BE1028934B1 - Producthanteringsapparaten, -systemen en geassocieerde werkwijzen - Google Patents

Producthanteringsapparaten, -systemen en geassocieerde werkwijzen Download PDF

Info

Publication number
BE1028934B1
BE1028934B1 BE20205973A BE202005973A BE1028934B1 BE 1028934 B1 BE1028934 B1 BE 1028934B1 BE 20205973 A BE20205973 A BE 20205973A BE 202005973 A BE202005973 A BE 202005973A BE 1028934 B1 BE1028934 B1 BE 1028934B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
product
pick
carrier
products
product handling
Prior art date
Application number
BE20205973A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1028934A1 (nl
Inventor
Wim Michel Dekocker
Glenn Shawn Ferreira
Philippe Jean Marie Duperray
Original Assignee
Anheuser Busch Inbev Sa
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to BE20205973A priority Critical patent/BE1028934B1/nl
Application filed by Anheuser Busch Inbev Sa filed Critical Anheuser Busch Inbev Sa
Priority to CN202180094420.9A priority patent/CN116867719A/zh
Priority to CA3203255A priority patent/CA3203255A1/en
Priority to PCT/EP2021/087085 priority patent/WO2022136428A1/en
Priority to KR1020237022849A priority patent/KR20230149805A/ko
Priority to EP21843726.7A priority patent/EP4267498A1/en
Priority to MX2023007635A priority patent/MX2023007635A/es
Priority to US18/269,268 priority patent/US20240059500A1/en
Publication of BE1028934A1 publication Critical patent/BE1028934A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1028934B1 publication Critical patent/BE1028934B1/nl
Priority to CONC2023/0009715A priority patent/CO2023009715A2/es

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G47/00Article or material-handling devices associated with conveyors; Methods employing such devices
    • B65G47/52Devices for transferring articles or materials between conveyors i.e. discharging or feeding devices
    • B65G47/68Devices for transferring articles or materials between conveyors i.e. discharging or feeding devices adapted to receive articles arriving in one layer from one conveyor lane and to transfer them in individual layers to more than one conveyor lane or to one broader conveyor lane, or vice versa, e.g. combining the flows of articles conveyed by more than one conveyor
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G47/00Article or material-handling devices associated with conveyors; Methods employing such devices
    • B65G47/74Feeding, transfer, or discharging devices of particular kinds or types
    • B65G47/84Star-shaped wheels or devices having endless travelling belts or chains, the wheels or devices being equipped with article-engaging elements
    • B65G47/841Devices having endless travelling belts or chains equipped with article-engaging elements
    • B65G47/842Devices having endless travelling belts or chains equipped with article-engaging elements the article-engaging elements being grippers
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G43/00Control devices, e.g. for safety, warning or fault-correcting
    • B65G43/08Control devices operated by article or material being fed, conveyed or discharged
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G2201/00Indexing codes relating to handling devices, e.g. conveyors, characterised by the type of product or load being conveyed or handled
    • B65G2201/02Articles
    • B65G2201/0235Containers
    • B65G2201/0244Bottles

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Specific Conveyance Elements (AREA)
  • De-Stacking Of Articles (AREA)
  • Auxiliary Devices For And Details Of Packaging Control (AREA)

Abstract

Producthanteringsapparaat dat een continue kring omvat die een toevoerlengte en een afvoerlengte heeft. Een drager die is geconfigureerd om te bewegen rond de kring tussen de toevoerlengte en de afvoerlengte heeft een eerste oppikinstrument dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een eerste product en een tweede oppikinstrument dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een tweede product. Het producthanteringsapparaat is geconfigureerd om een eerste en tweede product op te pikken die zijn geplaatst in een eerste opstelling aan de toevoerlengte en het eerste en tweede product in een tweede opstelling, die verschillend is van de eerste opstelling, te plaatsen aan de afvoerlengte.

Description

Producthanteringsapparaten, -systemen en geassocieerde werkwijzen
GEBIED De bekendmaking heeft betrekking op producthanteringsapparatuur, in het bijzonder geautomatiseerde hanteringsapparatuur.
ACHTERGROND Vereisten voor producthantering zijn talrijk en steeds gevarieerder. Naarmate de automatisering toeneemt, is er een toenemende reeks vereisten voor producthantering waaraan moet worden voldaan door hanteringssystemen. Het merendeel van consumptiegoederen, waaronder dranken, zal een aantal geautomatiseerde producthanteringsprocessen doorlopen om de producten te bereiden, controleren, vervoeren, rangschikken, groeperen en verpakken. Verschillende producten hebben gewoonlijk niet enkel verschillende primaire verpakkingsgeometrieën (bijv. ronde vs. gevormde dwarsdoorsnede}, en worden verpakt in verschillende types, groottes, vormen, massa en materialen (bijv. glas, aluminium, plastic samenstellingen}, maar hebben ook verschillende verpakkingsvereisten in termen van het aantal, de formatie, de oriëntatie en de tussenafstand (d.w.z. tussenruimte) van de producten. Daarnaast hebben verschillende verpakkingsapparaten verschillende toevoervereisten - bijvoorbeeld geometrie, snelheid, banen, verzamelen en lijndrukontlasting van de transporteenheid.
Verschillende producthanteringsbewerkingen worden vaak uitgevoerd door verschillende producthanteringsapparaten. Producthanteringsbewerkingen maken daarom gewoonlijk gebruik van een gamma verschillende producthanteringsapparaten. Verschillende apparaten en systemen die betrokken zijn bij de bereiding, controle en verpakking van producten zullen de producten op verschillende manieren hanteren en groeperen. De opstelling van producten die zijn uitgevoerd of afgevoerd uit verschillende apparaten varieert daarom in grote mate. Opstellingen kunnen variëren in termen van het aantal rijen van een product, de tussenafstand (tussenruimte) van de producten, relatieve locatie van producten en de oriëntatie van individuele producten. Sommige systemen kunnen een enkele rij producten op een regelmatige afstand afvoeren, terwijl andere een willekeurige opstelling van producten kunnen afvoeren.
Evenzo voeren sommige systemen producten in een gespreide opstelling af, terwijl andere achtereenvolgende producten onder lijndruk kunnen afvoeren.
Er kunnen beperkingen worden opgelegd aan producthanteringssystemen omwille van de toevoer-
/afvoercompatibiliteit van achtereenvolgende producthanteringsapparaten.
Naast overwegingen met betrekking tot apparaatcompatibiliteit zullen secundaire verpakkingen voor producten voor verkoop gewoonlijk geplaatst worden in een specifieke opstelling die een ingestelde formatie met een gestandaardiseerde oriëntatie heeft.
Bovendien zal een specifieke tussenruimte van de producten ook vereist zijn, bijvoorbeeld voor het minimaliseren van het volume van het secundaire verpakte product.
De opstelling voor secundaire verpakking en verkoop zal zelden in lijn liggen met de oorspronkelijke afvoer van productbereidingsapparaten.
Een specifiek producthanteringsapparaat zal daarom vaak worden gebruikt voor het opstellen van producten voor verpakking.
Het gebruik van een enkel producthanteringssysteem, dat geschikt is voor de verwerking van meerdere types producten, kan de kosten, logistiek, mankracht en ruimtevereisten van het hebben van meerdere verschillende hanteringssystemen tot een minimum beperken.
In sommige gevallen zijn enkele hanteringssystemen en -apparaten bruikbaar met verschillende producten, maar gezien de variërende geometrieën en vereisten van verschillende types producten en secundaire verpakkingen, zijn gewoonlijk lange periodes van omschakeling vereist om de systemen en apparaten aan te passen voor gebruik met het nieuwe producttype - bijvoorbeeld voor het vervangen van wat vaak wisselstukken worden genoemd.
Een belangrijke factor in de kost van producthanteringsbewerkingen is de hoeveelheid stilstandtijd en buiten-optimale productietijd - dat wil zeggen, de tijdsduur waarin het producthanteringssysteem hetzij niet operationeel is hetzij in aanloop werkt voordat de volledige capaciteit wordt gerealiseerd - en de stilstandtijd die voortkomt uit het moeten vervangen van wisselstukken en het uitvoeren van aanpassingen aan de machine en het afstellen na een omschakeling, vermindert in grote mate de efficiëntie en verhoogt de kosten van hanteringsbewerkingen.
Naarmate het gamma en de flexibiliteit van producthanteringssystemen en -apparaten toeneemt, neemt de complexiteit van het monitoren en sturen van de hanteringsbewerkingen toe.
Het voorzien van stroom en sturingsverbindingen aan het brede gamma bewegende onderdelen kan een logistieke uitdaging zijn, en kan leiden tot uitdagingen zowel in termen van gegevensbeheer als fysieke interventie. De frequentie en impact van fouten neemt toe naarmate de complexiteit van de producthantering toeneemt. Systemen met vaste hanteringsroutines die niet in staat zijn bewerkingen te monitoren en aan te passen aan systeemstatussen zullen waarschijnlijk een hogere stilstandtijd ondervinden. US2020079596 heeft betrekking op een apparaat en een werkwijze voor het transporteren van producten (10), in het bijzonder voor verpakkingsmachines.
US2019255698 heeft betrekking op een apparaat voor het hanteren van artikelen, waarbij het apparaat ten minste één groep omvat die bestaat uit een dragerpaar van twee dragers die onafhankelijk van elkaar beweegbaar worden aangedreven langs een gesloten rondlopende geleidingsbaan, waarbij de dragers met elkaar zijn verbonden zowel door middel van een verbinding met een centraal koppelelement als door middel van twee verbindingselementen die telkens scharnierend verbonden zijn met het koppelelement en met telkens één van de dragers. EP3604182 heeft betrekking op een inrichting voor het gelijktijdig grijpen van producten en deze te verplaatsen.
SAMENVATTING De onderhavige bekendmaking betreft een producthanteringsapparaat, systemen en geassocieerde werkwijzen.
Voorbeelden volgens de bekendmaking bieden een aanzienlijk verhoogde flexibiliteit. In het bijzonder de mogelijkheid om een enkel apparaat, systeem of werkwijze te gebruiken met meerdere verschillende producten, die in een willekeurige opstelling met willekeurige oriëntaties zijn ontvangen, en een breed gamma van verschillende opstellingen uit te voeren om overeen te komen met secundaire verpakkingsvereisten. Bijgevolg zijn de hieronder beschreven voorbeelden compatibel met een breed gamma van toevoer-/afvoervereisten. Dit wordt bereikt zonder dat er significante stilstandtijd vereist is om onderdelen te vervangen of apparatuur manueel opnieuw te configureren. Voorbeelden van de bekendmaking zijn in staat opstellingen automatisch aan te passen om nieuwe primaire producten (type, grootte, vorm, massa) en verpakking aan te passen aan om het even welk van een breed gamma verpakkingsformaten.
Dergelijke omschakelingen tussen primaire producten en verpakkingsformaten kunnen stelselmatig worden uitgevoerd met minimale, of geen stilstandtijd.
Veel aanpassingen en herschikkingen kunnen in feite worden uitgevoerd tijdens het gebruik en daarom gebeuren herconfiguraties stelselmatig.
Voorbeelden volgens de bekendmaking laten ook dynamische herschikking van producten toe.
Bijgevolg kunnen producten herschikt worden tussen een toevoer- en afvoerlocatie.
Hierdoor kunnen producten worden afgevoerd in opstellingen die geschikt zijn voor secundaire verpakking.
Producten kunnen namelijk rechtstreeks in of op secundaire verpakkingen worden geplaatst aan de afvoer, zonder te moeten worden overgebracht naar andere modules of apparatuur voor het uitvoeren van deze functies, wat allemaal extra ruimte zou innemen en operationele inefficiënties met zich zou meebrengen.
De apparaten, systemen en werkwijzen die hier bekendgemaakt zijn, bieden een compact, programmeerbaar, hoge-capaciteit, erg flexibel, multifunctioneel, primair producthanteringssysteem dat robuust en digitaal geschikt is voor hantering van een breed gamma primaire producthouders (type, grootte (diameter, hoogte), vorm, materiaal, stijfheid, flexibiliteit, massa) tot een uitzonderlijk breed gamma van zowel op één lijn liggende (rijen & kolommen) als een combinatie van op één lijn liggende en/of geneste verpakkingsformaten/-patronen, en dit kan automatisch gebeuren zonder onderdelen te moeten vervangen of manuele aanpassingen te moeten uitvoeren, via een sturingssysteem dat synchronisatie van onafhankelijke bewegingsgestuurde apparaten toelaat.
Het eerste aspect van de bekendmaking betreft een producthanteringsapparaat.
Het producthanteringsapparaat kan een continue kring omvatten.
De continue kring kan een toevoerlengte en een afvoerlengte omvatten.
Het producthanteringsapparaat kan een drager omvatten die is geconfigureerd om zich te verplaatsen rond de kring tussen de toevoerlengte en de afvoerlengte.
De drager kan een eerste oppikinstrument omvatten dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een eerste product en een tweede oppikinstrument dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een tweede product.
Het producthanteringsapparaat kan geconfigureerd zijn voor het oppikken van een eerste en tweede product die zijn geplaatst in een eerste opstelling aan de
> BE2020/5973 toevoerlengte en het plaatsen van het eerste en tweede product in een tweede opstelling, die verschillend is van de eerste opstelling, aan de afvoerlengte. In de onderhavige bekendmaking kunnen richtingen en oriëntaties worden beschreven met betrekking tot verticaal en horizontaal. Deze termen hebben hun normale betekenis. Termen zoals horizontaal of verticaal kunnen verwijzen naar de opstelling van de voorbeelden in of tijdens gebruik. Een orthogonaal x-y-z coördinatenframe kan worden gedefinieerd om te helpen bij dergelijke referenties. De z-as kan in een verticale richting worden geplaatst tegenover de richting van de zwaartekracht. Een x-y vlak kan in een horizontaal vlak zijn. De x-as kan parallel lopen met de toevoerlengte van de kring. De x-as kan in één lijn liggen met een producttoevoerrichting, anders bekend als machinerichting. De y-as kan horizontaal over de machinerichting lopen.
Het producthanteringsapparaat kan een continu producthanteringsapparaat zijn. Het producthanteringsapparaat kan geconfigureerd zijn voor het oppikken en plaatsen van producten op continu bewegende transporteenheden. De drager kan geconfigureerd zijn om te bewegen rond de kring met continue beweging, volgens een bewegingsprofiel met verschillende snelheden, versnellingen en vertragingen. Continu kan verwijzen naar de ononderbroken toevoer van producten naar het producthanteringsapparaat, rond het producthanteringsapparaat en weg van het producthanteringsapparaat. De continue kring kan een pad definiëren, waarlangs de drager kan bewegen. De kring kan een baan (bijv. een rail} zijn. De kring kan in hoofdzaak om het even welke vorm hebben, op voorwaarde dat de machineconfiguratie zodanig is dat het pad van de instrumenten aan de toevoer op elk ogenblik parallel loopt met het pad van de producttoevoer en zodanig dat het pad van de instrumenten aan de afvoer op elk ogenblik parallel loopt met het pad van het verpakkingstransportsysteem. Voorbeeldvormen omvatten in hoofdzaak ovalen, langwerpig ronde, vierkante of rechthoekige kringen met radiushoeken of rond. De kring kan geconfigureerd zijn opdat de opstelling van het apparaat past binnen de werkruimte.
De continue kring kan een gesloten lusbaan zijn, of omvatten. De drager kan geplaatst zijn op de baan. De drager kan vastgemaakt zijn aan de baan zodat deze vrij kan bewegen rond de baan, maar de baan niet onmiddellijk kan verlaten zonder interventie. De baan kan een rail zijn. De baan en de drager samen kunnen een onafhankelijk verplaatsingsapparaat vormen, zoals een lineaire motor. De baan en de drager kunnen onafhankelijke bewegingsgestuurde verplaatsing van de drager rond de baan bieden. De baan kan, bij wijze van bijvoorbeeld, statisch gemonteerde lineaire stators omvatten, die bijvoorbeeld ingebed zijn binnen de baan. In het geval van lineaire aandrijvingen kan de drager magneten omvatten die zijn geplaatst om tijdens gebruik gericht te zijn naar de baan. De interactie tussen de lineaire stators en magneten kan optreden om de drager rond de baan te drijven. De magneten binnen de drager kunnen opgesteld zijn om in de dichte nabijheid van de stators te blijven binnen de baan tijdens beweging van de drager rond de baan. Andere dragervoortstuwmechanismen kunnen worden gebruikt.
De voeding voor de lineaire motor kan worden geleverd via een bedrade verbinding.
De continue kring kan in een vlak geplaatst zijn. De continue kring kan in een horizontaal vlak geplaatst zijn. Het merendeel van de continue kring kan in een horizontaal vlak geplaatst zijn.
De baan kan geconfigureerd zijn om verstelbaar te zijn in een verticale richting. De baan kan, samen met om het even welke dragers die zich daarop bevinden, omhoog en omlaag gebracht worden. Dit kan aan een producthanteringsapparaat toelaten een gamma producten met verschillende hoogtes te hanteren.
In andere voorbeelden kunnen de dragers zwevende tegels, aan het oppervlak zwevende geautomatiseerde geleide voertuigen of vliegende drones zijn.
De toevoer- en afvoerlengtes kunnen recht of gebogen zijn. Een toevoertransporteenheid kan aan de toevoerlengte geplaatst zijn. De toevoerlengte kan overeenkomen met een toevoertransporteenheid. Een afvoertransporteenheid kan aan de afvoerlengte geplaatst zijn. De afvoerlengte kan overeenkomen met een afvoertransporteenheid. De toevoer- en afvoerlengte kunnen respectievelijk in één lijn liggen met, tegenover en onder, of kunnen geplaatst zijn boven de overeenkomstige product- en verpakkingstransportsystemen.
De machineconfiguratie kan zodanig zijn dat het pad van de instrumenten aan de toevoerlengte op elk ogenblik parallel loopt met het pad van de producttoevoer en zodanig dat het pad van de instrumenten aan de afvoerlengte op elk ogenblik parallel loopt met het pad van de afvoertransporteenheid. De kring die lengtes heeft overeenkomstig een toevoer en afvoer, kan toelaten dat een drager overeenkomt met een toevoer- en/of afvoersnelheid naarmate het rond de kring beweegt. Dit kan aan een enkele bewegingsactuator toelaten beweging van de drager tussen de toevoer- en afvoertransporteenheden te vergemakkelijken en de snelheid aan te passen aan de toevoer- en afvoertransportsystemen om continue werking toe te laten. Dit kan voorkomen dat er nood is aan afzonderlijke, samengestelde actuatoren, één voor elke bewegingsvereiste.
De eerste en tweede oppikinstrumenten kunnen geconfigureerd zijn om te koppelen met de eerste en tweede producten, bijvoorbeeld tegelijkertijd.
De drager kan een veelvoud aan oppikinstrumenten omvatten (waaronder de eerste en tweede oppikinstrumenten). De oppikinstrumenten kunnen in ten minste één rij voorzien zijn.
Niet-limitatieve voorbeelden van het aantal oppikinstrumenten kunnen vier, zes, acht en tien oppikinstrumenten omvatten. De oppikinstrumenten kunnen voorzien zijn, of kunnen worden opgesteld, in een patroon - bijvoorbeeld een rasterformatie met orthogonale rijen en kolommen oppikinstrumenten, of een geneste opstelling met verschoven rijen oppikinstrumenten. Het patroon kan geselecteerd zijn om overeen te komen met de productopstelling die moet worden opgepikt.
Een rij oppikinstrumenten kan zich parallel met de kring uitstrekken op het punt van de kring waar de drager zich bevindt, bijv. in de verplaatsingsrichting van de drager rond de kring. Een kolom oppikinstrumenten kan zich loodrecht op de kring uitstrekken op het punt van de kring waar de drager zich bevindt, bijv. loodrecht op de verplaatsingsrichting van de drager rond de kring. Overeenkomstige rijen en kolommen producten kunnen voorzien zijn op de toevoer- en afvoertransporteenheden.
Producten kunnen worden geleverd aan de toevoertransporteenheid en worden ontvangen door het producthanteringsapparaat in groepen met orthogonale rijen en kolommen.
De drager kan overeenkomstig opgestelde oppikinstrumenten omvatten om te koppelen met de producten.
Voorbeeldpatronen van producten die kunnen worden ontvangen aan de toevoerlengte omvatten: één rij bij twee tot acht kolommen, of twee rijen bij twee tot acht kolommen oppikinstrumenten.
Producten kunnen worden afgevoerd aan de afvoertransporteenheid in groepen met orthogonale rijen en kolommen.
Voorbeeldpatronen van producten die worden afgevoerd door het producthanteringsapparaat omvatten van één tot vier rijen bij één tot acht kolommen.
Aan de afvoerlengte kunnen productgroepen van producten worden voorzien in een genest patroon, met verschoven rijen of kolommen producten.
Productgroepen met twee of vier rijen kunnen worden geassembleerd via meerdere dragervallen van 90° geroteerde primaire productopstellingen op de verpakkingsafvoertransporteenheid.
In het geval van oneven genummerde kolommen van de afvoerconfiguraties met drie of vier rijen kunnen sommige dragervallen gesplitst worden tussen twee opeenvolgende verpakkingsconfiguraties op de afvoertransporteenheid.
Zoals kan worden gezien, kan het producthanteringsapparaat van de onderhavige bekendmaking verschillende rijen en/of kolommen aan de afvoerlengte toelaten vergeleken met de toevoerlengte.
Dit zal hieronder meer in detail behandeld worden.
Wanneer een veelvoud aan oppikinstrumenten wordt beschreven, kunnen alle individuele oppikinstrumenten gelijkaardig, of identiek, zijn.
Als dusdanig is de beschrijving die hier gegeven wordt met betrekking tot een enkel oppikinstrument gelijk van toepassing op elk oppikinstrument.
De oppikinstrumenten van de onderhavige bekendmaking kunnen selectief herschikt worden.
De drager kan geconfigureerd zijn voor het herconfigureren of herschikken van de oppikinstrumenten, bijvoorbeeld tijdens gebruik (d.w.z. stelselmatig). De oppikinstrumenten kunnen worden herschikt tijdens gebruik van het producthanteringsapparaat (en tijdens gebruik van de oppikinstrumenten zelf). Dat wil zeggen dat de oppikinstrumenten kunnen worden herschikt naarmate de drager beweegt rond de kring.
De drager kan geconfigureerd zijn voor het herschikken van de eerste en tweede oppikinstrumenten als antwoord op het ontvangen van sturingsinstructies of aandrijvingssignalen. De oppikinstrumenten kunnen worden herschikt op een geautomatiseerde manier (d.w.z. zonder dat een gebruiker het producthanteringsapparaat rechtstreeks moet aanpassen).
De oppikinstrumenten kunnen worden herschikt voorafgaand aan het koppelen met producten. De drager kan geconfigureerd zijn voor het oppikken van producten van een eerste type of opstelling aan de toevoerlengte tijdens een eerste operationeel venster, en dan het herschikken van de oppikinstrumenten voor het oppikken van producten van een tweede type of herschikking aan de toevoerlengte tijdens een tweede operationeel venster. Het tweede operationele venster kan een proces volgen voor het voltooien van een bewerking met een eerste producttype en het starten van het oppikken met een tweede producttype.
De eerste en tweede oppikinstrumenten kunnen herschikbaar zijn voor het oppikken van producten in een veelvoud aan verschillende opstellingen aan de toevoerlengte. De oppikinstrumenten kunnen herconfigureerbaar zijn tussen, of geconfigureerd zijn om te bewegen tussen, het hebben van een eerste opstelling aan de toevoerlengte en een derde opstelling aan de toevoerlengte - bijvoorbeeld het oppikken van producten die geplaatst zijn in één van beide, of beide, van een eerste opstelling of derde opstelling aan de toevoerlengte.
De drager kan geconfigureerd zijn voor het herschikken van de producten. Bij het koppelen, oppikken, ondersteunen of plaatsen van producten komt de opstelling van de eerste en tweede producten overeen met die van de eerste en tweede oppikinstrumenten. Als dusdanig is het duidelijk dat veranderingen in opstelling van de producten worden vergemakkelijkt door veranderingen in opstelling van de oppikinstrumenten.
De drager kan geconfigureerd zijn voor het opstellen van de eerste en tweede oppikinstrumenten in de eerste opstelling aan de toevoerlengte en het verplaatsen van de eerste en tweede oppikinstrumenten naar de tweede opstelling naarmate de drager naar de toevoerlengte beweegt.
Elke van de eerste en tweede (en verdere} opstellingen kunnen worden gedefinieerd door één, om het even welke of alle van:
e een positie van het tweede product (of tweede oppikinstrument) met betrekking tot het eerste product (of eerste oppikinstrument); e een positie van het eerste en tweede product (of eerste en tweede oppikinstrumenten) loodrecht op de kring; e een tussenafstand van de eerste en tweede producten (of eerste en tweede oppikinstrumenten); en e een oriëntatie van elk van de eerste en tweede producten (of eerste en tweede oppikinstrumenten); waarbij ten minste één van de bovenstaande relatieve positie, loodrechte positie, tussenafstand en een oriëntatie van de tweede opstelling verschillend is van die van de eerste opstelling.
Een verandering in opstelling kan een verandering in één, sommige of alle van de posities, tussenafstand en oriëntatie van de oppikinstrumenten omvatten.
De positie van het tweede oppikinstrument met betrekking tot het eerste oppikinstrument kan afhankelijk zijn van de locatie van het tweede oppikinstrument met betrekking tot het eerste oppikinstrument in een vlak - bijvoorbeeld een horizontaal vlak.
De drager kan geconfigureerd zijn voor het roteren van de eerste en tweede oppikinstrumenten rond een gemeenschappelijke verticale as voor het veranderen van de relatieve positie van de eerste en tweede oppikinstrumenten of producten die daarin worden gedragen.
De drager kan geconfigureerd zijn voor het roteren van de eerste en tweede oppikinstrumenten met om het even welke hoek.
Wanneer een opstelling van producten of oppikinstrumenten een aantal rijen en kolommen omvat, kan de algemene rotatie van de producten of oppikinstrumenten met 90 graden de rijen en kolommen van de opstelling veranderen. Een 2x4-formatie kan, bijvoorbeeld, met 90 graden worden geroteerd om een 4x2-formatie te vormen. Dit biedt een verhoogde flexibiliteit in termen van overeenstemming van toevoer en afvoer, aangezien een breed gamma aan afvoerformaten kan worden bediend door een gamma aan toevoerformaten die op één lijn liggen met de toevoerrichting van de toevoertransporteenheid.
De positie van de eerste en tweede oppikinstrumenten loodrecht op de kring kan verwijzen naar de afstand tussen de eerste en tweede oppikinstrumenten van de kring in een horizontaal vlak. De positie van het eerste en tweede product loodrecht op de kring kan verwijzen naar de posities van het oppikinstrument met betrekking tot een machinedatum aan de toevoer- en/of afvoerlengte. De drager kan geconfigureerd zijn voor het verschuiven van de eerste en/of tweede oppikinstrumenten loodrecht op en/of parallel met een bewegingsrichting van de drager of de kring op het punt waar de drager zich bevindt.
De eerste en tweede oppikinstrumenten kunnen verplaatsbaar zijn in een horizontale richting naar of weg van de kring. Dit laat aan het producthanteringsapparaat toe oppikinstrumenten en producten op één lijn te brengen met een veelvoud aan verschillende machinedatums, bijvoorbeeld aan de toevoer of afvoer, zonder dat een significante stilstandtijd noodzakelijk is voor het manueel opnieuw configureren van het apparaat. Het producthanteringsapparaat kan geconfigureerd zijn voor het oppikken van producten van een toevoertransporteenheid die een eerste machinedatum heeft met betrekking tot de kring (bijv. het op één lijn brengen van de eerste en tweede oppikinstrumenten met de middellijnen van de een of meerdere toevoertransporteenheden), en het plaatsen van de producten op een uitvoertransporteenheid die een tweede machinedatum heeft met betrekking tot de kring; het producthanteringsapparaat kan geconfigureerd zijn voor het dan oppikken van producten van een tweede toevoertransporteenheid die een derde machinedatum heeft. De aanpassingen die vereist zijn voor het respecteren van meerdere machinedatums kunnen stelselmatig worden gedaan zonder dat ze een significante stilstandtijd voor manuele interventie vereisen. De eerste en tweede oppikinstrumenten kunnen verplaatsbaar zijn met betrekking tot de rest van de drager in een richting parallel met het punt van de kring waar de drager zich bevindt. De drager kan geconfigureerd zijn voor het verschuiven van een ri oppikinstrumenten met betrekking tot een aangrenzende rij oppikinstrumenten in een verplaatsingsrichting van de drager. De tussenafstand van de eerste en tweede oppikinstrumenten kan verwijzen naar de tussenruimte tussen het eerste en tweede oppikinstrument, bijvoorbeeld de afstand van het midden tot het midden van de eerste en tweede oppikinstrumenten/producten met betrekking tot elkaar. Dit komt natuurlijk ook overeen met de tussenafstand van om het even welke producten die zijn opgepikt/geplaatst door de oppikinstrumenten.
De eerste en tweede oppikinstrumenten kunnen geconfigureerd zijn om te bewegen naar of weg van elkaar voor het veranderen van de tussenafstand van de eerste en tweede oppikinstrumenten (of producten die daarin worden gedragen). Deze relatieve beweging kan in een richting zijn die parallel loopt met en/of loodrecht staat op de kring op het punt waar de drager zich bevindt. Dit kan aan primaire houders toelaten om dicht bij elkaar te worden gebracht op een op één lijn liggende of geneste wijze (d.w.z. enkel houdercontact of dubbel houdercontact tussen rijen houders). De oriëntatie van het eerste en/of tweede oppikinstrument/product kan de richting definiëren waarnaar het oppikinstrument (ofp roduct) gericht is. De oriëntatie kan de absolute rotationele opstelling van het oppikinstrument (of product) rond de longitudinale as ervan door het midden ervan (bijv. een verticale as) zijn. Een, of elk, oppikinstrument kan geconfigureerd zijn voor het roteren van een product dat wordt gedragen in het respectievelijke oppikinstrument rond de verticale as ervan voor het veranderen van de oriëntatie van het product. Dit kan worden bereikt door het roteren van het oppikinstrument, of het roteren van een product binnen het oppikinstrument. De drager kan ook geconfigureerd zijn voor het herschikken van de oppikinstrumenten en/of producten voor het plaatsen van producten in een orthogonale opstelling van rijen en kolommen of een geneste opstelling met verschoven rijen en/of kolommen, bijv. waarbij een product, minimum, in contact kan komen met twee aangrenzende producthouders. Opstellingen van producten en/of oppikinstrumenten kunnen worden verplaatst tussen orthogonale en geneste opstellingen door een combinatie van de hierboven beschreven opstellingen. Orthogonale opstellingen kunnen bijvoorbeeld worden herschikt naar een geneste opstelling door het verschuiven van een rij oppikinstrumenten (en producten) met betrekking tot een aangrenzende rij oppikinstrumenten in een verplaatsingsrichting van de drager en dan het verplaatsen van de rij oppikinstrumenten loodrecht op de kring voor het verminderen van de tussenruimte van de tweede rijen.
De drager kan ook geconfigureerd zijn voor het verticaal verplaatsen van de oppikinstrumenten. Deze verticale verplaatsing kan gezamenlijk of onafhankelijk gebeuren, met betrekking tot de kring. Het verticaal verplaatsen van de oppikinstrumenten met betrekking tot de kring kan het vloeiend oppikken en plaatsen van producten vergemakkelijken.
De oppikinstrumenten kunnen ook geconfigureerd zijn voor het verticaal verplaatsen omwille van verticale verplaatsing van de kring met betrekking tot de toevoer- /afvoertransporteenheden.
Het aanpassen van het producthanteringsapparaat zodat producten met verschillende hoogtes kunnen worden geplaatst, kan worden bereikt door het aanpassen van de hoogte van de kring (en dragers die daarop zijn geplaatst).
Aangezien de primaire producthouders op de bases ervan worden gedragen en getransporteerd, laat dit aan het producthanteringsapparaat toe een gamma van producthoogtes te hanteren.
Wanneer de kolomgewijze tussenafstand/tussenruimte aan de afvoerlengte verschilt van die aan de toevoerlengte, moeten de relatieve toevoer- en afvoersnelheden (bijv. de snelheden van toevoer- en/of afvoertransporteenheid) natuurlijk aangepast worden en de tussenafstand en snelheid van de oppikdragers overeenkomstig gesynchroniseerd worden om continue werking van het oppikken, het formatteren, het oriënteren van de oppikkoppen en het laten vallen te verzekeren.
Het producthanteringsapparaat kan een breed gamma verschillende producten en productopstellingen aan de toevoerlengte ontvangen en deze goederen hanteren zonder significante stilstandtijd en zonder de nood aan het op grote schaal vervangen van onderdelen. Door een producthanteringsapparaat te voorzien dat in een veelvoud aan verschillende configuraties aan de toevoerlengte kan zijn, kan hetzelfde producthanteringsapparaat een eerste reeks producten hanteren die een eerste diameter en afstand van het midden tot het midden hebben, en dan de oppikinstrumenten herconfigureren om een tweede reeks producten te hanteren, die een tweede diameter en afstand van het midden tot het midden hebben. Door de oppikinstrumenten dynamisch te herschikken in plaats van onderdelen te moeten vervangen, wordt de hoeveelheid stilstandtijd gereduceerd, of zelfs geëlimineerd.
De eerste en tweede oppikinstrumenten kunnen een koppelingsdeel omvatten, dat is geconfigureerd voor het koppelen en grijpen van een product.
De eerste en tweede oppikinstrumenten kunnen geconfigureerd zijn om een gamma verschillende producten te koppelen.
De oppikinstrumenten van de onderhavige bekendmaking kunnen geconfigureerd zijn voor het selectief en onafhankelijk koppelen en loslaten van een product.
Hierdoor kan een enkele drager meerdere productplaatsingen uitvoeren - bijvoorbeeld als delen van afzonderlijke uitvoergroepen of opstellingen.
Een eerste oppikinstrument kan een product plaatsen als deel van een eerste productgroep en een tweede oppikinstrument kan een product plaatsen als deel van een tweede productgroep.
Het koppelingsdeel kan een mechanische of pneumatische grijper, zuigbeker, tulp of om het even welke andere elektromechanische inrichting zijn voor het tijdelijk en selectief vastmaken van de primaire producthouder.
In sommige voorbeelden kan het koppelingsdeel een reeks verschillende koppelingsoppervlakken omvatten, die elk zijn geconfigureerd voor het grijpen van een verschillend product.
De producten kunnen worden vastgehouden door de eerste en tweede oppikinstrumenten met gebruikmaking van een mechanische, pneumatische actie.
De eerste en tweede oppikinstrumenten kunnen geconfigureerd zijn voor het koppelen met en het dragen van producten met een gamma van vormen, of constante of variërende dwarsdoorsnede, bijvoorbeeld cilindrisch, kubusvormig of ovoïde.
De oppikinstrumenten kunnen geconfigureerd zijn voor het koppelen met en dragen van om het even welke, meerdere of alle van de volgende producten: flessen, blikjes, kartons, dozen, bokalen, tubes, bekers, zakjes.
Voorbeeldafmetingen voor flessen die kunnen worden gekoppeld en gedragen door de oppikinstrumenten omvatten deze met een diameter van 56,3 tot 85,0 mm en een hoogte van 183 tot 299 mm.
De oppikinstrumenten kunnen geconfigureerd zijn voor het koppelen en dragen van flessen met een korte en lange nek.
Voorbeeldafmetingen voor blikjes die kunnen worden gekoppeld en gedragen door de oppikinstrumenten omvatten deze met een diameter van 53 tot 66,5 mm en een hoogte van 106 tot 194 mm.
De oppikinstrumenten kunnen geconfigureerd zijn voor het koppelen en dragen van blikjes met om het even welke van een 200 (50 mm), 202 (52 mm) en 206 (57 mm) deksel.
Het producthanteringsapparaat kan een veelvoud aan dragers omvatten. Elke drager kan een veelvoud aan oppikinstrumenten omvatten, die zijn geconfigureerd voor het oppikken van producten aan een toevoerlengte en het plaatsen van producten aan een afvoerlengte.
De drager kan een eerste drager zijn, het producthanteringsapparaat kan verder een tweede drager omvatten die is geconfigureerd om zich te verplaatsen rond de kring tussen de toevoerlengte en de afvoerlengte. De tweede drager kan een eerste oppikinstrument omvatten dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een product en een tweede oppikinstrument dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een product. Het producthanteringsapparaat kan een of meerdere, of om het even welk aantal dragers omvatten. Het aantal dragers kan ook afhankelijk zijn van de specifieke grootte, capaciteit, bewegingsprofielen, gamma van primaire houders, gamma van secundaire verpakkingsformaten en operationele vereisten van de hanteringsbewerkingen. De tweede drager kan geconfigureerd zijn om te bewegen rond de kring onafhankelijk van de eerste drager, bijvoorbeeld zodat het producthanteringsapparaat geconfigureerd kan zijn voor het variëren van een tussenruimte tussen de eerste drager en de tweede drager. De tweede (en om het even welke volgende dragers) kunnen gelijkaardig zijn, of identiek zijn, aan de eerste drager. Bijgevolg is om het even welke beschrijving met betrekking tot een enkele drager, mutatis mutandis, van toepassing op elke drager van het producthanteringsapparaat. Elke drager kan onafhankelijk van de andere dragers worden gestuurd. Dat wil zeggen, de verplaatsing van elke drager kan onafhankelijk zijn van deze van de andere dragers. Dit biedt een flexibel systeem van onafhankelijke bewegingsgestuurde op een verplaatser gemonteerde dragers met het aangedreven en gestuurde oppikken, formatteren, positioneren, opstellen, verzamelen, oriënteren van de houder, roteren van de kop en omhoog/omlaag brengen, verschuivende verplaatsingen daaraan gekoppeld. De eerste drager kan geconfigureerd zijn voor het oppikken van een eerste en tweede product aan de toevoerlengte. De tweede drager kan geconfigureerd zijn voor het oppikken van een derde en vierde product aan de toevoerlengte. De eerste en tweede dragers kunnen geconfigureerd zijn voor het plaatsen van het eerste, tweede, derde en vierde product in een enkele opstelling aan de afvoerlengte.
Het producthanteringsapparaat kan geconfigureerd zijn voor het variëren van de snelheden van de eerste en/of tweede dragers rond de kring zodat de tussenruimte tussen de eerste en tweede dragers geminimaliseerd wordt naarmate de dragers dichter komen bij, of aan de afvoerlengte zijn. Hierdoor kunnen producten van meerdere dragers worden geplaatst als deel van dezelfde groep producten (en bijgevolg opstelling) aan de afvoerlengte.
Het producthanteringsapparaat kan geconfigureerd zijn voor het bieden van een enkele opstelling van producten aan de afvoerlengte van producten die zijn geplaatst vanuit een veelvoud aan dragers. Een opgepikte opstelling van primaire producten (bijv. opgepikt formaat) kan worden geroteerd en gebruikt voor het assembleren van grotere opstellingen (bijv. afvoerformaatpakken) dan de opgepikte opstelling via meerdere valacties door de drager(s) aan de afvoerlengte van de baan als deel van een proces van het construeren van de genoemde grotere pakformaten.
Afhankelijk van de vereiste afvoeropstelling kunnen de eerste en/of tweede dragers de oppikinstrumenten roteren naast het laten vallen van meerdere toevoergroepen van producten in een enkele afvoergroep. Een eerste en tweede drager kunnen bijvoorbeeld elke een groep producten oppikken met een opstelling met twee rijen en vier kolommen aan de toevoerlengte. De eerste en tweede dragers kunnen hun respectievelijke oppikinstrumenten roteren tijdens de beweging voor het bieden van een opstelling met vier rijen en twee kolommen. De eerste en tweede dragers kunnen hun respectievelijke producten plaatsen aan de afvoerlengte in een enkele groep, bijv. als een enkele opstelling. Deze enkele groep producten op de afvoertransporteenheid kan een opstelling met vier rijen en vier kolommen hebben. Als een derde drager zijn producten ook plaatst als deel van dezelfde groep producten, zal de afvoergroep van producten een opstelling met vier rijen en zes kolommen hebben.
Indien een 4x5-formatie vereist zou zijn aan de afvoerlengte, kan de derde drager één (1x4) kolom producten plaatsen aan het uiteinde van een eerste groep producten en een tweede (1x4) kolom aan de start van een volgende groep producten die moeten worden geassembleerd.
Het producthanteringsapparaat kan een veelvoud aan sensoren omvatten. Een of meerdere sensoren kunnen worden gebruikt voor het bieden van real-time status en operationele informatie van het oppikinstrument. Dezelfde en/of andere sensoren kunnen worden gebruikt voor het bieden van niet-real-time predictief onderhoud en toestand- en prestatiemonitoringgegevens. Het producthanteringsapparaat kan sensoren omvatten die zijn geconfigureerd voor het bepalen van de locatie en snelheid van de drager, de aanwezigheid van een product in de oppikinstrumenten, de opstelling van de oppikinstrumenten, de snelheid van de toevoer-/afvoertransporteenheid en de aanwezigheid en opstelling van producten op de toevoer-/afvoertransporteenheid. Het producthanteringsapparaat kan geconfigureerd zijn voor het gebruiken van gegevens van de sensoren voor het genereren van sturingsinstructies voor het sturen van de werking van het producthanteringsapparaat.
Het producthanteringsapparaat kan een sturingsmodule, of een veelvoud aan sturingsmodules, omvatten, die zijn geconfigureerd voor het bedienen van één, sommige of alle van de toevoertransporteenheid, afvoertransporteenheid, kring, drager en/of de oppikinstrumenten. De sturingsmodule(s) kunnen geconfigureerd zijn voor het genereren en/of uitvoeren van sturingsinstructies voor het bedienen van het producthanteringsapparaat. Het producthanteringsapparaat kan verder een communicatie-inrichting of -inrichtingen omvatten, die in werking verbonden kunnen zijn met de sturingsmodule(s). De communicatie-inrichting(en) kan/kunnen geconfigureerd zijn voor het communiceren van sensorgegevens, aandrijvingssignalen en/of sturingsinstructies. De communicatie-inrichtingen kunnen bedraad (bijv. met gebruikmaking van kabels) of draadloos zijn. De drager kan geconfigureerd zijn voor het draadloos communiceren met de rest van het producthanteringsapparaat en breder systeem. De drager kan een bedrade of draadloze communicatie-inrichting omvatten, bijvoorbeeld geconfigureerd voor het ontvangen van sensorgegevens, aandrijvingssignalen of sturingsinstructies, of het versturen van sensorgegevens, aandrijvingssignalen of sturingsinstructies. De drager kan een sturingsmodule omvatten voor het genereren en/of uitvoeren van sturingsinstructies die zijn geconfigureerd voor het bedienen van de drager en oppikinstrumenten. De drager kan geconfigureerd zijn voor het ontvangen van aandrijvingssignalen voor het bedienen van de drager en de oppikinstrumenten.
Aan de vermogensvereisten van de drager (bijv. voor de sensoren, actuatoren, communicatie-inrichtingen, controller, enz.) kan draadloos voldaan worden. De drager kan inductief gevoed worden.
De kring kan een eerste inductieve vermogenszender omvatten, de drager kan een inductieve vermogensontvanger omvatten. Het producthanteringsapparaat kan zodanig geconfigureerd zijn dat de drager tijdens gebruik inductief wordt aangedreven.
De drager kan geconfigureerd zijn om al het vermogen contactloos en de gegevens draadloos te ontvangen. De inductieve vermogenstoevoer kan worden gebruikt voor het laden van een herlaadbare energieopslaginrichting aan boord. Dit kan op zijn beurt worden gebruikt voor het leveren van in hoofdzaak stabiel en continu vermogen aan de op de verplaatser gemonteerde vermogensverbruikers - bijv. actuatoren en sturingsuitrusting.
De drager kan losgemaakt zijn van de rest van het producthanteringsapparaat. De drager kan vrij zijn van om het even welke permanente vaste bevestigingen (bijv. draden van het sturingssysteem, vermogens-, sensor- een aandrijvingsinrichtingskabels, pneumatische/vacuüm leidingen of om het even welke slangverbindingen voor voorzieningen) tussen zichzelf en de kring.
Het producthanteringsapparaat kan geautomatiseerd zijn. De drager kan op afstand gestuurd worden. De werking van de drager kan worden gestuurd door sturingsinstructies of aandrijvingssignalen - die bijvoorbeeld ontvangen zijn van een remote beheermodule.
De verschillende componenten van het producthanteringsapparaat kunnen een veelvoud aan actuatoren omvatten voor het aandrijven van de bewegingen en herschikkingen die hier beschreven zijn. Het veelvoud aan actuatoren kan geconfigureerd zijn om te werken als antwoord op de sturingsinstructies die zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld door een processor. Als alternatief kunnen de actuatoren aandrijven als antwoord op de ontvangst van aandrijvingssignalen, die kunnen zijn ontvangen met gebruikmaking van bedrade of draadloze middelen.
Een verder aspect van de bekendmaking heeft betrekking op een producthanteringssysteem omvattende een producthanteringsapparaat zoals elders hier beschreven. Het producthanteringssysteem kan verder een toevoertransporteenheid omvatten voor het toevoeren van producten naar het producthanteringsapparaat aan de toevoerlengte. Het producthanteringssysteem kan een afvoertransporteenheid omvatten aan de afvoerlengte, voor het overbrengen van producten weg van de afvoerlengte van het producthanteringsapparaat. De toevoerlengte van de kring kan overeenkomen met, of op één lijn liggen met, de toevoertransporteenheid. De afvoerlengte van de kring kan overeenkomen met, of op één lijn liggen met, de afvoertransporteenheid. Het producthanteringssysteem kan geconfigureerd zijn om te werken met de toevoer- en afvoertransporteenheden die continu bewegen (bijv. terwijl ze verplaatst worden).
Het producthanteringssysteem kan een continu producthanteringssysteem zijn. Dat wil zeggen, producten kunnen continu worden aangevoerd naar het apparaat door de toevoertransporteenheid en worden weggenomen van het apparaat door de afvoertransporteenheid met continue beweging. Afhankelijk van de grootte, capaciteit en operationele vereisten van het systeem kan er al dan niet een onderbreking zijn in beweging van de producten tijdens de normale werking van het systeem (bijv. omdat de beweging van elke drager onafhankelijk wordt gestuurd en elke drager dus een variabele tussenafstand en snelheid rond de kring kan hebben, kan de drager vertragen of zelfs tijdelijk stoppen op een of meerdere lengtes of locaties, respectievelijk, rond de kring).
De drager kan geconfigureerd zijn om de snelheid ervan te synchroniseren met die van de toevoertransporteenheid bij het oppikken van de eerste en tweede producten aan de toevoerlengte. De drager kan geconfigureerd zijn om de snelheid ervan te synchroniseren met die van de afvoertransporteenheid bij het plaatsen van de eerste en tweede producten aan de afvoerlengte. Deze snelheden kunnen verschillend zijn. De drager kan geconfigureerd zijn voor het dynamisch oppikken en plaatsen van de eerste en tweede producten. Hoewel de toevoertransporteenheid en uitvoertransporteenheid zijn geconfigureerd om continu te werken rond het bewegingsprofiel dat van toepassing is voor de actieve verpakkingsbewerking, moeten de toevoer- en afvoersnelheden afgestemd worden op de specifieke vereisten van de hanteringsbewerkingen. De relatieve toevoer- en afvoersnelheden zullen worden bepaald volgens de capaciteit van de machine, evenals de toevoer- en afvoerformaten. (d.w.z. de toevoer-, formatterings- en afvoercapaciteiten moeten in evenwicht zijn, gemoduleerd zijn en zijn de maximum verwerkingscapaciteit die wordt beperkt door de beperking van de laagste capaciteitsfunctie. Er is geen buffering van producten binnen de machine, aangezien er enkel een seriële flow van first-in, first-out is.) Als de opstellingen van afvoerproducten tweemaal zoveel rijen hebben als de opstellingen van toevoerproducten, zal de afvoersnelheid bijvoorbeeld de helft zijn van die van de toevoersnelheid (waarbij al de rest gelijk is).
De toevoertransporteenheid kan een band omvatten voor het vervoeren van de aan de onderkant ondersteunde producten naar het producthanteringsapparaat. De toevoertransporteenheid kan een pre-linearisatie-inrichting omvatten voor het opstellen van de producten in rijen alvorens het producthanteringsapparaat te bereiken. De toevoertransporteenheid kan een pre-opstellingsinrichting omvatten die is geconfigureerd voor het opstellen van toevoerproducten voor koppeling met de eerste en tweede oppikinstrumenten. De pre-opstellingsinrichting kan geconfigureerd zijn voor het opstellen van de producten in productgroepen op de toevoertransporteenheid. De pre-opstellingsinrichting kan geconfigureerd zijn voor het scheiden van aangrenzende groepen voor het verwijderen van de lijndruk van de continue rij producten. De pre-opstellingsinrichting kan een baan omvatten. De baan kan onafhankelijke bewegingsgestuurde verplaatsers omvatten. Een veelvoud aan op de verplaatser gemonteerde scheiders, fittings of houderhanteringsinrichtingen kunnen geplaatst zijn om te bewegen rond de baan op een onafhankelijke wijze met variabele tussenafstand en snelheid, voor het koppelen van producten op de toevoertransporteenheid voor het scheiden van de continue rijen producten in groepen of opstellingen, voor het terughouden van toevoerliindruk en het afgeven van de genoemde groepen of opstellingen van producten aan het hoofdoppik-, formatterings- en plaatsingsapparaat met een regelmatige, uniform gespreide, op één lijn liggende en gestuurde groepstussenafstand.
Indien de houders gekoppeld zouden zijn via aangedreven en gestuurde op de verplaatser gemonteerde inrichtingen, dan kunnen deze inrichtingen contactloos,
inductief aangedreven worden rechtstreeks of via een energieopslagcel aan boord en draadloos gestuurd worden rechtstreeks vanuit een centrale controller of via een controller aan boord die reageert op signalen van de centrale controller. Indien inductief aangedreven en draadloos gestuurde houderhanteringsinrichtingen worden gebruikt aan het pre-opstellingsapparaat, dan kunnen dezelfde vermogens- en bidirectionele sturingssystemen worden gebruikt voor het aandrijven van op de verplaatser gemonteerde sensoren en het geven van status- en toestandfeedbackinformatie aan de remote controller.
De voorziening van het pre-opstellingsapparaat kan aan het producthanteringssysteem toelaten een willekeurig gespreide en georiënteerde opstelling van producten te ontvangen. De pre-opstellingsinrichting is een veelvoud van onafhankelijke op de verplaatser gemonteerde instrumenten en kan automatisch worden aangepast voor variatie in houderdiameter en/of -grootte en/of -vorm en kan op afstand geconfigureerd worden voor het groeperen van, bijvoorbeeld, tussen 2 en 8 houders in een rij, per groep en voor afgifte met variabele tussenafstand en/of snelheid om overeen te stemmen met de capaciteit en operationele vereisten (bijv. minimum tussenafstand van de dragers) van het hoofdhouderhanteringsapparaat.
Een toevoerlijnsturings- en groeperingsapparaat wordt toegepast op elke baan van primaire houders die de machine binnengaan. Elk toevoergroeperingsapparaat kan een of meerdere rijen of vooraf opgestelde patronen van gegroepeerde producten leveren aan het producthanteringsapparaat dat geschikt is om te koppelen met de op de drager gemonteerde oppikinstrumenten. Een optisch scanningsysteem kan zich stroomafwaarts van (na) de pre- opstellingsfunctie bevinden, onmiddellijk voor de toevoerlengte. De optische scaninrichting kan geconfigureerd zijn voor het scannen van een product op de toevoertransporteenheid. De optische scaninrichting kan geconfigureerd zijn voor het bepalen van de locatie en/of oriëntatie van een product op de toevoertransporteenheid. De optische scaninrichting kan geconfigureerd zijn voor het versturen van gegevens die betrekking hebben op de locatie en/of oriëntatie van producten op de toevoertransporteenheid naar een beheermodule waar een gesynchroniseerd antwoord en gestuurde bediening van het producthanteringsapparaat wordt beheerd.
Het producthanteringssysteem kan geautomatiseerd zijn. De toevoertransporteenheid en het pre-opstellingsapparaat kunnen vanop afstand gestuurd worden. Dat wil zeggen, de bediening van de toevoertransporteenheid en het pre-opstellingsapparaat kan door een remote controller gestuurd worden.
De toevoertransporteenheid en het pre-opstellingsapparaat kunnen een veelvoud aan sensoren omvatten die zijn geconfigureerd voor het detecteren van kenmerken van de werking van de toevoertransporteenheid. Het veelvoud aan sensoren kan geconfigureerd zijn voor het monitoren van de pre-linearisatie en pre-opstelling van de producten die worden aangevoerd naar het productoppikapparaat.
In andere voorbeelden kan het toevoersysteem een of meerdere communicatie- inrichtingen omvatten. De bovenstaande commentaren zijn evenzeer van toepassing op bedrade als op draadloze communicatiesystemen.
De afvoertransporteenheid kan verpakkingen omvatten die zijn opgesteld voor het ontvangen van de producten. Het producthanteringsapparaat kan geconfigureerd zijn voor het plaatsen van de eerste en tweede producten in de verpakking.
Het producthanteringssysteem kan een verpakkingsbeheerapparaat omvatten. De afvoer van het producthanteringssysteem kan een veelvoud aan producten zijn die zijn opgesteld in of op secundaire verpakkingen ter voorbereiding van de volgende processtap.
Het producthanteringssysteem kan geconfigureerd zijn voor het plaatsen van verpakkingen op de afvoertransporteenheid en het assembleren van de verpakking, indien vereist, rond de producten zodra de producten zijn geplaatst op of in de verpakking door het producthanteringsapparaat.
De afvoertransporteenheid kan een communicatie-inrichting omvatten om te communiceren met de rest van het producthanteringssysteem, bijvoorbeeld door het communiceren van sensorgegevens, operationele parameters, sturingsinstructies of aandrijvingssignalen. De afvoertransporteenheid kan een sturingsmodule omvatten voor het genereren en/of uitvoeren van sturingsinstructies of aandrijvingssignalen.
Het producthanteringssysteem kan verder een beheermodule omvatten die is geconfigureerd voor het sturen van het producthanteringsapparaat, de toevoertransporteenheid en/of de afvoertransporteenheid. De beheermodule kan omvatten: een communicatie-inrichting die is geconfigureerd voor het ontvangen van operationele gegevens van het producthanteringsapparaat, de toevoertransporteenheid, en/of de afvoertransporteenheid. De communicatie-inrichting van de beheermodule kan geconfigureerd zijn voor het versturen van sturingsinstructies of aandrijvingssignalen naar het producthanteringsapparaat, de toevoertransporteenheid en/of de afvoertransporteenheid. De beheermodule kan een processor omvatten die kan zijn geconfigureerd voor het verwerken van de operationele gegevens die zijn ontvangen van het producthanteringsapparaat en het genereren van de sturingsinstructies of aandrijvingssignalen voor het producthanteringsapparaat. De communicatie-inrichting kan geconfigureerd zijn voor het ontvangen van operationele gegevens van het pre-opstellingsapparaat en de optische scaninrichting. De communicatie-inrichting kan geconfigureerd zijn voor het versturen van de sturingsinstructies of aandrijvingssignalen naar de pre-opstellingsinrichting en/of optische scaninrichting. De beheermodule kan een beheermodule op afstand zijn. De beheermodule kan geconfigureerd zijn om te communiceren met de rest van het producthanteringssysteem met gebruikmaking van bedrade, draadloze of een combinatie van bedrade en draadloze communicatie.
De beheermodule kan verder een gegevensopslaginrichting omvatten voor het opslaan van gegevens die zijn ontvangen via bedrade en/of draadloze communicatieprotocollen en gegevens die zijn gegenereerd door de processor. De processor kan geconfigureerd zijn voor het uitvoeren van door de computer uitvoerbare instructies. De processor kan geconfigureerd zijn voor, bij het uitvoeren van de instructies, het uitvoeren van monitoring en beheer van het producthanteringssysteem. De operationele gegevens kunnen sensorwaarden omvatten van om het even welke of alle van het producthanteringsapparaat, de toevoertransporteenheid, het pre- opstellingsapparaat, de houderdetectie- en/of de afvoertransporteenheid. De operationele gegevens kunnen betrekking hebben op om het even welk aspect van de werking van het producthanteringsapparaat, de toevoertransporteenheid, het pre- opstellingsapparaat en/of de afvoertransporteenheid.
De beheermodule kan geconfigureerd zijn voor het ontvangen van operationele doelstellingen of parameters die de gewenste werking van het producthanteringssysteem dicteren. De remote beheermodule kan bijvoorbeeld gegevens ontvangen met betrekking tot de toevoeropstelling van producten en de gewenste afvoeropstelling van producten.
De beheermodule kan geconfigureerd zijn voor het genereren van sturingsinstructies op basis van de operationele gegevens om aan de operationele doelstellingen te voldoen. De afvoertransporteenheid is bijvoorbeeld het hoofdafstands- en snelheidsinstelsysteem volgens hetwelk alle toevoer- en primaire hanteringsbewerkingen synchroniseren en overeenstemmen. De beheermodule kan de werking van de toevoertransporteenheid, het pre-opstellingsapparaat en het producthanteringsapparaat sturen om overeen te stemmen met de verwerkingscapaciteit van de afvoertransporteenheid.
Een verder aspect van de bekendmaking heeft betrekking op een werkwijze voor het hanteren van producten.
De werkwijze kan de bediening omvatten van om het even welke van de systemen of apparaten die hierboven beschreven zijn.
De werkwijze kan het vooraf opstellen van toevoerproducten omvatten. Dit kan het producthanteringsapparaat isoleren van producttoevoerlijndruk, vooraf ingestelde constante of variabele hoeveelheden van producthouders groeperen in een opstelling die uniform dicht lineair gespreid is of anders vooraf bepaald is met een enkele of meerdere rijen, -op één lijn liggende rijen/kolommen of een geneste opstelling en de genoemde voorbereide groepen vrijgeven op vereiste intervallen (gespreide groepen) naar de toevoer van het producthanteringsapparaat op een niet onder druk geplaatste wijze.
De werkwijze kan het scannen van de positie van producten omvatten. De werkwijze kan verder het scannen omvatten van de oriëntatie van producten die de gegroepeerde reeks producten uitmaken die in de oppiklengte van het producthanteringsapparaat binnenkomen.
De werkwijze kan het verplaatsen omvatten van een drager omvattende een eerste en tweede oppikinstrument naar een toevoerlengte van een continue kring; het oppikken van een eerste en tweede product dat is opgesteld in een eerste opstelling aan de toevoerlengte; het verplaatsen van het eerste en tweede product rond een deel van de continue kring van de toevoerlengte naar een afvoerlengte van de kring; en het plaatsen van het eerste en tweede product in een tweede opstelling, die verschillend is van de eerste opstelling, aan de afvoerlengte.
De drager kan een onafhankelijke bewegingsgestuurde drager zijn. De drager kan worden verplaatst door de toevoerlengte. De drager kan synchroniseren met een eerste en tweede product op een toevoertransporteenheid. De drager kan het eerste product en tweede product dynamisch oppikken terwijl het in beweging is. De drager kan synchroniseren met een afvoertransporteenheid. De drager kan het eerste en tweede product dynamisch plaatsen aan de afvoerlengte, bijvoorbeeld in een secundaire verpakkingsassemblage.
De werkwijze kan het omhoog en omlaag brengen omvatten van de eerste en tweede oppikinstrumenten voor het uitvoeren van de functies van het oppikken en laten vallen van het producthanteringsapparaat. De werkwijze kan het veranderen omvatten van de opstelling van het eerste en tweede product terwijl het eerste en tweede product bewegen van de toevoerlengte naar de afvoerlengte door ten minste één, om het even welke, sommige of alle van: het roteren van de eerste en tweede oppikinstrumenten rond een gemeenschappelijke verticale as voor het veranderen van de relatieve positie van de eerste en tweede oppikinstrumenten of producten die daarin worden gedragen; het verschuiven van de eerste en/of tweede oppikinstrumenten loodrecht op of parallel met de kring op het punt waar de drager zich bevindt; het rij-gewijs bewegen van de individuele producten voor het uniform standaardiseren van de producttussenafstanden; het na rotatie van de eerste en tweede oppikinstrumenten rond een gemeenschappelijke verticale as rijgewijs bewegen van de producten van de eerste en tweede oppikinstrumenten zodat de zijde van de eerste producthouder op één lijn ligt met de machinedatum; het bewegen van de eerste en tweede oppikinstrumenten naar elkaar toe of weg van elkaar voor het veranderen van de tussenafstand van de eerste en tweede oppikinstrumenten of producten die daarin worden gedragen; het roteren van het eerste en/of tweede product rond de verticale as ervan voor het veranderen van de oriëntatie van het respectievelijke product.
De werkwijze kan verder het gebruik of de bediening omvatten van om het even welke van de functies die hier beschreven zijn met betrekking tot het producthanteringsapparaat of -systeem. Een verder aspect van de bekendmaking heeft betrekking op een producthanteringssysteem. Het producthanteringssysteem kan een producthanteringsapparaat omvatten. Het producthanteringsapparaat kan een drager omvatten omvattende een eerste oppikinstrument dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een eerste product; en een tweede oppikinstrument dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een tweede product; waarbij het producthanteringsapparaat is geconfigureerd voor het oppikken van een eerste en tweede product op een eerste locatie en het plaatsen van het eerste en tweede product op een tweede locatie. Het producthanteringsapparaat kan verder een communicatie- inrichting omvatten die is geconfigureerd voor het ontvangen van sturingsinstructies of aandrijvingssignalen voor het sturen van de drager zodat het het eerste en tweede product kan oppikken en plaatsen. Het producthanteringssysteem kan verder een beheermodule omvatten die is geconfigureerd voor het sturen van het producthanteringsapparaat. De beheermodule kan een communicatie-inrichting omvatten die is geconfigureerd voor het ontvangen van operationele gegevens van het producthanteringsapparaat en het verstuen van sturingsinstructies of aandrijvingssignalen naar het producthanteringsapparaat; een processor die is geconfigureerd voor het verwerken van de operationele gegevens die zijn ontvangen van het producthanteringsapparaat en het genereren van de sturingsinstructies of aandrijvingssignalen voor het producthanteringsapparaat. Zoals hierboven beschreven, kan de communicatie-inrichting bedraad of draadloos zijn.
Het producthanteringssysteem kan een toevoer-pre-opstellingsinrichting omvatten voor het isoleren van het producthanteringsapparaat van producttoevoerlijndruk, het groeperen van vooraf ingestelde constante of variabele hoeveelheden van producthouders in een opstelling die uniform dicht lineair gespreid is of anders vooraf bepaald is met een enkele of meerdere rijen, op één lijn liggende rijen/kolommen-of een geneste opstelling en het vrijgeven van de genoemde voorbereide groepen op vereiste intervallen (gespreide groepen) naar de toevoer van het producthanteringsapparaat op een niet onder druk geplaatste wijze.
Het producthanteringssystem kan het scannen omvatten van de positie en optioneel de oriëntatie van individuele producthouders die de gegroepeerde reeks producten uitmaken die in de oppiklengte van het producthanteringsapparaat binnenkomen. Het producthanteringssysteem kan een onafhankelijke bewegingsgestuurde drager omvatten omvattende een eerste en tweede oppikinstrument door een toevoerlengte van een continue kring; het synchroniseren met en dynamisch oppikken van een eerste en tweede product die zijn geplaatst in een eerste opstelling aan de toevoerlengte terwijl ze in beweging zijn; het verplaatsen van het eerste en tweede product rond een deel van de continue kring van de toevoerlengte naar de afvoerlengte van de kring; en het synchroniseren met en dynamisch plaatsen van het eerste en tweede product in een tweede opstelling, die verschillend is van de eerste opstelling, aan de afvoerlengte op of in een secundaire verpakking in assemblage. De producttoevoertransporteenheid, het pre-toevoerapparaat, productscanningsysteem en producthanteringsapparaat kunnen een sturingsmodule omvatten die is geconfigureerd voor het bedienen van de producttoevoertransporteenheid, het pre-toevoerapparaat, productscanningsysteem en producthanteringsapparaat, omvattende de drager en/of de oppikinstrumenten die daarop zijn gemonteerd. Het producthanteringsapparaat kan verder een bedrade en/of draadloze communicatie-inrichting omvatten, die in werking verbonden is met de sturingsmodule. De bedrade en/of draadloze communicatie-inrichting kan geconfigureerd zijn voor het ontvangen van sturingsinstructies die, wanneer ze worden uitgevoerd door de sturingsmodule, de producttoevoertransporteenheid, het pre- toevoerapparaat, productscanningsysteem en producthanteringsapparaat, omvattende de drager en eerste en tweede oppikinstrumenten sturen zodat het het eerste en tweede product kan oppikken, formatteren en plaatsen. Het producthanteringssysteem kan verder een beheermodule omvatten die is geconfigureerd voor het sturen van het producthanteringsapparaat. De beheermodule kan een bedrade en/of draadloze communicatie-inrichting omvatten die is geconfigureerd voor het ontvangen van operationele gegevens van het producthanteringsapparaat en het versturen van sturingsinstructies naar het producthanteringsapparaat en een processor die is geconfigureerd voor het verwerken van de operationele gegevens die zijn ontvangen van het producthanteringsapparaat en het genereren van de sturingsinstructies voor het producthanteringsapparaat.
Het producthanteringsapparaat, de drager en de beheermodule kunnen zijn zoals elders hier beschreven.
Een verder aspect van de bekendmaking heeft betrekking op een werkwijze voor het beheren van een producthanteringssysteem, waarbij de werkwijze omvat: het ontvangen van operationele gegevens van een producthanteringsapparaat; het verwerken van de operationele gegevens die zijn ontvangen van het producthanteringapparaat; het genereren van sturingsinstructies of aandrijvingssignalen voor het sturen van het producthanteringsapparaat; het versturen van sturingsinstructies naar het producthanteringsapparaat.
De werkwijze kan verder het ontvangen omvatten van gegevens met betrekking tot een gewenste afvoeropstelling aan een beheermodule. De gegevens over de gewenste afvoeropstelling kunnen ontvangen zijn als een gebruikersinvoer.
Het producthanteringssysteem, -apparaat, de operationele gegevens, sturingsinstructies en aandrijvingssignalen kunnen zijn zoals elders hier beschreven.
Een volgend aspect van de bekendmaking heeft betrekking op een drager zoals elders hier beschreven. De drager kan zijn voor gebruik in een producthanteringsapparaat. De drager kan omvatten: een eerste oppikinstrument dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een eerste product; en een tweede oppikinstrument dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een tweede product; waarbij de drager is geconfigureerd voor het oppikken van een eerste en tweede product die zijn geplaatst in een eerste opstelling en het plaatsen van het eerste en tweede product in een tweede opstelling, die verschillend is van de eerste opstelling.
De drager kan zijn zoals elders hier beschreven.
Aspecten van de bekendmaking zullen nu worden beschreven, louter bij wijze van niet- limitatief voorbeeld, met verwijzing naar de volgende figuren.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN
Figuur 1 is een perspectiefzicht van een producthanteringsapparaat dat deel uitmaakt van een producthanteringssysteem; Figuur 2 is een bovenaanzicht van een producthanteringsapparaat voor gebruik in een producthanteringssysteem; Figuren 3A tot 3D zijn perspectiefzichten van een drager voor gebruik in een producthanteringssysteem; Figuren 4A en 4B zijn perspectiefzichten van een producthanteringsapparaat; Figuur 5 toont een toevoertransporteenheid; Figuur 6 illustreert optische scanning aan de producttoevoertransporteenheid;
Figuren 7A en 7B tonen een drager voor en na rotatie van de oppikinstrumenten; Figuren 8A en 8B tonen dragers in verschillende configuraties; Figuur 9 is een zijaanzicht van een producthanteringssysteem in gebruik; Figuur 10 is een perspectiefzicht van een producthanteringssysteem in gebruik; Figuren 11A en 11B tonen producten die zijn geplaatst op een afvoertransporteenheid;
Figuur 12 is een verder perspectiefzicht van een producthanteringssysteem in gebruik; Figuur 13 is een bovenaanzicht van een producthanteringssysteem in gebruik; Figuur 14 toont een voorbeeldtoevoer- en afvoeropstelling voor een producthanteringssysteem; Figuur 15 is een schematische illustratie van een producthanteringssysteem; en Figuur 16 toont een voorbeeldtoevoer- en afvoeropstelling voor een producthanteringssysteem.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN Figuur 1 toont een producthanteringssysteem 10. Het producthanteringssysteem 10 omvat een producthanteringsapparaat 12. Het producthanteringssysteem 10 van figuur 1 omvat verder een producttoevoertransporteenheid 14 en een productafvoertransporteenheid 16. De producttoevoertransporteenheid 14 voert producten 22 aan naar het producthanteringsapparaat 12. Het producthanteringsapparaat 12 pikt producten 22 op uit de toevoertransporteenheid 14 en plaatst ze op de afvoertransporteenheid 16. De afvoertransporteenheid 16 brengt producten 22 weg van het producthanteringsapparaat, bijvoorbeeld voor verdere verwerking of transport. Het producthanteringsapparaat 12 is geconfigureerd voor het herschikken van de producten 22 tijdens het vervoeren ervan van de toevoertransporteenheid 14 naar de afvoertransporteenheid 16. Het producthanteringsapparaat 12 kan de producten 22 verplaatsen van de toevoertransporteenheid 14 naar de afvoertransporteenheid 16 zonder ze te herschikken. Het producthanteringsapparaat 12 kan de producten 22 echter zodanig herschikken dat de producten die worden afgevoerd vanuit het producthanteringssysteem 10 compatibel zijn met daaropvolgende verwerkingsstappen, klaar voor verpakking, reeds verpakt, of gewoonweg doeltreffender opgesteld zijn. De specifieke producten 22 die in de onderhavige figuren zijn getoond, zijn flessen. Het producthanteringssysteem is echter geconfigureerd om te worden gebruikt met een gamma van verschillende producten. Niet-limitatieve voorbeelden van producten die kunnen worden gehanteerd door het producthanteringssysteem omvatten flessen, blikjes, kartons, dozen, bekers en verschillende andere fysieke producten. Hoewel flessen in de volgende voorbeelden getoond worden, is de bekendmaking hier dus niet toe beperkt.
De toevoertransporteenheid 14 ontvangt een willekeurige opstelling van producten. De toevoertransporteenheid 14 kan een pre-linearisatie-inrichting (niet getoond) omvatten voor het opstellen van de producten in rijen. In het onderhavige voorbeeld reorganiseert de toevoertransporteenheid 14 eerst de willekeurige opstelling van producten 22 in twee rijen producten 22. De twee rijen producten 22 van het onderhavige voorbeeld zijn continu en onder lijndruk - dat wil zeggen, er is geen afstand tussen de producten 22.
De toevoertransporteenheid 14 kan een pre-opstellingsinrichting 24 omvatten. De pre- opstellingsinrichting is geconfigureerd voor het opstellen van de producten in afzonderlijke opstellingen van producten 22. De pre-opstellingsinrichting is configureerbaar en kan zodanig worden geconfigureerd dat de producten worden opgesteld in groeperingen van grotendeels om het even welk aantal in een verscheidenheid aan opstellingen. In het voorbeeld getoond in figuur 1 scheidt de pre- opstellingsinrichting 24 de continue twee rijen producten 22 in afzonderlijke opstellingen van twee reeksen van 1x3, voor in het totaal 6 producten 22, die gescheiden zijn en vervoerd worden tegenover elkaar naar de toevoerlengte van het producthanteringsapparaat. De pre-opstellingsinrichting 24 is geconfigureerd voor het opstellen van de continue rijen producten in aangrenzende opstellingen van twee reeksen van 1x3, voor in het totaal 6 producten 22 zodat er gedefinieerde openingen daartussen zijn.
De toevoertransporteenheid 14 kan verder een optische scaninrichting 26 omvatten. In het onderhavige voorbeeld bevindt een optische scaninrichting 26 zich aan beide zijden van de toevoertransporteenheid 14. Elke optische scaninrichting 26 is geconfigureerd voor het scannen van producten 22 die door de scaninrichting 26 gaan voor het bepalen van de relatieve locatie en/of oriëntatie van de producten 22. De optische scaninrichting 26 kan geconfigureerd zijn voor het bepalen van de locatie en/of oriëntatie van producten 22 op de toevoertransporteenheid 14 en het communiceren van deze gegevens aan een remote communicatiemodule. De informatie over de locatie en oriëntatie van producten 22 op de toevoertransporteenheid 14 wordt gebruikt voor het synchroniseren en sturen van de beweging en actie van de instrumenten van de dragers 20 voor het dynamisch oppikken van de producten 22, terwijl ze in beweging zijn, en het herschikken ervan zoals vereist terwijl ze worden verplaatst van de toevoertransporteenheid 14 naar de afvoertransporteenheid 16 op een gesynchroniseerde en bewegingsgestuurde wijze van de drager en het oppikinstrument, het dynamisch leveren van de geherformatteerde producten op of in verpakking in assemblage, terwijl ze in beweging zijn, op de afvoertransporteenheid. Het producthanteringsapparaat 12 omvat een baan 18. In het voorbeeld van figuur 1 zijn een veelvoud aan dragers 20 opgesteld op de baan 18. Elke drager 20 omvat een veelvoud aan productoppikinstrumenten 28, die elk zijn geconfigureerd voor het selectief koppelen en loskoppelen van een product 22. De oppikinstrumenten 28 zijn opgesteld aan een onderzijde van de drager 20, om te koppelen bijv. met een bovenste deel van de producten 22 op de toevoertransporteenheid 14. Met verwijzing naar figuren 1 en 2 definieert de baan 18 de koers die wordt gevolgd door de dragers 20. De baan 18 definieert een toevoerlengte 30a die overeenkomt met de toevoertransporteenheid 14. De toevoerlengte 30a is een deel van de baan 18 dat parallel met de toevoertransporteenheid 14 is opgesteld. In het onderhavige voorbeeld is de toevoerlengte 30a in hoofdzaak boven de toevoertransporteenheid 14 opgesteld. De aanwezigheid van de toevoerlengte 30a laat aan de dragers 18 toe te bewegen langs de toevoertransporteenheid 14 tijdens werking - bijvoorbeeld voor het overeenstemmen van toevoersnelheden en het toelaten van het vlot oppikken van producten 22 zonder de toevoertransporteenheid 14 te moeten stoppen. De aanwezigheid van een toevoerlengte 30a kan, onder andere, bijdragen aan het continu draaien van de toevoertransporteenheid 14.
De baan 18 definieert ook afvoerlengte 30b die overeenkomt met de afvoertransporteenheid 16. De afvoerlengte 30b is een deel van de baan 18 dat parallel met de afvoertransporteenheid 16 is opgesteld. In het onderhavige voorbeeld is de afvoerlengte 30b in hoofdzaak boven de afvoertransporteenheid 16 opgesteld. De aanwezigheid van de afvoerlengte 30b laat aan de dragers 18 toe te bewegen langs de afvoertransporteenheid 16 tijdens werking - bijvoorbeeld voor het overeenstemmen van afvoersnelheden en het toelaten van het vlot plaatsen van producten 22 zonder de afvoertransporteenheid 16 te moeten stoppen. De aanwezigheid van een afvoerlengte 30b kan, onder andere, bijdragen aan het continu draaien van de afvoertransporteenheid
16. Daarnaast kan de aanwezigheid van afvoerlengte 30b het gebruik van “dubbele vallen” vergemakkelijken, waarbij producten 22 uit meerdere opeenvolgende dragers 20 worden geplaatst in een enkele afvoergroep of producten uit een drager worden verdeeld tussen twee afvoerproductgroepen als deel van het verpakkingsformaat of patroonassemblageprocessen. Dit wordt hieronder meer in detail behandeld.
Toevoer- en afvoerlengtes 30a, 30b laten aan het producthanteringsapparaat 12 ook toe de beweging te gebruiken die is verleend tussen de baan 18 en de drager 20 voor zowel het verplaatsen van de producten van de toevoertransporteenheid 14 naar de afvoertransporteenheid 16, als het onafhankelijk overeenstemmen van de snelheden van de toevoertransporteenheid 14 en de afvoertransporteenheid 16 afzonderlijk. Dit vermijdt de noodzaak aan afzonderlijke bewegingsgraden en aandrijvingscomponenten voor deze twee acties - een enkele lineaire motor (bijvoorbeeld) kan de beweging verlenen voor het vervoeren van het product van de toevoerlengte naar de afvoerlengte en het overeenstemmen van de snelheid van het oppikinstrument met de toevoer- /afvoertransporteenheden.
Het producthanteringsapparaat 12 is zodanig geconfigureerd dat de dragers 20 producten 22 oppikken uit de toevoertransporteenheid 14 en ze plaatsen op de afvoertransporteenheid 16. Tussen het oppikken en het plaatsen van de producten gaan de dragers 20 door een deel van de baan 18, dat de dragers 20 geleidt van de toevoertransporteenheid 14 (en overeenkomstige toevoerlengte 30a) naar de afvoertransporteenheid 16 (en overeenkomstige afvoerlengte 30b). Na het plaatsen van de producten 22 aan de afvoertransporteenheid 16 gaan de dragers 20 verder rond de baan 18 om terug te keren naar de toevoerlengte 30a om meer producten 22 op te pikken. De baan 18 van dit voorbeeld is een gesloten lus die een continue kring vormt waarrond de dragers 20 bewegen. Doordat de kring continu is, kunnen de dragers 20 op een continue manier bewegen langs de toevoerlengte 30a en afvoerlengte 30b in slechts één enkele richting. In de getoonde voorbeelden is de baan 18 een gesloten lus en definieert deze de kring. In andere voorbeelden is het echter mogelijk dat de baan geen gesloten lus is en kan de kring aanvullende elementen omvatten, bijv. een dragerbuffer of shuttle voor het bieden van de continuïteit van de kring. De kring kan ook een virtuele gesloten lus zijn. Naast het verplaatsen van de producten van de toevoertransporteenheid 14 naar de afvoertransporteenheid 16 zijn de dragers 20 ook geconfigureerd voor het verplaatsen van de producten van een eerste opstelling, waarin de producten 22 werden opgepikt vanuit de toevoertransporteenheid 14, naar een tweede opstelling, waarbij ze geplaatst zijn op de afvoertransporteenheid 16. De dragers 20 zijn geconfigureerd voor het herschikken van de producten 22 op een veelvoud aan verschillende manieren, zoals wordt behandeld met verwijzing naar figuren 3A tot C.
Dit laat aan het producthanteringssysteem 10 toe de producten 22 te ontvangen in een eerste formaat, en de producten 22 af te voeren in een tweede formaat. Producten kunnen bijvoorbeeld worden ontvangen op de toevoertransporteenheid 14 in een willekeurige opstelling met willekeurige oriëntaties. De producten 22 kunnen opgesteld zijn in twee rijen (niet getoond in figuur 1), voordat ze vooraf opgesteld worden door de pre-opstellingsinrichting 24 zoals hierboven is beschreven. De producten 22 kunnen dan verder herschikt worden wanneer ze worden verplaatst van de toevoertransporteenheid 14 naar de afvoertransporteenheid 16 door het producthanteringsapparaat 12. Het producthanteringsapparaat 12 kan de producten 22 oppikken in een eerste opstelling aan de toevoerlengte en de producten 22 plaatsen in een tweede opstelling aan de afvoerlengte. De producten 22 kunnen worden geplaatst aan de afvoerlengte in een formaat dat geschikt is voor verpakking of compatibel met verdere verwerking. De producten 22 kunnen worden geroteerd rond een gemeenschappelijke verticale as voor het veranderen van hun relatieve posities, verplaatst naar of weg van elkaar voor het aanpassen van de tussenafstand daartussen, geroteerd rond hun respectievelijke verticale assen voor het oriënteren van elk product, horizontaal verschoven of een combinatie van al deze opstellingen.
De specifieke vrijheidsgraden die worden gegeven door de dragers 20 worden meer in detail behandeld met betrekking tot figuren 3A tot 3C. Terwijl de producten 22 kunnen worden herschikt tussen wanneer ze worden opgepikt en geplaatst, kunnen producten rechtstreeks op of in secundaire verpakkingen (bijv. kratten, dozen, enz.) worden geplaatst in een opstelling die verpakkingscompatibel is of compatibel voor verdere verwerking. Producten 22 kunnen opnieuw worden opgesteld om dichter bij elkaar te komen om de verpakkingsgrootte te verkleinen. Producten 22 kunnen worden geheroriënteerd zodat productlabels gericht zijn in een uniforme richting of in een gecoördineerde richting bijvoorbeeld, om te passen met de voorste, achterste of zijdelingse openingen of zichtbaarheid in de secundaire verpakking met het oog op de voorstelling. Groepen van producten 22 kunnen worden geroteerd rond een gemeenschappelijke as, bijvoorbeeld voor gebruik met verpakking die een verschillend aantal rijen vereist dan die van de toevoertransporteenheid 14. Producten 22 kunnen lateraal worden verplaatst met betrekking tot de afvoerlengte van de baan 18 om op één lijn te liggen met de machinedatum van de afvoertransporteenheid 16.
Zoals is geïllustreerd door het bovenaanzicht van figuur 2 heeft de baan 18, die een voorbeeld van een kring van de onderhavige bekendmaking is, een veelvoud aan dragers 20 die daarop zijn opgesteld. De baan 18 van dit voorbeeld omvat een rechte toevoerlengte 30a, die opgesteld is om overeen te komen met de aanvoertransporteenheid 14. De baan 18 van dit voorbeeld omvat ook een rechte afvoerlengte 30b, die is opgesteld om overeen te komen met de afvoertransporteenheid
16. In andere voorbeelden kunnen de toevoer- en afvoerlengtes gebogen zijn. De toevoer- en afvoerlengtes 30a, 30b zijn zodanig opgesteld dat dragers 20 kunnen bewegen langs de respectievelijke lengte 30a, 30b om overeen te stemmen met de beweging van de overeenkomstige transporteenheid 14, 16. Figuur 2 toont variabele spreiding tussen aangrenzende dragers 20. Zoals hieronder meer in detail zal worden beschreven, kunnen de dragers 20 onafhankelijk worden bediend op de baan 18 en, bijgevolg, zijn afstand en snelheid verstelbaar doordat ze een verschillende snelheid en versnelling/vertraging kunnen hebben met betrekking tot aangrenzende dragers 20 zodat een eerste drager 20 dichter kan komen van of verder kan gaan van een aangrenzende drager 20. Dit biedt een verhoogde flexibiliteit, in het bijzonder met betrekking tot het afvoeren van groepen van producten 22.
We wenden ons nu tot figuren 3A tot 3D, waarop een drager 20 van de bekendmaking in detail wordt getoond. De drager 20 omvat een frame 38 dat de andere dragercomponenten omvattende aandrijvings-, vermogens-, detectie- en communicatiesystemen ondersteunt en bevat. Het frame 38 van de drager 20 is vastgemaakt aan de verplaatser 32 van de lineaire aandrijving die is geconfigureerd voor het ondersteunen en aandrijven van de drager, instrumenten en payload over de baan 18. De verplaatser 32 van de lineaire aandrijving (die als een deel van de drager 20 kan worden beschouwd) omvat een geschikte behuizing, rolleropstelling en montage van permanente magneten voor het behouden van dichte interactie van de permanente magneetstroom met die van de spoelen van de lineaire motoren terwijl de instrumenten van de drager en de payload tegelijkertijd wordt ondersteund naarmate de verplaatser over de baan 18 gaat, en daarbij navigeert langs rechte stukken, bochten, clothoïden en overgangen daartussen, een paar horizontale, verticaal gespreide flenzen, geconfigureerd voor het ontvangen van een deel van de baan 18 daartussen. Het frame 38 is geconfigureerd voor het overbrengen van de mechanische lading van de drager 20 naar de mobiele verplaatser 32, de gemonteerde baan 18. In het onderhavige voorbeeld drijft de lineaire motor de verplaatser 32 aan, waarop de drager 20 is gemonteerd, rond de baan 18. Een eerste, verplaatser 32, deel van de lineaire motor is voorzien, en een tweede, stator, deel van de lineaire motor is voorzien door de baan 18. Met gebruikmaking van de lineaire motor kan de drager 20 onafhankelijk worden verplaatst rond de baan 18 tot een hogere nauwkeurigheidsgraad. Dit laat aan de dragers 20 toe dichter bij elkaar te komen voor het plaatsen van producten in een enkele productformatie, zoals hieronder meer in detail zal worden behandeld. Het lineaire motorsysteem omvat statisch gemonteerde lineaire stators (motorspoelen) waarop of waar tegenover de baan 18 is gemonteerd, die inwerken op magneten in de op de baan gemonteerde verplaatsers 32, waarop de dragers 20 zijn gemonteerd. De magneten binnen de verplaatsers 32 worden in de dichte nabijheid van de motorspoelen gehouden binnen de lineaire aandrijvingsmotoren 31 terwijl ze bewegen langs de baan
18. Geschikte lineaire motorsystemen voor het bieden van de baan 18 en verplaatser 32 omvatten, bijvoorbeeld, het iTRAK Intelligent Track System van Rockwell Automation TM en het eXtended Transport System van Beckhoff Automation TM. Vermogen voor de lineaire motor 31 die de verplaatser 32 aandrijft, waarop drager 20 is gemonteerd, wordt geleverd aan de baan 18 via een bedrade verbinding.
Het lineaire motorsysteem omvattende een reeks lineaire motoren 31 langs de baan en die de baan optioneel ondersteunen, samen met de controller, firmware en software, stuurt de beweging van de drager 20 rond de baan 18, en wordt getoond als beweging “A” in figuur 3C.
De drager 20 omvat een aantal elektrisch aangedreven systemen (bijv. aandrijving, grijpers, sensoren, pneumatische/vacuüm pompen, motoren (verscheidene) en communicatiesystemen). Vermogen voor deze systemen kan worden geleverd door bij voorkeur om het even welk losgekoppeld middel van stroomtoevoer zoals (bij voorkeur) een inductief, contactloos, stroomtoevoersysteem of een sliprailstroomtoevoersysteem, aan de drager. Het vermogen voor de drager 20 wordt daarvoor geleverd op een losgekoppelde wijze waar de onafhankelijke beweging van de drager rond de baan onbeperkt is (d.w.z. ongehinderd door om het even welke voedingskabels of kabelbeheersysteem). In het geval van een inductieve stroomtoevoer wordt stroom geleverd door het gebruik van een op de drager 20 gemonteerde stroomafname 34, die is geconfigureerd om te kruisen tegenover een inductief stroomkabel 36-systeem (twee kabels) gemonteerd parallel met elkaar en parallel met de baan 18. De op de drager 20 gemonteerde stroomafname 34 is geconfigureerd om te bewegen met de drager 20 in min of meer constante nabijheid van de inductieve stroomkabel 36 naarmate de drager 20 beweegt rond de baan 18 om toe te laten dat stroom continu inductief wordt geleverd aan de drager 20 voor het voeden van de genoemde dragersystemen die daarop zijn gemonteerd. Deze verbinding kan het best gezien worden in figuur 3D. De drager 20 omvat een communicatie- en sturingssysteem. Het communicatie- en sturingssysteem is geconfigureerd voor het communiceren met een centrale beheermodule en het sturen van de werking van de drager. Dit communicatie- en sturingssysteem omvat een draadloze ontvanger (Client), draadloze zender (Master), een sturingsmodule en een gegevensopslaginrichting. De draadloze master en client worden gekenmerkt als zijnde delen van een veilig, bidirectioneel, deterministisch, lage-latentie, lage-jitter, gesynchroniseerd telecommunicatiesysteem dat geschikt is voor machinesturing via communicatie van real-time, synchrone signalen en voor communicatie van machine-instellingsparameters, status en werkingsbevestigingsfeedback, evenals voor het versturen van niet- tijdkritische, asynchrone prestatie en machinetoestand-monitoringinformatie.
De draadloze ontvanger is geconfigureerd voor het ontvangen van sturingsinstructies van een producthanteringsbeheermodule. De beheermodule maakt deel uit van het producthanteringssysteem 10 en kan een centrale server zijn die is geconfigureerd voor het sturen van producthanteringsbewerkingen. De sturingsmodule is geconfigureerd voor het uitvoeren van de sturingsinstructies voor het sturen van de werking van de drager 20. De sturingsinstructies kunnen, bijvoorbeeld, instructies omvatten die betrekking hebben op de beweging van de drager rond de baan en de relatieve opstelling en beweging van de oppikinstrumenten 28 van de drager. De draadloze zender is geconfigureerd voor het versturen van gegevens, bijvoorbeeld naar de beheermodule.
De gegevens kunnen gegevens omvatten met betrekking tot de locatie, snelheid en versnelling van de drager 20, de opstelling van de oppikinstrumenten 28 en om het even welke andere gedetecteerde gegevens met betrekking tot de producten 22 of het producthanteringssysteem 10.
Het communicatie- en sturingssysteem van de drager 20 vergemakkelijkt onafhankelijke sturing van de drager 20 centraal. Dit verhoogt de flexibiliteit en efficiëntie van het producthanteringssysteem. De drager 20 omvat een veelvoud aan oppikinstrumenten 28. In het voorbeeld van figuren 3A tot 3D omvat de drager acht oppikinstrumenten 28 in twee rijen en vier kolommen. De oppikinstrumenten bevinden zich aan een onderzijde van de drager 28 zodat ze producten 22 kunnen koppelen die zich onder de drager 20 bevinden. Elk oppikinstrument omvat een koppelingsdeel dat is geconfigureerd voor het koppelen met en grijpen van een reeks producten. Voorbeelden van koppelingsdelen omvatten grijpers en pneumatisch of elektrisch aangedreven tulpen. De elektrisch aangedreven tulpen kunnen lineair of roterend solenoïde of door een motor aangedreven zijn. Grijpers of tulpen kunnen mechanisch of pneumatisch worden bediend om ineen te grijpen met bijv. een bovenste deel van een product 22; Een voorbeeld van bekende koppelingsdelen die geschikt zijn voor gebruik met het onderhavige voorbeeld omvatten pneumatische opstellingen omvattende een rechtstreekse pneumatische of door een zuiger geactiveerde (pneumatisch of middel van de genoemde elektrische solenoïde of motoraandrijving) van een intern profiel dat is opgesteld om in contact te komen met een bovenste omtrek (bijv. het nekgebied) van het product en een pneumatische opstelling die is geconfigureerd voor het creëren van een drukdifferentieel voor het klemmen van het product met het koppelingsdeel. In het geïllustreerde voorbeeld is het koppelingsdeel geconfigureerd voor het koppelen van het volgende gamma producten zonder dat onderdelen moeten worden verwisseld: aluminium, glazen en PET flessen (met diameters van 56,3 tot 85,0 mm en hoogtes van 183 tot 299 mm); blikjes (met diameters van 53,0 tot 66,5 mm en hoogtes van 106 tot 194 mm). Geschikte producten omvatten flessen met lange en korte nekken, van 250 ml tot 750 ml, en blikjes met 200 (50 mm), 202 (52 mm), 206 (57 mm) deksels. In dit specifieke voorbeeld omvat elk oppikinstrument 28 een versleutelde, veergeladen, holle schacht, die schuift binnen de boring van een holle schacht oriëntatiemotor,
gemonteerd op of ingebed in de drager. De versleutelde, veergeladen, holle schacht wordt roterend aangedreven (zie onderstaande bespreking van de heroriëntatie van de individuele oppikinstrumenten 28) terwijl deze axiaal wordt geschoven binnen de boring van de holle schacht motor. De holle schacht wordt gebruikt voor het sturen van diensten zoals vermogen, sturing, vacuüm en pneumatiek door het koppelingsdeel van het oppikinstrument 28. De holle schacht wordt ook gebruikt voor het terugsturen van sensorsignalen terug vanuit het koppelingsdeel van het oppikinstrument 28. De opstelling zou ook de genoemde veergeladen, schuivende, holle schacht tulp van de grijpermontage kunnen omvatten die afwisselend roterend wordt aangedreven via een externe lager-met-rondsel aandrijvingsopstelling met een solide schacht oriëntatie aandrijvingsmotor die is gemonteerd naast de holle schacht tulp of grijpermontage.
Elk oppikinstrument 28 van het onderhavige voorbeeld omvat ook een controller die is geconfigureerd voor het sturen van rotationele versnelling, snelheid, vertraging en remmen voor de rotationele oriëntatiebeweging van elk oppikinstrument 28. De oppikinstrumenten 28 omvatten ook een codeerder voor het bieden van inline feedback van de werkelijke angulaire rotatie van de producten 22 en sensoren voor het bevestigen van verbindingen en koppeling met een beoogd product 22.
Zoals hierboven is vermeld, is de drager 20 zodanig geconfigureerd dat de opstelling van de oppikinstrumenten 28 kan worden veranderd. De volgende commentaren met betrekking tot de flexibiliteit en het gemak waarmee de oppikinstrumenten 28 kunnen worden herschikt, zijn van toepassing op alle vrijneidsgraden van het oppikinstrument 28 zoals hieronder wordt behandeld.
De opstelling van de oppikinstrumenten 28 kan worden veranderd terwijl de drager 20 producten 22 verplaatst van de toevoertransporteenheid 14 naar de afvoertransporteenheid 16. De oppikinstrumenten 28 kunnen bijvoorbeeld dynamisch een veelvoud aan producten van de toevoertransporteenheid 14 in een eerste opstelling oppikken en het veelvoud aan producten dynamisch op de afvoertransporteenheid 16 in een tweede, verschillende, opstelling plaatsen.
Dit laat aan het producthanteringsapparaat 12 toe producten te herschikken in een opstelling die geschikt is voor secundaire verpakking of verdere verwerking. Het producthanteringssysteem 10 kan bijvoorbeeld producten ontvangen in een willekeurige opstelling en producten afvoeren in een gekozen opstelling. Het producthanteringssysteem 10 kan producten 22 namelijk rechtstreeks in of op secundaire verpakkingen plaatsen die zijn opgesteld op de afvoertransporteenheid 16 in een dicht opgestelde rij/kolom- of geneste patroonopstelling.
De oppikinstrumenten 28 kunnen selectief worden herschikt. De oppikinstrumenten 28 kunnen bijvoorbeeld worden herschikt voor het oppikken van verschillende opstellingen van producten aan de toevoerlengte 30a. De drager 20 is zodanig geconfigureerd dat de oppikinstrumenten 28 kunnen worden herschikt naarmate de drager 20 beweegt rond de baan 18. De drager 20 is zodanig geconfigureerd dat de oppikinstrumenten 28 kunnen worden herschikt tijdens gebruik, bijv. stelselmatig. De oppikinstrumenten 28 kunnen worden herschikt zonder de oppikinstrumenten 28 te moeten verwijderen uit de drager 20 of de drager 20 van de baan 18. Aangezien de oppikinstrumenten 28 kunnen worden herschikt terwijl de drager 20 beweegt rond de baan, is er weinig of geen stilstandtijd als gevolg van het veranderen van wisselstukken bij het schakelen tussen het hanteren van verschillende primaire producten (type, grootte (diameter, hoogte), materiaal, massa) en/of het veranderen van het verpakkingsformaat of patroonopstelling.
De opstelling van de oppikinstrumenten 28 (en bijgevolg om het even welke producten 22 die daarin worden gedragen) kan op veel manieren worden veranderd.
Het veelvoud aan de oppikinstrumenten 28 (en bijgevolg om het even welke producten 22 die daarin worden gedragen) kan worden geroteerd in zijn geheel, bijvoorbeeld door een middellijn van de drager (zie rotatie “C” in figuur 3C). Dit verandert de relatieve positie van een eerste oppikinstrument 28 met betrekking tot een tweede oppikinstrument 28. Dit biedt een middel voor het schakelen van een rij/kolom-opstelling naar een kolom/rij-opstelling dat een formaat kan worden voorgesteld met de brede zijde vooraan in tegenstelling tot (bijvoorbeeld) de smalle zijde vooraan. Dit zal hieronder meer in detail behandeld worden.
In het voorbeeld van figuren 3A tot 3D omvat de drager 20 een actuator 42 (bijvoorbeeld een roterende motor) en een paar versteklagers 44 die verbonden zijn met een roterende arm 46 die is geplaatst voor het roteren van de formatie van oppikinstrumenten 28.
De tussenafstand (d.w.z. de afstand van midden tot midden) van de oppikinstrumenten 28 (en bijgevolg om het even welke producten 22 die daarin worden gedragen) kan worden veranderd - bijvoorbeeld vergroot of verkleind - in een eerste richting. De eerste richting kan loodrecht op de baan 18, toevoertransporteenheid 14 of afvoertransporteenheid 16 zijn (zie verandering van tussenafstand “E” in figuur 3C). Dit kan de tussenafstand tussen aangrenzende rijen van de oppikinstrumenten 28 vergroten of verkleinen. De tussenafstand (d.w.z. de afstand van midden tot midden) van de oppikinstrumenten 28 (en bijgevolg om het even welke producten 22 die daarin worden gedragen) kan worden veranderd - bijvoorbeeld vergroot of verkleind - in een tweede richting. De tweede richting kan loodrecht op de eerste richting staan. De tweede richting kan parallel met de baan 18, toevoertransporteenheid 14 of afvoertransporteenheid 16 zijn (zie verandering van tussenafstand “G” in figuur 3C). Dit kan de tussenafstand tussen aangrenzende kolommen van de oppikinstrumenten 28 vergroten of verkleinen.
De aanpassing van de tussenafstand (in één van beide of beide richtingen) wordt bereikt door de inclusie van een actuator, of een veelvoud aan actuatoren die zijn opgesteld voor het veroorzaken van de relatieve beweging tussen oppikinstrumenten en de relatieve beweging van de groep oppikinstrumenten naar één zijde van de horizontale zijde van de drager 20. Deze laatste beweging wordt gebruikt bij globale rotatie “C” van de instrumenten van de drager rond de gemeenschappelijke as voor het op één lijn brengen van de zijde van de dichtstbijzijnde (eerste) producthouder met de machinedatum. Geschikte voorbeelden van dergelijke opstellingen kunnen elektrische motoren omvatten met geschikte ondersteuningsinfrastructuur (bijv. baan en sledes waarop de oppikinstrumenten zijn gemonteerd, gekoppeld met een progressieve leispil voor het herschikken van de oppikinstrumenten met betrekking tot elkaar, in combinatie met een aanvullende aanpassing voor het positioneren van de volledige groep. Als alternatief, zoals is getoond op de figuren kunnen de oppikinstrumenten gemonteerd zijn via een lineaire lengte van lineaire aandrijving waarbij elk oppikinstrument is gemonteerd op een onafhankelijke bewegings- en positiegestuurde verplaatser, waardoor herschikking van de inter-oppikinstrumenten met een enkele actie evenals positionering van gegroepeerde oppikinstrumenten via één inrichting per slede oppikinstrumenten, enz. mogelijk is.) De oriëntatie van elk individueel oppikinstrument 28 (en bijgevolg om het even welke producten 22 die daarin worden gedragen) kan worden veranderd. Elk individueel oppikinstrument 28 is geconfigureerd voor het roteren rond haar eigen longitudinale as
(zie oriëntatierotatie “F” in figuur 3C). Producten die worden gedragen in een oppikinstrument 28 kunnen worden geheroriënteerd door het roteren van het oppikinstrument 28 rond een verticale as door het midden ervan, bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat het label van het product gericht is naar de gewenste richting terwijl het wordt geplaatst in de secundaire verpakking. Voor het vergemakkelijken van rotatie van individuele oppikinstrumenten 28 en de producten die daarin worden gedragen, heeft elk oppikinstrument 28 een compacte motor (bijv. trapper of torsiemotor), niet getoond in de figuren, met voldoende torsie, snelheid, rotationele sturing en responsiviteit voor het overwinnen van de statische frictie, frictie en inertie van het mechanisme en product voor het uitvoeren en voltooien van de toegewezen rotationele oriëntatie van het product terwijl het product in beweging is tussen de toevoeroppikking en afvoerlevering. De motor kan vastgemaakt of ingebed zijn (stator rechtstreeks gemonteerd om ruimte en gewicht te besparen) in de drager.
De optische scaninrichting 26 scant producten 22 op de toevoertransporteenheid 14 en communiceert gegevens met betrekking tot bevestiging van de aanwezigheid, de positie en oriëntatie van de producten 22 aan een remote beheermodule. De remote beheermodule genereert sturingsinstructies die worden verzonden naar het sturingssysteem van de drager 22. Het sturingssysteem verwerkt de sturingsinstructies en bedient de rotatie van de overeenkomstige oppikinstrumenten 28 voor het correct oriënteren van de producten 22 die daarin worden gedragen, tot binnen een graad van beoogde oriëntatie en behoudt de oriëntatie daarop tot het product wordt vrijgegeven uit de grijper of het tulpinstrument.
De laterale positionering van de oppikinstrumenten 28 kan ook worden veranderd. De laterale positionering van de oppikinstrumenten 28 in een richting loodrecht op het punt van de baan 18 waarop de drager 20 zich bevindt (zie laterale beweging “D” in figuur 3C) kan dynamisch worden aangepast terwijl de drager stationair of in beweging is. De laterale positionering van de oppikinstrumenten 28 als een groep, wordt aangepast met betrekking tot het punt van de baan waarop de drager zich bevindt, zodat de zijde van de producthouder die zich het dichtst bij de verpakkingsmachine bevindt, op één lijn is gebracht met de machinedatum ondanks variatie in die beweging als een functie van de diameter, vorm of grootte van de producthouder die wordt gehanteerd. De laterale positie va de groep oppikinstrumenten 28 wordt op deze manier dus in zijn geheel veranderd. De laterale positionering van de oppikinstrumenten 28 kan binnen een vlak worden veranderd.
Het bewegingsvlak loopt gewoonlijk parallel met het vlak van de baan 18 (d.w.z. horizontaal in het voorbeeld). Daarnaast laat het feit dat de oppikinstrumenten 28 loodrecht op de baan 18 kunnen worden verplaatst, toe dat het producthanteringsapparaat 12 op één lijn ligt met de machinedatum - d.w.z. een nominale referentieas of vlak waarmee producten op één lijn moeten zijn gebracht voor een goede verwerking.
De oppikinstrumenten 28 in het onderhavige voorbeeld worden gedragen door een draagplaat 48 die is verbonden met een actuator die is geconfigureerd voor het sturen van beweging van de draagplaat 48 en de overeenkomstige oppikinstrumenten 28 in een richting loodrecht op de baan (zie beweging “D” in figuur 3C). De oppikinstrumenten 28 als een groep kunnen ook dynamisch of automatisch worden gehouden op om het even welke gewenste hoogte tussen de verticale limieten van aandrijving of verticaal naar boven of naar beneden worden verplaatst op een bewegingsgestuurde wijze (versnelling/vertraging/velociteit) dat de oppikkop oppikken of laten vallen of om het even welke andere tussenliggende of herhaalde bewerking bijvoorbeeld kan uitvoeren.
Verticale beweging van de oppikinstrumenten 28 zoals aangedreven via een tandwielmotor 35 laat toe dat de oppikinstrumenten 28 zakken op de bovenkant van een product 22 om te koppelen met het product 22 alvorens naar boven te gaan om het product 22 op te tillen uit de toevoertransporteenheid 14. Zodra de oppikinstrumenten 28 verplaatst zijn naar de afvoertransporteenheid 16, gaan de oppikinstrumenten 28 opnieuw naar beneden voor het vrijgeven van de producten op de afvoertransporteenheid 16, alvorens naar boven te gaan om weg te gaan van de afvoertransporteenheid 16 zonder te botsen tegen producten daarop.
Naast verplaatsbaar te zijn tussen gedefinieerde “lage punten” waarop de oppikinstrumenten 28 koppelen met de producten 22 en deze producten vrijgeven op respectievelijk de toevoer- en afvoertransporteenheden 14, 16, en “hoge punten” waarop het oppikinstrument 28 de producten 22 verplaatst van de toevoer- naar de afvoertransporteenheid 14, 16, is het producthanteringsapparaat 12 van het onderhavige voorbeeld zodanig geconfigureerd dat deze punten dynamisch kunnen worden aangepast.
Dat wil zeggen dat het producthanteringsapparaat is geconfigureerd voor het aanpassen van het verticale bewegingsprofiel van de oppikinstrumenten 28 naarmate ze bewegen rond de baan 18. Het producthanteringsapparaat 12 van het onderhavige voorbeeld is geconfigureerd voor het aanpassen van de verticale positie van de oppikinstrumenten 28 wanneer ze zijn gepositioneerd voor het koppelen en loslaten van producten 22 en kan worden aangepast voor geminimaliseerde beweging afhankelijk van het type primaire producthouder die wordt gehanteerd (bijv. flessen met lange nek via tulpen vs. drankblikjes via een grijper of zuigbeker van het deksel van het blikje). Het producthanteringsapparaat 12 kan daarom het hoogteprofiel van de oppikinstrumenten 28 aanpassen voor het hanteren van verschillende producten 22 met verschillende hoogtes. Tijdens een eerste bediening kan het producthanteringsapparaat 12 bijvoorbeeld aluminium blikjes oppikken, herschikken en plaatsen die een relatief kleine hoogte hebben. Het hoogteprofiel van de oppikinstrumenten 28 kan dan worden aangepast zodat dezelfde producthanteringsuitrusting 12 flessen van 750 ml kan verwerken, die een veel grotere hoogte hebben. Zoals met de andere aanpassingen is het producthanteringsapparaat geconfigureerd voor het selectief en stelselmatig uitvoeren van deze aanpassing om onnodige stilstandtijd te vermijden bij het schakelen tussen productie van verschillende primaire producten (type, vorm, grootte (diameter/hoogte), materiaal, massa, enz.).
In het onderhavige voorbeeld bewegen alle oppikinstrumenten 28 op de drager 20 samen verticaal. De drager 20 omvat een verticale actuator 50 die is geconfigureerd voor het bewegen van het merendeel van de drager 20 met betrekking tot de beugel 38 en lineaire aandrijvingsverplaatser 32 (en bijgevolg baan 18 en transporteenheden 14, 16), voor het omhoog en omlaag brengen van de oppikinstrumenten 28.
In andere voorbeelden kan elk oppikinstrument 28, of kleinere subgroepen van oppikinstrumenten 28, geconfigureerd zijn voor gestuurde onafhankelijke verticale beweging (bijv. met betrekking tot de baan 18, transporteenheden 14, 16 en elkaar). Dit kan worden bereikt door het inbrengen van individuele lineaire actuatoren voor elk oppikinstrument 28 dat zich boven het respectievelijke oppikinstrument 28 in de drager 20 bevindt. Individuele verticale sturing van elk (of kleine groepen van) oppikinstrument 28 kan de flexibiliteit verhogen en, bijvoorbeeld, toelaten dat verschillende producten worden opgepikt door een enkele drager 20.
Zoals met de andere graden van aanpasbaarheid wordt de verticale beweging van de oppikinstrumenten 28 in het onderhavige voorbeeld gestuurd door een beheermodule. De remote beheermodule genereert sturingsinstructies die worden verzonden naar het sturingssysteem van de drager 22. De drager 20 verwerkt de sturingsinstructies en stuurt de verticale beweging van de oppikinstrumenten 28 overeenkomstig.
Het hier beschreven producthanteringsapparaat 12 is zodanig geconfigureerd dat de baan 18 omhoog en omlaag kan worden gebracht. De baan 18 is geconfigureerd om verticaal te worden verplaatst, samen met de dragers 20 die op de baan 18 zijn opgesteld. Dit biedt een verdere graad van flexibiliteit, en wordt hoofdzakelijk gebruikt voor het instellen van de machinehoogte voor de hoogte van de primaire houders die worden verwerkt (d.w.z. tussen 105 mm voor het kleinste blikje en 300 mm voor de grootste glazen flessen voor het onderhavige voorbeeld). Indien een ander houderhanteringssysteem zou worden gebruikt dan producthanteringstransporteenheden voor houders met een vaste hoogte, dan zou de aanpassing van de machinehoogte ook kunnen worden gebruikt om zich aan te passen aan de variabele vereisten van de hoogtes van de toevoer-/afvoertransporteenheden.
De oppikinstrumenten 28 van het onderhavige voorbeeld zijn geconfigureerd om dynamisch en automatisch te worden verplaatst op een positie- en bewegingsgestuurde wijze verticaal, lateraal (kruisrijgewijs), geroteerd als een groep, individueel geroteerd, verschoven als een groep, baangewijs, en met aangepaste tussenafstand in twee dimensies. Elk van deze aanpassingen is onafhankelijk van de andere aanpassingen. Deze aanpassingen kunnen onafhankelijk of gelijktijdig worden uitgevoerd. Elk van deze aanpassingen kan worden gedaan terwijl de drager stationair is of terwijl de drager 20 in beweging is rond de baan 18. Elk van deze aanpassingen kan selectief worden gedaan, als antwoord op een sturingsinstructie die is ontvangen of gegenereerd. Dit biedt het producthanteringsapparaat 12 een grote flexibiliteit. We wenden ons nu tot figuren 4A en 4B waar bovenste en onderste perspectiefzichten van een producthanteringsapparaat 12 zijn getoond. Het producthanteringsapparaat 12, in het voorbeeld, omvat twaalf dragers 20 die op een baan 18 zijn opgesteld omvattende twee parallelle zijden (overeenkomstig de toevoerlengte 30a en afvoerlengte 30b) die verbonden zijn door halfcirkelvormige uiteinden. De dragers 20 bewegen tegen de klok in rond de baan 18 zoals te zien is in figuur 4A. De capaciteit van dergelijke primaire hanteringsapparaten kan worden aangepast door de grootte, afmetingen, radii, baanprofiel, vermogen, voortstuwkrachten, te bereiken snelheden, snelheden van versnelling/vertraging, precisie en herhaalbaarheid van de onafhankelijke verplaatsertransportinrichting, evenals het aantal dragers en instrumenten die daarop zijn gemonteerd en worden beheerd. (bijv. het baanprofiel kan langer zijn of halfcirkelvormige, clothoïde of afgeronde uiteinden hebben voor het bieden van min of meer ruimte voor het oppikken, herformatteren en afvoeren of multi-val afvoerfuncties.) De dwarsdoorsnede van de onafhankelijke verplaatsertransportinrichting (bijv. lineaire aandrijving) kan gevarieerd worden voor extra vermogen, kracht en draagcapaciteit van de lading (verplaatser, instrumenten en payload). Twee of meer onafhankelijke verplaatsertransportinrichtingen kunnen bovenop elkaar gestapeld worden en samen bediend worden met mechanisch gekoppelde verplaatsers die de drager 20 ondersteunen zodat adequate gecantileverde draagcapaciteit van de lading van de drager, instrumenten en payload (producthouders) kan worden verwerkt.
Om aan vermogensvereisten te voldoen, terwijl ook aan bepaalde compacte dimensie- en tussenafstandsbeperkingen wordt voldaan, kunnen dergelijke systemen een of meerdere sliprail of inductieve vermogenstoevoersystemen omvatten, die bovenop elkaar gestapeld zijn en/of met een of meerdere vermogensafnames per geleider, per drager.
Figuur 4A toont een eerste drager 20a die is opgesteld aan de start van de toevoerlengte 30a. De oppikinstrumenten 28 zijn nog niet gekoppeld met producten 22. In dit geval zijn de producten vooraf opgesteld in groepen van zes (niet getoond). Dit wordt waarschijnlijk bepaald door afvoervereisten - bijv. uiteindelijk formaat of patroon van de secundaire verpakking.
De oppikinstrumenten 28 van drager 20a zijn opgesteld om te koppelen met zes producten 22 (niet getoond in figuur 4A) op de toevoertransporteenheid 14, zoals hierboven is behandeld. Een tweede drager 20b, rond het middelpunt van de toevoerlengte 30a, is bezig met het koppelen met zes producten 22. De beweging van de drager 20b langs de toevoerlengte 30a komt overeen met die van de producten 22 langs de toevoertransporteenheid 14 en de oppikinstrumenten 28 zijn op één lijn gebracht met de overeenkomstige producten 22. Een derde drager 20c wordt gekoppeld met, en draagt zes producten 22, en verlaat het toevoerlengte 30a deel van de baan 18.
De verticale actuator 50 heeft de oppikinstrumenten 28 naar beneden verplaatst zodat ze passen met de producten 22 en de producten 22 koppelen en klemmen binnen het koppelingsdeel van de oppikinstrumenten 28. Wanneer de drager 20c het toevoerlengte 30a deel van de baan 18 verlaat, zal de verticale actuator in werking treden om de oppikinstrumenten 28 en producten 22 omhoog te tillen om ze over te brengen naar de afvoertransporteenheid 16. Zoals te zien is in het voorbeeld van figuren 4A en 4B worden niet alle oppikinstrumenten 28 van elke drager gebruikt om een product 22 te dragen. Terwijl de producten 22 worden verplaatst van de toevoerlengte 30a naar de afvoerlengte 30b, worden de oppikinstrumenten 28 (en bijgevolg de producten 22) herschikt, bijvoorbeeld voor het verminderen van de tussenafstand tussen aangrenzende rijen en kolommen van producten 22. Dit biedt een kleinere algemene voetafdruk voor de groep of formatie van producten 22 en biedt dus een efficiëntere opstelling voor de secundaire verpakking (niet getoond). De producten 22 worden ook geheroriënteerd, om er zeker van te zijn dat labels op de producten gericht zijn in een uniforme richting in de secundaire verpakking.
Figuur 4B toont een drager 20d vlakbij het begin van de afvoerlengte 30b. Zes van de acht oppikinstrumenten van de drager 20d dragen producten 22. De verticale actuator 50 heeft de oppikinstrumenten 28 laten zakken zodat de producten 22 zich op de afvoertransporteenheid 16 bevinden (niet getoond).
De oppikinstrumenten 28 van de naburige drager 20e hebben de producten 22 vrijgegeven, bijvoorbeeld door het verwijderen of omkeren van het pneumatische drukverschil in, of het mechanisch aandrijven van elk oppikinstrument 28 voor vrijgave, dat verantwoordelijk was voor het klemmen van het product 22. De drager 20f bevindt zich richting het uiteinde van de afvoerlengte 30b en de verticale actuator 50 heeft de oppikinstrumenten 28 opnieuw naar boven gebracht weg van de afvoertransporteenheid 16 (niet getoond) om botsingen met om het even welke producten 22 daarop te vermijden. De drager 20f zal de hoek van de baan 18 omgaan en de start van de toevoerlengte 30a naderen, op welk ogenblik de cyclus zich zal herhalen.
Figuur 5 toont een toevoertransporteenheid 14. De baan 18 en dragers 20 van het producthanteringsapparaat 12 zijn voor de duidelijkheid weggelaten. In het voorbeeld omvat de toevoertransporteenheid 14 een transportband 52 waarop producten 22 worden ontvangen. De band 52 verplaatst de onderaan ondersteunde producten langs de toevoertransporteenheid 14 naar de dragers 20 van het producthanteringsapparaat 12.
Voorafgaand aan de functies die worden getoond in figuur 5 worden producten ontvangen en geordend in een gekozen aantal rijen. In het geïllustreerde voorbeeld worden de producten georganiseerd in een enkele rij voor de verpakking van 1-weg (enkele rij verpakkingsformaten).
De toevoertransporteenheid 14 omvat een pre-opstellingsinrichting 24. De pre- opstellingsinrichting 24 van de onderhavige toevoertransporteenheid 12 omvat een paar onafhankelijke verplaatsertransportbanen (bijv. lineaire aandrijvingen) 54, hoewel slechts één baan operationeel is wanneer een enkele rij producten door de toevoertransporteenheid wordt geleid voor de verpakking van de genoemde 1-weg (enkele rij verpakkingsformaten (bijv. 1X2, 1x3, 1x4, 1x5)). De twee onafhankelijke verplaatsertransportbanen (bijv. lineaire aandrijvingen) 54 bevinden zich aan elke zijde van de band 52, met een longitudinale zijde van de baan 54 die langs de band 52 loopt. Een veelvoud aan op de verplaatser gemonteerde scheiders 56 bevinden zich op elke baan 54 en zijn geconfigureerd om te bewegen rond de baan 54. De eerste baan 54 met scheiders 56 werkt voor het koppelen van de enkele rij producten, het tegenhouden van de producttoevoerliindruk en het vrijgeven van batches primaire producthouders, omvattende de gewenste hoeveelheid houders, op de gewenste intervallen in het oppikgebied van het producthanteringsapparaat 18. Beide reeksen banen 54 en scheiders 56 werken op dezelfde manier.
De scheiders 56 zijn gevormd voor het koppelen van de wachtrij van enkele rij-houders naarmate ze in het pre-opstellingsapparaat binnenkomen. De scheiders 56 worden gedreven rond hun respectievelijke baan 54 volgens een bewegingsprofiel om te passen met het type en de grootte van de primaire houder die wordt gehanteerd en de geschikte opstelling en batchafgifte van producten ter ondersteuning van het verpakkingsformaat dat wordt geassembleerd/verwerkt. In het onderhavige voorbeeld vormen de baan 54 en scheiders 56 stators en verplaatsers van een lineaire motor, analoog met die van de baan 18 en de drager. Het gebruik van lineaire motoren voor de banen 54 en scheiders 56 biedt een verhoogd niveau van onafhankelijke sturing en flexibiliteit. In andere voorbeelden kunnen andere opstellingen voor toevoerlijndruksturing en de afgifte in batches van geordende hoeveelheden producten op de vereiste tussenafstand en vrij van lijndruk, in het oppikgebied van het producthanteringsapparaat, worden gebruikt.
Naarmate een scheider 56 dichter bij de band 52 komt, bevindt de tip van de wigvormige scheider 56 zich tussen twee aangrenzende producten 22 die langs de baan 54 bewegen.
Naarmate de producten 22 verder bewegen langs de band 52 en de scheiders 56 verder bewegen rond de baan 54, bevindt een volgende scheider 56 zich tussen twee latere aangrenzende producten 22. Door het sturen van de beweging van de scheiders 56 rond de banen 54 functioneren de scheiders 56 voor het tegenhouden van producttoevoerlijndruk, het scheiden, en bijgevolg het opstellen van de producten 22 in afzonderlijke groepen van een gekozen aantal producten 22. In figuur 5 wordt de enkele rij producten 22 vooraf opgesteld in groepen van drie.
Zodra de producten 22 vooraf opgesteld zijn in groepen of formaties, worden ze gescand door een optische scaninrichting 26 voor locatie en oriëntatie.
Een optische scaninrichting 26 bevindt zich aan elke zijde van de band 52. Scanning voor oriëntatie is optioneel, afhankelijk van het feit of individuele heroriëntatie van de producthouder waarin ze allemaal uniform gericht of georiënteerd zijn om gericht te zijn naar bepaalde richtingen, wordt toegepast.
Optische scaninrichting 26 scant elk product 22 naarmate het voorbij de inrichting 26 gaat.
De optische scaninrichting 26 omvat een interne processor, of communiceert de beeldgegevens aan een remote processor (. die zich bijvoorbeeld in een remote beheermodule bevindt). Deze processor is geconfigureerd voor het verwerken van het beeld voor het bepalen van een specifieke locatie van het product 22, bijvoorbeeld in een tweedimensionaal vlak parallel met de band 52, en/of een oriëntatie van het product (bijv. rond de longitudinale as van het product). De relatieve locatie (bijv. in een dwarsrichting over de band 52 van de toevoertransporteenheid 14) wordt gebruikt voor het verzekeren dat het product aanwezig is en de oppikinstrumenten 28 van de drager 20 zich op de juiste locatie bevinden wanneer ze het respectievelijke product 22 gaan koppelen.
De relatieve oriëntatie van het product 22 wordt gebruikt voor het bepalen van de graad waarmee het oppikinstrument 28 het product 22 moet roteren tijdens de verplaatsing naar de afvoertransporteenheid 16 zodat het product 22 op de gewenste manier gericht zou zijn.
Zoals eerder beschreven, worden de gegevens van de optische scaninrichting 26 verwerkt en gebruikt door een beheermodule voor het bepalen van sturingsinstructies,
die worden verzonden naar, en uitgevoerd door dragers 20 voor het sturen van de werking van de oppikinstrumenten 28.
Figuur 6 toont een toevoertransporteenheid 14 met twee rijen producten 22. De producten 22 zijn vooraf opgesteld, zoals hierboven beschreven, in groepen van drie kolommen, dus in een opstelling van twee bij drie van zes producten 22. De optische scaninrichtingen 26, die zich aan elke zijde van de band 52 bevinden, scannen de producten 22 naarmate ze voorbij de inrichtingen 26 gaan voor het bepalen van de relatieve locatie en oriëntatie van de producten 22. Deze figuur toont drie dragers, een eerste 20a die bezig is met het zichzelf op één lijn brengen met de beoogde producten 22; een tweede 20b die op één lijn is gebracht met de producten 22, maar die daar nog niet mee gekoppeld is; en een derde 20c die is gekoppeld met de producten 22 en die de producten 22 draagt om ze te verplaatsen naar de afvoertransporteenheid 16.
Figuren 7A en 7B tonen een drager 20 in verschillende opstellingen. Zoals hierboven beschreven zijn de oppikinstrumenten 28 geconfigureerd om, gezamenlijk, te worden geroteerd, rond een gemeenschappelijke as (bijv. een middellijn van de drager). Figuren 7A en 7B illustreren dezelfde drager 20 in twee verschillende opstellingen. In figuur 7A zijn de oppikinstrumenten 28 opgesteld voor het oppikken van twee rijen producten (over de breedte van de toevoertransporteenheid 14 bijvoorbeeld} en vier kolommen producten (in een richting langs de toevoertransporteenheid 14, bijvoorbeeld). In de tweede opstelling, zoals getoond in figuur 7B, zijn de oppikinstrumenten 28 opgesteld in vier rijen en twee kolommen. De drager 20 is geconfigureerd voor het roteren van de oppikinstrumenten 28 met 90 graden om van de eerste opstelling naar de tweede opstelling te gaan. Hoewel producten niet getoond worden in figuren 7A en 7B, kan deze herschikking worden uitgevoerd terwijl de drager producten verplaatst van de toevoerlengte 30a naar de afvoerlengte 30b.
Figuur 8A toont een verdere drager 20 in een analoge opstelling aan die van figuur 7A.
In figuur 8A draagt de drager 20 zes producten 22. Figuur 8B toont twee dragers 20. In figuur 8B zijn de oppikinstrumenten 28 van elke drager 20 gezamenlijk 90 graden geroteerd rond een gemeenschappelijke as. Figuur 8B toont dat, indien deze dragers 20 dichter bij elkaar komen op de baan 18, het mogelijk is voor producten 22 van twee verschillende dragers 20 om te worden geplaatst in een enkele groep of opstelling aan de afvoerlengte 30b.
Figuren 9 en 10 tonen producten 22 die worden verplaatst van de toevoerlengte 30a van de baan 18 naar de afvoerlengte 30b van de baan 18. Zoals hierboven is behandeld, is het producthanteringsapparaat 12 geconfigureerd voor het herschikken van producten 22 naarmate ze van de toevoertransporteenheid 14 naar de afvoertransporteenheid 16 worden verplaatst. Deze herschikking kan om het even welke of alle omvatten van: het aanpassen van de tussenruimte tussen aangrenzende producten 22 in een rij- of kolomrichting, het heroriënteren van de producten 22 rond hun eigen as, het lateraal verplaatsen van de producten 22, gezamenlijk, loodrecht op de baan 18, en het roteren van de producten 22 rond een gemeenschappelijke as. Verdere verbinding laat aan de rijen toe te worden verschoven met de helft van een producttussenafstand waarmee rijen producten genest kunnen zijn tegenover strikt op één lijn gebracht te zijn in rijen en kolommen. Een reeks geneste productpatronen is mogelijk vs. de op één lijn gebrachte productformaten. Verdere opstellingen zijn ook mogelijk.
In figuren 9 en 10 worden twee rijen en drie kolommen producten 22 geroteerd rond een gemeenschappelijke as naarmate ze van de toevoertransporteenheid 14 naar de afvoertransporteenheid 16 gaan. De formatie van producten 22 wordt 90 graden geroteerd, zodat de kolommen producten 22 aan de toevoertransporteenheid 14 rijen producten 22 aan de afvoertransporteenheid 16 worden (en vice versa). Dit biedt een grote flexibiliteit om te voldoen aan een breed gamma afvoervereisten met een beperkter aanbod aan invoervariabelen.
Aangezien een rotatie zoals getoond in figuren 9 en 10 toelaat dat het aantal kolommen aan de invoerlengte 30a het aantal rijen aan de afvoerlengte 30b bepaalt, en het aantal kolommen wordt bepaald door de afmetingen en het vooraf opstellen van de drager 20, eerder dan de band 52 van de toevoertransporteenheid (bijvoorbeeld), kan aan een breed gamma afvoervereisten worden voldaan met hetzelfde apparaat. Dergelijke afvoervereisten kunnen worden gedicteerd door - bijvoorbeeld — een secundair verpakkingsformaat of patroonopstellingen.
In het voorbeeld getoond in figuren 9 en 10 is de afvoertransporteenheid 16 geconfigureerd voor het ontvangen van drie rijen producten 22. De toevoertransporteenheid 14 is niet in staat drie rijen producten 22 te bieden. Door het vooraf opstellen van de producten 22 op de toevoertransporteenheid 14 in opstellingen van twee bij drie, en deze opstellingen 90 graden te roteren, kunnen de producten 22 aan de afvoerlengte 30b geplaatst worden in een opstelling van drie bij twee, waardoor aan de afvoervereisten wordt voldaan.
Figuren 11A en 11B zijn opeenvolgende beelden van een bewerking van het plaatsen van producten 22 op de afvoertransporteenheid 16. Zoals hierboven beschreven worden de producten 22 opgepikt uit de toevoertransporteenheid 14 in een opstelling van twee bij drie en door de drager 20 en oppikinstrumenten 28 herschikt tot een opstelling van drie bij twee naarmate de drager de afvoerlengte 30b bereikt. De producten 22 worden ook herschikt, om zowel in de rij- als kolomrichting dichter bij elkaar te staan.
Aangezien de dragers 20 rond de baan 18 worden verplaatst met gebruikmaking van lineaire motoren, wordt elke drager 20 onafhankelijk gestuurd. Bijgevolg kan elke drager 20 een verschillende versnelling en snelheid hebben dan zijn buur. Dit laat aan dragers 20 toe dichter bij elkaar te komen voor het vergemakkelijken van “dubbele vallen”, waarbij meer dan één drager 20 producten 22 op de afvoertransporteenheid 16 plaatst in een enkele groep of opstelling van producten 22 - bijv. om een enkele secundaire verpakking te vullen. In figuur 11A hebben dragers 20a en 20b hun vallen voltooid en beginnen ze weg te gaan van de geplaatste producten 22. Drager 20c heeft de producten 22c aan de voorste rand van een secundaire verpakking van drie bij zes op de afvoertransporteenheid 16 geplaatst. De drager 20c heeft de producten 22c vrijgegeven en de oppikinstrumenten 28 worden verticaal naar boven gebracht weg van de afvoertransporteenheid 16 op de hierboven beschreven wijze.
De drager 20d achter drager 20c heeft de afvoerlengte 30d benaderd en is aangedreven om dichter bij de vorige drager 20c te komen. De laatste drager 20d verplaatst zijn producten 22d om in de onmiddellijke nabijheid van de producten 22c van de vorige drager 20c te zijn. De laatste drager 20d plaatst zijn producten 22d naast de producten 22c van de vorige drager 20c, als deel van dezelfde groep, in dezelfde secundaire verpakking. In figuur 11B heeft de laatste drager 20d zijn val voltooid, en is een verdere drager 20e in de afvoerlengte 30b gekomen met zijn producten 22e. Op een gelijkaardige manier als de laatste drager 20d van figuur 11A plaatst de verdere drager 20e zijn producten 22e als deel van dezelfde groep als de vorige twee dragers 20c,d. Het gebruik van onafhankelijk gestuurde dragers 20 (bijvoorbeeld aangedreven met gebruikmaking van lineaire motoren) laat achtereenvolgende dragers 20 toe op deze manier dichter bij de vorige dragers 20 te komen. Dit laat aan een toevoertransporteenheid 14 van twee rijen producten 22 toe de afvoertransporteenheid 16 van de secundaire verpakking met afmetingen van drie bij zes rijen (bijvoorbeeld) te bedienen. Figuur 12 toont een zicht van een producthanteringssysteem 10 met een toevoertransporteenheid 14 die twee rijen producten vervoert en afvoertransporteenheid 16 die producten 22 in een formaat van drie bij vier afvoert.
Figuur 13 is een bovenaanzicht van een producthanteringssysteem 10 waarin producten worden geleverd aan het producthanteringsapparaat 12 in twee rijen: de dragers 20 pikken de producten 22 op in een groep van twee bij vier; en de producten 22 worden afgevoerd in een secundaire verpakking in een opstelling van vier bij zes (waardoor de drie dragers 20 producten 22 in elke groep voor de secundaire verpakking moeten plaatsen). In een opstelling van vier bij vijf (korter dan vier bij zes), wordt de derde vier bij twee productval gesplitst door een dubbele val tussen de assemblage van twee productgroepen.
Figuur 14 is een tabel die voorbeeldcombinaties van oppik- en plaatsopstellingen toont. De “oppik”-kolom illustreert schematisch het aantal en de opstelling van producten die aan de toevoerlengte worden opgepikt. De "overdracht”-kolom illustreert schematisch de opstelling van de producten grofweg in het midden tussen de toevoer- en afvoerlengtes. De “plaats”-kolom illustreert schematisch het aantal en de opstelling van de producten wanneer ze aan de afvoerlengte worden geplaatst.
Aangezien het producthanteringssysteem 10 is geconfigureerd om continu te werken, moeten de toevoer- en afvoersnelheden van de toevoer- en afvoertransporteenheden worden overeengestemd om een gestage en constante beweging van producten 22 te verzekeren. Bijgevolg kan het systeem worden geconfigureerd voor het monitoren en sturen van de toevoer- en afvoersnelheden van de overeenkomstige transporteenheden voor het verzekeren van een continue werking.
Terwijl de bovenstaande voorbeelden groepen van producten 90 graden roteren om de rijen en kolommen in hoofdzaak te verwisselen, moet het duidelijk zijn dat het onderhavige voorbeeld niet beperkt is tot rotaties van 90 graden, of om het even welke specifieke rotatie. De dragers 20 van het producthanteringsapparaat 12 zijn geconfigureerd voor het roteren van de oppikinstrumenten 28 en producten met om het even welke hoek. Dit opent de deur voor een grotere verscheidenheid aan productopstellingen en secundaire verpakkingsopstellingen met producten 22 die anders geschikt zijn dan in lineaire rasterformaties, bijvoorbeeld. Dergelijke denkbeeldige secundaire verpakkingsopstellingen kunnen om het even welke van de geneste en/of op één lijn gebrachte verpakkingspatronen getoond in figuur 16 omvatten, maar zijn daar niet toe beperkt.
Figuur 15 illustreert schematisch een producthanteringssysteem 10 volgens de bekendmaking. Het producthanteringssysteem 10 omvat een beheermodule 60. De beheermodule 60 van het onderhavige voorbeeld omvat een processor, een gegevensopslaginrichting en een draadloze communicatie-inrichting.
Het producthanteringssysteem 10 omvat verder een producthanteringssysteem 12a omvattende een baan 18 en een veelvoud aan dragers 20. Het producthanteringssysteem 10 kan verder aanvullende producthanteringssystemen 12b omvatten (schematisch getoond in stippellijnen). Het producthanteringssysteem 10 omvat een toevoertransporteenheid 14a en afvoertransporteenheid 16a die zijn verbonden met het eerste transporthanteringsapparaat 12a. Het producthanteringssysteem kan verder toevoer- en afvoertransporteenheden 14b, 16b omvatten, die kunnen zijn verbonden met een enkele of meerdere producthanteringsapparaten.
De beheermodule 60 is geconfigureerd voor het sturen en synchroniseren van producthanteringsbewerkingen van het of de producthanteringsapparaten 10. De beheermodule 60 is geconfigureerd voor het ontvangen van gegevens van het producthanteringssysteem 10, het verwerken van de gegevens en het genereren van sturingsinstructies. Deze sturingsinstructies, wanneer ze worden uitgevoerd door het of de producthanteringsapparaten 12, stuen de werking van het of de producthanteringsapparaten 12.
De beheermodule 60 van het onderhavige voorbeeld omvat een draadloze communicatie-inrichting en/of een bedrade communicatie-inrichting/bus, voor het ontvangen van gegevens van het producthanteringsapparaat 12 en het versturen van sturingsinstructies naar het producthanteringsapparaat 12. De beheermodule 60 omvat een gegevensopslaginrichting voor het opslaan, en een processor voor het verwerken van gegevens die zijn ontvangen van het producthanteringsapparaat 12 en het genereren van sturingsinstructies.
De beheermodule 60 is geconfigureerd voor het ontvangen van gegevens van de toevoertransporteenheid 14a. De beheermodule 60 ontvangt bijvoorbeeld gegevens met betrekking tot de snelheid van de band 52 van de toevoertransporteenheid. De beheermodule 60 ontvangt gegevens van de pre-opstellingsinrichting 24 met betrekking tot de bediening van deze inrichting - bijv. met betrekking tot de locatie en beweging van de scheiders 56 rond de pre-opstellingsbaan 54. De beheermodule 60 ontvangt gegevens van de optische scaninrichting(en) 26 met betrekking tot de locatie en oriëntatie van producten 22 op de band 52 van de toevoertransporteenheid. Deze gegevens kunnen met gebruikmaking van draden of draadloos worden gecommuniceerd. De toevoertransporteenheid 14a omvat een veelvoud aan sensoren, die zijn geconfigureerd voor het monitoren van de gegevens voor verzending naar de beheermodule 60.
De beheermodule 60 is geconfigureerd voor het ontvangen van gegevens van de afvoertransporteenheid 16a. De beheermodule 60 ontvangt bijvoorbeeld gegevens met betrekking tot de afvoertussenafstand, snelheid en positie van de afvoertransporteenheid specifiek voor elke verpakkingsgroep die wordt geassembleerd of gepositioneerd daarvan. De beheermodule 60 kan gegevens ontvangen van de afvoertransporteenheid met betrekking tot de vereiste opstelling van producten 22 die aankomen aan de afvoerlengte 30b van de baan 18. Dit kan worden gedicteerd, bijvoorbeeld, door de combinatie van primair producttype en -grootte en het secundaire verpakkingsformaat dat wordt geproduceerd. Deze gegevens kunnen met gebruikmaking van draden of draadloos worden gecommuniceerd. De afvoertransporteenheid 16a omvat een veelvoud aan sensoren, die zijn geconfigureerd voor het monitoren van de werking en het leveren van de gegevens voor verzending naar de beheermodule 60.
In sommige voorbeelden kan de beheermodule 60 gegevens ontvangen van de baan van het producthanteringsapparaat 12a. De beheermodule 60 kan bijvoorbeeld gegevens ontvangen met betrekking tot de locatie en beweging van de dragers 20 van de baan 18. Deze gegevens kunnen met gebruikmaking van draden of draadloos worden gecommuniceerd. De baan 18 omvat een veelvoud aan sensoren, die zijn geconfigureerd voor het monitoren van deze werking en het leveren van de gegevens voor verzending naar de beheermodule 60. De beheermodule 60 is verder geconfigureerd voor het ontvangen van gegevens van de dragers 20. De beheermodule 60 kan gegevens ontvangen met betrekking tot de locatie en beweging van de dragers 20 van de baan 18a van de dragers 20. De beheermodule 60 ontvangt gegevens met betrekking tot de opstelling van de overeenkomstige oppikinstrumenten 28 (en bijgevolg om het even welke producten 22 die daarin worden gedragen) van de dragers 20. De beheermodule 60 ontvangt gegevens met betrekking tot om het even welke of alle van: de rotatie van de oppikinstrumenten 28, de tussenafstand van de oppikinstrumenten 28 in één van beide of beide van een kolom- en rijrichting, de oriëntatie van de oppikinstrumenten 28, de laterale positie van de oppikinstrumenten 28 in een richting loodrecht op de baan 18 en de verticale positie van de oppikinstrumenten 28.
Zoals hierboven is behandeld, zijn de dragers 20 van de bekendmaking losgekoppeld van de baan 18. Dat wil zeggen, er is geen permanente bedrade verbinding tussen de dragers 20 en de baan 18. Bijgevolg, zoals hierboven is behandeld, omvatten de dragers een draadloze communicatie-inrichting voor het draadloos communiceren met om het 20 even welke of beide van de baan en de beheermodule 60. Bijgevolg worden de bovenstaande gegevens draadloos verstuurd door de dragers 20. Deze gegevens kunnen daarom draadloos worden ontvangen door de beheermodule 60. Als alternatief kunnen de gegevens die draadloos verstuurd zijn door de dragers 20, worden ontvangen door een lokale draadloze master die de op de drager gemonteerde draadloze clients bedient die bewegen over de baan 18 (of een draadloze communicatie-inrichting daarvan) en worden gecommuniceerd aan de beheermodule 60 met gebruikmaking van bedrade communicatie. De beheermodule 60 is geconfigureerd voor het ontvangen van gegevens, het verwerken van gegevens en het genereren van sturingsinstructies of aandrijvingssignalen. De sturingsinstructies zijn geconfigureerd voor het sturen van de werking van het producthanteringsapparaat 12. Aandrijvingssignalen kunnen geconfigureerd zijn voor het rechtstreeks aandrijven van inrichtingen van het producthanteringsapparaat 12. Aandrijvingssignalen kunnen worden gecommuniceerd voor rechtstreekse sturing van aandrijvingsinrichtingen (bijv. tulpen, grijpers, lineaire verplaatsers) zonder de nood aan een processor of sturingsmodule voor het uitvoeren van sturingsinstructies.
De beheermodule 60 kan sturingsinstructies of aandrijvingssignalen voor om het even welke of alle van de toevoertransporteenheid 14a, de afvoertransporteenheid 16a, de baan 18 en de dragers 20 genereren en communiceren. Elk van de toevoertransporteenheid 14a, afvoertransporteenheid 16a, baan 18 en dragers 20 kunnen een bedrade of draadloze communicatie-inrichting omvatten die is geconfigureerd voor het ontvangen van de sturingsinstructies en een processor die is geconfigureerd voor het uitvoeren van de sturingsinstructies. De sturingsinstructies kunnen instructies omvatten met betrekking tot om het even welke of alle van de volgende: e werking van de band 52 van de toevoertransporteenheid, bijvoorbeeld verplaatsingssnelheid om een continue werking van het producthanteringssysteem 10 te verzekeren; e werking van de band van de afvoertransporteenheid, bijvoorbeeld de verplaatsingssnelheid om een continue werking van het producthanteringssysteem 10 te verzekeren; e werking van de pre-opstellingsinrichting 24, bijvoorbeeld voor het bepalen van de formatie van producten aan de toevoerlengte 30a; e gesynchroniseerde verplaatsing van de drager(s) 20 rond de baan 18, bijvoorbeeld voor het vergemakkelijken van het oppikken van producten 22 aan de toevoerlengte 30a, het verplaatsen van de producten naar de afvoerlengte 30b, en het plaatsen van de producten in de juiste opstelling en correct gegroepeerd aan de afvoerlengte 30b; e de opstelling en positie van oppikinstrumenten 28 aan de toevoerlengte 30a voor het vergemakkelijken van koppeling met de producten 22; e verticale verplaatsing van de oppikinstrumenten 28 voor het toelaten van koppeling van de oppikinstrumenten 28 met de producten 22, en verplaatsing van de producten 22 en oppikinstrumenten 28 rond de baan 18 zonder botsing; e de werking van de oppikinstrumenten 28 (d.w.z. koppelen en loslaten van producten 22 - bijvoorbeeld door het activeren en desactiveren van de pneumatiek); e om het even welke vereiste verandering in de opstelling van de oppikinstrumenten 28 (en om het even welke producten 22 die daarin worden gedragen) door rotatie van de formatie van oppikinstrumenten 28 rond een gemeenschappelijke as; e om het even welke vereiste verandering in de opstelling van de oppikinstrumenten 28 (en om het even welke producten 22 die daarin worden gedragen) door het heroriënteren van één, sommige of elk van de oppikinstrumenten 28 rond de as ervan; e om het even welke vereiste verandering in de opstelling van de oppikinstrumenten 28 (en om het even welke producten 22 die daarin worden gedragen) door het aanpassen van de tussenafstand van de producten in één van beide of beide van een rij- en kolomrichting en e om het even welke vereiste verandering in de opstelling van de oppikinstrumenten 28 (en om het even welke producten 22 die daarin worden gedragen) door het gezamenlijk verplaatsen van de oppikinstrumenten 28 in een richting loodrecht op de baan 18.
Figuur 16 is een verdere tabel die voorbeeldcombinaties van oppik- en plaatsopstellingen toont. Sommige van de voorbeelden van figuur 16 illustreren ‘geneste’ combinaties (zie patroon-ID's die beginnen met Axx, Bxx, Cxx, Dxx en Jxx). Dergelijke geneste opstellingen (waarin naburige rijen verschoven zijn) kunnen worden bereikt door het verschuiven van een eerste rij parallel met de richting van verplaatsing van de drager met betrekking tot een tweede rij en dan het verkleinen van de afstand tussen de rijen in een dwarsrichting.
De voorbeelden van patroon-ID's Exx en Gxx omvatten meerdere dragers die producten in een enkele uitvoer-/afvoeropstelling plaatsen, evenals enkele dragers die producten in twee afzonderlijke productopstellingen plaatsen.
De onderhavige uitvinding is hierboven louter bij wijze van voorbeeld beschreven .
Wijzigingen in detail kunnen worden aangebracht aan de onderhavige uitvinding binnen het bereik van de bijgevoegde conclusies. Verder kunnen eigenschappen van één voorbeeld worden gecombineerd met een alternatief voorbeeld tenzij een dergelijke combinatie expliciet uitgesloten is.

Claims (17)

CONCLUSIES
1. Producthanteringsapparaat (12), omvattende: een continue kring (18) omvattende: een toevoerlengte (30a); en een afvoerlengte (30b); een drager (20) die is geconfigureerd om zich te verplaatsen rond de kring tussen de toevoerlengte (30a) en de afvoerlengte (30b); waarbij de drager (20) omvat: een eerste oppikinstrument (28) dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een eerste product; en een tweede oppikinstrument (28) dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een tweede product; waarbij het producthanteringsapparaat is geconfigureerd voor het oppikken van een eerste en tweede product die zijn geplaatst in een eerste opstelling aan de toevoerlengte (30a) en het plaatsen van het eerste en tweede product in een tweede opstelling, die verschillend is van de eerste opstelling, aan de afvoerlengte (30b).
2. Producthanteringsapparaat (12) volgens conclusie 1, waarbij de drager (20) een veelvoud aan oppikinstrumenten (28) omvat, die voorzien zijn in ten minste één rij.
3. Producthanteringsapparaat (12) volgens conclusie 1 of conclusie 2, waarbij de eerste en tweede oppikinstrumenten (28) kunnen worden herschikt voor het oppikken van producten in een veelvoud aan verschillende opstellingen aan de toevoerlengte (30a).
4. Producthanteringsapparaat (12) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elke van de eerste en tweede opstellingen wordt gedefinieerd door: een positie van het tweede product met betrekking tot het eerste product; een positie van het eerste en tweede product loodrecht op de kring (18); een tussenafstand tussen de eerste en tweede producten; en een oriëntatie van elk van de eerste en tweede producten; en waarbij ten minste één van de relatieve positie, loodrechte positie, tussenafstand en een oriëntatie van de tweede opstelling verschillend is van die van de eerste opstelling.
5. Producthanteringsapparaat (12) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij: de drager is geconfigureerd voor het opstellen van de eerste en tweede oppikinstrumenten (28) in de eerste opstelling aan de toevoerlengte (30a) en het verplaatsen van de eerste en tweede oppikinstrumenten (28) naar de tweede opstelling naarmate de drager naar de toevoerlengte (30b) beweegt; en de drager (20) is geconfigureerd voor het roteren van de eerste en tweede oppikinstrumenten (28) rond een gemeenschappelijke verticale as voor het veranderen van de relatieve positie van de eerste en tweede oppikinstrumenten (28) of producten die daarin worden gedragen.
6. Producthanteringsapparaat (12) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij: de drager (20) is geconfigureerd voor het opstellen van de eerste en tweede oppikinstrumenten (28) in de eerste opstelling aan de toevoerlengte (30a) en het verplaatsen van de eerste en tweede oppikinstrumenten (28) naar de tweede opstelling naarmate de drager (20) naar de toevoerlengte (30b) beweegt; en de drager (20) is geconfigureerd voor het verschuiven van de eerste en/of tweede oppikinstrumenten (28) loodrecht op en/of parallel met de kring (18) op het punt waarop de drager (20) zich bevindt.
7. Producthanteringsapparaat (12) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij: de drager (20) is geconfigureerd voor het opstellen van de eerste en tweede oppikinstrumenten (28) in de eerste opstelling aan de toevoerlengte (30a) en het verplaatsen van de eerste en tweede oppikinstrumenten (28) naar de tweede opstelling naarmate de drager (20) naar de toevoerlengte (30b) beweegt; en de eerste en tweede oppikinstrumenten (28) zijn geconfigureerd om te bewegen naar of weg van elkaar voor het veranderen van de tussenafstand van de eerste en tweede oppikinstrumenten (28) of producten die daarin worden gedragen.
8. Producthanteringsapparaat (12) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij: de drager (20) is geconfigureerd voor het verticaal verplaatsen van de eerste en tweede oppikinstrumenten (28).
9. Producthanteringsapparaat (12) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de drager (20) een eerste drager is en het producthanteringsapparaat verder een tweede drager omvat die is geconfigureerd om te bewegen rond de kring (18) tussen de toevoerlengte (30a) en de afvoerlengte (30b); waarbij de tweede drager omvat: een eerste oppikinstrument (28) dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een product; en een tweede oppikinstrument (28) dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een product; waarbij de tweede drager is geconfigureerd om te bewegen rond de kring (18) onafhankelijk van de eerste drager, zodanig dat het producthanteringsapparaat is geconfigureerd voor het variëren van een tussenruimte tussen de eerste drager en de tweede drager.
10. Producthanteringsapparaat (12) volgens conclusie 9, waarbij de eerste drager is geconfigureerd voor het oppikken van een eerste en tweede product aan de toevoerlengte (30a); de tweede drager is geconfigureerd voor het oppikken van een derde en vierde product aan de toevoerlengte (30a); en de eerste en tweede dragers zijn geconfigureerd voor het plaatsen van het eerste, tweede, derde en vierde product in een enkele opstelling aan de afvoerlengte (30b).
11. Producthanteringssysteem (10) omvattende het producthanteringsapparaat volgens een der conclusies 1 tot 10.
12. Producthanteringssysteem (10) volgens conclusie 11, verder omvattende: een toevoertransporteenheid voor het toevoeren van producten naar het producthanteringsapparaat aan de toevoerlengte (30a); en een afvoertransporteenheid aan de afvoerlengte (30b), voor het overbrengen van producten weg van de afvoerlengte (30b) van het producthanteringsapparaat; waarbij de toevoerlengte (30a) van de kring (18) overeenkomt met de toevoertransporteenheid en de afvoerlengte (30b) van de kring (18) overeenkomt met de afvoertransporteenheid.
13. Producthanteringssysteem (10) volgens conclusie 12, verder omvattende:
een beheermodule die is geconfigureerd voor het sturen van het producthanteringsapparaat, de toevoertransporteenheid en/of de afvoertransporteenheid; waarbij de beheermodule omvat: een communicatie-inrichting die is geconfigureerd voor het ontvangen van operationele gegevens van het producthanteringsapparaat, de toevoertransporteenheid en/of de afvoertransporteenheid; en het versturen van sturingsinstructies of aandrijvingssignalen naar het producthanteringsapparaat, de toevoertransporteenheid en/of de afvoertransporteenheid; een processor die is geconfigureerd voor het verwerken van de operationele gegevens die zijn ontvangen van het producthanteringsapparaat en het genereren van de sturingsinstructies of aandrijvingssignalen voor het producthanteringsapparaat.
14. Werkwijze voor het hanteren van producten, waarbij de werkwijze het volgende omvat: het verplaatsen van een drager (20) omvattende een eerste en tweede oppikinstrument (28) naar een toevoerlengte van een continue kring (18); het oppikken van een eerste en tweede product die zijn opgesteld in een eerste opstelling aan de toevoerlengte (30a); het verplaatsen van het eerste en tweede product rond een deel van de continue kring (18) van de toevoerlengte (30a) naar een afvoerlengte (30b) van de kring (18); en het plaatsen van het eerste en tweede product in een tweede opstelling, die verschillend is van de eerste opstelling, aan de afvoerlengte (30b).
15. Producthanteringssysteem, omvattende: een producthanteringsapparaat, omvattende: een drager (20) omvattende een eerste oppikinstrument (28) dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een eerste product; en een tweede oppikinstrument (28) dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een tweede product; waarbij het producthanteringsapparaat is geconfigureerd voor het oppikken van een eerste en tweede product op een eerste locatie en het plaatsen van het eerste en tweede product op een tweede locatie; waarbij het producthanteringsapparaat verder omvat: een communicatie-inrichting die is geconfigureerd voor het ontvangen van sturingsinstructies of aandrijvingssignalen voor het sturen van de drager (20) zodat het het eerste en tweede product kan oppikken en plaatsen; waarbij het producthanteringssysteem verder omvat: een beheermodule die is geconfigureerd voor het sturen van het producthanteringsapparaat; waarbij de beheermodule omvat: een communicatie-inrichting die is geconfigureerd voor het ontvangen van operationele gegevens van het producthanteringsapparaat en het versturen van sturingsinstructies of aandrijvingssignalen naar het producthanteringsapparaat; een processor die is geconfigureerd voor het verwerken van de operationele gegevens die zijn ontvangen van het producthanteringsapparaat en het genereren van de sturingsinstructies of aandrijvingssignalen voor het producthanteringsapparaat.
16. Werkwijze voor het beheren van een producthanteringssysteem, waarbij de werkwijze het volgende omvat: het ontvangen van operationele gegevens van een producthanteringsapparaat; het verwerken van de operationele gegevens die zijn ontvangen van het producthanteringsapparaat; het genereren van sturingsinstructies of aandrijvingssignalen voor het sturen van het producthanteringsapparaat; het versturen van sturingsinstructies naar het producthanteringsapparaat.
17. Drager (20) voor gebruik in een producthanteringsapparaat; waarbij de drager (20) omvat: een eerste oppikinstrument (28) dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een eerste product; en een tweede oppikinstrument (28) dat is geconfigureerd voor het selectief koppelen van een tweede product; waarbij de drager (20) is geconfigureerd voor het oppikken van een eerste en tweede product die zijn geplaatst in een eerste opstelling en het plaatsen van het eerste en tweede product in een tweede opstelling, die verschillend is van de eerste opstelling.
BE20205973A 2020-12-23 2020-12-23 Producthanteringsapparaten, -systemen en geassocieerde werkwijzen BE1028934B1 (nl)

Priority Applications (9)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205973A BE1028934B1 (nl) 2020-12-23 2020-12-23 Producthanteringsapparaten, -systemen en geassocieerde werkwijzen
CA3203255A CA3203255A1 (en) 2020-12-23 2021-12-21 Product handling apparatuses, systems and associated methods
PCT/EP2021/087085 WO2022136428A1 (en) 2020-12-23 2021-12-21 Product handling apparatuses, systems and associated methods
KR1020237022849A KR20230149805A (ko) 2020-12-23 2021-12-21 제품 취급 장치, 시스템, 및 관련 방법
CN202180094420.9A CN116867719A (zh) 2020-12-23 2021-12-21 产品搬运设备、系统及相关方法
EP21843726.7A EP4267498A1 (en) 2020-12-23 2021-12-21 Product handling apparatuses, systems and associated methods
MX2023007635A MX2023007635A (es) 2020-12-23 2021-12-21 Aparatos, sistemas y metodos asociados para la manipulacion de productos.
US18/269,268 US20240059500A1 (en) 2020-12-23 2021-12-21 Product handling apparatuses, systems and associated methods
CONC2023/0009715A CO2023009715A2 (es) 2020-12-23 2023-07-21 Aparatos, sistemas y métodos asociados para la manipulación de productos

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205973A BE1028934B1 (nl) 2020-12-23 2020-12-23 Producthanteringsapparaten, -systemen en geassocieerde werkwijzen

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1028934A1 BE1028934A1 (nl) 2022-07-15
BE1028934B1 true BE1028934B1 (nl) 2022-07-18

Family

ID=75143383

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20205973A BE1028934B1 (nl) 2020-12-23 2020-12-23 Producthanteringsapparaten, -systemen en geassocieerde werkwijzen

Country Status (9)

Country Link
US (1) US20240059500A1 (nl)
EP (1) EP4267498A1 (nl)
KR (1) KR20230149805A (nl)
CN (1) CN116867719A (nl)
BE (1) BE1028934B1 (nl)
CA (1) CA3203255A1 (nl)
CO (1) CO2023009715A2 (nl)
MX (1) MX2023007635A (nl)
WO (1) WO2022136428A1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20190255698A1 (en) * 2016-06-22 2019-08-22 Krones Aktiengesellschaft Apparatus for handling articles
EP3604182A1 (fr) * 2018-07-31 2020-02-05 Sidel Packing Solutions SAS Dispositif et procédé de préhension simultanée et de déplacement de produits
US20200079596A1 (en) * 2017-04-26 2020-03-12 Robert Bosch Gmbh Apparatus and method for transporting products, in particular for packaging machines

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20190255698A1 (en) * 2016-06-22 2019-08-22 Krones Aktiengesellschaft Apparatus for handling articles
US20200079596A1 (en) * 2017-04-26 2020-03-12 Robert Bosch Gmbh Apparatus and method for transporting products, in particular for packaging machines
EP3604182A1 (fr) * 2018-07-31 2020-02-05 Sidel Packing Solutions SAS Dispositif et procédé de préhension simultanée et de déplacement de produits

Also Published As

Publication number Publication date
BE1028934A1 (nl) 2022-07-15
US20240059500A1 (en) 2024-02-22
CN116867719A (zh) 2023-10-10
EP4267498A1 (en) 2023-11-01
MX2023007635A (es) 2023-07-14
CO2023009715A2 (es) 2023-11-20
KR20230149805A (ko) 2023-10-27
WO2022136428A1 (en) 2022-06-30
CA3203255A1 (en) 2022-06-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CN106660648B (zh) 运输设备
US10882702B2 (en) Method and apparatus for handling piece goods moved in at least two parallel rows
EP2853357B2 (en) Machine and method for cartoning articles
KR101702853B1 (ko) 그리퍼를 이용하여 공급 컨베이어 벨트로부터 배출 컨베이어 벨트로 제품을 전달하기 위한 장치 및 상기 장치의 작동 방법
EP2497612B1 (en) Gripping head for a robot or manipulator of a cartoning machine
CN109415170B (zh) 用于处理以至少一排依次运动的成件货物的方法和设备
US11713147B2 (en) Article picking and treating apparatus
CN110799435A (zh) 用于操作件货、货物和/或合装件的方法和装置
US11807470B2 (en) Buffer device and method for buffering containers
US11124327B2 (en) Transport section of a packaging line as well as method for modifying a packaging line provided for articles or article sets
BE1028934B1 (nl) Producthanteringsapparaten, -systemen en geassocieerde werkwijzen
CN110740956B (zh) 用于操作件货、物品和/或包裹的方法和装置
CN107572027B (zh) 贴标机和生产合装包的方法
EP4003849B1 (en) Packaging apparatus
CN110884903B (zh) 搬运成件货物的方法和设备
CN214030707U (zh) 用于处理以至少一排相继运动的成件货物的设备
EP3842351A1 (en) An article picking and treating apparatus
CN112298987A (zh) 用于处理以至少一排相继运动的成件货物的设备和方法
CN110920966B (zh) 用于包装物品的搬运设备和/或包装设备和方法
BE1028931B1 (nl) Pick-and-place-systeem voor een artikel
CN109311602B (zh) 用于处理依次运动的成件货物的方法和设备
WO2004074107A1 (en) Pick and place assembly for continuously packaging articles

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20220718