BE1028553B1 - Opslaginrichting met verticaal beweegbaar gordijn en kit voor bevestiging van verticaal beweegbaar gordijn aan opslaginrichting - Google Patents

Opslaginrichting met verticaal beweegbaar gordijn en kit voor bevestiging van verticaal beweegbaar gordijn aan opslaginrichting Download PDF

Info

Publication number
BE1028553B1
BE1028553B1 BE20205579A BE202005579A BE1028553B1 BE 1028553 B1 BE1028553 B1 BE 1028553B1 BE 20205579 A BE20205579 A BE 20205579A BE 202005579 A BE202005579 A BE 202005579A BE 1028553 B1 BE1028553 B1 BE 1028553B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
flexible curtain
curtain
sliding elements
flexible
guide channel
Prior art date
Application number
BE20205579A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1028553A1 (nl
Inventor
Stephanie Wong
Original Assignee
Conteyor Int Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Conteyor Int Nv filed Critical Conteyor Int Nv
Priority to BE20205579A priority Critical patent/BE1028553B1/nl
Priority to PCT/IB2021/057667 priority patent/WO2022038569A1/en
Publication of BE1028553A1 publication Critical patent/BE1028553A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1028553B1 publication Critical patent/BE1028553B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D90/00Component parts, details or accessories for large containers
    • B65D90/004Contents retaining means
    • B65D90/0073Storage racks
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D90/00Component parts, details or accessories for large containers
    • B65D90/02Wall construction
    • B65D90/021Flexible side walls or doors

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Curtains And Furnishings For Windows Or Doors (AREA)

Abstract

De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor opslag van componenten omvattende een aantal bovenste horizontale framedelen, een aantal onderste horizontale framedalen en een aantal verticale framedelen, en een verticaal beweegbaar flexibel gordijn, omvattende een onderrand en een bovenrand, waarbij het flexibele gordijn aan tegenoverliggende zijranden van het flexibele gordijn, gelegen dwars op de onderrand en bovenrand, een aantal op afstand van elkaar geplaatste schuifelementen omvat, waarbij de schuifelementen aan eenzelfde zijrand van het flexibel gordijn verschuifbaar in een longitudinaal geleidingskanaal van een geleidingsrail bevestigd zijn, waarbij de geleidingsrail op een verticaal framedeel bevestigd is en waarbij het geleidingskanaal minstens gedeeltelijk voorzien is van een polymeer inzetstuk of een coating, aangebracht tijdens een verf- en/of anodisatieproces. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een kit voor bevestiging van een verticaal beweegbaar flexibel gordijn aan een opslaginrichting.

Description

OPSLAGINRICHTING MET VERTICAAL BEWEEGBAAR GORDIJN EN KIT VOOR BEVESTIGING VAN VERTICAAL BEWEEGBAAR GORDIJN AAN OPSLAGINRICHTING
TECHNISCH DOMEIN De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor opslag van componenten. De uitvinding heeft in een tweede aspect eveneens betrekking op een kit voor bevestiging van een verticaal beweegbaar flexibel gordijn aan een opslaginrichting.
STAND DER TECHNIEK Dergelijke inrichting is onder meer gekend uit US 20080047917. US ‘917 beschrijft een rek voor het bewaren van componenten dat zijdelings kan geladen worden. Het rek omvat een stevig open frame, een matrix van zijdelings toegankelijke opslagbakken en een flexibel gordijn voor het beschermen van de inhoud van de opslagbakken tegen stof en vervuiling. Het flexibele gordijn valt naar beneden vanaf de bovenzijde van het frame en omvat meerdere verspreide geleidingssamenstellingen, waarvan de uiteinden beweegbaar zijn in geleidingsrails, geplaatst op verticale delen van het frame. Een flexibele band die aan de bovenzijde van het gordijn is vastgemaakt, wordt gebruikt om de verticale beweging van het gordijn te beïnvloeden.
Deze gekende inrichting heeft volgende nadelen of problemen. De geleidingssamenstellingen omvatten buisvormige profielen die zich doorheen het flexibele gordijn van een eerste geleidingsrail naar een tegenoverliggende tweede geleidingsrail uitstrekken. Deze buisvormige profielen verhogen het gewicht van het flexibele gordijn, wat tijdens het sluiten van het gordijn nadelig is, en vergroten het volume van het flexibele gordijn in neergelaten positie, waardoor een deel aan de onderzijde van het rek door het flexibele gordijn afgeschermd blijft. Het buisvormig profiel is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de geleidingssamenstellingen correct in de geleidingsrail gepositioneerd zijn en niet blokkeren. Echter door het gebruik van het buisvormig profiel zijn de geleidingssamenstellingen gevoelig aan blokkeringen wanneer het flexibele gordijn niet in het midden gemanipuleerd wordt. Het gebruik van de flexibele band is nadelig doordat deze in het midden aan de bovenzijde van het flexibele gordijn bevestigd is en in een neergelaten positie over de volledige hoogte van het open frame loopt. Dit belemmert het laden en lossen van het rek.
De huidige uitvinding beoogt minstens een oplossing te vinden voor enkele van bovenvermelde problemen of nadelen.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING In een eerste aspect betreft de huidige uitvinding een inrichting volgens conclusie
1. Het grote voordeel van een inrichting volgens de huidige uitvinding is dat de inrichting een flexibel gordijn omvat, waarbij aan tegenoverliggende zijranden van het flexibele gordijn een aantal schuifelementen op afstand van elkaar geplaatst zijn, waarbij de schuifelementen verschuifbaar in een longitudinaal geleidingskanaal van een geleidingsrail bevestigd zijn en waarbij het geleidingskanaal minstens gedeeltelijk voorzien is van een polymeer inzetstuk of een coating, aangebracht tijdens een verf- en/of anodisatieproces. Het polymeer inzetstuk of de coating verlaagt de wrijving tussen de schuifelementen en de geleidingsrail, waardoor de schuifelementen goed in de geleidingsrail kunnen bewegen en het flexibele gordijn eenvoudig te openen is. De lage wrijving zorgt er tevens ook voor dat de schuifelementen moeilijk blokkeren, waardoor het overbodig is om buisvormige profielen aan te brengen, die zich doorheen het flexibele gordijn van een eerste schuifelement in een eerste geleidingsrail naar een tegenoverliggende tweede — schuifelement in een tweede geleidingsrail uitstrekken. Hierdoor wordt een licht en flexibel gordijn bekomen. Doordat het flexibele gordijn geen buisvormige profielen omvat, neemt het in neergelaten positie weinig ruimte in, waardoor maar een beperkt gedeelte van de inrichting door het flexibele gordijn afgeschermd wordt. Bijkomend voordelig is dat de schuifelementen niet blokkeren wanneer het flexibele gordijn niet in het midden gemanipuleerd wordt. Het gewicht van het flexibele gordijn is dermate laag dat het gordijn zonder bijkomende hulpmiddelen verticaal kan bewogen worden, waardoor het laden en lossen van de inrichting niet door deze hulpmiddelen, zoals een flexibele band uit de stand der techniek, gehinderd wordt.
Voorkeursvormen van de inrichting worden weergegeven in de conclusies 2 tot en met 13.
In een tweede aspect betreft de huidige uitvinding een kit volgens conclusie 14. Deze kit heeft onder meer als voordeel dat een opslaginrichting met behulp van de kit kan uitgerust worden met een verticaal beweegbaar flexibel gordijn met dezelfde voordelen als een inrichting volgens het eerste aspect. Dit is in het bijzonder voordelig voor het vervangen van een flexibel gordijn volgens de stand der techniek of voor het beschermen van componenten in een opslaginrichting die geen flexibel gordijn omvat.
Voorkeursvormen van de werkwijze worden beschreven in de volgconclusie 15.
BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN Figuur 1 toont een dwarsdoorsnede van een geleidingsrail volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding.
Figuur 2A-2B tonen een perspectivisch aanzicht van een geleidingsrail volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding, verder voorzien van een inzetstuk, een schuifelement en een blokkeringselement.
Figuur 3 toont een perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding, met het beweegbare flexibele gordijn in een gesloten positie.
Figuur 4 toont een perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding, met het beweegbare flexibele gordijn in een open positie.
Figuur 5 toont een detailweergave van glijelementen van een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding, met het beweegbare flexibele gordijn in een gesloten positie.
Figuur 6 toont een detailweergave van glijelementen van een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding, met het beweegbare flexibele gordijn in een open positie.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die gebruikt worden in de beschrijving van de uitvinding, ook technische en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals ze algemeen begrepen worden door de vakman in het technisch veld van de uitvinding. Voor een betere beoordeling van de beschrijving van de uitvinding, worden de volgende termen expliciet uitgelegd.
“Een”, “de” en “het” refereren in dit document aan zowel het enkelvoud als het meervoud tenzij de context duidelijk anders veronderstelt. Bijvoorbeeld, “een segment” betekent een of meer dan een segment.
De termen “omvatten”, “omvattende”, “bestaan uit”, “bestaande uit”, “voorzien van”, “bevatten”, “bevattende”, “inhouden”, “inhoudende” zijn synoniemen en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid van wat volgt aanduiden, en die de aanwezigheid niet uitsluiten of beletten van andere componenten, kenmerken, elementen, leden, stappen, gekend uit of beschreven in de stand der techniek.
Het citeren van numerieke intervallen door de eindpunten omvat alle gehele getallen, breuken en/of reële getallen tussen de eindpunten, deze eindpunten inbegrepen.
In een eerste aspect betreft de uitvinding een inrichting voor opslag van componenten.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de inrichting een aantal bovenste horizontale framedelen, een aantal onderste horizontale framedelen en een aantal verticale framedelen, waarbij de bovenste en onderste horizontale framedelen door de verticale framedelen ter vorming van een stijf frame verbonden zijn.
Een framedeel is bijvoorbeeld een metalen, houten of kunststoffen profiel met een rechthoekige, ronde of andere geschikte doorsnede. Een framedeel is bijvoorbeeld een metalen, houten of kunststoffen plaat, al dan niet gelaagd. Het is voor een vakman geschoold in het technische veld duidelijk dat het stijve frame door een combinatie van profielen, platen of andere geschikte elementen kan gevormd worden.
Het stijve frame is deel van een balkvormig of kubusvormig volume waarbinnen componenten kunnen opgeslagen worden.
De onderste framedelen zijn deel van een bodem, de bovenste framedelen deel van een dak van de inrichting.
De bodem 5 en het dak zijn bij voorkeur gesloten oppervlakken voor het beschermen van de opgeslagen componenten tegen stof en vervuiling.
De bodem is minstens in twee tegenoverliggende hoeken langs eenzelfde rand van de bodem door middel van een verticaal framedeel met het dak verbonden.
Bij voorkeur is de bodem in elke hoek van de bodem door middel van een verticaal framedeel met het dak verbonden.
De bodem, het dak en verbindende verticale framedelen, die in tegenoverliggende hoeken langs eenzelfde rand van de bodem, de bodem en het dak verbinden, omkaderen een zijwand.
De inrichting omvat een verticaal beweegbaar flexibel gordijn, omvattende een onderrand en een bovenrand, waarbij het flexibele gordijn in of op een vlak gemonteerd is, gevormd door een bovenste framedeel, een onderste framedeel en verbindende verticale framedelen.
Het flexibele gordijn kan zowel transparant, ondoorzichtig als semi-transparant zijn.
Het flexibele gordijn kan uit textiel gevormd zijn.
Bij voorkeur is het flexibele gordijn gecoat.
Het flexibele gordijn kan eveneens als één stuk uit een flexibele kunststof gevormd zijn.
Het flexibele gordijn is bij voorkeur in het vlak gemonteerd, zodat het door het stijve frame beschermd is.
Het flexibele gordijn omvat aan tegenoverliggende zijranden een aantal op afstand van elkaar geplaatste schuifelementen.
De zijranden zijn dwars op de onderrand en bovenrand van het flexibele gordijn gelegen.
De schuifelementen aan eenzelfde zijrand van het flexibele gordijn zijn verschuifbaar in een longitudinaal geleidingskanaal van een geleidingsrail bevestigd.
De schuifelementen omvatten daartoe een voet die binnen het geleidingskanaal aangrijpt.
De geleidingsrail is op een verbindend verticaal framedeel bevestigd.
De inrichting omvat dus minstens twee geleidingsrails, minstens één aan elke zijrand van het flexibel gordijn, die op — tegenoverliggende verbindende verticale framedelen bevestigd zijn.
De geleidingsrail strekt zich bij voorkeur uit in een lengterichting.
De geleidingsrail kan daarbij een dwarsdoorsnede hebben, veelal invariant tussen de twee uiteinden ervan.
Elke dwarsrichting t.o.v. de geleidingsrail kan verwijzen naar een richting die vervat is in een vlak dat loodrecht staat op de genoemde lengterichting.
De geleidingsrail kan een geëxtrudeerd railprofiel omvatten.
De geleidingsrail kan bijvoorbeeld een aluminium of een composiet geëxtrudeerd railprofiel omvatten.
De geleidingsrail omvat of omklemt het longitudinale geleidingskanaal.
Volgens een niet-limitatief voorbeeld kan de dwarsdoorsnede van de geleidingsrail twee armen omvatten die het geleidingskanaal omklemmen.
Deze armen zijn verder gescheiden door een gleufopening.
De armen sluiten de schuifelementen binnen het geleidingskanaal in.
Bij voorkeur verhinderen de armen daardoor verwijdering van de schuifelementen uit het geleidingskanaal, doorheen haar gleufopening, in de richting van het flexibele gordijn.
Deze gleufopening is daartoe voldoende smal.
De gleufopening is smaller dan de voet van een schuifelement.
De schuifelementen strekken zich doorheen de gleufopening uit.
De geleidingsrail kan bijvoorbeeld een in hoofdzaak U-vormige of C-vormige dwarsdoorsnede omvatten.
Doordat de schuifelementen verschuifbaar in het geleidingskanaal bevestigd zijn, zijn de schuifelementen in de geleidingsrail bevestigd en tegelijkertijd in staat om langs het geleidingskanaal te schuiven.
Uiteraard kan een bepaalde tolerantie voor de afmetingen van het schuifelement van toepassing zijn.
De schuifelementen kunnen rechtstreeks binnen het geleidingskanaal bevestigd zijn.
Het geleidingskanaal is in dit geval minstens gedeeltelijk voorzien van een coating.
Het geleidingskanaal kan volledig van een coating voorzien zijn.
De coating is tijdens een verf- en/of anodisatieproces aangebracht.
De coating is in een laag met een dikte tussen 5 en 200 micrometer aangebracht, bij voorkeur tussen 10 en 150 micrometer.
De coating kan een polymeer zoals polytetrafluorethyleen (teflon), WS2 (Tungsten disulfide) of een verf met smeermiddel omvatten.
Door het gebruik van de coating kan een schuifelement met weinig wrijving langs het geleidingskanaal schuiven.
Als alternatief kunnen de schuifelementen in een inzetstuk bevestigd zijn, dat binnen het geleidingskanaal is aangebracht.
Het inzetstuk is — wrijvingsverminderend.
Het inzetstuk hoeft niet de ganse lengte van het geleidingskanaal te bedekken.
Het inzetstuk kan de ganse lengte van het geleidingskanaal bedekken.
Het inzetstuk kan één of meerdere gedeeltes omvatten.
Het inzetstuk omvat of omklemt een inzetkanaal.
De schuifelementen zijn schuifbaar binnen het inzetkanaal bevestigd.
De voet van de schuifelementen grijpt aan binnen het inzetkanaal.
Het inzetstuk kan twee armen omvatten, gescheiden door een gleufopening van het inzetstuk, en die de schuifelementen binnen het inzetkanaal insluiten.
Bij voorkeur verhindert het inzetstuk daardoor verwijdering van de schuifelementen uit het inzetkanaal en dus het geleidingskanaal, doorheen haar gleufopening, in de richting van het flexibele gordijn. Deze gleufopening is daartoe voldoende smal. De gleufopening is smaller dan de voet van een schuifelement. Het inzetstuk heeft bij voorkeur een dwarsdoorsnede die in hoofdzaak onveranderlijk is over de lengterichting. Het inzetstuk omvat een polymeer. Volgens een niet-limitatieve uitvoeringsvorm omvat het inzetstuk een polymeer gekozen uit polyolefinen, zoals hoge-dichtheid-polyethyleen (HDPE), polyethyleen met ultrahoog moleculair gewicht (UHMWPE), polyethyleen met gemiddelde dichtheid (MDPE), polypropyleen, polyurethaan, polystyreen, vernet polyethyleen (PEX of XLPE), polyoxymethyleen (POM), of gesmeerde of gewijzigde versies van een van de hierboven vermelde polyolefinen om lagere wrijvingscoëfficiénten te creëren.
De kinetische wrijvingscoëfficiënt tussen de coating in het geleidingskanaal en het schuifelement of tussen het polymeer van het inzetstuk en het schuifelement is tussen O en 0.12 in droge omstandigheden. Bij voorkeur is de kinetische wrijvingscoëfficiënt tussen O en 0.1.
Het flexibele gordijn vormt een beweegbare afsluiting van een zijwand van de inrichting, waarbij het flexibele gordijn een open en een gesloten positie heeft. De coating of het polymeer inzetstuk verlaagt de wrijving tussen de schuifelementen en de geleidingsrail, waardoor de schuifelementen goed in het geleidingskanaal van de geleidingsrail kunnen bewegen en het flexibele gordijn eenvoudig te openen is. De lage wrijving zorgt er tevens ook voor dat de schuifelementen moeilijk blokkeren, waardoor het overbodig is om buisvormige profielen aan te brengen, die zich doorheen het flexibele gordijn van een eerste schuifelement in een eerste geleidingsrail naar een tegenoverliggende tweede schuifelement in een tweede geleidingsrail uitstrekken. Hierdoor wordt een licht en flexibel gordijn bekomen. Doordat het flexibele gordijn geen buisvormige profielen omvat, neemt het in neergelaten positie weinig ruimte in, waardoor maar een beperkt gedeelte van de inrichting door het flexibele gordijn afgeschermd wordt. Bijkomend voordelig is dat de schuifelementen niet blokkeren wanneer het flexibele gordijn niet in het midden gemanipuleerd wordt. Door de zeer lage kinetische wrijvingscoëfficiënt tussen de schuifelementen en de coating of het inzetstuk glijdt het flexibele gordijn na opening onder invloed van de zwaartekracht bijna automatisch naar de neergelaten positie.
Volgens een uitvoeringsvorm is het flexibele gordijn aan de onderrand aan een onderste framedeel van een vlak, gevormd door een bovenste framedeel, een onderste framedeel en verbindende verticale framedelen, vastgemaakt. Dit is voordelig bij het sluiten van het gordijn, waarbij de bovenrand naar het bovenste framedeel van het vlak bewogen wordt om te vermijden dat de onderrand mee naar boven beweegt en het vlak niet afgesloten wordt. Volgens een uitvoeringsvorm zijn de schuifelementen met regelmatige tussenafstand over een zijrand verdeeld. Dit is voordelig voor het gelijkmatig verdelen van een belasting op het flexibele gordijn over de verschillende schuifelementen. Bij voorkeur zijn schuifelementen aan een tegenoverliggende zijrand zo over de tegenoverliggende zijrand verdeeld dat een lijn doorheen een schuifelement aan een zijrand en het dichtstbijzijnde schuifelement aan de tegenoverliggende zijrand parallel is met de bovenrand van het flexibele gordijn.
Volgens een uitvoeringsvorm omvat de inrichting minstens twee tegenoverliggende zijwanden die met behulp van een flexibel gordijn afsluitbaar zijn. Het flexibele gordijn is volgens de hoger beschreven uitvoeringsvorm. Volgens een verdere uitvoeringsvorm zijn alle zijwanden van de inrichting met behulp van een flexibel gordijn afsluitbaar. Volgens een uitvoeringsvorm omvatten de schuifelementen een oog, waarbij de schuifelementen door middel van lussen doorheen het oog aan het flexibele gordijn bevestigd zijn. Het oog is een deel van het schuifelement dat zich doorheen de gleufopening uitstrekt. Een lus is gevormd uit een baan textiel of een stuk touw, waarbij de baan textiel of het stuk touw aan beide uiteinden aan het flexibele gordijn bevestigd zijn. De lussen zijn op het flexibele gordijn genaaid, gelijmd, geniet, vastgeklonken of vastgebout. Alternatief zijn de lussen losneembaar aan het flexibele gordijn vastgemaakt. De lussen zijn bijvoorbeeld met behulp van drukknopen of klittenband losneembaar aan het gordijn vastgemaakt. Bij voorkeur zijn de lussen met een waterbestendige en schuurvaste coating behandeld. Lussen zijn voordelig voor het bevestigen van de schuifelementen op het flexibele gordijn doordat bij het neerlaten van het flexibele gordijn, de lussen voldoende vervormbaar zijn om het flexibele gordijn accordeonvormig te doen opvouwen.
Volgens een uitvoeringsvorm zijn beide uiteinden van een lus op eenzelfde hoogte aan het flexibele gordijn bevestigd. Dit is voordelig omdat beide uiteinden met behulp van eenzelfde stiksel, nietje, klinknagel of bout en moer aan het flexibele gordijn kunnen bevestigd worden.
Volgens een andere uitvoeringsvorm zijn beide uiteinden van een lus op verschillende hoogte aan het flexibele gordijn bevestigd. Doordat de beide uiteinden van de lus op verschillende hoogte op het flexibele gordijn bevestigd zijn, heeft de lus bij eenzelfde afstand tussen het flexibele gordijn en het schuifelement een grotere oppervlakte dan bij een lus waarbij beide uiteinden op dezelfde hoogte aan het flexibele gordijn bevestigd zijn. Door de grotere oppervlakte van de lus, kan de lus gemakkelijker verdraaid worden. Dit is voordelig voor een zo klein mogelijke torsiekracht door de lus op het schuifelement. Bij een kleine en dus stroeve lus, zou de lus een grotere torsiekracht op het schuifelement uitoefenen, wat in een minder vlot schuiven van de schuifelementen in de geleidingsrail zou resulteren.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm is de opening van het oog van het schuifelement in een vlak dwars op het vlak van het flexibele gordijn gelegen. Dit is voordelig voor het bekomen van een compact flexibel gordijn in neergelaten positie, waardoor maar een beperkt gedeelte van de inrichting door het flexibele gordijn afgeschermd wordt. Onafhankelijk van de grootte van de opening van het 009, kunnen de schuifelementen compact op elkaar gestapeld worden.
Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm is het oog roteerbaar gelagerd. Het oog is ten opzichte van de voet van het schuifelement, ingesloten in het geleidingskanaal, roteerbaar. Dit is voordelig doordat het flexibele gordijn, onafhankelijk van de grootte van de lus, vlot beurtelings in een eerste en tweede richting van een substantieel verticale naar een substantieel horizontale positie kan omvouwen.
Het is voor een vakman, geschoold in het technische veld duidelijk, dat in deze uitvoeringsvorm het oog ook rechtstreeks op het flexibele gordijn kan bevestigd worden, zonder gebruik van lussen. Het oog kan in dit geval door andere geschikte elementen vervangen worden, zoals een haak die in een opening van het flexibele gordijn vastgehaakt wordt, of een plaatje dat aan het flexibele gordijn geniet, genaaid, gelijmd, vastgebout of vastgeklinkt wordt, of een drukknoop die op een complementair element dat op het gordijn is bevestigd losneembaar wordt vastgedrukt, of een ander geschikt element.
Volgens een uitvoeringsvorm zijn de beide uiteinden van de lussen aan eenzelfde zijde van het flexibele gordijn bevestigd.
Dit is voordelig omdat hierdoor het flexibele gordijn tijdens het bevestigen van de schuifelementen niet moet omgedraaid worden, wat de vervaardiging vereenvoudigt.
Bij het gebruik van een stuk baan als lus, zijn zijden van de baan, die zich ter hoogte van het oog van het schuifelement het dichtst bij het flexibele gordijn bevinden, op het punt waar de uiteinden van de baan op het flexibele gordijn bevestigd zijn, naar elkaar gekeerd.
Tegenoverliggende zijden van de baan vormen op dat ogenblik buitenste randen van de lus.
Dit is in combinatie met een oog dwars op het vlak van het flexibele gordijn, zoals in een hoger beschreven uitvoeringsvorm, voordelig voor het accordeonvormig opvouwen van het flexibele gordijn, waarbij het flexibele gordijn voornamelijk in één richting uit het vlak gevormd door de zijwand komt.
De beiden uiteinden van de lussen kunnen bij een opgevouwen flexibel gordijn terugkeren naar een horizontale positie, in het vlak van het oog.
Het flexibele gordijn zal hierbij een korte bocht omheen het schuifelement maken.
De korte bocht ligt aan de zijden van de baan, die zich ter hoogte van het oog van het schuifelement het dichtst bij het flexibele gordijn bevinden.
De richting waarin het flexibele gordijn uit het vlak gevormd door de zijwand komt, kan afhankelijk van de toepassing gekozen worden, bijvoorbeeld naar de binnenzijde van het balkvormige of kubusvormige volume waarbinnen componenten opgeslagen worden om het flexibele gordijn in neergelaten positie tegen beschadiging te beschermen of bijvoorbeeld naar de buitenzijde van het balkvormige of kubusvormige volume indien dit volume door stuwmateriaal in kleinere compartimenten is onderverdeeld die de beweging van het flexibele gordijn kunnen hinderen.
Volgens een uitvoeringsvorm zijn in het flexibele gordijn plooien aangebracht, voor het bevorderen van het accordeonvormig opvouwen van het flexibele gordijn.
De plooien zijn bijvoorbeeld in het flexibele gordijn geperst.
De plooien zijn bijvoorbeeld in het flexibele gordijn gestikt.
Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm omvatten de schuifelementen een co- geëxtrudeerd flexibel bevestigingsdeel.
Het co-geëxtrudeerde flexibele bevestigingsdeel is verbuigbaar ten opzichte van de voet van het schuifelement.
Het co-geëxtrudeerde flexibele bevestigingsdeel is bij voorkeur wringend verdraaibaar ten opzichte van de voet van het schuifelement. Dit is voordelig bij het opvouwen van het flexibele gordijn in een geopende positie. Het co-geëxtrudeerde flexibele bevestigingsdeel strekt zich bij voorkeur vanaf de voet van het schuifelement in het vlak van het flexibele gordijn uit. De schuifelementen zijn door het co-geëxtrudeerde flexibele bevestigingsdeel aan het flexibele gordijn bevestigd. Het co-geëxtrudeerde flexibele bevestigingsdeel omvat een haak die in een opening van het flexibele gordijn vastgehaakt wordt, of een plaatje dat aan het flexibele gordijn geniet, genaaid, gelijmd, vastgebout of vastgeklinkt wordt, of een drukknoop die op een complementair element dat op het gordijn is bevestigd losneembaar wordt vastgedrukt, of een ander geschikt element. Volgens een uitvoeringsvorm strekt het flexibele gordijn zich horizontaal over substantieel de volledige lengte tussen twee geleidingsrails uit. Dit is voordelig voor het compleet afsluiten van een zijwand van de inrichting zodat componenten in de inrichting tegen stof en vervuiling beschermd zijn. Een hoger beschreven uitvoeringsvorm waarbij beide uiteinden van de lussen aan eenzelfde zijde van het flexibele gordijn bevestigd zijn, is in dit geval bijkomend voordelig doordat dit toelaat dat het flexibele gordijn zich tot aan de geleidingsrail uitstrekt, voorbij een deel van het schuifelement dat doorheen de gleufopening in het geleidingskanaal steekt. In het andere geval kan het flexibele gordijn zich hoogstens tot aan het deel van het schuifelement uitstrekken, dat doorheen de gleufopening in het geleidingskanaal steekt. In dat geval is het om toe te laten dat de lus voldoende oppervlakte heeft, zodat de lus voldoende kan verdraaien, noodzakelijk om een afstand te hebben tussen het flexibele gordijn en het deel van het schuifelement dat doorheen de gleufopening in het geleidingskanaal steekt van minstens 1 cm, bij voorkeur zelfs minstens 2 cm. Het is voor een vakman geschoold in het veld duidelijk dat een gelijkaardig voordeel bekomen wordt, indien schuifelementen met co-geëxtrudeerd flexibel bevestigingsdeel volgens een hoger beschreven uitvoeringsvorm gebruikt worden, waarbij de co-geëxtrudeerde flexibele bevestigingselementen aan eenzelfde zijde van het flexibele gordijn aan het flexibele gordijn bevestigd worden.
Volgens een uitvoeringsvorm is het flexibele gordijn tussen horizontaal tegenoverliggende schuifelementen substantieel vlak opgespannen. Dit is voordelig doordat de tegenoverliggende schuifelementen daardoor naar elkaar toegetrokken worden, waardoor de schuifelementen minder geneigd zijn om in het geleidingskanaal te kantelen en daardoor te blokkeren.
Volgens een uitvoeringsvorm omvat het flexibele gordijn aan de bovenrand een sluiting, geconfigureerd voor het gesloten houden van het flexibele gordijn tegen het bovenste framedeel. Dit is voordelig om te vermijden dat het verticaal beweegbare flexibele gordijn onder de invloed van de zwaartekracht automatisch naar een neergelaten positie glijdt.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm omvat de sluiting een magneet aan de bovenrand van het flexibele gordijn en een ferromagnetisch plaatje aan het bovenste framedeel. De magneet wordt in een gesloten positie tegen het ferromagnetische plaatje aangetrokken en houdt het flexibele gordijn in deze positie. Het is voor een vakman geschoold in het technische veld duidelijk dat de positie van de magneet en het ferromagnetische plaatje kunnen omgewisseld worden. Het is voor de vakman eveneens duidelijk dat bij gebruik van ferromagnetisch materiaal voor het bovenste framedeel geen apart ferromagnetisch plaatje vereist is.
Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm omvat de sluiting een haak aan de bovenrand van het flexibele gordijn en een complementair oog aan het bovenste framedeel. Door het haken van de haak in het oog, wordt het flexibele gordijn in een gesloten positie gehouden. Het is voor een vakman geschoold in het technische veld duidelijk dat de positie van de haak en het oog kunnen omgewisseld worden.
Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm omvat de sluiting een profiel en een eerste deel van een klittenband aan de bovenrand van het flexibele gordijn en een tweede complementair deel van de klittenband aan het bovenste framedeel. In een gesloten positie haken de lussen en haken van de klittenband in elkaar, waardoor het flexibele gordijn in de gesloten positie blijft. Het profiel is een metalen of kunststoffen profiel. Het profiel strekt zich bij voorkeur uit in een lengterichting. Het profiel is in de lengterichting in een omhulsel geplaatst, evenwijdig met de bovenrand. Het omhulsel is gevormd door het flexibele gordijn aan de bovenrand over te vouwen en vast te maken. Dit gebeurt door middel van stikken, lijmen, smeltlassen of een andere geschikte techniek. Bij voorkeur is het profiel een kunststoffen profiel omwille van het geringe gewicht. Bij voorkeur strekt het profiel zich over de volledige breedte van het flexibele gordijn uit, waarbij de breedte gemeten is in een richting parallel met de bovenrand. Het profiel heeft een rechthoekige of cirkelvormige doorsnede. Bij voorkeur heeft het profiel een cirkelvormige doorsnede en is de klittenband omheen de volledige dwarsomtrek van het omhulsel aangebracht, waarbij de dwarsomtrek in een vlak dwars op de lengterichting van het profiel ligt. Dit is voordelig voor de gemakkelijke bevestiging van het eerste deel van de klittenband tegen het tweede complementaire deel van de klittenband doordat bij een cirkelvormige doorsnede van het profiel steeds een gedeelte van het eerste deel van de klittenband naar het tweede deel gericht is.
De klittenband is bij voorkeur nabij twee uiteinden van het profiel op het omhulsel en op het bovenste framedeel aangebracht. Dit is voordelig om het flexibele gordijn in hoeken gevormd door het bovenste framedeel en verbindende verticale framedelen gesloten te houden.
De klittenband is over minstens 40% van de lengte van het profiel op het flexibele gordijn en het bovenste framedeel aangebracht, bij voorkeur over minstens 50% van de lengte, bij meer voorkeur over minstens 60% van de lengte, bij nog meer voorkeur over minstens 70% en bij zelfs nog meer voorkeur over minstens 80% van de lengte. Alternatief is de klittenband over de volledige lengte van het profiel op het flexibele gordijn en het bovenste framedeel aangebracht.
Volgens een uitvoeringsvorm omvat het flexibele gordijn aan de onderrand een sluiting, geconfigureerd voor het vastmaken van het flexibele gordijn aan het onderste framedeel. De sluiting is zoals hoger beschreven uitvoeringsvormen van de sluiting aan de bovenrand van het flexibele gordijn. Een sluiting aan de onderrand van het flexibele gordijn is voordelig voor het verwijderbaar vastmaken van het flexibele gordijn aan het onderste framedeel. Hierdoor kan een flexibel gordijn in geval van beschadiging snel en zonder gebruik van werktuigen van het onderste framedeel losgemaakt worden. Dit is bijkomend voordelig om componenten in de inrichting te plaatsen of uit de inrichting te verwijderen in het geval de bovenrand van het flexibele gordijn niet bereikbaar is.
Volgens een uitvoeringsvorm omvat het flexibele gordijn nabij de bovenrand een lus voor het verticaal bewegen van het flexibele gordijn. De lus is gevormd uit een baan textiel of een stuk touw. Bij voorkeur zijn de lussen met een waterbestendige en schuurvaste coating behandeld. De lus heeft een lengte van minstens 10 cm, bij voorkeur minstens 15 cm, bij meer voorkeur minstens 20 cm en bij nog meer voorkeur minstens 25 cm. De lus is bij voorkeur in het midden van de bovenrand van het flexibele gordijn geplaatst. Hierdoor wordt het flexibele gordijn automatisch in het midden verticaal gemanipuleerd, waardoor de kans op blokkeren van schuifelementen geminimaliseerd wordt. Dit is eveneens voordelig voor het openen van flexibele gordijnen waarbij de bovenrand moeilijk bereikbaar is Volgens een uitvoeringsvorm, omvat de geleidingsrail een aangrijpingsopening voor het in aangrijping brengen van schuifelementen binnen het geleidingskanaal en/of schuifelementen los te koppelen van het geleidingskanaal.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm is de Aaangrijpingsopening in een dwarsrichting t.o.v. de geleidingsrail opgesteld. Een voordeel is dat de schuifelementen dwars kunnen aangrijpen met, en losgemaakt worden van de geleidingskanalen. Schuifelementen kunnen bijvoorbeeld nog steeds vervangen worden in inrichtingen met een bodem of dak die de uiteinden van de geleidingsrails afdekken. Het is niet nodig om de bodem of het dak van de inrichting te demonteren. De aangrijpingsopening kan al dan niet als een verbreding van de gleufopening ingericht zijn. De aangrijpingsopening kan bijvoorbeeld gevormd worden door een uitsparing, die zich uitstrekt vanaf de gleufopening en doorheen een zijwand van de geleidingsrail. Volgens een uitvoeringsvorm omvat de geleidingsrail een blokkeringselement. Het blokkeringselement heeft een blokkeringsgedeelte voor het blokkeren van een doorgang van de schuiïfelementen langs het geleidingskanaal. Het blokkeringsgedeelte is beweegbaar tussen een eerste en een tweede positie. In een eerste positie blokkeert het blokkeringsgedeelte de doorgang van de schuifelementen. In een tweede positie maakt het blokkeringsgedeelte de doorgang mogelijk. Het verplaatsen van het blokkeringsgedeelte tussen de eerste en de tweede positie heeft bij voorkeur geen invloed op de koppeling van het blokkeringselement aan de geleidingsrail. Een blokkeringselement is een alternatief voor de sluiting van het flexibele gordijn in een gesloten positie.
Een blokkeringselement is een alternatief voor het vastmaken van het flexibele gordijn nabij het onderste framedeel. Een blokkeringselement is voordelig voor het gedeeltelijk openen of sluiten van het flexibele gordijn. Bijvoorbeeld kan een blokkeringselement halverwege tussen bodem en dak in een geleidingsrail geplaatst worden, waardoor het flexibele gordijn in een halfgesloten positie kan gehouden worden. Dit is bijkomend voordelig in combinatie met een hoger beschreven uitvoeringsvorm waarbij het flexibele gordijn aan de onderrand een sluiting omvat of met een uitvoeringsvorm waarbij het flexibele gordijn niet aan de onderrand vastgemaakt is, doordat het gordijn nu ook een geopende positie kan hebben, waarbij een onderste deel van het flexibele gordijn geopend is. Volgens een verdere uitvoeringsvorm is het blokkeringselement aangepast, zodat het blokkeringsgedeelte ervan veerkrachtig beweegbaar is, weg van de aangrijpingsopening tussen een eerste ontspannen positie en een tweede gespannen positie. Dit is voordelig voor het beletten dat schuifelementen ongewild via de aangrjpopening uit de geleidingsrail schuiven. Dit is eveneens voordelig omdat schuifelementen eenvoudig door het bewegen van het blokkeringselement van de eerste positie naar de tweede positie via de aangrijpopening uit de geleidingsrail kunnen geschoven worden. Daardoor kan een flexibel gordijn na beschadiging of bij slijtage eenvoudig en snel, zonder gebruik van werktuigen vervangen worden.
In een tweede aspect betreft de uitvinding een kit voor bevestiging van een verticaal beweegbaar flexibel gordijn aan een opslaginrichting. Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de kit een flexibel gordijn en minstens twee geleidingsrails. Het flexibele gordijn omvat een onderrand en een bovenrand. Het flexibele gordijn omvat aan tegenoverliggende zijranden een aantal op afstand van elkaar geplaatste schuifelementen. De zijranden zijn dwars op de onderrand en bovenrand van het flexibele gordijn gelegen. De schuifelementen zijn bij voorkeur regelmatig over een zijrand verdeeld.
De geleidingsrails strekken zich bij voorkeur uit in een lengterichting. De geleidingsrails kunnen daarbij een dwarsdoorsnede hebben, veelal invariant tussen de twee uiteinden ervan. Elke dwarsrichting t.o.v. de geleidingsrails kunnen verwijzen naar een richting die vervat is in een vlak dat loodrecht staat op de genoemde lengterichting. De geleidingsrails kunnen een geëxtrudeerd railprofiel omvatten. De geleidingsrails kunnen bijvoorbeeld een aluminium of een composiet geëxtrudeerd railprofiel omvatten. De geleidingsrails hebben een lengte van minstens 1 m, bij voorkeur minstens 1.5 m, bij meer voorkeur minstens 1.75men bij nog meer voorkeur minstens 2 m. De geleidingsrails zijn verzaagbaar zodat de lengte van de geleidingsrails naar een opslaginrichting kan aangepast worden.
De geleidingsrails omvatten of omklemmen een longitudinaal geleidingskanaal. De schuifelementen omvatten een voet die geconfigureerd is voor het aangrijpen binnen het geleidingskanaal. Volgens een niet-limitatief voorbeeld kan de dwarsdoorsnede van de geleidingsrails twee armen omvatten die het geleidingskanaal omklemmen. Deze armen zijn verder gescheiden door een gleufopening. De armen zijn geconfigureerd voor het insluiten van de schuifelementen binnen het geleidingskanaal. Bij voorkeur verhinderen de armen daardoor verwijdering van de schuifelementen, na het aangrijpen van de schuifelementen, uit het geleidingskanaal, doorheen haar gleufopening, in de richting van het flexibele gordijn. Deze gleufopening is daartoe voldoende smal. De — gleufopening is smaller dan de voet van een schuifelement. De schuifelementen zijn geconfigureerd om zich doorheen de gleufopening uit te strekken. De geleidingsrail kan bijvoorbeeld een in hoofdzaak U-vormige of C-vormige dwarsdoorsnede omvatten.
De schuifelementen kunnen verschuifbaar in het geleidingskanaal bevestigd worden. Hierdoor kunnen de schuifelementen in de geleidingsrail bevestigd worden en tegelijkertijd in staat zijn om langs het geleidingskanaal te schuiven. Uiteraard kan een bepaalde tolerantie voor de afmetingen van het schuifelement van toepassing zijn.
De schuifelementen kunnen rechtstreeks binnen het geleidingskanaal bevestigd worden. Het geleidingskanaal is in dit geval minstens gedeeltelijk voorzien van een coating. Het geleidingskanaal kan volledig van een coating voorzien zijn. De coating is tijdens een verf- en/of anodisatieproces aangebracht. De coating is in een laag met een dikte tussen 5 en 200 micrometer aangebracht, bij voorkeur tussen 10 en 150 micrometer. De coating kan een polymeer zoals polytetrafluorethyleen (teflon), WS2 (Tungsten disulfide) of een verf met smeermiddel omvatten. Door het gebruik van de coating kan een schuifelement met weinig wrijving langs het geleidingskanaal schuiven.
Als alternatief kunnen de schuifelementen in een inzetstuk bevestigd worden, dat binnen het geleidingskanaal is aangebracht. Het inzetstuk is wrijvingsverminderend. Het inzetstuk hoeft niet de ganse lengte van het geleidingskanaal te bedekken. Het inzetstuk kan de ganse lengte van het geleidingskanaal bedekken. Het inzetstuk kan één of meerdere gedeeltes omvatten. Het inzetstuk omvat of omklemt een inzetkanaal. De schuifelementen zijn geconfigureerd om schuifbaar binnen het inzetkanaal bevestigd te worden. Het inzetstuk kan twee armen omvatten, gescheiden door een gleufopening van het inzetstuk, en die geconfigureerd zijn om de schuifelementen binnen het inzetkanaal in te sluiten. Bij voorkeur verhindert het inzetstuk daardoor, na het aangrijpen van de schuifelementen, verwijdering van de schuifelementen uit het inzetkanaal en dus het geleidingskanaal doorheen haar gleufopening, in de richting van het flexibele gordijn. Deze gleufopening is voldoende smal. Het inzetstuk heeft bij voorkeur een dwarsdoorsnede die in hoofdzaak onveranderlijk is over de lengterichting. Het inzetstuk omvat een polymeer. Volgens een niet-limitatieve uitvoeringsvorm omvat het inzetstuk een polymeer gekozen uit polyolefinen, zoals hoge-dichtheid- polyethyleen (HDPE), polyethyleen met ultrahoog moleculair gewicht (UHMWPE), polyethyleen met gemiddelde dichtheid (MDPE), polypropyleen, polyurethaan, polystyreen, vernet polyethyleen (PEX of XLPE), polyoxymethyleen (POM), of gesmeerde of gewijzigde versies van een van de hierboven vermelde polyolefinen om lagere wrijvingscoëfficiënten te creëren.
De kinetische wrijvingscoëfficiënt tussen de coating in het geleidingskanaal en het schuifelement of tussen het polymeer van het inzetstuk en het schuifelement is tussen O en 0.12 in droge omstandigheden. Bij voorkeur is de kinetische wrijvingscoëfficiënt tussen O en 0.1.
Deze kit heeft onder meer als voordeel dat een opslaginrichting met behulp van de kit kan uitgerust worden met een verticaal beweegbaar flexibel gordijn met dezelfde voordelen als een inrichting volgens het eerste aspect. Dit is in het bijzonder voordelig voor het vervangen van een flexibel gordijn volgens de stand der techniek of voor het beschermen van componenten in een opslaginrichting die geen flexibel gordijn omvat.
Volgens een uitvoeringsvorm omvat het flexibele gordijn een profiel en een eerste deel van een klittenband aan de bovenrand.
De kit omvat het tweede complementaire deel van de klittenband, voor bevestiging aan de opslaginrichting.
Het eerste deel en het tweede complementaire deel van de klittenband zijn geconfigureerd voor het vormen van een sluiting voor het flexibele gordijn.
Het tweede complementaire deel van de klittenband is bij voorkeur zelfklevend, waardoor het tweede deel eenvoudig op bijvoorbeeld een bovenste framedeel van een opslaginrichting kan gekleefd worden.
Het profiel is een metalen of kunststoffen profiel.
Het profiel strekt zich bij voorkeur uit in een lengterichting.
Het profiel is in de lengterichting in een omhulsel geplaatst, evenwijdig met de bovenrand.
Het omhulsel is gevormd door het flexibele gordijn aan de bovenrand over te vouwen en vast te maken.
Dit gebeurt door middel van stikken, lijmen, smeltlassen of een andere geschikte techniek.
Bij voorkeur is het profiel een kunststoffen profiel omwille van het geringe gewicht.
Bij voorkeur strekt het profiel zich over de volledige breedte van het flexibele gordijn uit, waarbij de breedte gemeten is in een richting parallel met de bovenrand.
Het profiel heeft een rechthoekige of cirkelvormige doorsnede.
Bij voorkeur heeft het profiel een cirkelvormige doorsnede en is de klittenband omheen de volledige dwarsomtrek van het omhulsel aangebracht, waarbij de dwarsomtrek in een vlak dwars op de lengterichting van het profiel ligt.
Dit is voordelig voor de gemakkelijke bevestiging van het eerste deel van de klittenband tegen het tweede complementaire deel van de klittenband.
Het eerste deel van de klittenband is bij voorkeur nabij twee uiteinden van het profiel op het omhulsel aangebracht.
Het eerste deel van de klittenband is over minstens 40% van de lengte van het profiel op het flexibele gordijn aangebracht, bij voorkeur over minstens 50% van de lengte, bij meer voorkeur over minstens 60% van de lengte, bij nog meer voorkeur over minstens 70% en bij zelfs nog meer voorkeur over minstens 80% van de lengte.
Alternatief is het eerste deel van de klittenband over de volledige lengte van het profiel op het flexibele gordijn aangebracht.
Een vakman geschoold in het technische veld zal appreciëren dat de kit bij voorkeur geconfigureerd is voor het bekomen van een inrichting volgens het eerste aspect en dat bijgevolg de inrichting van het eerste aspect kan bekomen worden met een kit volgens het tweede aspect.
Elk kenmerk, beschreven in dit document, hierboven zowel als hieronder, kan bijgevolg betrekking hebben op beide aspecten van de huidige uitvinding.
In wat volgt, wordt de uitvinding beschreven a.d.h.v. niet-limiterende figuren die de uitvinding illustreren, en die niet bedoeld zijn of geïnterpreteerd mogen worden om de omvang van de uitvinding te limiteren.
FIGUURBESCHRIJVING Figuur 1 toont een dwarsdoorsnede van een geleidingsrail (6) volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding. De geleidingsrail (6) omvat een inzetstuk (12) en een schuifelement (5). Zowel het inzetstuk (12) als het geleidingskanaal (10) van de geleidingsrail (6) zijn grotendeels C-vormig of U-vormig. De armen (1) van het inzetstuk (12) plooien naar binnen in de richting van het inzetkanaal (13) van het inzetstuk (12) en zijn gebogen langsheen het inzetkanaal (13). De armen (1) vermijden dat de voet (14) van het schuifelement (5) uit het inzetkanaal (13) kan verwijderd worden, waardoor het schuifelement (5) schuifbaar in het inzetstuk (12) en de geleidingsrail (6) bevestigd is. De armen (3) van de geleidingsrail (6) plooien naar binnen in de richting van het geleidingskanaal (10). De armen (3) vermijden dat de voet (14) van het schuifelement (5) uit het geleidingskanaal (10) kan verwijderd worden. De schuifelementen (5) strekken zich doorheen een gleufopening (11% van het inzetstuk (12) en een gleufopening (11) van de geleidingsrail (6) uit. Het schuifelement (5) omvat een oog (15) waardoorheen een lus (4) bevestigd is. De lus (4) is op zijn beurt op het flexibele gordijn (24) bevestigd. Het flexibele gordijn (24) is in deze figuur niet weergegeven. Het oog (15) is een deel van het schuifelement (5) dat zich doorheen de gleufopeningen (11°) en (11) uitstrekt. De geleidingsrail (6) omvat verder twee verankeringskanalen (18) die bedoeld zijn voor het verankeringen van een afdekking (19) die een einde van een geleidingsrail (6) afsluit zodat schuifelementen (5) aan het einde van de geleidingsrail (6) niet uit het geleidingskanaal (10) kunnen schuiven. De afdekking (19) is niet op de figuur weergegeven.
Figuur 2A-2B tonen een perspectivisch aanzicht van een geleidingsrail (6) volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding, verder voorzien van een inzetstuk (12), een schuifelement (5) en een blokkeringselement (9).
De figuren tonen een eindgedeelte (8) van de geleidingsrail (6). De geleidingsrail (6) is uit figuur 2B weggelaten.
De geleidingsrail (6) vormt een longitudinaal geleidingskanaal (10), dat niet aangeduid is, met een gleufopening (11). Het blokkeringselement (9), gekoppeld aan het open eindgedeelte (8), omvat verder een dwarse afdekking (19). Als zodanig dekt dit het geleidingskanaal (10) aan het eindgedeelte (8) af.
Het blokkeringselement (9) heeft verder twee uitbreidingsankers (17), waarvan er slechts één zichtbaar is in figuur 2A.
Deze strekken zich uit in twee overeenkomstige verankeringskanalen (18), waarvan slechts één zichtbaar is in figuur 2A, die gevormd worden door de geleidingsrail (6). De uitbreidingsankers (17) hebben expandeerbare omhulsels.
Ze zijn verder voorzien voor het opnemen van bevestigingen met schroefdraad (16), waarbij ze naar buiten en overdwars uitzetten.
De uitbreidingsankers (17) bieden dus een koppelingsmechanisme.
Een wrijvingsverminderend inzetstuk (12) is verder voorzien binnen het geleidingskanaal (10). Dit inzetstuk (12) vormt een inzetkanaal (13) dat eveneens een gleufopening (11') heeft.
Tenminste één schuifelement (5) is in schuifbare aangrijping binnen het inzetkanaal (13), en dus ook binnen het geleidingskanaal (10). Daartoe is het schuifelement (5) ingericht met een voet (14). Het schuifelement (5) is dus in staat heen en weer te bewegen langs de lengterichting (23), langs het geleidingskanaal (10). Het schuifelement (5) verschaft tegelijkertijd een oog (15) voor de lus (4), doorheen de eerder genoemde gleufopeningen (11) en (11). Bij voorkeur is de gleufopening (11') van het inzetstuk (12) voldoende smal voor het vasthouden van de schuifelementen (5). Als zodanig laat ze niet toe de schuifelementen (5) los te koppelen uit het inzetkanaal (13). Het inzetstuk (12) strekt zich echter niet over de ganse lengte van de geleidingsrail (6) uit.
Het heeft een afsnijding (20). Bovendien is de gleufopening (11) van het geleidingskanaal (10) in de getoonde uitvoeringsvorm breder dan de gleufopening (11') van het inzetkanaal (13). Door een bredere opening te verschaffen, kan de gleufopening (11) van het geleidingskanaal (10) het in aangrijping brengen en het loskoppelen van de schuifelementen (5) mogelijk maken.
Als zodanig verschaft de gleufopening (11) van het geleidingskanaal (10) een aangrijpingsopening (21) aan/voorbij de genoemde afsnijding (20). De afsnijding (20) is duidelijker zichtbaar in figuur 2B, waarbij de geleidingsrail (6) is weggelaten.
Zoals getoond in figuren 2A en 2B heeft het blokkeringselement (9) een blokkeringsgedeelte (22) dat een doorgang van het schuifelement (5) blokkeert.
Meer bepaald verhindert het dat het schuifelement (5) voorbij de afsnijding (20) schuift, waar de aangrijpingsopening (21) is aangebracht.
Het schuifelement (5) kan als zodanig niet worden losgemaakt, tenzij het blokkeringsgedeelte (22) is bewogen vanuit haar eerste positie, getoond in figuren 2A en 2B, naar een tweede positie, waarin het deze doorgang mogelijk maakt.
In het algemeen blijft het blokkeringselement (9) bij voorkeur gekoppeld aan de geleidingsrail (6), voor het in aangrijpen brengen/losmaken van een schuifelement (5). Tegelijk is het zo ontworpen dat het blokkeringsgedeelte (22) ervan in een tweede, niet blokkerende positie kan worden gebracht. Figuur 3 toont een perspectivisch aanzicht van een inrichting (25) volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding, met het beweegbare flexibele gordijn (24) in een gesloten positie. De inrichting (25) omvat door onderste framedelen (26), bovenste framedelen (27) en verticale framedelen (28), waarbij de onderste framedelen (26) en de bovenste framedelen (27) door de verticale framedelen (28) ter vorming van een stijf frame verbonden zijn. De onderste framedelen (26) zijn deel van een bodem (29). De bovenste framedelen (27) zijn deel van een dak (30). De bodem (29), het dak (30) en verbindende verticale framedelen (28), die in tegenoverliggende hoeken langs eenzelfde rand van de bodem (29), de bodem (29) en het dak (30) verbinden, omkaderen een zijwand. In het vlak van de zijwand is een verticaal beweegbaar flexibel gordijn (24) bevestigd. Het flexibele gordijn (24) omvat zijranden (34), een bovenrand (35) en een onderrand (36). De bovenrand (35) en de onderrand (36) zijn substantieel evenwijdig met elkaar. De zijranden (34) zijn dwars op de bovenrand (35) en de onderrand (36) gelegen. Het flexibele gordijn (24) omvat aan tegenoverliggende zijranden (34) een aantal op afstand van elkaar geplaatste schuifelementen (5). De schuifelementen (5) zijn met behulp van lussen (4) aan het flexibele gordijn (24) bevestigd. De schuifelementen (5) zijn schuifbaar in het geleidingskanaal (10) van een geleidingsrail (6) bevestigd. De geleidingsrails (6) zijn op tegenoverliggende verticale frameonderdelen (28) bevestigd. De geleidingsrails (6) zijn op de figuur 3 niet weergegeven. Het flexibele gordijn (24) omvat aan de bovenrand (36) een sluiting. De sluiting is geschikt voor het in gesloten positie houden van het flexibele gordijn (24). De sluiting omvat een profiel (31) dat in een omhulsel geplaatst is. Het omhulsel is gevormd door het flexibele gordijn (24) aan de bovenrand (35) over te vouwen en vast te maken. De sluiting omvat verder een eerste deel van een klittenband (32). Een tweede complementair deel is op een bovenste framedeel (27) bevestigd. Het tweede complementaire deel is op figuur 3 niet weergegeven. Het eerste deel van de klittenband (32) is nabij twee uiteinden van het profiel (31) omheen de volledige dwarsomtrek van het omhulsel aangebracht. Het flexibele gordijn (24) omvat aan de onderrand (36) een tweede gelijkaardige sluiting als de sluiting aan de bovenrand (35). Hiermee is het flexibele gordijn losneembaar aan een onderste framedeel (26) vastgemaakt. Nabij de bovenrand (35) omvat het flexibele gordijn (24) een lus (33) voor het verticaal bewegen van het flexibele gordijn (24).
Figuur 4 toont een perspectivisch aanzicht van een inrichting (25) volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding, met het beweegbare flexibele gordijn (24) in een open positie.
De uitvoeringsvorm is gelijkaardig als de uitvoeringsvorm in figuur 3. Het flexibele gordijn (24) bevindt zin in een open positie nabij de bodem (29) van de inrichting (25). Het flexibele gordijn (24) is accordeonvormig opgevouwen. Door het ontbreken van profielen doorheen het flexibele gordijn (24) en door de beperkte afmetingen van de schuifelementen (5), neemt het flexibele gordijn (24) in neergelaten positie weinig ruimte in, waardoor maar een beperkt gedeelte van de inrichting (25) door het flexibele gordijn (24) afgeschermd wordt.
Figuur 5 toont een detailweergave van glijelementen van een inrichting (25) volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding, met het beweegbare flexibele gordijn (24) in een gesloten positie.
De figuur toont een verticaal framedeel (28), omvattende een geleidingsrail (6). In het geleidingskanaal (10) van de geleidingsrail (6) is een schuifelement (5) schuifbaar bevestigd. Door het oog (15) van het schuifelement (5) is een lus (4) aangebracht. De lus (4) is aan twee uiteinden aan éénzelfde zijde van het flexibele gordijn (24), maar op verschillende hoogte aangebracht. Hierdoor kan het flexibele gordijn (24) zich horizontaal uitstrekken over substantieel de volledige lengte tussen twee geleidingsrails (6), waarbij een zijrand (34) van het flexibele gordijn (24) zich nabij de geleidingsrail (6) bevindt. De lus (4) is gevormd door een baan textiel. Zijden van de baan, die zich ter hoogte van het oog (15) van het schuifelement (5) het dichtst bij het flexibele gordijn (24) bevinden, zijn op het punt waar de uiteinden van de baan op het flexibele gordijn (24) bevestigd zijn, naar elkaar gekeerd. Tegenoverliggende zijden van de baan vormen op dat ogenblik buitenste randen van de lus (4).
Figuur 6 toont een detailweergave van glijelementen (5) van een inrichting (25) volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding, met het beweegbare flexibele gordijn (24) in een open positie.
De uitvoeringsvorm is gelijkaardig aan de uitvoeringsvorm in figuur 5. De detailweergave is bekeken vanuit een richting dwars op het vlak van de geleidingsrail (6). Het flexibele gordijn (24) is accordeonvormig opgevouwen. De schuifelementen (5) hebben beperkte afmetingen, waardoor het flexibele gordijn (24), mede door het ontbreken van profielen doorheen het flexibele gordijn (24), compact kan opvouwen en maar een beperkt gedeelte van de inrichting (25) door het flexibele gordijn (24) afgeschermd wordt. De beiden uiteinden van de lussen (4) zijn naar een horizontale positie, in het vlak van het oog (15) teruggekeerd. Het flexibele gordijn (24) zal hierbij een korte bocht omheen het schuifelement (5) maken. De korte bocht ligt aan de zijden van de baan, die zich ter hoogte van het oog (15) van het schuifelement (5) het dichtst bij het flexibele gordijn (24) bevinden. Deze bevestiging van de lussen (4) is voordelig voor het accordeonvormig opvouwen van het flexibele gordijn (24), waarbij het flexibele gordijn (24) voornamelijk in één richting uit het vlak gevormd door de zijwand komt.

Claims (16)

CONCLUSIES
1. Een inrichting voor opslag van componenten omvattende een aantal bovenste horizontale framedelen, een aantal onderste horizontale framedalen en een aantal verticale framedelen, waarbij de bovenste en onderste horizontale framedelen door de verticale framedelen ter vorming van een stijf frame verbonden zijn, en een verticaal beweegbaar flexibel gordijn, omvattende een onderrand en een bovenrand, waarbij het flexibele gordijn in of op een vlak gemonteerd is gevormd door een bovenste framedeel, een onderste framedeel en verbindende verticale framedelen, waarbij het flexibele gordijn aan tegenoverliggende zijranden van het flexibele gordijn, gelegen dwars op de onderrand en bovenrand, een aantal op afstand van elkaar geplaatste schuifelementen omvat, waarbij de schuifelementen aan eenzelfde zijrand van het flexibel gordijn verschuifbaar in een longitudinaal geleidingskanaal van een geleidingsrail bevestigd zijn en waarbij de geleidingsrail op een verbindend verticaal framedeel bevestigd is met het kenmerk, dat het geleidingskanaal minstens gedeeltelijk voorzien is van een polymeer inzetstuk of een coating, aangebracht tijdens een verf- en/of anodisatieproces.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schuifelementen een oog omvatten, waarbij de schuifelementen door middel van lussen doorheen het oog aan het flexibele gordijn bevestigd zijn.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de opening van het oog in een vlak dwars op het vlak van het flexibele gordijn gelegen is.
4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het oog roteerbaar gelagerd is.
5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schuifelementen een co-geëxtrudeerd flexibel bevestigingsdeel omvatten, waarbij de schuifelementen door het co-geëxtrudeerde flexibele bevestigingsdeel aan het flexibele gordijn bevestigd zijn.
6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het flexibele gordijn tussen horizontaal tegenoverliggende schuifelementen substantieel vlak opgespannen is.
7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het flexibele gordijn aan de bovenrand een sluiting omvat, geconfigureerd voor het gesloten houden van het flexibele gordijn tegen het bovenste framedeel.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de sluiting een profiel en een eerste deel van een klittenband aan de bovenrand van het flexibel gordijn en een tweede complementaire deel van de klittenband aan het bovenste framedeel omvat.
9, Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-8, met het kenmerk, dat het flexibele gordijn nabij de bovenrand een lus omvat, voor het verticaal bewegen van het flexibele gordijn.
10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de geleidingsrail armen omvat voor het verhinderen van verwijdering van een schuifelement uit het geleidingskanaal in de richting van het flexibele gordijn.
11. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-10, met het kenmerk, dat de geleidingsrail een aangrijpingsopening omvat voor het in aangrijping brengen van schuifelementen binnen het geleidingskanaal en/of schuifelementen los te koppelen van het geleidingskanaal.
12. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-11, met het kenmerk, dat de geleidingsrail een blokkeringselement omvat, waarbij het blokkeringselement een blokkeringsgedeelte heeft voor het blokkeren van een doorgang van de schuifelementen langs het geleidingskanaal en waarbij het blokkeringsgedeelte beweegbaar is tussen een eerste en een tweede positie, waarbij het blokkeringsgedeelte de doorgang van de schuifelementen respectievelijk blokkeert en mogelijk maakt.
13.Inrichting volgens conclusie 11 en 12, met het kenmerk, dat het blokkeringselement is aangepast, zodat het blokkeringsgedeelte ervan veerkrachtig beweegbaar is, weg van de aangrijpingsopening tussen een eerste ontspannen positie en een tweede gespannen positie.
14. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-13, met het kenmerk, dat het flexibele gordijn zich horizontaal uitstrekt over substantieel de volledige lengte tussen twee geleidingsrails.
15.Kit voor bevestiging van een verticaal beweegbaar flexibel gordijn aan een opslaginrichting, omvattende een flexibel gordijn en minstens twee geleidingsrails, waarbij het flexibele gordijn een onderrand en een bovenrand omvat, waarbij het flexibele gordijn aan tegenoverliggende zijranden van het flexibele gordijn, gelegen dwars op de onderrand en bovenrand, een aantal op afstand van elkaar geplaatste schuifelementen omvat, waarbij de geleidingsrails een longitudinaal geleidingskanaal omvatten, geconfigureerd voor het verschuifbaar monteren van de schuifelementen, met het kenmerk, dat het geleidingskanaal minstens gedeeltelijk voorzien is van een polymeer inzetstuk of een coating, aangebracht tijdens een verf- en/of anodisatieproces.
16.Kit volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het flexibele gordijn een profiel en een eerste deel van een klittenband aan de bovenrand omvat en dat de kit het tweede complementaire deel van de klittenband omvat, voor bevestiging aan de opslaginrichting.
BE20205579A 2020-08-20 2020-08-20 Opslaginrichting met verticaal beweegbaar gordijn en kit voor bevestiging van verticaal beweegbaar gordijn aan opslaginrichting BE1028553B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205579A BE1028553B1 (nl) 2020-08-20 2020-08-20 Opslaginrichting met verticaal beweegbaar gordijn en kit voor bevestiging van verticaal beweegbaar gordijn aan opslaginrichting
PCT/IB2021/057667 WO2022038569A1 (en) 2020-08-20 2021-08-20 Storage device with vertically movable curtain and kit for attaching vertically movable curtain to storage device

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205579A BE1028553B1 (nl) 2020-08-20 2020-08-20 Opslaginrichting met verticaal beweegbaar gordijn en kit voor bevestiging van verticaal beweegbaar gordijn aan opslaginrichting

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1028553A1 BE1028553A1 (nl) 2022-03-15
BE1028553B1 true BE1028553B1 (nl) 2022-03-21

Family

ID=72234609

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20205579A BE1028553B1 (nl) 2020-08-20 2020-08-20 Opslaginrichting met verticaal beweegbaar gordijn en kit voor bevestiging van verticaal beweegbaar gordijn aan opslaginrichting

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1028553B1 (nl)
WO (1) WO2022038569A1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20080047917A1 (en) * 2006-08-24 2008-02-28 Bradford Company Side Loading Rack and Protective Curtain
WO2017076516A1 (en) * 2015-11-06 2017-05-11 Conteyor International Nv Guiding rail provided with intermediate material and container provided with such guiding rail
DE202019104028U1 (de) * 2019-03-07 2019-09-26 Conteyor International Nv Führungsschiene und Transportbehälter

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20080047917A1 (en) * 2006-08-24 2008-02-28 Bradford Company Side Loading Rack and Protective Curtain
WO2017076516A1 (en) * 2015-11-06 2017-05-11 Conteyor International Nv Guiding rail provided with intermediate material and container provided with such guiding rail
DE202019104028U1 (de) * 2019-03-07 2019-09-26 Conteyor International Nv Führungsschiene und Transportbehälter

Also Published As

Publication number Publication date
BE1028553A1 (nl) 2022-03-15
WO2022038569A1 (en) 2022-02-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7537630B2 (en) Folding filter frame and filter
US5207260A (en) Adjustable restrain system for articles
RU2696189C2 (ru) Система ящика для хранения (варианты), транспортное средство и способ обеспечения дополнительного отделения для хранения
US9421850B2 (en) Folding tonneau cover system secondary hinge assembly
US5755480A (en) Truck bed extension
US6503036B1 (en) Vehicle sliding floor extension and cargo brace
US9010563B2 (en) Container having metal outer frame for supporting L-shaped tracks
US9073665B2 (en) Container having door assembly and multiple layers of tracks
US6935819B2 (en) Securing device for cargo restraining apparatus
US10189640B2 (en) Container having generally L-shaped slotted tracks to facilitate movement of dunnage
US9611075B2 (en) Container having movable dunnage supports for supporting dunnage
CA2413292A1 (en) Collapsible storage apparatus for vehicle cargo compartments
CA2358377A1 (en) Truck carrier
NL9300253A (nl) Transportkist.
BE1028553B1 (nl) Opslaginrichting met verticaal beweegbaar gordijn en kit voor bevestiging van verticaal beweegbaar gordijn aan opslaginrichting
JP2005526662A (ja) トレーラー内の中間デッキ用のヒンジ及び支持部のシステム
US9434510B2 (en) Container having door assembly and multiple layers of tracks
US11174071B2 (en) Container having multiple layers of lockable crossbar assemblies for keeping products inside container
US11254483B2 (en) Container having at least one lockable crossbar assembly movable along tracks
US10632934B2 (en) Tonneau with integrated toolbox
EP2708470B1 (en) Container with movable members for supporting product
US20160083179A1 (en) Container Having L-Shaped Tracks
US298450A (en) Letter-file and cabinet
GB2096946A (en) A loose-leaf suspension binder
CA3067404A1 (en) A tonneau with integrated toolbox

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20220321