-verbonden rand van het bovenpaneel 255 van het binnendeksel verbonden met een corresponderende binnenflap die zo is geconfigureerd dat ze passen tussen de eerste omtrekswand en de tweede omtrekswand.

De tweede doos 200 kan ten minste één binnenlip 231, 232, 233 omvatten, drie binnenlippen in de uitvoeringen van figuren 1 A-1C, verbonden met de tweede omtrekswand en geconfigureerd om naar binnen te draaien, zodat bij het sluiten van de eerste en tweede dozen 100, 200, drukt het buitendeksel 150 het binnendeksel 250 naar beneden om het tenminste ene binnenlip 231, 232, 233 naar binnen te drukken in de gesloten positie van het buitendeksel 150. De tenminste ene binnenlip 231, 232, 233 kan zijn verbonden met de tweede omtrekswand door middel van ten minste één vouwlijn.

Er kan een binnenlip zijn aangebracht aan elk van de niet-verbonden randen van de tweede omtrekswand. In de uitvoeringsvormen van figuren 1A-1C omvat de ten minste ene binnenlip een eerste, een tweede en een derde binnenlip 231, 232, 233 die respectievelijk zijn verbonden met het eerste, tweede en derde zijpaneel van de tweede omtrekswand. Elk van de eerste, tweede en derde binnenlip 231, 232, 233 kan zich over 50% uitstrekken, bij voorkeur over ten minste 70%, met meer voorkeur over ten minste 90% van de breedte van het eerste, tweede en derde zijpaneel van de tweede omtrekswand respectievelijk over de gehele breedte in de uitvoeringsvormen van figuren 1A-1C.

Merk op dat, in de uitvoeringsvormen van figuren 1 A-1C, elk van de ten minste ene buitenste lip 131, 132, 133 naar buiten vouwt terwijl elk van de ten minste ene binnenste lip 231, 232, 233 naar binnen vouwt. In een alternatieve uitvoering vouwt elk van de ten minste ene buitenste lip 131, 132, 133, behalve een vergrendelingslip, naar binnen over het binnendeksel 250. In een andere alternatieve uitvoering vouwt elk van de ten minste ene buitenste lip 131, 132, 133, met uitzondering van een vergrendellip, vouwt naar binnen tussen het binnendeksel 250 en een corresponderende binnenlip van de ten minste ene binnenlip 231, 232, 233.

Een vochtgevoelig product kan in de container worden bewaard. Het vochtgevoelige product kan worden aangetroffen in de vorm van een aantal kubusvormige artikelen. De eerste doos 100 en de tweede doos 200 kunnen zo gedimensioneerd zijn dat de binnenafmetingen van de tweede doos 200 nauw aansluiten bij een vooraf ingesteld aantal rijen, kolommen en lagen van de kubusvormige artikelen.

Zoals hierboven vermeld, beeldt Figuur 2 een blanco af voor het vormen van een eerste doos van een container volgens een voorbeelduitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. In figuur 2 zijn voorgelijmde gebieden afgebeeld met aangrenzende parallelle lijnen, bergvouwlijnen zijn afgebeeld met stippellijnen en dalvouwlijnen zijn afgebeeld met stippellijnen. Vouwlijnen kunnen worden gevormd door mechanisch plooien, perforeren, gedeeltelijk snijden, lasersnijden, laserperforeren, spuitgieten, enz.

De eerste bodemwand 110 kan een eerste, tweede, derde en vierde bodemsluitklep 111, 112, 113, 114 omvatten die is verbonden met de eerste omtrekswand 120. De eerste, tweede, derde en vierde bodemsluitflap 111, 112, 113 114 kan zijn geconfigureerd voor het vormen van de eerste bodemwand 110 door over elkaar overlappende delen te liggen en eventueel te lijmen. In een uitvoering kunnen de eerste tot en met vierde bodemsluitflappen 111, 112, 113, 114 in elkaar grijpende elementen omvatten voor het vormen van de eerste bodemwand 110. Aanvullend of als alternatief kunnen de eerste tot vierde bodemsluitflappen 111, 112, 113, 114 zijn aan elkaar gelijmd voor het vormen van de eerste bodemwand 110.

De tweede en vierde bodemsluitflappen 112, 114 kunnen tegenover elkaar in de gevormde eerste doos 100 zijn geplaatst en kunnen respectievelijk een tweede onderste vouwgedeelte 112 'en een vierde onderste vouwgedeelte 114' omvatten. De tweede en vierde onderste vouwgedeelten 112 ', 114' kunnen zijn geconfigureerd om te worden bevestigd aan respectievelijk de eerste en derde bodemsluitflappen 111, 113. De eerste en derde bodemsluitflappen 111, 113 kunnen tegenover elkaar zijn geplaatst in de gevormde eerste doos 100. Het voorlijmen van de eerste en derde bodemsluitflappen 111, 113 kan worden uitgevoerd op een onderoppervlak van de flappen zodat het overeenkomt. naar een gebied soortgelijk aan tweede en vierde onderste vouwgedeelten 112", 114’. Wanneer voorgevormd en plat verpakt, zoals afgebeeld in figuur 7, kunnen de eerste en derde bodemsluitflappen respectievelijk worden vastgemaakt aan de tweede en vierde bodemsluitflappen 112, 114 en naar binnen gevouwen. De vakman zal begrijpen dat het bevestigen kan worden uitgevoerd met andere middelen, b.v. nietjes, in elkaar grijpende elementen, nieten zonder nieten, bevestigingselementen.

De tweede en vierde bodemsluitflappen 112, 114 kunnen respectievelijk vergrendelingselementen 112 ", 114" omvatten. De in elkaar grijpende elementen 112 ", 114" kunnen worden geconfigureerd om met elkaar in aangrijping te komen in de gevormde eerste doos

100. In de uitvoering van figuur 2 worden de in elkaar grijpende elementen 112 ", 114" gedefinieerd door driehoekige inkepingen die zich op een niet-verbonden rand van de tweede en vierde bodemsluitflappen 112, 114. De eerste tot vierde bodemsluitflappen 111, 112, 113, 114 kunnen trapeziumvormig zijn om de vorming van de eerste bodemwand 110 te bevorderen bij het starten van de plat-verpakte staat van de eerste doos blanco 100".

De eerste omtrekswand 120 kan een eerste, tweede, derde en vierde zijpaneel 121, 122, 123, 124 omvatten. De eerste tot en met vierde zijpanelen 121, 122, 123, 124 kunnen rechthoekig gevormd en integraal gevormd zijn.

In de uitvoering van figuur 2 hebben de eerste tot en met vierde zijpanelen 121, 122, 123, 124 dezelfde afmetingen. Het eerste zijpaneel 121 kan zijn verbonden met het vierde zijpaneel 124 via een vouwlijn. Het vierde zijpaneel 124 kan zijn verbonden met het derde zijpaneel 123 door middel van een vouwlijn. Het derde zijpaneel 123 kan zijn verbonden met het tweede zijpaneel 122 door middel van een vouwlijn. Het tweede zijpaneel 122 kan worden bevestigd aan het eerste zijpaneel 121 via een bevestigingslip 1224. De tweede bevestigingslip 122a kan zijn verbonden met het tweede zijpaneel 122 via een vouwlijn en integraal zijn gevormd met het tweede zijpaneel

122. Om de bevestigingslip 1224 aan het eerste zijpaneel 121 te bevestigen, kan lijm worden aangebracht op een onderoppervlak van de bevestigingslip 1224. Als alternatief kunnen het eerste zijpaneel 121 en het tweede zijpaneel 122 aan elkaar worden vastgemaakt door het gebruik van in elkaar grijpende elementen, zoals een lip die samenwerkt met een corresponderende sleuf.

De eerste, tweede, derde en vierde bodemsluitflappen 111, 112, 113, 114 kunnen via vouwlijnen zijn verbonden met de eerste, tweede, derde en vierde zijpanelen 121, 122, 123, 124. De eerste, tweede derde en vierde bodemsluitflappen 111, 112, 113, 114 kunnen zich uitstrekken over de gehele breedte van respectievelijk de eerste, tweede, derde en vierde zijpanelen 121, 122, 123, 124. Bij voorkeur strekken de eerste, tweede, derde en vierde bodemsluitflappen 111, 112, 113, 114 zich in hoofdzaak uit over de gehele breedte van respectievelijk de eerste, tweede, derde en vierde zijpanelen 121, 122, 123, 124.

In de uitvoering van figuur 2 omvatten de eerste en derde zijpanelen 121, 123 respectievelijk een eerste en derde buitenste lip 131, 133. De eerste en derde buitenste lippen 131, 133 zijn elk verbonden met een rand van het zijpaneel tegenover respectievelijk de eerste en derde onderste sluitflappen 111, 113, via een eerste en derde lipvouwlijn 131 ', 133". De eerste en derde lipvouwlijnen 131 ', 133" zijn bij voorkeur dalvouwlijnen. In een alternatieve uitvoering zijn de eerste en derde tabvouwlijnen 131 ', 133" bergvouwlijnen; merk op dat deze uitvoering overeenkomt met de uitvoeringen van figuren 1 A-1C. De eerste en derde buitenste lippen 131, 133 kunnen zich uitstrekken over een gehele breedte van respectievelijk de eerste en derde zijpanelen 121, 123. De eerste en derde buitenste lippen 131, 133 kunnen trapeziumvormig zijn om het sluiten van het buitendeksel 150 te vergemakkelijken.

Het tweede zijpaneel 122 kan een tweede buitenlip 132 omvatten. De tweede buitenlip 132 kan een vergrendelingslip zijn. Het tweede buitenste lippen 132 kan zijn verbonden met een rand van het tweede zijpaneel 122 tegenover de tweede onderste sluitflap 112 via een tweede lipvouwlijn 132 '. De tweede lipvouwlijn 132 'kan een bergvouwlijn zijn. De tweede buitenste lip 132 kan zich over 50% uitstrekken, bij voorkeur over ten minste 70%, met meer voorkeur over ten minste 90% van de breedte van het tweede zijpaneel 122. In sommige uitvoeringsvormen omvat de tweede buitenste lip 132 een aantal gescheiden vergrendelingslippen door een spatie. In een uitvoering is het buitendeksel gescheiden van de rest van de eerste doos. In de uitvoering van figuur 2 is het buitendeksel 150 verbonden met een rand van het vierde zijpaneel 124 tegenover de vierde onderste sluitklep 114. Het buitendeksel 150 omvat een bovenpaneel 155 en het vierde zijpaneel 124 is verbonden met het bovenpaneel 155 van het buitendeksel door een vierde vouwlijn 124 '. Het bovenpaneel 155 van het buitendeksel kan rechthoekig van vorm zijn, en in figuur 2 vierkant van vorm.

Het buitendeksel 150 kan een eerste, een tweede en een derde flap 151, 152, 153 omvatten. Elk van de eerste, tweede en derde flappen 151, 152, 153 kan zijn geconfigureerd om zich naar beneden uit te strekken naast de eerste, tweede en derde zijpanelen 121, 122, 123, respectievelijk, in de gesloten positie van de gevormde eerste doos 100. De eerste en derde flappen 151, 153 kunnen zijn verbonden met het bovenpaneel 155 van het buitendeksel via een eerste en derde flapvouwlijn 151’, 153", respectievelijk. De eerste en derde flappen 151, 153 kunnen zich elk uitstrekken over een volledige breedte van het bovenpaneel 155 van het buitendeksel. De eerste en derde flappen 151, 153 kunnen elk een eerste en derde bevestigingslip 1514, 153a omvatten. De eerste en derde bevestigingslippen 1514, 1534 kunnen elk zijn verbonden met een rand van de eerste en derde flappen 151, 153, respectievelijk, tegenover het vierde zijpaneel 124 door middel van een vouwlijn.

De eerste en derde bevestigingslippen 1514, 1534 kunnen worden geconfigureerd voor het bevestigen van de eerste en derde flappen 151, 153 aan de tweede flap 152. De bevestiging kan worden geïmplementeerd door een onderoppervlak van de eerste en derde bevestigingslippen 1514, 1534 voor te lijmen. . Als alternatief kunnen de eerste flap 151 en de derde flap 153 elk worden vastgemaakt aan de tweede flap 152 door het gebruik van in elkaar grijpende elementen, zoals een lip die samenwerkt met een corresponderende gleuf.

De eerste en derde bevestigingslippen 1514, 153a kunnen elk zijn voorzien van een uitgesneden gedeelte dat is geconfigureerd voor het definiëren van een vergrendelingskenmerk van het buitendeksel 150 wanneer dit is gevormd. De tweede flap 152 kan zijn verbonden met het bovenpaneel 155 van het buitendeksel via een tweede flapvouwlijn 152 '. De tweede flap 152 kan zich uitstrekken over een gehele breedte van het bovenpaneel 155 van het buitendeksel. De tweede flap 152 kan rechthoekig van vorm zijn. Wanneer voorgevormd en plat verpakt, zoals afgebeeld in figuur 7, worden de eerste en derde flappen 151, 153 vastgemaakt aan de tweede flap 152, en gevouwen langs dalvouwlijnen 151 ", 153". De eerste en derde flappen 151, 153 kunnen een schuine rand hebben die is gericht naar respectievelijk de eerste en derde zijpanelen 121, 123 om het sluiten van het buitendeksel 150 van de gevormde eerste doos te vergemakkelijken.

Zoals hierboven vermeld, toont figuur 3 een blanco voor het vormen van een tweede doos van een container volgens een voorbeelduitvoeringsvorm van de uitvinding. De tweede doos 200 omvat een tweede bodemwand 210, een tweede omtrekswand 221, 222, 223, 224 en een binnendeksel

250. In figuur 3 zijn voorgelijmde gebieden afgebeeld met aangrenzende evenwijdige lijnen, bergvouwlijnen zijn afgebeeld met stippellijnen, dalvouwlijnen zijn weergegeven met stippellijnen. Vouwlijnen kunnen worden gevormd door mechanisch plooien, perforeren, gedeeltelijk snijden, lasersnijden, laserperforeren, spuitgieten, enz.

De tweede bodemwand 210 kan worden gevormd door een enkel bodempaneel. In een alternatieve uitvoering, vergelijkbaar met de eerste bodemwand van de eerste doos beschreven met betrekking tot figuur 2, omvat de tweede bodemwand een eerste, tweede, derde en vierde bodemsluitklep verbonden met de tweede omtrekswand 221, 222, 223, 224. De eerste, tweede, derde en vierde bodemsluitflappen kunnen worden geconfigureerd voor het vormen van de tweede bodemwand 210 door over elkaar overlappende delen te liggen en eventueel te lijmen.

De vakman zal begrijpen dat het bevestigen kan worden uitgevoerd met andere middelen, b.v. nietjes, in elkaar grijpende elementen, nieten zonder nieten, en of bevestigingselementen. De tweede omtrekswand kan een eerste, tweede, derde en vierde zijpaneel 221, 222, 223, 224 omvatten. De eerste tot en met vierde zijpanelen 221, 222, 223, 224 kunnen rechthoekig van vorm zijn en integraal gevormd met het bodempaneel 210.

In de uitvoering van figuur 3 hebben de eerste tot en met vierde zijpanelen 221, 222, 223, 224 dezelfde afmetingen. De eerste, tweede, derde en vierde zijpanelen 221, 222, 223, 224 kunnen elk zijn verbonden met een andere rand van het bodempaneel 210 via een vouwlijn. Het vierde zijpaneel 224 kan losgekoppeld zijn van de eerste en derde zijpanelen 221, 223. Het derde zijpaneel 223 kan zijn verbonden met het tweede zijpaneel 222 via een integraal gevormde derde bevestigingslip 223a. Het eerste zijpaneel 221 kan worden bevestigd aan het tweede zijpaneel 222 via een integraal gevormde eerste bevestigingslip 221a. De eerste en derde bevestigingslippen 2214, 223a kunnen zijn verbonden met de eerste en derde zijpanelen 221, 223 respectievelijk via een vouwlijn. Om de eerste en derde bevestigingslippen 2214, 2234 aan het tweede zijpaneel 222 te bevestigen, kan lijm worden aangebracht op een onderoppervlak van respectievelijk de eerste en derde bevestigingslippen 2214, 223a. Als alternatief kunnen het eerste zijpaneel 221 en het derde zijpaneel 223 elk worden vastgemaakt aan het tweede zijpaneel 222 door het gebruik van in elkaar grijpende elementen, zoals een lip die samenwerkt met een corresponderende sleuf. In een alternatieve uitvoering zijn extra bevestigingslippen voorzien aan de eerste en derde zijpanelen 221,223 om ze aan het vierde zijpaneel 224 te bevestigen. Wanneer voorgevormd en plat verpakt, zoals afgebeeld in figuur 8, zijn de eerste en derde onderste zijpanelen 221, 223 zijn vastgemaakt aan het tweede paneel 222, en gevouwen langs dalvouwlijnen 221 ', 223".

De eerste, tweede, derde en vierde zijpanelen 221, 222, 223, 224 kunnen zich uitstrekken over de gehele breedte van de corresponderende randen van het bodempaneel 210. Bij voorkeur de eerste, tweede, derde en vierde zijpanelen 221, 222, 223, 224 strekken zich in hoofdzaak uit over de gehele breedte van de corresponderende randen van het bodempaneel 210. Elk van de eerste, tweede, derde en vierde zijpanelen 221, 222, 223, 224 van figuur 3 zijn rechthoekig van vorm en hebben vergelijkbare afmetingen.

In de uitvoering van figuur 3 omvatten de eerste, tweede en derde zijpanelen 221, 222, 223 respectievelijk een eerste, tweede en derde binnenlip 231, 232, 233. De eerste, tweede en derde binnenlip 231, 232, 233 zijn elk verbonden met een rand van het zijpaneel tegenover het bodempaneel 210, respectievelijk via een eerste, tweede en derde lipvouwlijn 231 ', 232', 233 '. De eerste, tweede en derde tabvouwlijnen 231 ', 232", 233 'zijn dalvouwlijnen. De eerste, tweede en derde binnenste lippen 231, 232, 233 kunnen zich uitstrekken over de gehele breedte van respectievelijk de eerste, tweede en derde zijpanelen 221, 222, 223. De eerste, tweede en derde binnenlip 231, 232, 233 kunnen rechthoekig van vorm zijn en zijn voorzien van afgeronde hoeken om het sluiten van het binnendeksel 250 te vergemakkelijken.

In een uitvoering is het binnendeksel gescheiden van de rest van de tweede doos 200. In de uitvoering van figuur 3 is het binnendeksel 250 verbonden met een rand van het vierde zijpaneel 224 tegenover het bodempaneel 210. Het binnendeksel 250 omvat een bovenpaneel 255 en het vierde zijpaneel 224 kan worden verbonden met het bovenpaneel 255 van het binnendeksel via een vierde vouwlijn 224 '. Het bovenpaneel 255 van het binnendeksel kan rechthoekig van vorm zijn, vierkant van vorm in figuur 3.

Het binnendeksel 250 kan een binnenflap 252 omvatten. De binnenflap 252 kan zijn geconfigureerd om zich naar beneden uit te strekken nabij het tweede zijpaneel 222 tussen de eerste en tweede dozen 100, 200 in de gesloten positie van de gevormde eerste doos 100 en tweede doos 200. De binnenflap 252 kan zijn verbonden met het bovenpaneel 255 van het binnendeksel via een vouwlijn tegenover het vierde zijpaneel 224. De binnenflap 252 kan zich uitstrekken over de gehele breedte van het bovenpaneel 255 van het binnendeksel. De binnenflap 252 kan trapeziumvormig zijn met afgeronde hoeken om het inbrengen tussen de eerste en tweede dozen, respectievelijk 100 en 200, te vergemakkelijken.

Figuur 4 toont een blanco voor het vormen van een eerste doos van een container volgens een andere voorbeelduitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. In figuur 4 zijn voorgelijmde gebieden afgebeeld met aangrenzende evenwijdige lijnen, bergvouwlijnen zijn afgebeeld met stippellijnen, dalvouwlijnen zijn afgebeeld met stippellijnen. Vouwlijnen kunnen worden gevormd door mechanisch vouwen, perforeren, gedeeltelijk snijden, lasersnijden, laserperforeren, spuitgieten, enz. Het buitendeksel van figuur 4 is vergelijkbaar met het buitendeksel van figuur 2.

De blanco omvat eerste, tweede, derde en vierde zijpanelen 121, 122, 123, 124 bedoeld om een omtrekwand van de eerste doos te vormen, en een bodempaneel 115 bedoeld om de bodemwand van de eerste doos te vormen. De eerste tot en met vierde zijpanelen 121, 122, 123, 124 kunnen integraal zijn gevormd met het bodempaneel 115.

In de uitvoering van figuur 4 hebben de eerste tot en met vierde zijpanelen 121, 122, 123, 124 dezelfde afmetingen. De eerste, tweede, derde en vierde zijpanelen 121, 122, 123, 124 kunnen elk via een vouwlijn zijn verbonden met een andere rand van het bodempaneel 115. Het eerste zijpaneel 121 kan worden bevestigd aan de tweede en vierde zijpanelen 122, 124 via integraal gevormde eerste bevestigingslippen 1214, 121b. Het derde zijpaneel 123 kan zijn verbonden met de tweede en vierde zijpanelen 122, 124 via de integraal gevormde derde bevestigingslippen 1234, 123b, respectievelijk. De eerste bevestigingslippen 1214, 121b kunnen via een vouwlijn zijn verbonden met tegenoverliggende randen van de eerste zijpanelen 121. De derde bevestigingslippen 1234, 123b kunnen respectievelijk via een vouwlijn zijn verbonden met tegenoverliggende randen van het derde zijpaneel 123. Om de eerste bevestigingslippen 1214, 121b en de derde bevestigingslippen 1234, 123b aan de tweede en vierde zijpanelen 122, 124 te bevestigen, kan lijm worden aangebracht op een onderoppervlak van de eerste bevestigingslippen 1214, 121b en de derde bevestigingslippen 1234 , 123b, respectievelijk. Als alternatief kunnen de zijpanelen aan elkaar worden bevestigd door het gebruik van in elkaar grijpende elementen, zoals een lip die in elkaar grijpt in een corresponderende sleuf.

De eerste, tweede, derde en vierde zijpanelen 121, 122, 123, 124 kunnen zich uitstrekken over de gehele breedte van de corresponderende randen van het bodempaneel 115. Elk van de eerste, tweede, derde en vierde zijpanelen 121, 122, 123, 124 van figuur 4 is rechthoekig van vorm en heeft dezelfde afmetingen ten opzichte van elkaar.

In de uitvoering van figuur 4 omvatten de eerste, tweede en derde zijpanelen 121, 122, 123 respectievelijk een eerste, tweede en derde buitenlip 131, 132, 133. De eerste, tweede en derde buitenste lippen 131, 132, 133 zijn elk verbonden met een rand van het zijpaneel tegenover het bodempaneel 115, respectievelijk via een eerste, tweede en derde lipvouwlijn. De eerste, tweede en derde lipvouwlijnen kunnen berg- of dalvouwlijnen zijn, allemaal bergvouwlijnen in de uitvoering van figuur 4. De eerste, tweede en derde buitenste lippen 131, 132, 133 kunnen zich over de gehele breedte uitstrekken, van de eerste, tweede en derde zijpanelen 121, 122, 123, respectievelijk. De eerste, tweede en derde buitenste lippen 131, 132, 133 kunnen trapeziumvormig zijn om het sluiten van het buitendeksel 150 te vergemakkelijken.

Figuur 5 toont een blanco voor het vormen van een tweede doos van een container volgens een andere voorbeelduitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.

Figuur 5 toont soortgelijke kenmerken als figuur 3. Naast de uitvoering van figuur 3 omvat het binnendeksel 250 een eerste binnenflap 251 en een derde binnenflap 253. Evenals de tweede binnenflap 252, de eerste en derde binnenflap 251, 253 kan zijn geconfigureerd om zich naar beneden uit te strekken nabij het eerste en derde zijpaneel 221, 223, respectievelijk, tussen de eerste en tweede dozen 100, 200 in de gesloten positie van de gevormde eerste doos 100 en tweede doos 200. De eerste en derde binnenste doos flappen 251, 253 kunnen elk via een vouwlijn zijn verbonden met een andere rand van het bovenpaneel 255 van het binnendeksel. De eerste en derde binnenflappen 251, 253 kunnen zich uitstrekken over een gehele breedte van het bovenpaneel 255 van het binnendeksel. Figuur 6 toont een blanco voor het vormen van een tweede doos van een container volgens nog een andere voorbeelduitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.

Figuur 6 toont soortgelijke kenmerken als figuur 3. In de uitvoering van figuur 6 wordt het binnendeksel 250 gedefinieerd door een eerste en een tweede dekselgedeelte 2554, 255b. Het eerste dekselgedeelte 2554 kan worden verbonden met het tweede zijpaneel 222 ter vervanging van de tweede binnenlip van figuur 3. Het tweede dekselgedeelte 255b kan worden verbonden met het vierde zijpaneel 224 ter vervanging van het bovenpaneel van het binnendeksel van Figuur 3. Wanneer gesloten, kunnen de eerste en tweede dekselgedeelten 2554, 255b elkaar overlappen of niet. Een voetafdruk van de eerste en tweede dekselgedeelten 2554, 255b in gesloten toestand kan overeenkomen met een voetafdruk van het bodempaneel 210. De eerste en tweede dekselgedeelten 2554, 255b kunnen soortgelijke of verschillende afmetingen hebben, soortgelijk in de uitvoeringsvorm van figuur 6.

De vakman zal begrijpen dat de in figuur 2 of 4 afgebeelde blanco en de in figuren 3, 5 of 6 afgebeelde blanco kunnen worden opgenomen in een blancosamenstel voor het vormen van een container volgens een uitvoering van de onderhevige uitvinding.

Merk op dat het tweede deksel 200’ bij voorkeur zodanig is gedimensioneerd dat, bij het sluiten van de eerste en tweede dozen 100, 200, het buitendeksel 150 het binnendeksel 250 naar beneden drukt om de ten minste één binnenlip 231, 232, 233 naar binnen te drukken in de gesloten positie van het buitendeksel 150. De eerste blanco 100’ is bij voorkeur zo gedimensioneerd dat de ten minste één buitenlip 131, 132, 133 scharnierend verbonden met de eerste omtrekwand 121, 122, 123 tegen het buitendeksel 150 wordt gedrukt in de gesloten stand van het buitendeksel 150. In de hierboven beschreven uitvoeringsvormen kunnen de eerste doos en de tweede doos gemaakt zijn van materiaal op houtvezelbasis, bij voorkeur niet-golfkarton. Het niet-golfkarton kan een gramgewicht hebben tussen 120g / m? en 450g / m2. In een uitvoeringsvorm is het niet-golfkarton enkelzijdig gecoat of enkelzijdig gelamineerd, of dubbelzijdig gecoat of dubbelzijdig gelamineerd. De coating en / of laminering kan worden uitgevoerd door een lak bij voorkeur op waterbasis en / of laminering door een polymeer materiaal, bij voorkeur polyethyleen (PE-laminering). Met meer voorkeur is een dikte van een PE-toplaag tussen 5 en 40 micron, bij voorkeur rond 12 micron. Een dikte van een rug PE-coating kan tussen 5 en 40 micron zijn, bij voorkeur rond 18 micron.

Om het vochtbeschermende vermogen van een container volgens de onderhavige uitvinding te testen, is een aantal kubusvormige artikelen in dezelfde tijd en onder dezelfde temperatuur- en vochtigheidsomstandigheden in verschillende containers opgeslagen. De kubusvormige voorwerpen omvatten: ongeveer 40% lichtbruine suiker, ongeveer 40% ascorbinezuur en ongeveer 20% van een enzymmengsel. Een meer gedetailleerde beschrijving van de artikelsamenstelling is te vinden in octrooiaanvrage W02019/234042. Opslag tijdens de experimenten duurde twee weken en werd uitgevoerd bij 40°C bij een 60% relatieve vochtigheid. Als referentie en positieve controle zijn vijftig kubusvormige artikelen in een hermetisch gesloten polyethyleenzak met een materiaaldikte van 12 micron geplaatst en opgeslagen onder gelijke temperatuur- en vochtigheidsomstandigheden als hierboven vermeld. Als negatieve controle zijn zeven kubusvormige artikelen opgeslagen onder gelijke temperatuur- en vochtigheidsomstandigheden zoals hierboven vermeld zonder gebruik van een container (of een ander type verpakking). Als zodanig werden de kubusvormige voorwerpen direct blootgesteld aan de temperatuur- en vochtigheidsomstandigheden zoals hierboven vermeld. De wateropname van de kubusvormige voorwerpen werd op gewichtsbasis gemeten door willekeurig vijf blokjes per opslagmethode te kiezen (zie hieronder) en ze te wegen op een weegschaal voor en na opslag onder temperatuur- en vochtigheidsomstandigheden zoals hierboven beschreven. Gewichtstoename (%) kan alleen worden veroorzaakt door wateropname (%).

Het vochtbeschermingsvermogen van een container voor de kubusvormige voorwerpen, met gedefinieerde formulering (hierboven beschreven) en onder gedefinieerde opslagomstandigheden (hierboven beschreven), werd geacht een aanvaardbaar niveau te bereiken als de wateropname niet hoger is dan 1,5 % in de rechthoekige artikelen. Desalniettemin moet worden opgemerkt dat dit specifieke niveau moet worden begrepen als een aanvaardbaar niveau dat beperkt is voor deze specifieke combinatie van container- en blokvormige artikelen. Andere soorten artikelen gecombineerd met een container volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen onderhevig zijn aan verschillende acceptatieniveaus.

In een eerste ronde van experimenten zijn ter vergelijking vijf verschillende opslagmethoden gebruikt. De eerste opslagcontainer van de eerste opslagmethode komt overeen met een standaard suikerklontjesdoos, bestaande uit een niet-golfkarton van 260 g/m? met een coating op waterbasis met een gramgewicht van ongeveer 8 g/m? (+/- 4 g/m?) , en totale afmetingen van ongeveer 164 mm breed, 164 mm lang en 96 mm hoogs. De standaard suikerklontjesdoos bestaat uit een enkele doos met een bodempaneel, een vierzijdige omtrekswand die zich naar boven uitstrekt vanaf het bodempaneel, een deksel met een voorklep verbonden met een rand van de omtrekswand en twee naar binnen vouwbare flappen omlaag bij het deksel in gesloten positie. Bij de eerste opslagmethode zijn 61 kubusvormige artikelen opgeslagen in de standaard suikerklontjesdoos en verdeeld over twee lagen, een complete laag (6x6 kubusvormige artikelen) georganiseerd in rijen en kolommen, en een onvolledige laag (5x5 rechthoekige artikelen) georganiseerd in rijen en kolommen. Bij de tweede opslagmethode is de eerste opslagmethode gereproduceerd, maar is er een gewicht (1,5 kg) bovenop het gesloten deksel geplaatst om de dichtheid van het deksel te verbeteren. Bij de derde opslagmethode zijn 61 kubusvormige artikelen opgeslagen in de standaard suikerklontjesdoos op dezelfde manier als opslagmethode één en twee, en is de doos verpakt in een enkele laag polyethyleenfolie (12 micron). De vierde manier van bewaren betreft de positieve controle (hierboven beschreven), terwijl de vijfde opslagmethode de negatieve controle betreft (hierboven beschreven). De resultaten met betrekking tot wateropname staan in onderstaande tabel.

ee EE Water opname | 5,4 4,5 3,6 12,0 op JJ PP In een tweede ronde van experimenten zijn ter vergelijking vier verschillende opslagmethoden gebruikt. Bij de eerste en tweede opslagmethode zijn containers gebruikt die overeenkomen met de container die is afgebeeld in de figuren 1A-1C. De containers die worden gebruikt voor de eerste en tweede opslagmethode hebben totale afmetingen van ongeveer 164 mm breed, 164 mm lang en 96 mm hoog. De eerste container (voor de eerste opslagmethode) is gemaakt van niet-golfkarton van 260 g/m? met een toplaag van polyethyleen (PE). De tweede container (voor de tweede opslagmethode) is gemaakt van niet-golfkarton van 260 g/m? met een toplaag van polyethyleen (PE) en een laminering van polyethyleen (PE) aan de achterkant. De dikte van de PE-laminering aan de bovenzijde is ongeveer 12 micron en de dikte van de PE-laminering aan de achterkant is ongeveer 18 micron. Bij de eerste en tweede opslagmethode zijn 61 kubusvormige artikelen opgeslagen in de containers, verdeeld over twee lagen, een complete laag (6x6 kubusvormige artikelen) georganiseerd in rijen en kolommen en een onvolledige laag (5x5 rechthoekige artikelen). De derde opslagmethode betreft de positieve controle (hierboven beschreven), terwijl de vierde opslagmethode de negatieve controle betreft (hierboven beschreven). De resultaten met betrekking tot wateropname staan in onderstaande tabel.

ee EE Water opname 1,2 12,7 en OP In een derde ronde van experimenten zijn ter vergelijking drie verschillende opslagmethoden gebruikt. Bij de eerste opslagmethode is gebruik gemaakt van een container volgens de onderhavige uitvinding. De container (voor de eerste opslagmethode) is gemaakt van niet- golfkarton van 260 g/m? met een toplaag van polyethyleen (PE) en een achterkant van polyethyleen (PE) laminering. De dikte van de PE-laminering aan de bovenzijde is ongeveer 12um, en de dikte van de PE-laminering aan de achterkant is ongeveer 18 micron. De container die voor de eerste opslagmethode wordt gebruikt, heeft afmetingen van ongeveer 138 mm breed, 86 mm lang en 86 mm hoog. Bij de eerste opslagmethode zijn dertig kubusvormige artikelen opgeslagen in deze container, gerangschikt over twee volledige lagen van 3x5 kubusvormige artikelen, georganiseerd in rijen en kolommen. De tweede manier van bewaren betreft de positieve controle (hierboven beschreven), terwijl de derde opslagmethode de negatieve controle betreft (hierboven beschreven). De resultaten met betrekking tot wateropname staan in onderstaande tabel. Deze resultaten tonen aan dat de container volgens de onderhavige uitvinding gelijke vochtbeschermende eigenschappen vertoont indien geconstrueerd in verschillende afmetingen, passend bij verschillende hoeveelheden kubusvormige artikelen.

Hoewel de principes van de uitvinding hierboven zijn uiteengezet in verband met specifieke uitvoeringsvormen, moet worden begrepen dat deze beschrijving slechts bij wijze van voorbeeld wordt gegeven en niet als een beperking van de beschermingsomvang die wordt bepaald door de bijgevoegde conclusies.

Claims

CONCLUSIES

1. Een container omvattende een eerste doos (100) en een tweede doos (200), geconfigureerd omte worden genest in de eerste doos; waarbij de eerste doos (100) omvat: - een eerste bodemwand (110); - een eerste omtrekswand (120) die zich naar boven uitstrekt vanaf de eerste bodemwand (110);

10. - een buitendeksel (150) geconfigureerd voor het afsluiten van een ruimte gedefinieerd door de eerste bodemwand (110) en de eerste omtrekswand (120), waarbij het buitendeksel een bovenpaneel (155) omvat en ten minste twee flappen (151, 152, 153) geconfigureerd om zich naar beneden uit te strekken aangrenzend aan de eerste omtrekswand (120) in de gesloten positie van de eerste doos (100); waarbij de tweede doos (200) omvat: - een tweede bodemwand (210); - een tweede omtrekswand (221, 222, 223, 224) die zich naar boven uitstrekt vanaf de tweede bodemwand (210); - een binnendeksel (250) geconfigureerd voor het afsluiten van een ruimte gedefinieerd door de tweede bodemwand (210) en de tweede omtrekswand (221, 222, 223, 224), waarbij het binnendeksel (250) een bovenpaneel (255) omvat; waarbij de tweede doos (200) ten minste één binnenlip (231, 232, 233) omvat die is verbonden met de tweede omtrekswand (221, 222, 223, 224) en geconfigureerd om naar binnen te draaien, zodat, wanneer de eerste en tweede dozen (100, 200) worden gesloten, het buitendeksel (150) het binnendeksel naar beneden drukt (250) om de ten minste ene binnenlip (231, 232, 233) naar binnen te drukken in de gesloten positie van het buitendeksel (150); en / of waarbij de eerste doos ten minste één buitenste lip (131, 132, 133) omvat die scharnierbaar is verbonden met de eerste omtrekswand (120) en geconfigureerd om te worden aangedrukt door het buitendeksel (150) in de gesloten positie van het buitendeksel (150).

2. De container volgens conclusie 1, waarbij de eerste doos (100) zijdelingse afmetingen heeft die nauw aansluiten bij de afmetingen van de tweede doos (200), en, optioneel, waarbij de hoogte van de tweede doos (200) nauw aansluit bij de hoogte van de eerste doos (100).

3. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste een van de ten minste twee flappen (151, 152, 153), bij voorkeur elk van de ten minste twee flappen, zich uitstrekt langs meer dan 90% van een corresponderende niet-verbonden omtreksrand van het bovenpaneel (155) van het buitendeksel (150), bij voorkeur over in hoofdzaak de gehele corresponderende niet-verbonden omtreksrand van het bovenpaneel (155) van het buitendeksel (150).

4. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ten minste ene buitenste lip (131, 132, 133) zich uitstrekt langs meer dan 80% van een corresponderende niet- verbonden omtreksbovenrand van de eerste omtrekswand (120), bij voorkeur langs meer dan 90%, zelfs meer bij voorkeur langs in hoofdzaak de gehele corresponderende niet-verbonden bovenste omtreksrand.

5. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ten minste ene binnenlip (231, 232, 233) zich uitstrekt langs meer dan 80% van een corresponderende niet- verbonden omtreksbovenrand van de tweede omtrekswand (221, 222, 223, 224), bij voorkeur langs meer dan 90%, zelfs meer bij voorkeur langs in hoofdzaak de gehele corresponderende niet- verbonden bovenste omtreksrand.

6. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het bovenpaneel (155) van het buitendeksel (150) scharnierbaar is verbonden met de eerste omtrekswand (120), bij voorkeur langs een eerste vouwlijn (124 ").

7. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het bovenpaneel (255) van het binnendeksel (250) scharnierbaar is verbonden met de tweede omtrekswand (221, 222, 223, 224), bij voorkeur langs een tweede vouwlijn (224 ").

8. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ten minste ene flap (151, 152, 153) van de ten minste twee flappen is verbonden met het bovenpaneel (155) van het buitendeksel (150) door middel van ten minste één vouwlijn. (151 ', 152", 153 7).

9. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ten minste ene buitenste lip (131, 132, 133) is verbonden met de eerste omtrekswand (120) door middel van ten minste één vouwlijn (131 ', 132, 133").

10. De container volgens conclusie 6 en 9, waarbij de ten minste ene buitenste lip (131, 132, 133) een buitenste lip (132) omvat die is verbonden met de eerste omtrekswand (120) via een vouwlijn (132 ") tegenover de eerste vouwlijn (124").

11. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ten minste ene binnenlip (231, 232, 233) is verbonden met de tweede omtrekswand (221, 222, 223, 224) door middel van ten minste een vouwlijn (231', 232", 233").

12. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste doos (100) is gemaakt van een enkele eerste blanco (100”) en/of waarbij de tweede doos (200) is gemaakt van een enkele tweede blanco (2007).

13. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste doos (100) en de tweede doos (200) prismavormig zijn, bij voorkeur kubusvormig.

14. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ten minste twee flappen (151, 152, 153) meerdere onderling verbonden flappen omvatten en ten minste een deel van de eerste omtrekswand (120) omringen in een gesloten positie van het buitendeksel (150).

15. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het binnendeksel (250) ten minste één binnenklep (251, 252, 253) omvat die is verbonden met het bovenpaneel (255) van het binnendeksel (250); waarbij de ten minste één binnenklep (251, 252, 253) is geconfigureerd om te worden geplaatst tussen de eerste en tweede omtrekswand (120; 221, 222, 223, 224) in een gesloten positie van het binnendeksel (250) wanneer de tweede doos (200) in de eerste doos (100) is genest.

16. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste omtrekswand (120) een eerste, een tweede, een derde en een vierde zijpaneel (121, 122, 123, 124) omvat, waarbij de ten minste een buitenste lip een eerste, tweede en derde buitenste lip (131, 132, 133) omvat, verbonden met respectievelijk het eerste, tweede en derde zijpaneel (121, 122, 123), en waarbij het vierde zijpaneel (124) is verbonden met het bovenpaneel (155) van het buitendeksel (150).

17. De container volgens de voorgaande conclusie, waarbij het bovenpaneel (155) van het buitendeksel (150) rechthoekig is en waarbij de ten minste twee flappen een eerste, een tweede en een derde flap (151, 152, 153) omvatten die zijn verbonden met een eerste, tweede en derde rand (151°, 152’, 153”) van het bovenpaneel (155) van het buitendeksel (150), waarbij een vierde rand (124") van het bovenpaneel (155) van het buitendeksel (150) is verbonden met het vierde zijpaneel (124).

18. De container volgens conclusie 16 of 17, waarbij elk van de eerste, tweede en derde buitenste lip (131, 132, 133) zich uitstrekt over 50%, bij voorkeur over ten minste 70%, met meer voorkeur over ten minste 90% van een breedte van respectievelijk het eerste, tweede en derde zijpaneel (121, 122, 123) van de eerste omtrekswand (120).

19. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de tweede omtrekswand (221, 222, 223, 224) een eerste, een tweede, een derde en een vierde zijpaneel (221, 222, 223, 224) omvat, waarbij het vierde zijpaneel (224) is verbonden met het bovenpaneel (255) van het binnendeksel (250).

20. De container volgens de voorgaande conclusie, waarbij de ten minste ene binnenlip een eerste, een tweede en een derde binnenlip (231, 232, 233) omvat die zijn verbonden met respectievelijk het eerste, tweede en derde zijpaneel.

21. De container volgens de voorgaande conclusie, waarbij elk van de eerste, tweede en derde binnenlip (231, 232, 233) zich over 50% uitstrekt, bij voorkeur over ten minste 70%, met meer voorkeur over ten minste 90% van een breedte van het eerste, tweede en derde zijpaneel (221, 222, 223) van respectievelijk de tweede omtrekswand (221, 222, 223).

22. De container volgens conclusie 15 en één van de conclusies 19-21, waarbij de ten minste ene binnenklep (251, 252, 253) een binnenklep (252) omvat die is verbonden met het bovenpaneel (255) van het binnendeksel (250), bij voorkeur door middel van een vouwlijn, zodanig dat het past tussen de tweede zijpanelen (122, 222) van de eerste en tweede omtrekswand (120; 221, 222, 223, 224).

23. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste bodemwand (110) een eerste, tweede, derde en vierde bodemsluitklep (111, 112, 113, 114) omvat die is verbonden met de eerste omtrekswand (120), waarbij de eerste, tweede, derde en vierde bodemsluitkleppen (111, 112, 113, 114) zijn geconfigureerd voor het vormen van de eerste bodemwand (110) door over elkaar overlappende delen te leggen en eventueel te lijmen.

24. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de tweede doos (200) zonder lijm in de eerste doos (100) is genest.

25. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste doos (100) en/of de tweede doos (200) is gemaakt van niet-golfkarton.

26. De container volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een vochtgevoelig product in de container is opgeslagen.

27. De container volgens één van de conclusies 16-26, waarbij een aantal kubusvormige artikelen in de container binnen de tweede doos (200) is opgeslagen.

28. Een blancosamenstel voor het vormen van de container volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste blancosamenstel omvat: - een eerste blanco (100) voor het vormen van de eerste doos (100) van de container, waarbij de eerste blanco (100) omvat: - drie of meer zijpanelen (121, 122, 123, 124) geconfigureerd om een eerste omtrekswand (120) van de eerste doos (100) te vormen; - één of meer bodemflappen (111, 112, 113, 114) verbonden met een onderrand van de drie of meer onderling verbonden zijpanelen (121, 122, 123, 124) en geconfigureerd om een eerste bodemwand (110) van de eerste doos (100) te vormen; - een bovenpaneel (155) verbonden met een bovenrand (124’) van een (124) van de drie of meer zijpanelen; - ten minste twee flappen (151, 152, 153) die ten minste twee vrije randen (151°, 152’, 153’) van het bovenpaneel (155) met elkaar verbinden, waarbij het bovenpaneel (155) en de ten minste twee kleppen (151, 152, 153) zijn geconfigureerd om een buitendeksel (150) van de eerste doos (100) te vormen; - ten minste één buitenste lip (131, 132, 133) draaibaar verbonden met een bovenrand (131°, 132’, 133”) van de drie of meer onderling verbonden zijpanelen (121, 122, 123), waarbij de ten minste ene buitenste lip (131, 132, 133) is geconfigureerd om tegen te worden gedrukt door het buitendeksel (150) in de gesloten positie van de buitendeksel (150); - een tweede blanco (200”) voor het vormen van de tweede doos (200) van de container, waarbij de tweede blanco (200°) omvat: - een bodempaneel (210) geconfigureerd om de tweede bodemwand (210) van de tweede doos te vormen;

- drie of meer zijpanelen (221, 222, 223, 224)verbonden met een omtrekrand van het bodempaneel (210) en geconfigureerd om de tweede omtrekwand van de tweede doos (200) te vormen; - een bovenpaneel (255) verbonden met één (224) van de drie of meer zijpanelen en geconfigureerd om ten minste een deel van een binnendeksel (250) te vormen; - ten minste één binnenlip (231, 232, 233) verbonden met ten minste één zijpaneel (221, 222, 223) van de drie of meer zijpanelen, en geconfigureerd om door het binnendeksel (250) te worden ingedrukt om de ten minste één binnenlip (231, 232, 233) naar binnen te drukken in de gesloten positie van de tweede doos (200).

29. Het blancosamenstel volgens de voorgaande conclusie, waarbij ten minste één van de ten minste twee flappen (151, 152, 153) van de eerste blanco (100°), bij voorkeur elk van de ten minste twee flappen, zich uitstrekt langs meer dan 90% van een corresponderende niet-verbonden omtreksrand (151°, 152’, 153”) van het bovenpaneel (155) van het buitendeksel (150), bij voorkeur over in hoofdzaak de gehele corresponderende niet-verbonden omtreksrand van het bovenpaneel (155) van het buitendeksel (150).

30. Het blancosamenstel volgens conclusie 28 of 29, waarbij de ten minste ene buitenste lip (131, 132, 133) van de eerste blanco (1007) zich uitstrekt langs meer dan 80% van een corresponderende niet- verbonden omtreksbovenrand van de eerste omtrekswand (120), bij voorkeur langs meer dan 90%, zelfs meer bij voorkeur langs in hoofdzaak de gehele corresponderende niet- verbonden bovenste omtreksrand.

31. Het blancosamenstel volgens één van de conclusies 28-30, waarbij het bovenpaneel (155) van het buitendeksel (150) van de eerste blanco (1007) scharnierbaar is verbonden met de eerste omtrekswand (120), bij voorkeur langs een eerste vouwlijn (124).

32. Het blancosamenstel volgens één van de conclusies 28-31, waarbij de tenminste een flap (151, 152, 153) van de tenminste twee flappen van de eerste blanco (1007) is verbonden met het bovenpaneel (155) van het buitendeksel (150) door tenminste een vouwlijn (151, 152", 153").

33. Het blancosamenstel volgens één van de conclusies 28-32, waarbij de ten minste een buitenste lip (131, 132, 133) van de eerste blanco (100”) is verbonden met de eerste omtrekswand (120) via ten minste één vouwlijn (131, 132', 133").

34. Het blancosamenstel volgens conclusie 31 en 33, waarbij de ten minste een buitenste lip (131, 132, 133) van de eerste blanco (1007) een buitenste lip (132) omvat die is verbonden met de eerste omtrekswand (120) via een vouwlijn (132') tegenover de eerste vouwlijn (124).

35. Het blancosamenstel volgens één der conclusies 28-34, waarbij de ten minste ene binnenlip (231, 232, 233) van de tweede blanco (200?) zich uitstrekt langs meer dan 80% van een corresponderende niet-verbonden omtreksbovenrand van de tweede omtrekswand (221, 222, 223, 224), bij voorkeur langs meer dan 90%, zelfs meer bij voorkeur langs in hoofdzaak de gehele corresponderende niet-verbonden bovenste omtreksrand.

36. Het blancosamenstel volgens één der conclusies 28-34, waarbij het bovenpaneel (255) van het binnendeksel (250) scharnierbaar is verbonden met de tweede omtrekswand (221, 222, 223, 224), bij voorkeur langs een tweede vouwlijn (224').

37. Het blancosamenstel volgens één der conclusies 28-36, waarbij de ten minste ene binnenlip (231, 232, 233) van de tweede blanco is verbonden met de tweede omtrekswand (221, 222, 223, 224) via ten minste één vouwlijn (231', 232", 233").