BE1027692B1 - Brandwerend ventilatie-element - Google Patents

Brandwerend ventilatie-element Download PDF

Info

Publication number
BE1027692B1
BE1027692B1 BE20195720A BE201905720A BE1027692B1 BE 1027692 B1 BE1027692 B1 BE 1027692B1 BE 20195720 A BE20195720 A BE 20195720A BE 201905720 A BE201905720 A BE 201905720A BE 1027692 B1 BE1027692 B1 BE 1027692B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
ventilation element
fire
wall
ventilation
strip
Prior art date
Application number
BE20195720A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1027692A1 (nl
Inventor
Bart Vanderstraeten
Robin Balthazar
Mathieu Steenland
Original Assignee
Rf Tech Naamloze Vennootschap
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Rf Tech Naamloze Vennootschap filed Critical Rf Tech Naamloze Vennootschap
Priority to BE20195720A priority Critical patent/BE1027692B1/nl
Priority to EP20202178.8A priority patent/EP3808413A1/en
Publication of BE1027692A1 publication Critical patent/BE1027692A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1027692B1 publication Critical patent/BE1027692B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A62LIFE-SAVING; FIRE-FIGHTING
    • A62CFIRE-FIGHTING
    • A62C2/00Fire prevention or containment
    • A62C2/06Physical fire-barriers
    • A62C2/12Hinged dampers
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A62LIFE-SAVING; FIRE-FIGHTING
    • A62CFIRE-FIGHTING
    • A62C2/00Fire prevention or containment
    • A62C2/06Physical fire-barriers
    • A62C2/065Physical fire-barriers having as the main closure device materials, whose characteristics undergo an irreversible change under high temperatures, e.g. intumescent
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A62LIFE-SAVING; FIRE-FIGHTING
    • A62CFIRE-FIGHTING
    • A62C2/00Fire prevention or containment
    • A62C2/06Physical fire-barriers
    • A62C2/12Hinged dampers
    • A62C2/14Hinged dampers with two or more blades

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Business, Economics & Management (AREA)
  • Emergency Management (AREA)
  • Building Environments (AREA)

Abstract

Brandwerend ventilatie-element (1) voor ventilatie doorheen een wand (2), waarbij het ventilatie-element (1) een lichaam (3) omvat met een naar buiten gericht oppervlak (3a) en een, tegenover dit naar buiten gerichte oppervlak (3a) gelegen, naar binnen gericht oppervlak (3b), waarbij het naar binnen gerichte oppervlak (3b) een lichaamsdoorgang omhult en waarbij dit ventilatie-element (1) één of meerdere in de lichaamsdoorgang opgestelde afsluitelementen (4) omvat voor het vormen van een afsluitbare luchtdoorstroomopening doorheen deze lichaamsdoorgang, waarbij het ventilatie-element (1) intumescerend materiaal (5) omvat dat voorzien is om onder invloed van warmte, vanaf het lichaam (3) naar buiten toe uit te zetten.

Description

BRANDWEREND VENTILATIE-ELEMENT Deze uitvinding betreft een een brandwerend ventilatie-element voor ventilatie doorheen een wand, waarbij het ventilatie-element een lichaam omvat met een naar buiten gericht oppervlak en een, tegenover dit naar buiten gerichte oppervlak gelegen, naar binnen gericht oppervlak, waarbij het naar binnen gerichte oppervlak een lichaamsdoorgang omhult en waarbij dit ventilatie-element één of meerdere in de lichaamsdoorgang opgestelde afsluitelementen omvat voor het vormen van een afsluitbare luchtdoorstroomopening doorheen deze lichaamsdoorgang.
Deze uitvinding betreft ook samenstel van een wand en een brandwerend ventilatie-element, waarbij de wand een doorgang omvat en het ventilatie-element voorzien is om zich minstens gedeeltelijk uit te strekken in deze doorgang en waarbij het samenstel een opvulmiddel omvat voor het opvullen van de ruimte tussen de wand en het ventilatie-element ter hoogte van de doorgang.
Deze uitvinding betreft eveneens een werkwijze voor het aanbrengen van een brandwerend ventilatie-element in een doorgang van een wand, waarbij dit ventilatie-element wordt aangebracht in de doorgang, en de ruimte tussen het ventilatie-element en de wand wordt opgevuld met een opvulmiddel.
Een dergelijk brandwerend ventilatie-element dient om ventilatie doorheen een wand mogelijk te maken. Het ventilatie-element wordt aangebracht in een doorgang van de wand en omvat een lichaam met een lichaamsdoorgang waardoorheen ventilatie mogelijk is. Het lichaam kan buisvormig zijn met een cirkelvormige doorsnede, maar kan evengoed een rechthoekige doorsnede hebben. Bij brand is ventilatie doorheen de wand ongewenst. Het ventilatie-element is daarom voorzien van één of meerdere in de lichaamsdoorgang opgestelde afsluitelementen, voor het vormen van een afsluitbare luchtdoorstroomopening doorheen deze lichaamsdoorgang. Ook worden de bestaande ventilatie-elementen brandwerend ingebouwd in de doorgang van de wand. In de praktijk betekent dit dat bij brand, lucht zich niet doorheen de wand kan begeven ter hoogte van het ventilatie-element en dit gedurende een bepaalde tijd. Vlamdoorslag wordt hierdoor gedurende een bepaalde tijd tegengehouden. Het brandwerend aanbrengen van het ventilatie-element in de doorgang van de wand gebeurt momenteel door de ruimte tussen het ventilatie-element en de wand op te vullen met een onbrandbaar opvulmiddel zoals mortel of gips. Gips en mortel moeten uitdrogen waardoor het aanbrengen van een ventilatie-element in een wand een zekere tijd vergt. Gips en mortel moet ook ter plekke gemaakt worden. Met behulp van een ventilatie- element wordt dus ventilatie doorheen een wand mogelijk, maar wordt ook verzekerd dat ondanks het aanwezig zijn van het ventilatie-element in de wand, branddoorslag gedurende een zekere tijd wordt tegengaan.
De wand kan bijvoorbeeld een muur, een plafond of een vloer zijn, waarbij deze wand bij voorkeur vervaardigd is uit één of meerdere materialen met een zekere brandwerendheid zoals beton, metselstenen, gips, mortel, enz. Deze één of meerdere materialen met een zekere brandwerendheid hebben bij voorkeur, volgens de Europese classificatie op basis van NBN EN 13501-1, de brandklasse Al of A2 en worden aangeduid als onbrandbare materialen. Het lichaam van het ventilatie-element is bij voorkeur vervaardigd uit een materiaal met een zekere brandwerendheid zoals staal, of andere ferro- of non-ferrometalen zodat het lichaam niet of slechts een weinig gaat degraderen bij brand. Het ventilatie-element kan bijvoorbeeld een ventilatiebrandklep zijn, maar kan ook een ventilatierooster zijn. Wanneer het ventilatie-element een ventilatiebrandklep is, is het afsluitelement dan bijvoorbeeld een brandklep die roteerbaar is opgesteld in de lichaamsdoorgang tussen en open en een gesloten stand. Bijkomend kan de ventilatiebrandklep dan intumescerend materiaal omvatten dat voorzien is om bij brand de ruimte tussen het lichaam en de brandklep in de gesloten stand op te vullen, zodat er zeker geen branddoorslag mogelijk is ter hoogte van de brandklep. Wanneer het ventilatie-element een ventilatierooster is, kan dit ventilatierooster meerdere lamellen omvatten, waarbij de lamellen dan bijvoorbeeld bekleed zijn met intumescerend materiaal zodat de ruimte tussen de lamellen wordt opgevuld door dit intumescerend materiaal bij brand en zo branddoorslag ter hoogte van de lamellen gedurende een bepaalde tijd wordt vermeden.
Gezien het aanbrengen van de bestaande ventilatie-elementen in een wand momenteel veel tijd in beslag neemt en omslachtig is, is het doel van de uitvinding het vervaardigen van een ventilatie-element dat eenvoudiger en op een snellere manier aan te brengen is in een wand en dit terwijl de gewenste brandveiligheidsnormen toch nog behaald worden.
Dit doel wordt bereikt door te voorzien in een brandwerend ventilatie-element voor ventilatie doorheen een wand, waarbij het ventilatie-element een lichaam omvat met een naar buiten gericht oppervlak en een, tegenover dit naar buiten gerichte oppervlak gelegen, naar binnen gericht oppervlak, waarbij het naar binnen gerichte oppervlak een lichaamsdoorgang omhult en waarbij dit ventilatie-element één of meerdere in de lichaamsdoorgang opgestelde afsluitelementen omvat voor het vormen van een afsluitbare luchtdoorstroomopening doorheen deze lichaamsdoorgang, waarbij het ventilatie-element intumescerend materiaal omvat dat voorzien is om onder invloed van warmte, vanaf het lichaam naar buiten toe uit te zetten.
Het ventilatie-element omvat hier genoemd intumescerend/intumescent materiaal.
Intumescerend materiaal is een materiaal dat opzwelt/uitzet onder invloed van warmte en waarvan het volume dus toeneemt onder invloed van warmte.
Dit genoemde intumescerend materiaal is voorzien om onder invloed van warmte, vanaf het lichaam, naar buiten toe uit te zetten.
Bij brand kan dit intumescerend materiaal dus naar buiten toe gaan uitzetten.
Een dergelijk ventilatie-element is voorzien om zo aangebracht te worden in een doorgang van de wand dat het genoemde intumescerende materiaal zich grotendeels en bij voorkeur volledig in de doorgang bevindt.
In de praktijk is er dan ook steeds een ruimte aanwezig tussen het ventilatie-element en de wand.
Deze ruimte wordt in de praktijk tijdens de installatie meestal afgedicht zodat het ventilatie-element goed ter plekke blijft zitten.
Gezien het genoemde intumescerende materiaal naar buiten toe kan gaan uitzetten bij brand en dit intumescerende materiaal zich grotendeels in de doorgang bevindt, betekent dit dat deze ruimte opgevuld kan worden door dit intumescerende materiaal bij brand.
De noodzaak om deze ruimte dan ook op te vullen met een onbrandbaar materiaal zoals gips of mortel vervalt dus.
Men kan dus in principe deze ruimte ook gaan opvullen met een brandbaar materiaal dat wegbrandt bij brand, gezien het genoemde intumescerende materiaal de dan vrijgekomen ruimte bij brand terug (gedeeltelijk) kan gaan opvullen op een zodanige manier dat branddoorslag ter hoogte van de genoemde ruimte vermeden wordt gedurende een bepaalde tijd en de gewenste brandveiligheidsnormen behaald worden. Dit betekent dat ook andere opvulmiddelen dan gips, mortel, enz. in aanmerking komen, bijvoorbeeld opvulmiddelen die sneller kunnen worden aangebracht zoals een kunststofschuim zoals polyurethaanschuim. Het installeren van een dergelijk ventilatie-element kan dan ook beduidend minder tijd in beslag nemen dan de installatie van bestaande ventilatie-elementen. Dit omdat het ventilatie-element er hier zelf voor gaat zorgen dat branddoorslag wordt vermeden en er dus niet moet worden voorzien in een opvulmiddel tussen de wand en het ventilatie-element dat branddoorslag vermijdt. Hierdoor kan de installatie van een dergelijk ventilatie-element veel sneller gaan plaatsvinden en hoeft deze ook niet omslachtig te zijn. Indien de ruimte tussen het ventilatie-element en de wand gering is, kan men zelfs beslissen om deze ruimte niet bijkomend te gaan opvullen, zodat de aanwezige lucht dan het opvulmiddel vormt. Bij brand zal dan het intumescerend materiaal de ruimte tussen de wand en het lichaam gaan opvullen zodat branddoorslag doorheen de wand, ter hoogte van deze ruimte vermeden wordt.
Wanneer het ventilatie-element is aangebracht in een doorgang van een wand, is het bekomen resultaat de wand met de doorgang, waarbij het ventilatie-element zich in de doorgang bevindt en waarbij de ruimte tussen het ventilatie-element en de wand is opgevuld met een opvulmiddel. Dit resultaat blijft behouden zolang er geen brand plaatsvindt. Het opvulmiddel kan bijvoorbeeld vervaardigd zijn uit een materiaal dat eenvoudig aanbrengbaar is zoals een brandbaar materiaal zoals polyurethaanschuim (PU schuim), polyethyleenschuim (PE schuim), polyvinylchlorideschuim (PVC schuim), ethyleen-propyleen-dieen-monomeerschuim (EPDM schuim) of polystyreenschuim (PS schuim). Het opvulmiddel kan ook gewoon lucht zijn indien de genoemde ruimte slechts enkele millimeters breed is. Wanneer er dan een brand heeft plaatsgevonden, is het resultaat de wand met de doorgang, waarbij het uitgezette genoemde intumescerende materiaal van het ventilatie-element de ruimte tussen de wand en het lichaam opvult. Het opvulmiddel kan ook een combinatie zijn van een onbrandbaar materiaal en een brandbaar materiaal. Zo kan men bij het plaatsen van het ventilatie-element in een doorgang van een wand, het ventilatie-element eerst 5 voorlopig vastzetten en dit bijvoorbeeld door middel van aanwezig steenmateriaal, zoals steenafval afkomstig van het gebruikte steenmateriaal op de werf. Daarna kan men dan het ventilatie-element volledig vast gaan zetten door de resterende ruimte tussen de wand en het ventilatie-element op te gaan vullen met een kunststofschuim.
Het aanwezig zijn van intumescerend materiaal dat voorzien is om naar buiten toe uit te zetten, sluit niet uit dat het ventilatie-element ook nog ander intumescerend materiaal omvat dat niet voorzien is om naar buiten toe uit te zetten.
De doorgang van de wand kan gelijk welke vorm aannemen die toelaat dat het ventilatie-element zich minstens gedeeltelijk kan uitstrekken in deze doorgang. Zo kan de doorgang een cirkelvormige doorsnede, een vierkante doorsnede, enz. hebben. Het intumescerende materiaal kan bijvoorbeeld expandeerbaar grafiet of natriumsilicaat omvatten. Andere intumescerende materialen kunnen ook worden gebruikt.
Bij voorkeur omvat het intumescerend materiaal dat voorzien is om onder invloed van warmte vanaf het lichaam naar buiten toe uit te zetten, een strook intumescerend materiaal die het lichaam nagenoeg volledig omhult. Bij voorkeur is deze genoemde strook intumescerende materiaal het genoemde intumescerende materiaal. Het lichaam wordt hier dan omhuld door de genoemde strook intumescerend materiaal en gezien volgens een vlak loodrecht op de lichaamsdoorgang omringt deze strook intumescerend materiaal het volledige lichaam. Deze strook kan, gezien deze het lichaam nagenoeg volledig omhult, eenvoudig gaan uitzetten richting de wand waarin het ventilatie-element zich uitstrekt en zo eenvoudig de ruimte tussen het lichaam en de wand brandwerend gaan afdichten om zo tijdens een brand, branddoorslag gedurende een bepaalde periode tegen te gaan. Deze strook is dan bijvoorbeeld een strip intumescerend materiaal die rechtstreeks en/of onrechtstreeks tegenaan het naar buiten gerichte oppervlak is aangebracht. Verder bij voorkeur sluit de strook intumescerend materiaal rechtstreeks en/of onrechtstreeks aan tegen het naar buiten gerichte oppervlak van het lichaam. Zo wordt verzekerd dat bij brand, het uitgezette intumescerende materiaal de ruimte tussen de wand en het lichaam zo opvult, dat lucht en vlammen zich niet tussen het lichaam en de wand kan begeven gedurende een zekere tijd.
Ook verder bij voorkeur omvat het ventilatie-element een strook hittebestendig materiaal, waarbij deze strook hittebestendig materiaal zich uitstrekt tussen de strook intumescerend materiaal en het naar buiten gerichte oppervlak van het lichaam. Deze strook hittebestendig materiaal is dan bijvoorbeeld een hittebestendig doek zoals een glasvezeldoek. De strook intumescerend materiaal leunt dan bijvoorbeeld aan tegen de strook hittebestendig materiaal, waarbij dan bij voorkeur zowel de strook hittebestendig materiaal als de strook intumescerend materiaal het lichaam volledig omhullen. Wanneer de afmetingen van de strook intumescerend materiaal gezien volgens de lichaamsdoorgang, groter zijn dan die van de strook hittebestendig materiaal, dus wanneer de strook intumescerend materiaal breder is dan de strook hittebestendig materiaal, kan een deel van de strook intumescerend materiaal rechtstreeks gaan aanleunen tegen het naar buiten gerichte oppervlak van het lichaam en een ander deel van de strook intumescerend materiaal rechtstreeks gaan aanleunen tegen de strook hittebestendig materiaal. De strook hittebestendig materiaal zal de warmteoverdracht tussen de strook intumescerend materiaal en het lichaam, en dit bij brand, tijdens het uitzetten van de strook intumescerend materiaal en ook erna, gaan beperken. Het lichaam zal hierdoor minder snel gaan opwarmen, waardoor het lichaam voldoende lang kan stand houden tijdens een brand om zo branddoorslag gedurende een voldoende lange tijd tegen te gaan.
Bij voorkeur is, gezien volgens de lichaamsdoorgang, de strook intumescerend materiaal breder dan de strook hittebestendig materiaal en bedekt de strook intumescerend materiaal de strook hittebestendig materiaal volledig.
Ook verder bij voorkeur omvat het lichaam, ter hoogte van de strook intumescerend materiaal, gaten die zich uitstrekken doorheen het lichaam van het naar binnen gerichte oppervlak naar het naar buiten gerichte oppervlak toe. Deze gaten beperken de warmteoverdracht tussen de strook intumescerend materiaal en het lichaam, en dit tijdens het uitzetten van de strook intumescerend materiaal en ook erna. Het lichaam zal hierdoor minder snel gaan opwarmen, waardoor het lichaam voldoende lang kan stand houden tijdens een brand om zo branddoorslag gedurende een voldoende lange tijd tegen te gaan. In deze uitvoeringsvorm omvat het ventilatie-element bij voorkeur een genoemde strook hittebestendig materiaal, zoals een hittebestendig doek, zodat deze gaten mooi afgedicht zijn in gebruik. Ook zal deze strook hittebestendig materiaal het uitzetten van de genoemde strook intumescerend materiaal doorheen de gaten tegenaan. Het lichaam omvat hier dan de genoemde gaten ter hoogte van de strook hittebestendig materiaal.
In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het ventilatie-element een ventilatiebrandklep en is het afsluitelement een klepblad dat roteerbaar is opgesteld in de lichaamsdoorgang tussen een open en een gesloten stand. Met behulp van een ventilatiebrandklep met een roteerbaar klepblad, kan men zeer eenvoudig ventilatie doorheen een wand mogelijk maken. Bij brand verhindert het genoemde intumescerend materiaal gedurende zekere tijd branddoorslag tussen het lichaam en de wand en het klepblad vermijdt gedurende een zekere tijde branddoorslag doorheen de lichaamsdoorgang. Zo wordt branddoorslag ter hoogte van de ventilatiebrandklep gedurende een zekere tijd vermeden.
Verder bij voorkeur omvat het ventilatie-element dan een tweede strook intumescerend materiaal die zich uitstrekt ter hoogte van het binnen gerichte oppervlak van het lichaam, en bij voorkeur tegenaan het naar binnen gerichte oppervlak, waarbij deze tweede strook voorzien is om na opzwellen en in de gesloten stand van het klepblad, de ruimte tussen het klepblad en het naar binnen gerichte oppervlak van het lichaam op te vullen. Zo wordt branddoorslag ter hoogte van het klepblad nog beter vermeden.
In een specifieke uitvoeringsvorm is het ventilatie-element een ventilatierooster omvattende meerdere lamellen, waarbij de lamellen dan bijvoorbeeld bekleed zijn met intumescerend materiaal, zodat de ruimte tussen de lamellen wordt opgevuld door dit laatstgenoemde intumescerende materiaal bij brand en zo branddoorslag tussen de lamellen gedurende een zekere tijd wordt vermeden. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het ventilatie-element één of meerdere bevestigingselementen voor het bijkomend bevestigen van het ventilatie-element aan een wand. De positie van de bevestigingselementen is dan zodanig dat wanneer het ventilatie-element bevestigd is aan de wand, het gedeelte van het ventilatie-element omvattende het genoemde intumescerende materiaal zich in een doorgang uitstrekt van de wand. Zo kan het ventilatie-element één of meerdere bevestigingsplaatjes omvatten waarmee het ventilatie-element bevestigbaar is aan de voorzijde of de achterzijde van de wand en dit bijvoorbeeld met behulp van schroeven. Met behulp van deze bevestigingselementen wordt verzekerd dat het ventilatie-element op zijn plaats blijft, wanneer bijvoorbeeld het opvulmiddel tussen de wand en het ventilatie-element bij brand weggebrand is, en de ruimte tussen de wand en lichaam nog niet volledig is opgevuld met het uitzettende intumescerende materiaal. De bevestigingselementen zijn dus een bijkomende verzekering dat branddoorslag gedurende een zekere tijd wordt vermeden. Deze bevestigingselementen vereenvoudigen ook de montage van het ventilatie-element in de doorgang van een wand, gezien men hier dan eenvoudig een opvulmiddel tussen de wand en ventilatie-element kan gaan aanbrengen zonder dat men het ventilatie-element nog bijkomend moet vasthouden.
Het intumescerend materiaal omvat bij voorkeur grafiet.
Het doel van de uitvinding wordt ook bereikt door te voorzien in een samenstel van een wand en een brandwerend ventilatie-element, waarbij de wand een doorgang omvat en het ventilatie-element voorzien is om zich minstens gedeeltelijk uit te strekken in deze doorgang en waarbij het samenstel een opvulmiddel omvat voor het opvullen van de ruimte tussen de wand en het ventilatie-element ter hoogte van de doorgang, waarbij het ventilatie-element een ventilatie-element is zoals hierboven weergegeven en dat bij brand het opvulmiddel warmteoverdracht doorheen de ruimte richting het ventilatie-element toelaat en dat het opvulmiddel bij brand het uitzetten van het intumescerende materiaal van het ventilatie-element, dat voorzien is om onder invloed van warmte, vanaf het lichaam van het ventilatie-element naar buiten toe uit zetten, naar buiten toe toelaat, voor het zo opvullen van de genoemde ruimte bij brand.
Het ventilatie-element is bij voorkeur zo aangebracht in de wand dat de doorgang doorheen de wand en de lichaamsdoorgang zich nagenoeg volgens dezelfde richting uitstrekken.
Ook is het ventilatie-element bij voorkeur zo aangebracht in de wand dat het intumescerende materiaal zich grotendeels in de doorgang bevindt en bij voorkeur volledig in de doorgang bevindt.
Gezien het opvulmiddel toelaat dat de warmte die ontstaat bij brand (nagenoeg onmiddellijk) wordt overgedragen via de genoemde ruimte naar het ventilatie-element, komt het ventilatie-element snel in contact met de warmte en gaat het intumescerende materiaal dus snel opwarmen en dus ook snel uitzetten.
Gezien het intumescerende materiaal uitzet richting de wand, en het opvulmiddel het opvullen van de genoemde ruimte toelaat, zal het intumescerende materiaal de genoemde ruimte snel gaan opvullen.
Met andere woorden de ruimte tussen de wand en het lichaam wordt snel brandwerend afgesloten met behulp van het uitzettende intumescerende materiaal waardoor branddoorslag gedurende een bepaalde tijd vermeden kan worden en met behulp van dit samenstel voldoende hoge brandveiligheidsnormen behaald worden.
Het opvulmiddel kan bijvoorbeeld vervaardigd zijn uit een materiaal dat eenvoudig aanbrengbaar is zoals een brandbaar materiaal zoals polyurethaanschuim (PU schuim), polyethyleenschuim (PE schuim), polyvinylchlorideschuim (PVC schuim), ethyleen-propyleen-dieen-monomeerschuim (EPDM schuim) of polystyreenschuim
(PS schuim). Het opvulmiddel kan ook gewoon lucht zijn indien de genoemde ruimte slechts enkele millimeters breed is.
Wanneer er een brand heeft plaatsgevonden, is het resultaat de wand met de doorgang, waarbij het uitgezette genoemde intumescerende materiaal van het ventilatie-element de ruimte tussen de wand en het lichaam zo opvult dat branddoorslag ter hoogte van deze ruimte gedurende een zekere tijd vermeden wordt.
Bij voorkeur heeft het opvulmiddel een minimumdegradatietemperatuur die gelegen is tussen 50°C en 150°C.
Met degradatie kan zowel smelten, wegbranden, afbreken, enz. worden aangeduid.
Het opvulmiddel kan bijvoorbeeld een brandbaar materiaal zijn, zoals een polyurethaanschuim, waarbij dit brandbaar materiaal een minimumdegradatietemperatuur heeft gelegen tussen 50°C en 150°C.
Gekende polyurethaanschuimen die gebruikt worden in de bouwindustrie behouden bijvoorbeeld hun vorm tot +/- 100 °C en zijn dus temperatuurbestendig tot +/- 100°C.
Ze gaan dus gaan degraderen vanaf +/- 100 °C.
Het kenmerk ‘het opvulmiddel heeft een minimumdegradatietemperatuur die gelegen is tussen 50°C en 150°C” zou dus ook kunnen worden aangeduid met het kenmerk ‘het opvulmiddel is temperatuurbestendig tot een temperatuur die gelegen is tussen 50 °C en 150 °C’. Dit samenstel wordt gebruikt om een ventilatie-element brandwerend te gaan aanbrengen in een wand.
Hiervoor wordt het ventilatie-element en het opvulmiddel aangebracht in de genoemde doorgang van de wand.
Het resultaat is dus de wand met de doorgang, waarbij een ventilatie-element zich in deze doorgang uitstrekt, en waarbij, ter hoogte van de doorgang, de ruimte tussen het ventilatie-element en de wand is opgevuld met het opvulmiddel.
Dit resultaat blijft behouden zolang er geen brand plaatsvindt.
Gezien het opvulmiddel een minimumdegradatietemperatuur die gelegen is tussen 50° en 150°, dus degradeert vanaf een temperatuur die hoger is dan een waarde gelegen tussen 50° en 150°, zal dit opvulmateriaal bij brand snel gaan degraderen.
Zo kan het opvulmiddel bijvoorbeeld gaan opbranden.
Wanneer het opvulmateriaal degradeert, komt de genoemde ruimte terug vrij, waardoor dit opvulmiddel dus warmteoverdracht doorheen de ruimte richting het ventilatie-element toelaat en het ventilatie-element dus snel in contact komt met de warmte en het intumescerende materiaal dus snel gaat opwarmen en dus ook snel zal gaan uitzetten. Gezien het intumescerende materiaal uitzet richting de wand, zal dit intumescerende materiaal de genoemde vrijgekomen ruimte snel terug gaan opvullen. Met andere woorden de vrijgekomen ruimte wordt snel terug afgesloten met behulp van het uitzettende intumescerende materiaal waardoor branddoorslag gedurende een bepaalde tijd vermeden kan worden en met behulp van dit samenstel voldoende hoge brandveiligheidsnormen behaald worden. Het opvulmiddel is minstens gedeeltelijk en bij voorkeur nagenoeg volledig weggebrand/gedegradeerd bij brand. Gezien een opvulmiddel, dat een minimum degradatietemperatuur heeft die gelegen is tussen 50°C en 150°C, bij brand warmteoverdracht doorheen de ruimte richting het ventilatie-element toelaat en het uitzetten van het intumescerende materiaal richting de wand toelaat voor het zo opvullen van de genoemde ruimte bij brand, kan men het opvulmiddel in deze voorkeurdragende uitvoeringsvorm kort als volgt beschrijven: “het opvulmiddel heeft een minimum degradatietemperatuur die gelegen is tussen 50°C en 150°C”, Verder bij voorkeur heeft het opvulmiddel een minimumdegradatietemperatuur die gelegen is tussen 70°C en 130°C, bij voorkeur gelegen is tussen 80° en 120°. Het is de bedoeling dat het opvulmiddel enkel degradeert bij brand en dus niet bij hoge temperaturen die veroorzaakt worden door bijvoorbeeld het weer of industriële activiteiten die plaatsvinden in de ruimte die deels omhuld is door de genoemde wand. Ook is het de bedoeling dat bij brand het opvulmiddel voldoende snel degradeert zodat het intumescerende materiaal voldoende snel kan gaan opwarmen en dus snel gaat uitzetten.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het opvulmiddel vervaardigd uit een brandbaar materiaal. Met een brandbaar materiaal wordt hier bij voorkeur een materiaal aangeduid dat volgens de Europese classificatie op basis van NBN EN 13501-1, de brandklasse B, C, D of E heeft. Zo kan het opvulmiddel bijvoorbeeld polyurethaanschuim zijn met een brandklasse B. Een brandbaar materiaal zal bij brand gaan opbranden. Bij brand komt hierdoor de genoemde ruimte, die eerst was opgevuld met het opvulmiddel, terug vrij waardoor warmteoverdracht doorheen de ruimte mogelijk wordt en deze ruimte terug kan worden opgevuld met het uitzettende intumescerende materiaal. Gezien dus een opvulmiddel dat vervaardigd is uit een brandbaar materiaal, bij brand warmteoverdracht doorheen de ruimte richting het ventilatie-element toelaat en het uitzetten van het genoemde deel van het intumescerende materiaal richting de wand toelaat voor het zo opvullen van de genoemde ruimte bij brand, kan men het opvulmiddel in deze voorkeurdragende uitvoeringsvorm kort als volgt beschrijven: “het opvulmiddel is vervaardigd uit een brandbaar materiaal”.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het opvulmiddel een kunststofschuim zoals een polyurethaanschuim. Andere mogelijke kunststofschuimen zijn PE schuimen, PVC schuimen, EPDM schuimen of PS schuimen. Bij voorkeur is het opvulmiddel een kunststofschuim. Kunststofschuimen zijn eenvoudig aan te brengen in een ruimte. Dit kan bijvoorbeeld plaatsvinden met behulp van een spuitbus.
Kunststofschuimen gaan ook goed aansluiten tegenaan het ventilatie-element en de wand zodat de ruimte tussen de wand en het ventilatie-element goed is afgedicht en er ter hoogte van deze ruimte geen ventilatie is. Verder bij voorkeur hebben deze kunststofschuimen een densiteit die gelegen is tussen 40 en 200 kg/m’. Dergelijke kunststofschuimen zijn snel brandbaar. Ook bij voorkeur hebben deze kunststofschuimen een opencellige structuur waardoor deze snel gaan opbranden. Verder bij voorkeur is het voorzien om het opvulmiddel in de genoemde ruimte aan te brengen met behulp van een spuitbus. Spuitbussen omvattende kunststofschuimen, zoals polyurethaanschuimen, worden voor vele doeleinden gebruikt tijdens de constructie van gebouwen en zijn dus standaard aanwezig op een bouwwerf. Ze zijn bovendien ook eenvoudig beschikbaar. Vakmannen die ventilatie-elementen gaan aanbrengen, kan men dus eenvoudig voorzien van dergelijke spuitbussen. Ook het aanbrengen van kunststofschuimen met behulp van spuitbussen is zeer eenvoudig en kan heel snel gaan plaatsvinden. De meeste kunststofschuimen hebben ook een beperkte uithardtijd, waardoor met behulp van een dergelijk samenstel men zeer snel ventilatie-elementen kan gaan installeren.
De wand is bij voorkeur een muur, een plafond of een vloer en nog meer bij voorkeur is deze wand hoofdzakelijk vervaardigd uit één of meerdere brandbestendig materialen zoals beton, metselstenen, mortel, gips enz.
Dit doel wordt ook bereikt door te voorzien in een werkwijze voor het aanbrengen van een brandwerend ventilatie-element in een doorgang van een wand, waarbij dit ventilatie-element wordt aangebracht in de doorgang, en de ruimte tussen het ventilatie-element en de wand wordt opgevuld met een opvulmiddel, waarbij het ventilatie-element een ventilatie-element is zoals hierboven weergegeven en dat bij brand het opvulmiddel warmteoverdracht doorheen de ruimte richting het ventilatie-element toelaat en het opvulmiddel het uitzetten van het intumescerende materiaal van het ventilatie-element, dat voorzien is om onder invloed van warmte, vanaf het lichaam van het ventilatie-element naar buiten toe uit zetten, richting de wand toelaat voor het zo opvullen van de genoemde ruimte bij brand.
Voor deze werkwijze is er hier dus een wand, een ventilatie-element en een opvulmiddel aanwezig, waarbij deze wand, dit ventilatie-element en dit opvulmiddel overeenkomen met het samenstel volgens de uitvinding zoals hierboven beschreven. Met andere woorden, met behulp van deze werkwijze wordt dus een ventilatie-element brandwerend aangebracht in een doorgang van een wand. De voordelen beschreven voor het hierboven weergeven samenstel, gelden ook voor deze werkwijze en ook de voorkeurdragende uitvoeringsvormen van onder andere het ventilatie-element en het opvulmiddel van het samenstel, zijn ook voorkeurdragende uitvoeringsvormen voor deze werkwijze. Zo heeft het opvulmiddel bij voorkeur een minimumdegradatietemperatuur die gelegen is tussen 50°C en 150°C.
Bij voorkeur omvat het opvulmiddel een kunststofschuim en wordt dit kunststofschuim met behulp van een spuitbus aangebracht in de genoemde ruimte. Het aanbrengen van een kunststofschuim met behulp van een spuitbus is zeer eenvoudig uit te voeren en kan ook zeer snel worden uitgevoerd. Deze werkwijze is dan ook niet omslachtig en kan vlug worden uitgevoerd. Bovendien kan men voorzien in een kunststofschuim met een beperkte uithardtijd. Het kunststofschuim kan bijvoorbeeld polyurethaanschuim zijn. Bij voorkeur wordt er gebruik gemaakt van een polyurethaanschuim met een minimumdegradatietemperatuur van +/- 100 °C.
Wanneer het ventilatie-element één of meerdere genoemde bevestigingselementen omvat, wordt het ventilatie-element mechanisch bevestigd aan de wand met behulp van de één of meerdere bevestigingselementen en dit voorafgaand aan of tijdens het opvullen van de ruimte met het opvulmiddel.
Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hiernavolgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een ventilatie-element, een samenstel en een werkwijze volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.
In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen waarbij -figuur 1 een perspectiefvoorstelling is van een ventilatiebrandklep volgens de uitvinding; -figuur 2 een detailweergave is van een doorsnede doorheen de ventilatiebrandklep weergegeven in figuur 1, ter hoogte van lichaam waar de stroken intumescerend materiaal en het glasvezeldoek zich bevinden; -figuur 3 een zijaanzicht is van de ventilatiebrandklep weergegeven in figuur 1, waarbij een deel van de eerste strook intumescerend materiaal en het glasvezeldoek niet zijn weergegeven zodat het lichaam ter hoogte van deze strook en dit glasvezeldoek zichtbaar is; -figuur 4 een perspectiefvoorstelling is van de ventilatiebrandklep weergegeven in figuur 1 en dit voorafgaand aan de installatie van deze ventilatiebrandklap in een wand;
-figuur 5 een perspectiefvoorstelling is van de ventilatiebrandklep weergegeven in figuur 1 en dit nadat deze ventilatiebrandklep is geïnstalleerd in een wand.
Het brandwerend ventilatie-element (1) volgens de uitvinding dat weergegeven is in de figuren, is een ventilatiebrandklep (1). Deze ventilatiebrandklep (1) wordt gebruikt om ventilatie doorheen een wand (2) mogelijk te maken. De ventilatiebrandklep (1) omvat een buisvormig lichaam (3) met een naar buiten gericht oppervlak (3a) en een, tegenover dit naar buiten gerichte oppervlak (3a) gelegen, naar binnen gericht oppervlak (3b), waarbij het naar binnen gerichte oppervlak (3b) een lichaamsdoorgang omhult. Verder omvat de ventilatiebrandklep (1) een klepblad (4) dat roteerbaar in de lichaamsdoorgang is opgesteld tussen een open en een gesloten stand. Met behulp van dit klepblad (4) wordt een afsluitbare luchtdoorstroomopening doorheen de lichaamsdoorgang gevormd. Verder omvat de ventilatiebrandklep (1) onder andere een eerste strook intumescerend materiaal (5), een glasvezeldoek (6), een tweede strook intumescerend materiaal (8) en een bevestigingsplaatje (9). De tweede strook intumescerend (8) is aangebracht tegenaan het naar binnen gerichte oppervlak (3b) van het lichaam (3) en dit op een positie waarbij de tweede strook intumescerend materiaal (8) het klepblad (4) volledig omhult in de gesloten toestand van het klepblad (4). Het glasvezeldoek (6) bevindt zich tegenaan het naar buiten gerichte oppervlak (3a) en dit ter hoogte van de tweede strook intumescerend materiaal (8) en omhult het volledige lichaam (3). De eerste strook intumescerend materiaal (5) bevindt zich zo tegenaan het glasvezeldoek (6) en het lichaam (3), dat het glasvezeldoek (6) zich uitstrekt tussen het lichaam (3) en de eerste strook intumescerend materiaal (5), waarbij de eerste strook intumescerend materiaal (5) breder is dan het glasvezeldoek (6) zodat het glasvezeldoek (6) volledig afgedekt is door de eerste strook intumescerend materiaal (5). Dit is goed zichtbaar in figuur 2. Verder omvat het lichaam (3) gaten (7) ter hoogte van het glasvezeldoek (6) (zie figuur 3). De ventilatiebrandklep (1) is voorzien om aangebracht te worden in een doorgang (10) van een wand (2) op de volgende wijze. Eerst wordt de ventilatiebrandklep (1) met behulp van het bevestigingsplaatje (9) en een bevestigingsmiddel, zoals een schroef,
mechanisch verankerd aan de wand (2) op een zodanig wijze dat het gedeelte van de ventilatiebrandklep (1) omvattende de eerste strook intumescerend materiaal (5), zich in de doorgang (10) bevindt (zie figuren 4 en 5). De lichaamsdoorgang en de doorgang (10) van de wand (2) strekken zich nagenoeg uit volgens dezelfde richting. Dan wordt de ruimte tussen de wand (2) en de ventilatiebrandklep (1) opgevuld met een verspuitbaar polyurethaanschuim (11), en dit door polyurethaanschuim (11) met behulp van een spuitbus aan te brengen in deze ruimte. Het resultaat is een samenstel van een wand (2), polyurethaanschuim (11) en een ventilatiebrandklep (1) zoals weergegeven in figuur 5.
In normale omstandigheden, dus wanneer er geen brand is, wordt met behulp van de ventilatiebrandklep (1), ventilatie doorheen de wand (2) mogelijk gemaakt. Bij brand zal de temperatuur gaan toenemen en zal het polyurethaanschuim (11) gaan wegbranden. Hierdoor komt de eerste strook intumescerend materiaal (5) snel in contact met warmte en zal deze eerste strook intumescerend materiaal (5) gaan opzwellen richting de wand (2), dus naar buiten toe gaan uitzetten, zodat de ruimte tussen het lichaam (3) en de wand (2) snel opgevuld is met het uitgezette intumescerende materiaal. Bij brand zal het klepblad (4) zich begeven naar de gesloten stand en komt ook de tweede strook intumescerend materiaal (8) in contact met warmte en zal deze twee strook intumescerend materiaal (8) gaan uitzetten. De ruimte tussen het naar binnen gerichte oppervlak (3b) van het lichaam (3) en het klepblad (4) wordt hierdoor snel opgevuld. Branddoorslag ter hoogte van de ventilatiebrandklep (1) wordt hier dan ook gedurende een lange tijd vermeden.

Claims (19)

CONCLUSIES
1. Brandwerend ventilatie-element (1) voor ventilatie doorheen een wand (2), waarbij het ventilatie-element (1) een lichaam (3) omvat met een naar buiten gericht oppervlak (3a) en een, tegenover dit naar buiten gerichte oppervlak (3a) gelegen, naar binnen gericht oppervlak (3b), waarbij het naar binnen gerichte oppervlak (3b) een lichaamsdoorgang omhult en waarbij dit ventilatie-element (1) één of meerdere in de lichaamsdoorgang opgestelde afsluitelementen (4) omvat voor het vormen van een afsluitbare luchtdoorstroomopening doorheen deze lichaamsdoorgang, met het kenmerk dat het ventilatie-element (1) intumescerend materiaal (5) omvat dat voorzien is om onder invloed van warmte, vanaf het lichaam (3) naar buiten toe uit te zetten.
2. Brandwerend ventilatie-element (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het intumescerende materiaal (5) dat voorzien is om onder invloed van warmte, vanaf het lichaam (3) naar buiten toe uit te zetten, een strook intumescerend materiaal (5) omvat die het lichaam (3) nagenoeg volledig omhult.
3. Brandwerend ventilatie-element (1) volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de strook intumescerend materiaal (5) rechtstreeks en/of onrechtstreeks aansluit tegen het naar buiten gerichte oppervlak (3a) van het lichaam (3).
4. Brandwerend ventilatie-element (1) volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat het ventilatie-element (1) een strook hittebestendig materiaal (6) omvat, waarbij deze strook hittebestendig materiaal (6) zich uitstrekt tussen de strook intumescerend materiaal (5) en het naar buiten gerichte oppervlak (3a) van het lichaam (3).
5. Brandwerend ventilatie-element (1) volgens conclusie 4, met het kenmerk dat, gezien volgens de lichaamsdoorgang, de strook intumescerend materiaal (5) breder is dan de strook hittebestendig materiaal (6) en dat de strook intumescerend materiaal (5) de strook hittebestendig materiaal (6) volledig bedekt.
6. Brandwerend ventilatie-element (1) volgens één van de conclusies 2 tot 5, met het kenmerk dat, ter hoogte van de strook intumescerend materiaal (5), het lichaam (3) gaten (7) omvat die zich uitstrekken doorheen het lichaam (3) van het naar binnen gerichte oppervlak (3b) naar het naar buiten gerichte oppervlak (3a) toe.
7. Brandwerend ventilatie-element (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het ventilatie-element (1) een ventilatiebrandklep (1) is en het afsluitelement (4) een klepblad (4) is dat roteerbaar is opgesteld in de lichaamsdoorgang tussen een open en een gesloten stand.
8. Brandwerend ventilatie-element (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk dat het ventilatie-element (1) een tweede strook intumescerend materiaal (8) omvat die zich uitstrekt ter hoogte van het binnen gerichte oppervlak (3b) van het lichaam (3), waarbij deze tweede strook intumescerend materiaal (8) voorzien is om na opzwellen en in de gesloten stand van het klepblad (4), de ruimte tussen het klepblad (4) en het naar binnen gerichte oppervlak (3b) van het lichaam (3) op te vullen.
9. Brandwerend ventilatie-element (1), met het kenmerk dat het ventilatie-element (1) één of meerdere bevestigingselementen (9) omvat voor het bijkomend bevestigen van het ventilatie-element (1) aan een wand (2).
10. Brandwerend ventilatie-element (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het genoemde intumescerende materiaal (5, 8) grafiet omvat.
11. Samenstel van een wand (2) en een brandwerend ventilatie-element (1), waarbij de wand (2) een doorgang (10) omvat en het ventilatie-element (1) voorzien is om zich minstens gedeeltelijk uit te strekken in deze doorgang (10) en waarbij het samenstel een opvulmiddel (11) omvat voor het opvullen van de ruimte tussen de wand (2) en het ventilatie-element (1) ter hoogte van de doorgang (10), met het kenmerk dat het ventilatie-element (1) een ventilatie-element (1) is volgens één of meerdere van de conclusies 1 tot 10 en dat bij brand het opvulmiddel (11) warmteoverdracht doorheen de ruimte richting het ventilatie-element (1) toelaat en dat het opvulmiddel (11) bij brand het uitzetten van het intumescerende materiaal (5) van het ventilatie-element (1), dat voorzien is om onder invloed van warmte vanaf het lichaam (3) van het ventilatie-element (1) naar buiten toe uit zetten, naar buiten toe toelaat, voor het zo opvullen van de genoemde ruimte bij brand.
12. Samenstel volgens conclusie 11, met het kenmerk dat het opvulmiddel (11) een minimumdegradatietemperatuur heeft die gelegen is tussen 50°C en 150°C.
13. Samenstel volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk dat het opvulmiddel (11) vervaardigd is uit een brandbaar materiaal.
14. Samenstel volgens één van de conclusies 11 tot 13, met het kenmerk dat het opvulmiddel (11) een kunststofschuim omvat, zoals een polyurethaanschuim.
15. Samenstel volgens één van de conclusies 11 tot 14, met het kenmerk dat de wand (2) een muur, een plafond of een vloer is.
16. Werkwijze voor het aanbrengen van een brandwerend ventilatie-element (1) in een doorgang (10) van een wand (2), waarbij dit ventilatie-element (1) wordt aangebracht in de doorgang (10), en de ruimte tussen het ventilatie-element (1) en de wand (2) wordt opgevuld met een opvulmiddel (11), met het kenmerk dat het ventilatie-element (1) een ventilatie-element (1) is volgens één of meerdere van de conclusies 1 tot 10 en dat bij brand het opvulmiddel (11) warmteoverdracht doorheen de ruimte richting het ventilatie-element (1) toelaat en het opvulmiddel (11) het uitzetten van het intumescerende materiaal (5) van het ventilatie-element (1), dat voorzien is om onder invloed van warmte vanaf het lichaam (3) van het ventilatie-element (1) naar buiten toe uit zetten, richting de wand (2) toelaat voor het zo opvullen van de genoemde ruimte bij brand.
17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk dat het opvulmiddel (11) een minimumdegradatietemperatuur heeft die gelegen is tussen 50°C en 150°C.
18. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk dat het opvulmiddel (11) een kunststofschuim omvat en dit kunststofschuim met behulp van een spuitbus wordt aangebracht in de genoemde ruimte.
19. Werkwijze volgens één van de conclusies 16 tot 18, met het kenmerk dat het ventilatie-element (1) één of meerdere bevestigingselementen (9) omvat en het ventilatie-element (1) mechanisch bevestigd wordt aan de wand (2) met behulp van de één of meerdere bevestigingselementen (9) en dit voorafgaand aan of tijdens het opvullen van de ruimte met het opvulmiddel (11).
BE20195720A 2019-10-18 2019-10-18 Brandwerend ventilatie-element BE1027692B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195720A BE1027692B1 (nl) 2019-10-18 2019-10-18 Brandwerend ventilatie-element
EP20202178.8A EP3808413A1 (en) 2019-10-18 2020-10-16 Fire-resistant ventilation element

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195720A BE1027692B1 (nl) 2019-10-18 2019-10-18 Brandwerend ventilatie-element

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1027692A1 BE1027692A1 (nl) 2021-05-11
BE1027692B1 true BE1027692B1 (nl) 2021-05-18

Family

ID=69525977

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20195720A BE1027692B1 (nl) 2019-10-18 2019-10-18 Brandwerend ventilatie-element

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP3808413A1 (nl)
BE (1) BE1027692B1 (nl)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE29905167U1 (de) * 1999-03-20 1999-06-02 Gebrüder Trox, GmbH, 47506 Neukirchen-Vluyn Brandschutzklappe
WO2007068788A1 (en) * 2005-12-13 2007-06-21 Fläkt Woods AB Fire damper duct sleeve
BE1019828A3 (nl) * 2011-02-18 2013-01-08 Rf Technologies Nv Brandwerende vlinderklep.
WO2016167956A1 (en) * 2015-04-17 2016-10-20 3M Innovative Properties Company Penetration firestop system

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE29905167U1 (de) * 1999-03-20 1999-06-02 Gebrüder Trox, GmbH, 47506 Neukirchen-Vluyn Brandschutzklappe
WO2007068788A1 (en) * 2005-12-13 2007-06-21 Fläkt Woods AB Fire damper duct sleeve
BE1019828A3 (nl) * 2011-02-18 2013-01-08 Rf Technologies Nv Brandwerende vlinderklep.
WO2016167956A1 (en) * 2015-04-17 2016-10-20 3M Innovative Properties Company Penetration firestop system

Also Published As

Publication number Publication date
BE1027692A1 (nl) 2021-05-11
EP3808413A1 (en) 2021-04-21

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DK1521617T3 (en) Fire blocking device
US5301475A (en) Fire stop device
JP5846945B2 (ja) 防火構造体、および防火構造体の施工方法
JP7417460B2 (ja) 排水配管継手および排水配管継手の施工方法
JP7344782B2 (ja) 排水配管継手
BE1027692B1 (nl) Brandwerend ventilatie-element
JP6391722B2 (ja) 排水配管構造
JP4278368B2 (ja) 防火区画貫通部用継手
JP4907499B2 (ja) 防火区画貫通部用継手
WO2021028677A1 (en) Fire barrier
KR102042337B1 (ko) 층간 화재 확산 방지를 위한 수직배관관통공 내화충전구조
JP2010139056A (ja) 防災配管方法及び耐火カバー
KR20140089642A (ko) 건축물의 관통부용 보온이 완료된 금속파이프에 내화충전구조를 형성하는 방법
JP2007056537A (ja) 排水配管構造および樹脂製排水配管継手
EP2239014B1 (en) Fire damper
JP2008111471A (ja) 貫通孔閉塞構造
BE1027049B1 (nl) Samenstel van een wand en een brandmanchet
JP4617394B1 (ja) 耐火閉塞具
JPH083814Y2 (ja) 区画体における可燃性パイプ貫通部の防火措置構造
JP6491577B2 (ja) 目隠しカバー及び防火構造の施工方法
JP2583388B2 (ja) 防火区画体における長尺物貫通部の防火措置構造
KR100399105B1 (ko) 통기성 커튼월의 창호부와 인접한 외벽판부의방화구획설치구조
US20230142841A1 (en) Meltable Fuse
JP7413132B2 (ja) 排水配管継手
US20220403956A1 (en) Chained fireproof sealing system

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20210518