BE1028241A1 - Inrichting voor het testen van een printplaat - Google Patents

Inrichting voor het testen van een printplaat Download PDF

Info

Publication number
BE1028241A1
BE1028241A1 BE20205277A BE202005277A BE1028241A1 BE 1028241 A1 BE1028241 A1 BE 1028241A1 BE 20205277 A BE20205277 A BE 20205277A BE 202005277 A BE202005277 A BE 202005277A BE 1028241 A1 BE1028241 A1 BE 1028241A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
contact
printed circuit
circuit board
needle
needles
Prior art date
Application number
BE20205277A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1028241B1 (nl
Inventor
Tom Geurts
Gilbert Victor François Haenen
Original Assignee
Ipte Factory Automation N V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ipte Factory Automation N V filed Critical Ipte Factory Automation N V
Priority to BE20205277A priority Critical patent/BE1028241B1/nl
Priority to EP21722997.0A priority patent/EP4143585A1/en
Priority to PCT/IB2021/053234 priority patent/WO2021220105A1/en
Publication of BE1028241A1 publication Critical patent/BE1028241A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1028241B1 publication Critical patent/BE1028241B1/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01RMEASURING ELECTRIC VARIABLES; MEASURING MAGNETIC VARIABLES
    • G01R1/00Details of instruments or arrangements of the types included in groups G01R5/00 - G01R13/00 and G01R31/00
    • G01R1/02General constructional details
    • G01R1/06Measuring leads; Measuring probes
    • G01R1/067Measuring probes
    • G01R1/06711Probe needles; Cantilever beams; "Bump" contacts; Replaceable probe pins
    • G01R1/06716Elastic
    • G01R1/06722Spring-loaded
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01RMEASURING ELECTRIC VARIABLES; MEASURING MAGNETIC VARIABLES
    • G01R1/00Details of instruments or arrangements of the types included in groups G01R5/00 - G01R13/00 and G01R31/00
    • G01R1/02General constructional details
    • G01R1/06Measuring leads; Measuring probes
    • G01R1/067Measuring probes
    • G01R1/073Multiple probes
    • G01R1/07307Multiple probes with individual probe elements, e.g. needles, cantilever beams or bump contacts, fixed in relation to each other, e.g. bed of nails fixture or probe card
    • G01R1/07314Multiple probes with individual probe elements, e.g. needles, cantilever beams or bump contacts, fixed in relation to each other, e.g. bed of nails fixture or probe card the body of the probe being perpendicular to test object, e.g. bed of nails or probe with bump contacts on a rigid support
    • G01R1/07328Multiple probes with individual probe elements, e.g. needles, cantilever beams or bump contacts, fixed in relation to each other, e.g. bed of nails fixture or probe card the body of the probe being perpendicular to test object, e.g. bed of nails or probe with bump contacts on a rigid support for testing printed circuit boards
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01RMEASURING ELECTRIC VARIABLES; MEASURING MAGNETIC VARIABLES
    • G01R1/00Details of instruments or arrangements of the types included in groups G01R5/00 - G01R13/00 and G01R31/00
    • G01R1/02General constructional details
    • G01R1/06Measuring leads; Measuring probes
    • G01R1/067Measuring probes
    • G01R1/073Multiple probes
    • G01R1/07307Multiple probes with individual probe elements, e.g. needles, cantilever beams or bump contacts, fixed in relation to each other, e.g. bed of nails fixture or probe card
    • G01R1/07342Multiple probes with individual probe elements, e.g. needles, cantilever beams or bump contacts, fixed in relation to each other, e.g. bed of nails fixture or probe card the body of the probe being at an angle other than perpendicular to test object, e.g. probe card
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01RMEASURING ELECTRIC VARIABLES; MEASURING MAGNETIC VARIABLES
    • G01R1/00Details of instruments or arrangements of the types included in groups G01R5/00 - G01R13/00 and G01R31/00
    • G01R1/02General constructional details
    • G01R1/06Measuring leads; Measuring probes
    • G01R1/067Measuring probes
    • G01R1/073Multiple probes
    • G01R1/07307Multiple probes with individual probe elements, e.g. needles, cantilever beams or bump contacts, fixed in relation to each other, e.g. bed of nails fixture or probe card
    • G01R1/07357Multiple probes with individual probe elements, e.g. needles, cantilever beams or bump contacts, fixed in relation to each other, e.g. bed of nails fixture or probe card with flexible bodies, e.g. buckling beams
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01RMEASURING ELECTRIC VARIABLES; MEASURING MAGNETIC VARIABLES
    • G01R1/00Details of instruments or arrangements of the types included in groups G01R5/00 - G01R13/00 and G01R31/00
    • G01R1/02General constructional details
    • G01R1/06Measuring leads; Measuring probes
    • G01R1/067Measuring probes
    • G01R1/073Multiple probes
    • G01R1/07307Multiple probes with individual probe elements, e.g. needles, cantilever beams or bump contacts, fixed in relation to each other, e.g. bed of nails fixture or probe card
    • G01R1/07364Multiple probes with individual probe elements, e.g. needles, cantilever beams or bump contacts, fixed in relation to each other, e.g. bed of nails fixture or probe card with provisions for altering position, number or connection of probe tips; Adapting to differences in pitch
    • G01R1/07371Multiple probes with individual probe elements, e.g. needles, cantilever beams or bump contacts, fixed in relation to each other, e.g. bed of nails fixture or probe card with provisions for altering position, number or connection of probe tips; Adapting to differences in pitch using an intermediate card or back card with apertures through which the probes pass
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01RMEASURING ELECTRIC VARIABLES; MEASURING MAGNETIC VARIABLES
    • G01R1/00Details of instruments or arrangements of the types included in groups G01R5/00 - G01R13/00 and G01R31/00
    • G01R1/02General constructional details
    • G01R1/06Measuring leads; Measuring probes
    • G01R1/067Measuring probes
    • G01R1/06705Apparatus for holding or moving single probes
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01RMEASURING ELECTRIC VARIABLES; MEASURING MAGNETIC VARIABLES
    • G01R31/00Arrangements for testing electric properties; Arrangements for locating electric faults; Arrangements for electrical testing characterised by what is being tested not provided for elsewhere
    • G01R31/28Testing of electronic circuits, e.g. by signal tracer
    • G01R31/2801Testing of printed circuits, backplanes, motherboards, hybrid circuits or carriers for multichip packages [MCP]
    • G01R31/2806Apparatus therefor, e.g. test stations, drivers, analysers, conveyors
    • G01R31/2808Holding, conveying or contacting devices, e.g. test adapters, edge connectors, extender boards

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Measuring Leads Or Probes (AREA)
  • Tests Of Electronic Circuits (AREA)

Abstract

Inrichting voor het testen van een printplaat, de inrichting bevattende een contactplaat en meerdere contactnaalden die voorzien zijn om zich met hun distale einde doorheen de contactplaat uit te strekken, waarbij elke contactnaald met zijn proximale einde geveerd is ten opzichte van een montage-element, één en ander zodanig dat de contactnaalden met hun distale einden tegen de printplaat aandrukbaar zijn om de vering ter plaatse van het montage-element minstens gedeeltelijk in werking te zetten, waarbij de contactnaalden elektrisch verbonden zijn met testmiddelen, waarbij de meerdere contactnaalden een eerste set met minstens één contactnaald bevatten en waarbij elk van de minstens één contactnaald in een overeenstemmende huls geplaatst is, welke huls ter plaatse van het montage-element en ter plaatse van de contactplaat vast verbonden is en waarbij de contactnaald minstens gedeeltelijk doorheen de huls beweegbaar is, waarbij het montage-element aandrijfmiddelen bevat voor het duwen van de contactnaalden, via de vering, doorheen de contactplaat.

Description

Inrichting voor het testen van een printplaat De uitvinding heeft betrekking op een mrichting voor het testen van een printplaat. Meer bepaald heeft de uitvinding betrekkmg op een inrichting voor het testen van een printplaat, de inrichting bevattende een contactplaat en meerdere contactnaalden die voorzien zijn om zich met hun distale emde doorheen de contactplaat uit te strekken, waarbij elke contactnaald met zijn proximale einde geveerd is ten opzichte van een montage-element, één en ander zodanig dat de contactnaalden met hun distale einden tegen de printplaat aandrukbaar zijn om de vering ter plaatse van het montage-element minstens gedeeltelijk in werking te zetten, waarbij de contactnaalden elektrisch verbonden zijn met testmiddelen.
Printplaten worden tegenwoordig in vele toestellen geïntegreerd. Niet enkel computers, maar ook huishoudtoestellen, sensoren, medische apparaten, voertuigen en gebruiksvoorwerpen bevatten tegenwoordig elektronica. Elektronische functies worden in de praktijk meestal voorzien in een toestel door het mtegreren van één of meerdere printplaten in het toestel. Een printplaat voor een toestel wordt typisch specifiek ontworpen en heeft een vorm en functionaliteit die aangepast 1s aan het toestel. Omdat vele verschillende toestellen in grote aantallen geproduceerd worden, worden ook vele printplaten in grote aantallen geproduceerd. Om te garanderen dat de geproduceerde printplaten correct werken, worden ze getest.
Het testen van printplaten wordt bij voorkeur als vaste stap ingebouwd m het productieproces van de prmtplaten. Hierdoor kan vermeden worden dat een printplaat die niet correct werkt ingebouwd wordt in een toestel en bij een eindgebruiker terecht komt. Enerzijds is de kost van het inbouwen en naar de eindgebruiker brengen van dit product een verloren kost wanneer de printplaat niet werkt. Anderzijds is de kost van de eindgebruiker die ontevreden is over een toestel dat niet correct functioneert een niet te onderschatten kost. Namelijk laatstgenoemde kan noemenswaardige imagoschade met zich meebrengen, waarvan een kost vaak moeilijk meetbaar is.
Inrichtingen werden daarom ontwikkeld die tijdens of na het productieproces van de printplaten de werking van de printplaten kan controleren. Hiertoe worden op printplaten bij het ontwerp daarvan typisch contactpunten voorzien. Door het uitvoeren van vooraf bepaalde tests, via testmiddelen, op deze contactpunten, kan de correcte werking van de printplaat worden verzekerd.
De testmiddelen zijn bekend en worden daarom in deze beschrijving niet verder beschreven.
Deze bekende inrichtingen hebben typisch een contactplaat met meerdere contactnaalden die zich doorheen de contactplaat kunnen uitstrekken. De contactnaalden en de contactplaat worden meestal op maat van een printplaat gemaakt zodanig dat de contactnaalden een patroon vormen dat overeenstemt met een patroon van de contactpunten op de printplaat. Hierdoor zullen de contactpunten van de printplaat, bij correcte plaatsmg van de printplaat op de contactplaat, gealigneerd worden met de contactnaalden van de richting. Om contact tussen elke contactnaald en overeenstemmend contactpunt van de printplaat te verzekeren, zijn de contactnaalden met hun proximale einde geveerd in een basis. Deze basis is in cen montage-element gemonteerd. Hierdoor kan de printplaat met zijn contactpunten tegen de distale einden van de contactnaalden drukken en zo de vering ter plaatse van de proximale einden van de contactnaalden kunnen indrukken. Het gevolg zal zijn dat, binnen bepaalde werkingslimieten, alle contactnaalden met een vooraf bepaalde kracht, welke vooraf bepaald is door de vering, tegen de contactpunten drukken wanneer de printplaat op de contactplaat geplaatst is. Dit laat toe een printplaat op een bedrijfszekere manier te testen.
Elektronische bouwcomponenten worden kleiner en kleiner vervaardigd. Een gevolg hiervan is dat printplaten met eenzelfde functionaliteit kleiner kunnen vervaardigd worden. Een verder gevolg is dat printplaten met eenzelfde grootte meer functionaliteiten kunnen bevatten. In de praktijk zullen hierdoor elektrische banen en elektronische functies dichter bij elkaar liggen. De densiteit van de functies en elektrische banen wordt significant groter. Het rechtstreekse gevolg 1s dat ook contactpunten kleiner worden en dichter bij elkaar komen te liggen.
Een nadeel van bestaande inrichtingen is dat contactpunten op een vooraf bepaalde minimale afstand van elkaar moeten liggen.
Het is een doel van de uitvinding een mrichting te voorzien waarmee recente printplaten op een economische en bedrijfszekere manier kunnen getest worden.
Hiertoe voorziet de uitvindmg in een mrichtmg waarbij de meerdere contactnaalden een eerste set met minstens één contactnaald bevatten en waarbij elk van de minstens één contactnaald in een overeenstemmende huls geplaatst is, welke huls ter plaatse van het montage- element en ter plaatse van de contactplaat vast verbonden is en waarbij de contactnaald minstens gedeeltelijk doorheen de huls beweegbaar is, waarbij het montage-element aandrijfmiddelen bevat voor het duwen van de contactnaalden, via de vering, doorheen de contactplaat. Volgens een eerste uitvoeringsvorm zijn de aandrijfmiddelen gevormd door een vast deel en een beweegbaar deel, waarbij de huls met het vast deel verbonden is en de minstens één contactnaald met zijn proximale einde geveerd is ten opzichte van het beweegbaar deel van het montage-element..
De uitvinding is gebaseerd op het inzicht dat vering ter plaatse van de proximale einden van de contactnaalden te dik zijn om de contactnaalden op een eenvoudige manier dicht bij elkaar te plaatsen. Namelijk wanneer de contactnaalden parallel ten opzichte van elkaar geplaatst worden, om samen het patroon te vormen bij de contactplaat, kunnen de contactnaalden niet dichter bij elkaar geplaatst worden dan dat de proximale einden bij elkaar kunnen geplaatst worden. Met andere woorden vormen de proximale einden met de vering de meest brede delen van de contactnaalden zodat de proximale einden de beperkende factor zijn voor het dichter bij elkaar plaatsen van de contactnaalden. Een ander deel van de uitvinding is gebaseerd op het inzicht dat de contactnaalden gevoeliger worden aan beschadiging wanneer ze compacter en dunner uitgevoerd worden. Met name bij het plaatsen van de printplaat op de contactplaat kunnen contactnaalden gemakkelijk beschadigd geraken. Ook bij het hanteren van de inrichting bijvoorbeeld voor stockage kunnen contactnaalden gemakkelijk beschadigd geraken. Daarom is het cen noemenswaardig voordeel wanneer de contactnaalden minstens gedeeltelijk kunnen teruggetrokken worden m de contactplaat bij het plaatsen en verwijderen van een printplaat op/van de contactplaat.
De uitvinding voorziet minstens een gedeelte van de contactnaalden, dit wil zeggen minstens één contactnaald, in een overeenstemmende huls. De contactnaalden zijn beweegbaar in de huls. Deze opbouw laat toe om af te wijken een opbouw waarbij de naalden zich recht uitstrekken. Met andere woorden kan het proximale emde van de contactnaald op een nagenoeg willekeurige afstand, plaats en oriëntatie voorzien worden ten opzichte van het distaal eind van de contactnaald.
De contactnaald strekt zich uit tussen het montage-element enerzijds en de contactplaat anderzijds doorheen de huls. Principieel wordt de opbouw vergeleken met die van een remkabel van een fiets, welke kabel zich m een huls uitstrekt tussen de remhendel bij het stuur en de rem bij het wiel. Daarbij wordt opgemerkt dat er een verschil is doordat de krachten en bewegingen bij een remkabel omgekeerd gebeuren, een trekkende kracht om de remblokken te contacteren i.p.v een duwende kracht om de contactnaalden tegen de printplaat te drukken. De weg die de kabel volgt, en de oriëntatie van de kabel ter plaatse van het stuur en ter plaatse van het wiel kan vrij gekozen worden. Eenzelfde opbouw en voordeel wordt bekomen wanneer de contactnaalden m hulzen geplaatst worden in de inrichting.
Omdat in de mrichting volgens de uitvinding het montage-element een vast deel en een beweegbaar deel heeft, wordt actief of passief terugtrekken van de contactnaalden mogelijk gemaakt. Namelijk de hulzen worden verbonden met het vast deel terwijl de proximale einden via hun vering met het beweegbaar deel verbonden worden. Door het beweegbaar deel te bewegen ten opzichte van het vast deel, worden de contactnaalden bewogen doorheen de hulzen. Namelijk de hulzen zijn verbonden met het vast deel en de contactnaalden zijn via hun vering verbonden met het beweegbaar deel. Dit laat volgende werking toe. Vóór plaatsing van een printplaat worden de contactnaalden teruggetrokken in de contactplaat door het weg bewegen van het beweegbaar deel ten opzichte van het vast deel. Hierdoor kan de printplaat bewogen en verschoven worden op de contactplaat zonder dat daardoor contactnaalden kunnen geraakt worden en daardoor beschadigd kunnen worden. In de teruggetrokken toestand kan de contactplaat nauwkeurig uitgelijnd worden ten opzichte van de printplaat, zodat de contactnaalden correct gepositioneerd zijn ten opzichte van de printplaat. Nadat de printplaat correct geplaatst is op de contactplaat, wordt het beweegbaar deel naar het vast deel bewogen zodat hierdoor de contactnaalden zich doorheen de contactplaat naar buiten bewegen. Hierdoor komen de contactnaalden tegen de contactpunten op de printplaat. Nadat de contactnaalden de printplaat raken, zal de vering van de contactnaalden werken om een vooraf bepaalde druk van de contactnaalden tegen de printplaat te garanderen. In deze toestand kan de printplaat getest worden. Na de test kunnen de contactnaalden teruggetrokken worden door een beweging van het beweegbaar deel van het montage-element weg van het vast deel, waarna de printplaat veilig verwijderd, of herpositioneerd kan worden ten opzichte van de contactplaat. Deze combinatie van voordelen en inzichten laat toe om compactere printplaten op een economische en bedrijfszekere manier te testen.
Bij voorkeur zijn het beweegbaar deel en het vast deel operationeel verbonden met een actuator die voorzien 1s om het proximale einde van elk van de minstens één contactnaald naar zijn huls te bewegen en zo de contactnaald doorheen de contactplaat te bewegen. Via de actuator kan de mrichting automatisch de contactnaalden uitduwen door en terugtrekken uit de contactplaat. De actuator kan deel uitmaken van de mrichting, of kan een externe actuator zijn. De actuator zal het beweegbaar deel naar het vast deel drukken om de contactnaalden actief uit de contactplaat te bewegen. De teruggaande beweging kan actief of passief zijn. Een actieve teruggaande beweging kan gerealiseerd worden door de actuator het beweegbaar deel te laten terugtrekken waarmee het beweegbaar deel de proximale einden met de vering terugtrekt. Een passieve teruggaande beweging kan gerealiseerd worden door de contactnaalden te voorzien van een verdere vering die de contactnaalden naar een teruggetrokken positie duwt wanneer een externe kracht van de actuator weggenomen wordt.
Bij voorkeur heeft de mrichting een drager voor de printplaat, waarbij minstens één van de drager en de contactplaat positionermgmiddelen bevat voor het positioneren van de contactplaat relatief ten opzichte van de printplaat. De drager kan gevormd worden door een frame waarin de printplaat vastgehouden wordt. Een drager kan ook gevormd worden door een transportmiddel, of ander middel om de printplaat te dragen en/of vast te houden. Verder bij voorkeur bevatten minstens één van de drager en de contactplaat positie-detectiemiddelen voor het detecteren van een relatieve positie van de printplaat ten opzichte van de contactplaat. De drager is voorzien om de printplaat te dragen of vast te houden relatief ten opzichte van de contactplaat. Via de positioneringsmiddelen kan de contactplaat op een vooraf bepaalde positie gezet worden ten opzichte van de printplaat of andersom. De positie-detectiemiddelen laten toe om de positie van de printplaat ten opzichte van de drager, en bijgevolg ook ten opzichte van de contactplaat, te detecteren. Verder bij voorkeur zijn de positie-detectiemiddelen voorzien om de positioneringsmiddelen aan te sturen om de printplaat minstens gedeeltelijk automatisch in een vooraf bepaalde relatieve positie ten opzichte van de drager te positioneren. Positie-detectiemiddelen en de positioneringsmiddelen kunnen voorzien worden in dezelfde of verschillende onderdelen van de 5 inrichting. De drager met combinatie van positionerngmiddelen en positie-detectiemiddelen laat aldus toe om een printplaat automatisch in een correcte positie ten opzichte van de contactplaat te brengen. Met name in een productiecontext 1s dit een noemenswaardig voordeel en laat dit toe de mrichtng te plaatsen in een productielijn waarin opeenvolgende printplaten automatisch gepositioneerd en getest kunnen worden.
Bij voorkeur bevindt elk van de minstens één contactnaald uit de eerste set zich ter plaatse van de contactplaat op een eerste imaginaire as en ter plaatse van het montage-element op een tweede imagmaire as die verschillend is van de eerste imagmaire as. Dit omvat enerzijds het plaatsen van het distaal eind van de contactnaald onder een hoek ten opzichte van het proximaal eind daarvan. Daarbij is de hoek bijvoorbeeld 90 graden. Dit omvat anderzijds het plaatsen van het distaal eind van de contactnaald in eenzelfde richting, dit wil zeggen met een hoek van 0 graden, maar met een offset ten opzichte van het proximaal emd daarvan. Dit laat een eenvoudige plaatsing en bediening toe. Verder vereenvoudigt dit de algemene opbouw van de inrichting. Het vrij kiezen van de oriëntatie en positie van de contactnaalden ter plaatse van het montage-element laat verder toe een breder draagvlak te creëren voor de proximale einden van de contactnaalden? De vakman begrijpt dat de hoek ook anders kan zijn, vb 15°. De hoek zou zelfs 180° kunnen zijn zodat de richting van actueren van de contactnaalden tegengesteld is aan de richting van het uitkomen van de contactnaalden uit de contactplaat.
Bij voorkeur maakt de minstens één contactnaald een bocht over minstens cen segment van zijn lengte. Het maken van een bocht is slechts mogelijk doordat de contactnaald door de huls omgeven wordt. De huls maakt, samen met de contactnaald, de bocht. De huls verzekert dat de afstand voor de contactnaald, m lengte, tussen de contactplaat en het vast deel van het montage- element, nagenoeg constant blijft. Laatstgenoemde verzekert de goede werking van de contactnaald.
Bij voorkeur bevat de meerdere contactnaalden een tweede set contactnaalden waarvan de proximale emden zich met de distale emden op eenzelfde imaginaire as bevmden. Met andere woorden zullen de proximale einden zich nagenoeg recht onder de distale einden bevinden. Verder bij voorkeur is een proximaal eind van elke contactnaald van de tweede set contactnaalden gemonteerd in een basisplaat van het montage-element, welke basisplaat nagenoeg evenwijdig met de contactplaat voorzien is. De tweede set contactnaalden laat toe om die contactpunten op cen printplaat te contacteren die op een voldoende grote afstand staan van elkaar. De contactnaalden van de tweede set kunnen met hun vering rechtstreeks verbonden zijn met de contactplaat en zo niet terugtrekbaar opgesteld zijn. Alternatief zijn de contactnaalden van de tweede set met hun vering verbonden met een basisplaat onder de contactplaat. Het recht naar beneden naar een basisplaat laten lopen van een contactnaald is eenvoudig en goedkoop. De eerste set contactnaalden die door een huls lopen kunnen dan gebruikt worden enkel wanneer contactpunten dicht bij elkaar staan. Zo kan een combinatie van de eerste set en tweede set gebruikt worden om op kosten efficiënte manier een inrichting op te bouwen om een printplaat te testen.
Bij voorkeur is de basisplaat via een actuator beweegbaar ten opzichte van de contactplaat. Daarmee wordt voor de contactnaalden uit de tweede set hetzelfde voordeel bekomen dan met de beweging van het beweegbare en vaste deel van het montage-element.
Bij voorkeur de huls vervaardigd is uit polyether ether ketone PEEK. PEEK blijkt een hoge weerstand tegen samendrukking te hebben terwijl het wel vervormbaar is. Verder heeft PEEK een hoge weerstand tegen uitrekking, is het slijtbestendig en elektrisch isolerend. Dit is een goede combinatie van eigenschappen om een huls mee te maken voor een contactnaald. Verder blijkt een huls vervaardigbaar uit PEEK met cen dunne wand, wat toelaat om contactnaalden dicht bij elkaar te monteren.
Bij voorkeur heeft het montage-element montageopeningen die zich volledig doorheen het montage-element uitstrekken, en die gevormd zijn om montage en demontage van een contactnaald met een basis vanaf een achterzijde toe te laten. Montage en demontage langs de achterzijde laat noemenswaardig eenvoudiger onderhoud op de inrichting toe. Een contactnaald kan hierdoor samen met zijn basis uiterst eenvoudig vervangen worden.
Bij voorkeur is het vast deel van het montage-clement voorzien van luchtblaasmiddelen om lucht doorheen de hulzen te blazen. Door lucht te blazen doorheen de hulzen kan enerzijds cen lagering verkregen worden en kan verder verhinderd worden dat vuil ter plaatse van de distale einden van de contactnaalden in de huls kan terechtkomen. Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat de luchtblaasmiddelen wel typisch een luchtkamer en typisch ook één of meerdere aansluiting en/of luchtkanalen bevat. De luchtblaasmiddelen die de effectieve perslucht genereren, de compressorelementen, bevinden zich typisch extern.
Volgens een verdere uitvoermgsvorm van de uitvinding zijn de aandrijfmiddelen gevormd door persluchtactuatoren bij elk van de minstens één contactnaald, waarbij de persluchtactuator voorzien is om de contactnaald te duwen en om de vering te vormen. Een persluchtactuator kan, analoog aan een pneumatische vering, enerzijds de positie van een onderdeel alsook een vering realiseren. Een voorbeeld van een dergelijke uitvoeringsvorm is getoond in de figuren en hieronder beschreven.
De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoerigsvoorbeeld. In de tekenmg laat : figuur 1 cen principeschema zien van een inrichting volgens cen uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 2 een eerste uitvoeringsvorm zien van een montage-element met een vast en beweegbaar deel; figuur 3 een verdere uitvoeringsvorm zien van een montage-element met een vast en beweegbaar deel; en figuur 4 een tweede uitvoerngsvorm zien van een inrichting waarbij de aandrijfmiddelen uitgevoerd zijn door persluchtactuatoren. In de tekening is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend. Om deze octrooitekst te interpreteren, zullen volgende definities van toepassing zijn. Een printplaat is een verzamelnaam voor verschillende soorten elektronische bouwgroepen. De meest voorkomende elektronische bouwgroep is plaatvormig, echter hybrid, wireframe, modules, 3D electronics en andere elektronische bouwgroepen zullen ook beschouwd worden als printplaten. Een contactplaat is een onderdeel in de inrichting dat een vormcompatibiliteit vertoont met de printplaat. De contactplaat zal, net zoals de printplaat niet noodzakelijk plaatvormig is, eveneens niet noodzakelijk plaatvormig zijn maar kan ook aangepast zijn aan de vorm van de printplaat, bijvoorbeeld blokvormig zijn. Een huls is gedefinieerd als een hol cilinder of buisvormig element dat als omhulling fungeert voor een segment van een kabel of draad. Figuur 1 toont een inrichting 1 volgens een uitvoermgsvorm van de uitvindmg. Figuur 1 is slechts bedoeld om enkele werkingsprincipes te illustreren. Ook illustreert figuur 1 de problematiek bij de miniaturisering van printplaten. De figuur is slechts bedoeld ter illustratie van de werking van de mrichting 1. De vakman begrijpt dat een inrichting met de getoonde principes op verschillende manieren kan gevormd en ontwikkeld worden. Figuur 1 toont de richting 1 met een printplaat toevoer 15 en een printplaat afvoer
16. Printplaten kunnen continue in opeenvolgende cycli toegevoerd en afgevoerd worden. Het hieronder beschreven testen van de printplaat zal bij voorkeur ook cyclisch uitgevoerd worden. Figuur 1 illustreert een printplaat 2 die gepositioneerd is op een contactplaat 3. De contactplaat 3 1s de plaat die de contactnaalden 4 in zich heeft. De contactnaalden 4 zijn bedoeld om contactpunten 5 op cen printplaat 2 te contacteren om zo, via testmiddelen 8 de werking van de printplaat 2 te testen. De mrichting 1 is ontworpen om printplaten op systematische wijze te testen in een productieproces.
Meer bepaald worden printplaten in serie geproduceerd en wordt elke printplaat uit de serie onderworpen aan een vooraf bepaald aantal tests om te verzekeren dat de printplaat correct werkt. De inrichting 1 volgens de uitvinding laat toe om deze systematische tests op een automatische wijze uit te voeren. De mrichting 1 volgens de uitvindmg is verder bruikbaar wanneer te testen printplaten manueel worden aangevoerd en/of afgevoerd.
Figuur 1 toont de contactplaat 3 op een afstand van de printplaat 2. De contactplaat 3 zal niet noodzakelijk contact maken met de printplaat 2 tijdens normale werking van de inrichting. De contactplaat 3 kan uit één of meerdere delen opgebouwd worden, al dan niet beweegbaar ten opzichte van elkaar, en vormt minstens een gedeelte van de geleiding en/of positionering van contactnaalden 4. Deze geleiding en/of positionering kan rechtstreeks of onrechtstreeks, bijvoorbeeld via een bus, gerealiseerd worden. De contactnaalden 4 strekken zich uit doorheen de contactplaat 3. De contactplaat 3 is hiertoe voorzien van meerdere openingen in een vooraf bepaald patroon. De contactnaalden strekken zich uit doorheen de openingen in de contactplaat 3. De distale einden van de contactnaalden vormen daarmee een patroon dat overeenstemt met een patroon van de contactpunten 5 op de te testen printplaat 2.
De contactnaalden 4 strekken zich uit doorheen de contactplaat 3. De naaldpunten, gevormd door de uiterste emden van de contactnaalden 4 ter plaatse van hun distale eind, vormen daarmee een patroon in een imaginair vlak dat parallel met de contactplaat 3 ligt op een afstand van de contactplaat. De printplaat 2 wordt aangevoerd via de printplaat toevoer 15. Vervolgens wordt de printplaat op een drager (niet weergegeven) gepositioneerd. Meer bepaald zal de positie van de printplaat 2 ten opzichte van de drager 3 zo gekozen worden dat de contactpunten 5 van de printplaat 2 in lijn gebracht worden met de contactnaalden 4. Om dit te realiseren kunnen verschillende systemen voorzien worden in de mrichting 1. Zo kan een positiedetectiesysteem voorzien worden dat de positie van de printplaat detecteert. Het positiedetectiesysteem kan optisch of mechanisch gevormd zijn. Bijvoorbeeld kunnen optische markers voorzien worden op de printplaat 2 om positionering te faciliteren. Voor de uitvinding wordt de printplaat 2 bij voorkeur op een automatische manier correct en nauwkeurig gepositioneerd ten opzichte van de contactplaat 3. De wijze waarop dit gebeurt, maakt echter geen deel uit van deze uitvindmg. De vakman is vrij om dit aspect op verschillende manieren uit te voeren.
Na het positioneren van de printplaat 2 ten opzichte van de contactplaat 3, worden de contactpunten 5 gecontacteerd. Dit gebeurt door een relatieve beweging van de contactnaalden 4 ten opzichte van de printplaat 2. In de praktijk kan, volgens een eerste werkingsprmcipe, de printplaat naar de contactplaat bewogen worden om zo op de contactnaalden terecht te komen. Volgens een tweede voorkeurs werkingsprincipe worden de contactnaalden 4 uit de contactplaat 3 naar buiten bewogen terwijl de contactplaat en printplaat vast staan. Verder alternatief, derde werkingsprincipe, wordt de contactplaat, relatief beschouwd, samen met de printplaat naar beneden bewogen terwijl de contactnaalden in een vaste positie gehouden worden zodanig dat de contactnaalden doorheen de contactplaat bewegen.
Om te garanderen dat elke contactnaald 4 met een vooraf bepaalde minimale kracht drukt tegen zijn overeenstemmend contactpunt 5, teneinde een correcte elektrische verbinding tussen het contactpunt en de contactnaald te garanderen, is de contactnaald verend opgesteld. Het gevolg is dat de relatieve beweging van de printplaat 2 ten opzichte van de contactnaalden nagenoeg stopt nadat een contactnaald tegen het contactpunt botst, waarna de vering van de contactnaald een verdere bewegmg opvangt. De vering 7 van de contactnaalden is voorzien ter plaatse van het proximale emde van elke contactnaald. Hiertoe is volgens een eerste uitvoeringsvorm zoals getoond in figuren 1 en 2 een basis 6 voorzien met een vering, die hieronder verder uitgelegd wordt. In een tweede uitvoeringsvorm, zoals getoond in figuur 3, is een basis 6 voorzien die operationeel compatibel is met een vering, maar waarbij de vering niet vast m of aan de basis 6 geplaatst is. De hierboven beschreven relatieve beweging van de contactnaald en de printplaat wordt bij voorkeur bekomen door de basissen van de contactnaalden relatief te bewegen ten opzichte van de printplaat met een vooraf bepaalde slag die groter 1s dan de afstand tussen de naaldpunt en de printplaat. Hierdoor zal, tijdens de beweging van de basis ten opzichte van de printplaat, de naald stil komen te staan wanneer de contactnaald de printplaat raakt, en de vering de overige beweging van de basis ten opzichte van de printplaat opvangen. Met andere woorden zal tijdens het eerste deel van de vooraf bepaalde slag de contactnaald relatief meebewegen met de basis ten opzichte van de printplaat. Tijdens het tweede deel van de slag zal de contactnaald relatief stilstaan ten opzichte van de printplaat terwijl de vering een relatieve beweging tussen de contactnaald en de basis faciliteert.
De basis 6 vormt een behuizing voor het proximale eind van de contactnaald 4.
Hiertoe heeft de basis een langwerpige vorm met aan één zijde een bodem en aan een andere zijde een open emd. De contactnaald strekt zich met zijn proximale eind uit doorheen het open eind tot in de basis 6. In de basis 6 is bij voorkeur een springveer 7 voorzien. De springveer 7 is operationeel met de contactnaald verbonden. Hierdoor kan de contactnaald gedrukt worden in de basis, waardoor de springveer samengedrukt wordt. Bij het lossen van de contactnaald 4, zal de springveer 7 de contactnaald 4 terug minstens gedeeltelijk naar buiten drukken.
De basis 6 is vast gemonteerd in een montage-element 17. In figuur 1 zijn twee montage-elementen 17a en 17b getoond. Montage-element 17a is gevormd door een plaat of houder die nagenoeg evenwijdig ligt met de contactplaat 3 en op een relatief beperkte afstand daarvan. Deze opbouw laat toe om de basissen 6 vast in het montage-element 17a te monteren nagenoeg loodrecht onder het contacteerpunt waar de contactnaald door de contactplaat 3 steekt. Anders gezegd kunnen de basissen 6 in hetzelfde patroon gevormd worden dan het contactpatroon. Dit laat een eenvoudige en kosten-efficiënte opbouw toe. Een nadeel is dat de breedte of dikte van de basis 6 bepaalt hoe dicht de contactnaalden bij elkaar kunnen staan m het patroon. In de praktijk kunnen contactpunten 5 dichter bij elkaar liggen, zodat een andere opbouw wenselijk is. Dit is hieronder verder toegelicht. Het montage-element 17a kan bewogen worden relatief ten opzichte van de contactplaat 3, getoond met pijl 14, om de contactnaalden tot tegen de printplaat 2 te drukken, zoals hierboven uitgebreid uitgelegd.
In figuur 1 is aan de rechterzijde montage-element 17b getoond. Dit montage- element 17b heeft een vast deel 11 en een beweegbaar deel 12. De basissen 6 zijn vast gemonteerd in het beweegbaar deel 12. Het montage-element 17b is op een noemenswaardig grotere afstand gemonteerd van de contactplaat 3 dan montage-element 17a. Om de contactnaalden 4 te geleiden tussen het montage-element 17b en de contactplaat 3, is een huls 10 voorzien voor elke contactnaald
4. De huls is enerzijds vast verbonden met de contactplaat 3 en anderzijds vast verbonden met het vast deel 11 van het montage-element.
De huls 10 vormt een hol of buisvormig element waar de contactnaald 3 in past. Bij voorkeur is de huls enigszins flexibel zodat de huls kan gebogen worden. Verder bij voorkeur is de huls gevormd met een hoge weerstand tegen samendrukken en/of uitrekken zodat de lengte van de huls nagenoeg constant is. Verder bij voorkeur is de huls vervaardigd uit een materiaal dat een isolator vormt voor elektrische spanning. De huls functioneert bij voorkeur analoog aan een omhulsel van een remkabel van een fiets. De huls is bij voorkeur vervaardigd uit een materiaal dat één of meerdere van bovenstaande eigenschappen vertoont wanneer de huls een geringe wanddikte heeft. Een geringe wanddikte is een wanddikte die kleiner is dan 0,5 mm, bij voorkeur kleiner is dan 0,4 mm, meer bij voorkeur kleiner is dan 0,3 mm en meest bij voorkeur kleiner is dan 0,2 mm. Een voorbeeld van een materiaal waarmee dit mogelijk is, is polyether ether ketone (PEEK). PEEK is een materiaal waarmee flexibele hulzen kunnen vervaardigd worden met een totale diameter klemer dan 1,0 mm, bij voorkeur kleiner dan 0,5 mm en met een wanddikte van ongeveer 0,1 mm. Dergelijke hulzen bieden een hoge weerstand tegen druk en hebben vaak een gladde binnenwand. Ze zijn daarom uitermate geschikt, om als huls te fungeren voor contactnaalden.
De contactnaald 4 is bij voorkeur een dunne flexibele draad. Door de flexibiliteit van de huls m combinatie met de flexibiliteit van de contactnaald, kan de contactnaald een bocht maken. Dit creëert mogelijkheden voor een ontwerper om andere werkingsmiddelen zoals een camera en/of een krachtondersteuningsplaat te voorzien onder of nabij de locatie waar contactnaalden in de contactplaat voorzien zijn.
Namelijk onder de contactplaat kunnen de contactnaalden en de hulzen weggebogen worden zodat ruimte en plaatst ontstaat voor de werkingsmiddelen.
Een huls 10 heeft een dikte die noemenswaardig klemer is dan de breedte of dikte van de basis 6. Daarom kunnen hulzen 10 op eenvoudige wijze dicht bij elkaar geplaatst worden in een contactplaat 3 zodat ook de contactnaalden 4 dicht bij elkaar staan.
Dit is getoond in figuur 1 in de rechterkant van de contactplaat 3. Omdat de hulzen 10 flexibel zijn, kan verder op eenvoudige wijze gerealiseerd worden dat de hulzen ter plaatse van een montage-element 17b verder uit elkaar geplaatst worden zodat ook de basissen 6 verder uit elkaar staan.
Het zal duidelijk zijn dat de termen “dicht bij elkaar’ en ‘verder uit elkaar’ relatief ten opzichte van elkaar gebruikt worden.
Met andere woorden zullen aangrenzende contactnaalden ter plaatse van de contactplaat 3 dichter bij elkaar staan dan ter plaatse van het montage-element 17b.
Dit alles laat toe om de dichtheid of densiteit van de contactnaalden 4 ter plaatse van de contactplaat 3 sterk te verhogen.
Hierdoor wordt mogelijk een noemenswaardig fijner patroon te vormen met de contactnaalden 4 zodat contactpunten 5 die dichter bij elkaar staan correct gecontacteerd kunnen worden.
Zo kunnen we een hogere kracht genereren aan het proximale emd van de naald, en deze overbrengen naar het distale eind die daar op een klemere afstand kunnen geplaatst worden.
Dit is de reden van het concept, om dan dus toch met een hogere kracht te kunnen drukken dan als we dit op de kleine pitch direct zouden kunnen doen.
Het montage-element 17b bevat een vast deel 11 waarmee de hulzen verbonden worden.
Het montage-element 17b bevat verder een beweegbaar deel 12 waarmee de contactnaalden 4 via hun basissen 6 verbonden worden.
Het vast deel 11 en beweegbaar deel 12 zijn als parallelle platen of baren gevormd.
Het beweegbaar deel 12 is relatief ten opzichte van het vast deel 11 beweegbaar, aangeduid met pijl 13. De meest eenvoudige manier is om het vast deel 11 met een frame te verbinden en het beweegbaar deel via een actuator, optioneel ondersteund door één of meerdere geleiders, te verbinden met het frame of met het vast deel 11. Alternatief kan het beweegbaar deel 12 vast met het frame verbonden worden en is het vast deel via een actuator absoluut gezien beweegbaar ten opzichte van het vaststaand beweegbaar deel 11. Het vast deel wordt als dusdanig beschouwd omdat, door de aanwezigheid van de hulzen, de afstand die de contactnaald overbrugt tussen het vast deel en de contactplaat 3 vaststaat.
Zelfs wanneer het vast deel absoluut bewogen wordt, zal de lengte van de hulzen niet wijzigen, maar kan wel de flexibiliteit van de hulzen de beweging toelaten.
Daarom maakt het in eerste instantie niet uit welke van het vaste of beweegbare deel van het montage-element absoluut gezien bewogen wordt.
De term vast en beweegbaar worden functioneel beschouwd ten opzichte van de contactplaat, hetgeen typisch wel maar niet noodzakelijk overeenkomst met de absolute positie in de inrichting.
Omdat de huls enerzijds vast verbonden is met de contactplaat 3 en anderzijds vast verbonden is met het vast deel 11 van het montage-element 17b, zal een relatieve beweging van het beweegbaar deel 12 ten opzichte van het vast deel 11 van het montage-element ook een relatieve beweging van de contactnaalden 4 ten opzichte van de contactplaat 3 veroorzaken. Hierdoor wordt mogelijk om de contactnaalden minstens gedeeltelijk terug te trekken in de contactplaat 3 door het beweegbaar deel 12 weg van het vast deel 11 te bewegen. Ook wordt mogelijk om de contactnaalden uit de contactplaat 3 te laten naar buiten schuiven door het beweegbaar deel 12 naar het vast deel 11 te bewegen. Deze bewegimngen laten aldus eenzelfde functionaliteit en gebruik toe dan hierboven beschreven met betrekking tot het montage-element 17a. Zo zal ook tijdens de beweging van het beweegbaar deel 12 naar het vast deel 11 de vering m de basis 6 beginnen werken wanneer de contactnaald 4 tegen het contactpunt 5 botst.
Testmiddelen 8 zijn verbonden met elk van de contactnaalden 4. Bij voorkeur zijn testmiddelen 8 verbonden met de basis 6 van elke contactnaald om zo, via de basis en optioneel via de vering 7 elektrisch contact te maken met contactpunt 5 wanneer de contactnaald 4 tegen het contactpunt 5 gedrukt wordt. Dit is schematisch weergegeven in figuur 1. Alternatief zijn testmiddelen 8 verbonden met een middensegment of distaal segment van elke contactnaald 4. Verschillende elektrische verbinding en interfaces (niet weergegeven) kunnen gekoppeld worden tussen de testmiddelen en de contactnaalden. Figuur 1 toont een opstelling waarin één contactplaat 3 nagenoeg horizontaal is opgesteld om contactpunten 5 die zich onderaan een printplaat 2 bevmden te contacteren. Het zal duidelijk zijn dat de getoonde principes kunnen toegepast worden ongeacht de oriëntatie van de contactplaat 3. Ook kunnen de getoonde principes toegepast worden wanneer twee contactplaten 3 tegenover elkaar geplaatst worden om een printplaat 2 te sandwichen tussen de contactplaten 3 om contactpunten 5 aan weerszijden van cen printplaat 2 tegelijk te kunnen contacteren. In een dergelijke configuratie kunnen verdere positionermgsmiddelen voorzien worden om minstens één van de contactplaten 3 te positioneren ten opzichte van de printplaat 2.
Figuur 2 toont het montage-clement 17b meer in detail. Daarbij toont figuur 2 een uitvoeringsvorm waarbij een actuator 18 voorzien is om het beweegbaar deel 12 ten opzichte van het vast deel 11 te bewegen. Figuur 2 illustreert hoe contactnaalden 4 zich met een distaal eind doorheen een contactplaat 3 uitstrekken. Tussen de contactplaat 3 en het vast gedeelte 11 zijn de contactnaalden 4 omgeven door een huls 10. Elke huls 10 is verbonden met de contactplaat 3 en met het vast gedeelte 11 van het montage-element 17b.
Elke contactnaald 4 is met een proximaal emd verbonden met het beweegbaar deel 12 van het montage-element 17. In de uitvoeringsvorm van figuur 2 heeft elke basis 6 een veer 7 waarom een zuiger 22 voorzien is met een klem 23. De zuiger 22 is beweegbaar vastgehouden in de basis 6, waarbij de veer 7 voor een vering van de zuiger 22 zorgt. De contactnaald 4 is geklemd in de klem 23 zodat de contactnaald 4 via de klem 23 en de zuiger 22 met geveerd met de basis 6 verbonden is. Elke basis 6 is via een montagebus 19 verbonden met het beweegbaar deel 12 van het montage-element 17b. Hiertoe wordt een gat door en door voorzien in het beweegbaar deel 12, waarm de montagebus 19 voorzien wordt. De montagebus is zodanig voorzien dat de basis 6 langs een zijde gelegen tegenover de zijde die grenst aan het vast deel 11 monteerbaar is. Anders gezegd is de basis 6 langs achter monteerbaar en demonteerbaar. Via de achterzijde kan de basis uit de montagebus en uit het beweegbaar deel 12 van het montage-element 17b verwijderd worden. Zo kan ook de contactnaald 4 op eenvoudige wijze mee met de basis verwijderd worden. Een nieuwe contactnaald monteren kan aldus ook op eenvoudige wijze langs de achterzijde van het beweegbaar deel 12 van het montage-element 17b. Dit laat eenvoudig onderhoud en herstellingen toe.
Bij voorkeur wordt perslucht voorzien ter plaatse van het montage-element 17b om lucht minstens gedeeltelijk doorheen de hulzen 10 te blazen. Hiertoe is een luchtkamer 21 voorzien in het vast gedeelte 11 van het montage-element 17b. De luchtkamer 21 staat in verbinding met de hulzen zodat lucht vanuit de luchtkamer 21 in de hulzen 10 kan stromen. Dit zorgt enerzijds voor een lagering van de hulzen. Anderzijds zorgt dit dat vuildeeltjes ter plaatse van de contactplaat 3 niet per ongeluk in de huls kan terechtkomen. Door de overdruk in de hulzen zal lucht uit de distale einden van de hulzen stromen, ter plaatse van de distale emden van de contactnaalden, zodat vuil weggeblazen of weggeduwd wordt. Hierdoor wordt goede werking van de inrichting verzekerd. Alternatief, niet weergegeven, is een luchtkamer gevormd ter plaatse van of in de contactplaat, grenzend aan de openingen waar de distale einden van de contactnaalden uit de contactplaat kunnen treden, om te verhinderen dat vuildeeltjes ongewenst in de openingen en/of in de huls terechtkomen.
Figuur 3 toont een altematieve uitvoeringsvorm. In figuur 3 zijn de hierboven beschreven werkingsprincipes op een andere manier opgebouwd. Figuur 3 toont een montage- element 17b met een vast deel 11 en een beweegbaar deel 12. In figuur 3 is een basis 6 vast verbonden met een proximaal eind van de contactnaald 4. Deze basis 6 is beweegbaar of schuifbaar in cen montagebus 19 geplaatst. Daarbij is een verdere veer 26 distaal van de basis geplaatst om de basis 6 en contactnaald 4 naar zijn meest teruggetrokken positie te duwen.
De huls 10 is verbonden met de montagebus 19. De montagebus 19 1s achteraan voorzien van afdekmiddelen 27 met een opening 28. Door de afdekmiddelen weg te nemen kan de basis 6 samen met de naald uit de inrichting verwijderd worden. Dit laat eenvoudige vervanging van contactnaalden 4 toe. De montagebus 19, samen met de huls 10 kan bij voorkeur langs voren of langs achteren in het vast deel 11 gemonteerd en verwijderd worden. Dit vereenvoudigt de fabricage en het onderhoud aan de inrichting.
Ter plaatse van de afdekmiddelen 27 kan een verdere contactnaald 24 doorheen de opening 28 drukken tegen de basis 6 van de contactnaald 4. De verdere contactnaald 24 vormt samen met het beweegbaar deel 12 van het montage-element de aandrijfmiddelen voor het duwen van de contactnaald 4. Via de verdere contactnaald 4 wordt de contactnaald 4 geveerd verbonden met het beweegbaar deel 12 van het montage-element 17b, wanneer de verdere contactnaald aandrukt tegen de basis 6. De verdere contactnaald 24 is proximaal in een verdere basis 25 geplaatst met een veer 7. De veer 7 zal een hogere weerstand tegen samendrukken hebben dan de verdere veer 26 zodanig dat de veer 26 mgedrukt wordt wanneer de verdere contactnaald 24 tegen de basis 6 drukt. De werking ter plaatse van de contactplaat 3 is zoals hierboven beschreven. Namelijk terwijl het beweegbaar deel 12 naar het vast deel 11 beweegt, zal de contactnaald 4 tegen een contactpunt van een printplaat aanstoten waarna verder voortbewegen van de contactnaald 4 tegengehouden wordt. Verdere voortbeweging van beweegbaar deel 12 naar het vast deel 11 wordt dan opgevangen in de veer 7.
In de tweede uitvoermgsvorm in figuur 3 is het proximale eind van de veer via de basis geveerd ten opzichte van het beweegbaar deel. De huls is bij voorkeur onrechtstreeks vast verbonden met het vast deel 11 van het montage-element, namelijk via de montagebus 19. Het zal duidelijk zijn dat de term vast verbonden m deze beschrijving niet wil zeggen dat onderdelen niet losmaakbaar zijn van elkaar. Elementen die tijdens de werking van de inrichting vast verbonden zijn, kunnen los van elkaar zijn wanneer de richting niet in werking is.
Figuur 4 toont een tweede uitvoeringsvorm van een montage-element dat kan toegepast worden als montage-element 17b in figuur 1. Deze uitvoeringsvorm stemt overeen met de uitvoeringsvorm uit figuur 3, met uitzondering van de aandrijfmiddelen. Daarbij toont figuur 4A de inrichting in een toestand waarin de contactnaald 4 teruggetrokken is en toont figuur 4B de inrichting meen toestand waarm de contactnaald 4 uitgeduwd is. Uit figuur 4 is duidelijk dat het montage- element enkel een vast deel bevat. Het beweegbaar deel is volledig overbodig gemaakt door de gewijzigde aandrijfmiddelen.
In figuur 4 is cen persluchtactuator 32 voorzien. Deze persluchtactuator 32 bevat een behuizing met een zuiger 29. In de getoonde uitvoeringsvorm 1s de zuiger enkelwerkend. Om ervoor te zorgen dat de zuiger na het opheffen of wegnemen van de perslucht terug naar zijn teruggetrokken positie gaat, is de persluchtactuator 32 voorzien van een tegendrukveer 30. Alternatief kan een dubbelwerkende zuiger voorzien worden, die een luchtkamer heeft aan twee zijden van de zuiger 29 om de zuiger in twee richtingen te bewegen.
De persluchtactuator 32 is via persluchtleidingen verbonden met een persluchtregelaar 33. Deze persluchtregelaar regelt de persluchtdruk op de zuiger 32. Meer bepaald regelt de persluchtreglaar de druk in de luchtkamer 31. De druk in de luchtkamer 31 zorgt enerzijds voor een verplaatsing van de zuiger 29, die de verdere contactnaald 24 tegen de basis 6 drukt en zo de contactnaald 4 voorwaarts duwt.
Anderzijds zorgt de druk in de luchtkamer 31 voor een vering, waarbij de kracht van de vering afhankelijk is van de luchtdruk in de luchtkamer 31 en van het oppervlak van de zuiger 29. Door het aanleggen van een vooraf bepaalde luchtdruk via de persluchtreglaar 33 op de persluchtactuator 32, wordt de contactnaald 4 met een voorafbepaalde kracht tegen het contactpunt 5 van de printplaat gedrukt.
Daarbij zal de vakman begrijpen dat de afstand afgelegd door de zuiger 29 door het aanleggen van een luchtdruk, in vergelijking met de voorgaande uitvoeringsvormen, gelijk is aan de afstand afgelegd door het beweegbaar deel 12 min de drukking van de vering 7. De hoeveelheid luchtdruk is rechtstreeks gerelateerd aan de veerdruk van de vering 7. Aldus zorgen de persluchtactuatoren zowel voor de beweging van de contactnaald 4 alsook voor de vering.
De persluchtactuatoren kunnen vast verbonden zijn met het montage-clement.
In alle uitvoeringsvormen kunnen één of meerdere contactnaalden van apart aanstuurbare actuatoren voorzien worden.
Het montage-element kan in verschillende apart actueerbare segmenten gevormd worden.
Zo kunnen contactnaalden individueel of in vooraf bepaalde groepen bediend en gebruikt worden.
Op basis van de beschrijving hierboven zal de vakman begrijpen dat de uitvinding op verschillende manieren en op basis van verschillende principes kan uitgevoerd worden.
Daarbij is de uitvinding niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.
De hierboven beschreven uitvoeringsvormen, alsook de figuren zijn louter illustratief en dienen enkel om het begrip van de uitvinding te vergroten.
De uitvinding zal daarom niet beperkt zijn tot de uitvoeringsvormen die hierin beschreven zijn, maar wordt gedefinieerd in de conclusies.

Claims (15)

Conclusies
1. Inrichting voor het testen van een printplaat, de innchting bevattende een contactplaat en meerdere contactnaalden die voorzien zijn om zich met hun distale einde doorheen de contactplaat uit te strekken, waarbij elke contactnaald met zijn proximale einde geveerd is ten opzichte van een montage-element, één en ander zodanig dat de contactnaalden met hun distale emden tegen de printplaat aandrukbaar zijn om de vering ter plaatse van het montage-element minstens gedeeltelijk m werking te zetten, waarbij de contactnaalden elektrisch verbonden zijn met testmiddelen, waarbij de meerdere contactnaalden een eerste set met minstens één contactnaald bevatten en waarbij elk van de minstens één contactnaald in een overeenstemmende huls geplaatst is, welke huls ter plaatse van het montage-element en ter plaatse van de contactplaat vast verbonden is en waarbij de contactnaald minstens gedeeltelijk doorheen de huls beweegbaar is, waarbij het montage-element aandrijfmiddelen bevat voor het duwen van de contactnaalden, via de vering, doorheen de contactplaat.
2. Inrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij de aandrijfmiddelen gevormd zijn door het montage-element te voorzien van een vast deel en een beweegbaar deel, waarbij de huls met het vast deel verbonden is en de minstens één contactnaald met zijn proximale einde geveerd is ten opzichte van het beweegbaar deel van het montage-element.
3. Inrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij het beweegbaar deel en het vast deel operationeel verbonden zijn met een actuator die voorzien is om het proximale einde van de minstens één contactnaald naar de huls te bewegen en zo de contactnaald doorheen de contactplaat te bewegen.
4. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de aandrijfmiddelen gevormd zijn door persluchtactuatoren bij elk van de minstens één contactnaald, waarbij de persluchtactuator voorzien is om de contactnaald te duwen en om de vering te vormen.
5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting een drager heeft voor de printplaat, waarbij minstens één van de drager en de contactplaat positioneringmiddelen bevat voor het positioneren van de contactplaat relatief ten opzichte van de printplaat.
6. Inrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij minstens één van de drager en de contactplaat positie-detectiemiddelen bevat voor het detecteren van een relatieve positie van de printplaat ten opzichte van de contactplaat.
7. Inrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij de positie-detectiemiddelen voorzien zijn om de positioneringsmiddelen aan te sturen om de contactplaat minstens gedeeltelijk automatisch in een vooraf bepaalde relatieve positie ten opzichte van de printplaat te positioneren.
8. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij elk van de minstens één contactnaald zich ter plaatse van de contactplaat op een eerste imaginaire as bevindt en zich ter plaatse van het montage-element op een tweede imaginaire as bevindt die verschillend is van de eerste imaginaire as.
9. Inrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij de minstens één contactnaald een bocht maakt over minstens een segment van zijn lengte zodat de eerste imaginaire as onder een hoek ligt ten opzichte van de tweede imaginaire as.
10. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de meerdere contactnaalden een tweede set contactnaalden bevat waarvan de proximale einden zich met de distale einden op eenzelfde imaginaire as bevinden.
11. Inrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij een proximaal eind van elke contactnaald van de tweede set contactnaalden gemonteerd is in een basisplaat van het montage- element, welke basisplaat nagenoeg evenwijdig met de contactplaat voorzien is.
12. Inrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij de basisplaat via een actuator beweegbaar is ten opzichte van de contactplaat.
13. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de huls vervaardigd is uit polyether ether ketone PEEK.
14. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het montage- element montageopeningen heeft die zich volledig doorheen het montage-element uitstrekken, en die gevormd zijn om montage en demontage van een contactnaald vanaf een achterzijde toe te laten.
15. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het vast deel van het montage-element voorzien is van luchtblaasmiddelen om lucht doorheen de hulzen te blazen.
BE20205277A 2020-04-27 2020-04-27 Inrichting voor het testen van een printplaat BE1028241B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205277A BE1028241B1 (nl) 2020-04-27 2020-04-27 Inrichting voor het testen van een printplaat
EP21722997.0A EP4143585A1 (en) 2020-04-27 2021-04-20 Device for testing a printed circuit board
PCT/IB2021/053234 WO2021220105A1 (en) 2020-04-27 2021-04-20 Device for testing a printed circuit board

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205277A BE1028241B1 (nl) 2020-04-27 2020-04-27 Inrichting voor het testen van een printplaat

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1028241A1 true BE1028241A1 (nl) 2021-11-26
BE1028241B1 BE1028241B1 (nl) 2021-11-29

Family

ID=70613536

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20205277A BE1028241B1 (nl) 2020-04-27 2020-04-27 Inrichting voor het testen van een printplaat

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP4143585A1 (nl)
BE (1) BE1028241B1 (nl)
WO (1) WO2021220105A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN114236349B (zh) * 2021-12-02 2024-05-14 上海企想信息技术有限公司 一种集成电路测试装置
CN116224134B (zh) * 2023-02-14 2023-10-31 广州顶源电子科技股份有限公司 一种板载电源模块检测方法及装置

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3731191A (en) * 1969-12-22 1973-05-01 Ibm Micro-miniature probe assembly
GB2146849B (en) * 1983-09-17 1987-08-05 Marconi Instruments Ltd Electrical test probe head assembly
DE3906691A1 (de) * 1988-03-04 1989-09-14 Manfred Prokopp Kontaktiervorrichtung fuer pruefvorrichtungen zum pruefen von leiterplatten oder dgl.
JPH02150773A (ja) * 1988-12-01 1990-06-11 Fujitsu Ltd インサーキットテスタ用試験治具のプローブピン構造
DE19811795C1 (de) * 1998-03-18 1999-09-02 Atg Test Systems Gmbh Nadel für einen Prüfadapter
DE19907727A1 (de) * 1999-02-23 2000-08-24 Test Plus Electronic Gmbh Testadapter zur Kontaktierung von bestückten Leiterplatinen
DE19951501A1 (de) * 1999-10-26 2001-05-23 Atg Test Systems Gmbh Prüfstift für eine Vorrichtung zum Testen von Leiterplatten
JP2004093333A (ja) * 2002-08-30 2004-03-25 Fuji Electric Holdings Co Ltd プリント回路板の検査装置

Also Published As

Publication number Publication date
WO2021220105A1 (en) 2021-11-04
EP4143585A1 (en) 2023-03-08
BE1028241B1 (nl) 2021-11-29

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1028241B1 (nl) Inrichting voor het testen van een printplaat
KR100670235B1 (ko) 폴리머 소재의 점착 및 마찰 특성 측정 장치
JP6255914B2 (ja) 検査治具
JP5819029B2 (ja) スイッチング装置の状態を示すためのデバイス
US6417684B1 (en) Securement of test points in a test head
US20080210015A1 (en) Failure analysis system and method using the same
CN101675411A (zh) 具有触觉反馈的触板组件
US6084422A (en) Printed circuit board testing device
US6314825B1 (en) Keyboard testing apparatus
EP1972038B1 (en) High temperature open ended zero insertion force (zif) test socket
DE102010026894A1 (de) Vorrichtung zur Ermittlung einer Position
CN105830552A (zh) 电子元件安装机
US6130547A (en) Test apparatus for printed circuit board and assembly kit therefor
CN109121306B (zh) 一种标记装置以及测试设备
CN110303799A (zh) 自动打点装置和自动打点检测设备
TW436632B (en) Inspection apparatus for printed board
US20100018038A1 (en) Apparatus and method for detecting component attachment
CN108760539A (zh) 印刷电路板形变测试设备
KR101192209B1 (ko) 기판검사용 검사치구
CN109069019B (zh) 脉搏波检测装置和生物信息测量装置
EP2713147B1 (en) Optical detection instrument comprising triggering device
US20180326765A1 (en) Media replacement process for thermal printers
JP2003109445A (ja) 端子挿入作業治具及びワイヤハーネス組立設備
KR20040098525A (ko) 두께 검출 센서
CN209806171U (zh) 一种标记装置以及测试设备

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20211129