BE1027082B1 - Hulpmiddel voor het ruimen van een handwortelbot - Google Patents

Abstract

Hulpmiddel voor het ruimen van een handwortelbot bij het plaatsen van een gewrichtsprothese aan de duim, waarbij het hulpmiddel een kop en een handvat heeft die zich volgens een aslijn uitstrekken, waarbij een verbindingsstuk tussen de kop en het handvat voorzien is, welk verbindingsstuk op een afstand ligt van de aslijn zodanig dat bij heen en weer roteren van de kop via het handvat, het verbindingsstuk zich op een afstand van de duim beweegt terwijl de aslijn doorheen de duim loopt.

Description

Hulpmiddel voor het ruimen van een handwortelbot De uitvinding heeft betrekking op een hulpmiddel voor het ruimen van een handwortelbot bij het plaatsen van een gewrichtsprothese aan de duim.

Gewrichtsprotheses kunnen geplaatst worden om verschillende redenen. Een veelvoorkomende reden is bij artrose, wanneer kraakbeenverlies en/of kalkvorming de normale werking van het natuurlijke gewricht verhindert.

Wanneer een gewrichtsprothese geplaatst wordt is het voordelig om rondom liggend weefsel slechts minimaal te beïnvloeden. Dit wil zeggen dat pezen en spieren alsook kapsels en huidweefsel minimaal uitgerekt worden. Dit kan relatief eenvoudig gerealiseerd worden door de duim maximaal in een natuurlijk positie te houden bij het plaatsen van de prothese.

De dum is middels een zadelgewricht verbonden met de hand. Meer bepaald is tussen het handwortelbot en het eerste middenhandsbeen van de duim een zadelgewricht gevormd. Wanneer ter plaatse van dit gewricht een prothese voorzien wordt, wordt typisch een bolgewricht geplaatst. Omdat het type gewricht van de prothese niet overeenstemt met het type natuurlijke gewricht, bolgewricht ten opzichte van zadelgewricht respectievelijk, wordt deze prothese een niet- anatomische prothese genoemd. In de praktijk zal in het handwortelbot een kom geplaatst worden, en zal in het eerste middenhandsbeen een pen gebracht worden waarbij aan het einde van de pen een bol voorzien is die compatibel is met de kom. Door de bol van het eerste middenhandsbeen te plaatsen in de kom van het handwortelbot, krijgt de duim een bewegingsvrijheid die nagenoeg overeenstemt met de bewegmgsvrijheid die ook door het natuurlijke zadelgewricht wordt geboden.

Om de kom te plaatsen m het handwortelbot, moet het handwortelbot geruimd worden. De vakman begrijpt dat het ruimen van het handwortelbot betrekking heeft op het verwijderen van materiaal van het handwortelbot terzijde van het scharnier, zodanig dat de kom nauwkeurig past in het handwortelbot. Daarbij blijkt uit de praktijk dat het voordelig is om het handwortelbot zo centraal mogelijk te ruimen, en blijkt het voordelig om het handwortelbot zo recht mogelijk te ruimen. Daarbij heeft recht betrekkmg op de aanvalshoek van het gereedschap ten opzichte van het vlak van het handwortelbot waarin geruimd wordt. In de praktijk blijkt het moeilijk om het handwortelbot optimaal te ruimen.

Het is een doel van de huidige uitvinding om een hulpmiddel te voorzien voor het ruimen van het handwortelbot te vergemakkelijken.

Hiertoe voorziet de uitvinding in een hulpmiddel voor het ruimen van een handwortelbot bij het plaatsen van een gewrichtsprothese aan de duim, waarbij het hulpmiddel een kop en een handvat heeft die zich volgens een aslijn uitstrekken, waarbij een verbindingsstuk tussende kop en het handvat voorzien 1s, welk verbindingsstuk op een afstand ligt van de aslijn, zodanig dat bij heen en weer roteren van de kop via het handvat, het verbindingsstuk zich op een afstand van de duim beweegt, terwijl de aslijn doorheen de duim loopt.

De uitvinding is gebaseerd op het mzicht dat de duim in de weg zit bij het ruimen van het handwortelbot. In een conventionele situatie wordt daarom de duim opzij gedrukt, en wordt het handwortelbot onder een hoek benaderd. Door het handwortelbot onder een hoek te benaderen is het enerzijds moeilijk om centraal te ruimen. Verder zal de kom minder optimaal passen in het geruimde handwortelbot door de hoek. Een verder nadeel is dat door het aan de kant duwen van de dum het weefsel rond het gewricht zwaarder belast wordt en een grotere negatieve mvloed zal ondervinden van het plaatsen van de gewrichtsprothese. Deze nadelen worden opgelost door het gebruik van het hulpmiddel volgens de uitvinding. Namelijk in het hulpmiddel volgens de uitvinding is een verbindingsstuk voorzien tussen de kop van het hulpmiddel en het handvat, welk verbindingsstuk op een afstand ligt van de aslijn tussen kop en handvat. Het verbindingsstuk zal zich daarom rond de duim heen uitstrekken, wanneer de kop van het hulpmiddel en het handvat van het hulpmiddel recht voor het handwortelbot gepositioneerd worden met een rechte aanvalshoek. Het hulpmiddel volgens de uitvindmg laat toe om het handwortelbot te ruimen zonder dat de duim noemenswaardig aan de kant gedrukt moet worden. Ook laat het hulpmiddel volgens de uitvinding toe om tijdens het ruimen het handwortelbot recht te benaderen. Heen en weer roteren van het handvat zal rechtstreeks een heen en weer roteren van de kop van het hulpmiddel met zich meebrengen die in lijn liggen. Daardoor is het eenvoudig om het hulpmiddel volgens de uitvinding te gebruiken. Het verbindingsstuk zal bij het heen en weer roteren om de duim heen bewegen. Tests hebben uitgewezen dat het noemenswaardig eenvoudiger is om een handwortelbot centraal en recht te ruimen met het hulpmiddel volgens de uitvinding.

Bij voorkeur bevat de kop aan zijn buitenoppervlak een rasp. De rasp vergemakkelijkt het wegnemen van materiaal van het handwortelbot tijdens het ruimen daarvan.

Bij voorkeur heeft de kop een hoofdzakelijk bolvormig buitenoppervlak en loopt de aslijn doorheen een centrum van de bolvorm. Verder bij voorkeur is de kop gevormd door een bolkap, waarvan een vlak nagenoeg loodrecht op de aslijn staat. Een bolkap is gedefinieerd als één van de twee stukken van een bol die door een vlak in twee gesneden 1s. Op basis van testen is aangetoond dat het voordelig is om de kom van de gewrichtsprothese te plaatsen in een opening die half rond is. Daarom heeft het hulpmiddel bij voorkeur een bolvormige kop. Door gebruik te maken van een bolvormige kop, kan ook de diepte van de kom nauwkeurig bepaald worden.

Bij voorkeur heeft het verbmdingsstuk meerdere segmenten. Meer bij voorkeur bevatten de meerdere segmenten opeenvolgend van kop naar handvat, een eerste segment nagenoegloodrecht op de aslijn, een tweede segment nagenoeg evenwijdig met de aslijn, en een derde segment dat onder een vooraf bepaalde hoek staat met de aslijn. De specifieke opeenvolging van segmenten in het verbindingsstuk lijkt optimaal voor het gebruik van het hulpmiddel bij het ruimen van een handwortelbot. Doordat het eerste segment loodrecht op de aslijn ligt, is de ruimte die nodig is om de kop te positioneren ten opzichte van het te ruimen vlak van het handwortelbot minimaal. Het tweede segment en het derde segment dat parallel en onder een hoek liggen ten opzichte van de aslijn, respectievelijk, vergemakkelijken het gebruik van het hulpmiddel.

Bij voorkeur is een vooraf bepaalde hoek gekozen om tijdens het ruimen van het handwortelbot nagenoeg evenwijdig te liggen met een eerste middenhandsbeen van de duim. Meer bij voorkeur is de vooraf bepaalde hoek gelegen tussen 45° en 20°, meer bij voorkeur tussen 38° en 25°, meest bij voorkeur tussen 33° en 28° ten opzichte van de aslijn. Met name door het derde segment van het verbindingsstuk ten opzichte van de aslijn onder een hoek te plaatsen die zo gekozen is dat bij gebruik van het handwortelbot het derde segment nagenoeg evenwijdig ligt met het eerste middenhandsbeen van de duim, wordt gebruik van het hulpmiddel bij het ruimen van het handwortelbot noemenswaardig vereenvoudigd. De vakman is bekend met de voorkeurspositie van de duim bij het plaatsen van een gewrichtsprothese, en kan daarom een optimale vooraf bepaalde hoek bepalen. Hierdoor wordt de gebruiker van het hulpmiddel visueel geholpen tijdens gebruik zodat het centraal en recht ruimen van het handwortelbot vergemakkelijkt wordt. De voorkeurspositie van de duim is gekozen om toegang tot het gewricht te vergemakkelijken, namelijk maximale adductie en flexie van de eerste metacarpaal.

Bij voorkeur ligt de kop op een minimale afstand van het handvat van 5cm, bij voorkeur minimaal 6cm. Enerzijds ligt het handvat bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de kop van het hulpmiddel, anderzijds moet een voldoende grote afstand overbrugd worden door het verbindingsstuk zodat het hulpmiddel niet in botsing komt met de duim tijdens het ruimen van het handwortelbot. Een minimale afstand van 5 of 6 cm blijkt optimaal. Verder bij voorkeur ligt de kop op een maximale afstand van het handvat van 12 cm, meer bij voorkeur maximaal 10 cm.

De uitvinding heeft verder betrekking op een set van een hulpmiddel volgens de uitvinding en een gewrichtsprothese voor een duim, waarbij de gewrichtsprothese bij voorkeur een niet-anatomische prothese is met een bol die op een pen voorzien is, waarbij de pen gevormd is om in het eerste middenhandsbeen van de duim vastgezet te worden, en met een kom die complementair is met de bol en die gevormd is om m het handwortelbot van de duim vastgezet te worden. Daarbij heeft de kop van het hulpmiddel bij voorkeur een vorm en afmetingen die overeenstemmen met een buitenvorm en buitenafmetingen van de kom. De set volgens de uitvinding laat toe om de niet- anatomische gewrichtsprothese te plaatsen.

De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het plaatsen van een niet-anatomische prothese bevattende: - ruimen van het handwortelbot gebruik makend van het hulpmiddel uit één van de voorgaande conclusies; - plaatsen van de kom uit de set volgens één van de conclusies 10-12 in het geruimde handwortelbot; - plaatsen van de bol uit de set volgens één van de conclusies 10-12 in het eerste middenhandsbeen; - positioneren van de bol in de kom.

Bij voorkeur bevat de stap van het ruimen het heen en weer roteren van het hulpmiddel rond de aslıjn over een hoek gelegen tussen 20° en 180°, terwijl de kop van het hulpmiddel tegen het handwortelbot gedrukt wordt. Hierdoor wordt het handwortelbot geruimd, dit wil zeggen dat een ruimte gecreëerd wordt in het handwortelbot, waarbij de ruimte een vorm heeft in overeenstemming met de kop van het hulpmiddel. Deze kop heeft een vorm en afmetingen overeenstemmend met een buitenvorm en buitenafmetingen van de kom van de gewrichtsprothese zodat de kom van de gewrichtsprothese na het ruimen rechtstreeks in het handwortelbot kan vastgezet worden.

De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoerigsvoorbeeld.

In de tekening laat: figuur 1 een hand zien met een zadelgewricht ter plaatse van de duim; figuur 2 een zadelgewricht zien dat geprepareerd is met een hulpmiddel volgens een voorkeurs uitvoeringsvorm van de uitvinding voor plaatsing van de prothese; figuur 3 een gewicht met niet-anatomische prothese zien; figuur 4 een hulpmiddel volgens een voorkeurs uitvoeringsvorm van de uitvinding zien.

In de tekening is aan cenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend. Figuur 1 toont een hand met een duim 4. In de duim zijn de botjes die relevant zijn voor de uitvinding weergegeven, meer bepaald het handwortelbot 2 en het eerste middenhandsbeen 3. Het handwortelbot 2 is ook bekend als het os trapezium en het eerste middenhandsbeen 3 1s ook bekend als eerste metacarpaal. In figuur 1 is het natuurlijke gewricht getoond tussen het handwortelbot 2 en het middenhandsbeen 3 van de dum 4. Dit is een zadelgewricht. Wanneer artrose, verkalking, reuma of ontstekmg optreedt, kan het noodzakelijk zijn om eengewrichtsprothese te plaatsen. Hiervoor wordt de duim 4 geopereerd, en wordt een stuk gezaagd van elk van het handwortelbot 2 en het middenhandsbeen 3. Figuur 1 toont voorkeurs zaaglijnen 12. Figuur 2 toont dezelfde duim 4 als figuur 1, waarin het handwortelbot 2 en het middenhandsbeen 3 geprepareerd zijn, dit wil zeggen dat een stuk van de respectievelijke botten 5 afgezaagd is volgens de zaaglijnen uit figuur 1. Figuur 2 toont hoe een hulpmiddel 1 gebruikt wordt om het handwortelbot 2 te ruimen. Ruimen 1s gedefinieerd als het vormen van een komvormige holte in het handwortelbot. De komvormige holte heeft bij voorkeur een zo constant mogelijke vorm en 1s bij voorkeur zo centraal mogelijk aangebracht in het handwortelbot 2. Om het handwortelbot 2 te ruimen, is een hulpmiddel 1 voorzien. Dit hulpmiddel 1 heeft een kop 5 die gevormd is om het handwortelbot 2 te ruimen. Dit wordt verder in detail beschreven aan de hand van figuur 4. Het hulpmiddel 1 is gevormd met een verbindingsstuk 8 tussen het handvat 6 en de kop 5. Handvat 6 en kop 5 zijn gevormd rondom een aslijn 7 zodanig dat het hulpmiddel 1 gemakkelijk bruikbaar is. Hulpmiddel 1 is bruikbaar zoals een schroevendraaier ook bruikbaar is. Ook bij een schroevendraaier zit het handvat in lijn met de kop zodanig dat hanteren van het handvat, meer bepaald het roteren daarvan rechtstreeks een evenredige rotatie van de kop met zich meebrengt. Echter zoals getoond in figuur 2 is de rechtstreekse verbindmg tussen de kop 5 en het handvat 6 geblokkeerd door de duim 4. Het verbindingsstuk 8 is zo gevormd dat het zich op een afstand bevindt van de aslijn, verder uitgelegd aan de hand van figuur 4, om zich rond de duim 4 uit te strekken. Dit laat toe om op een eenvoudige wijze het handwortelbot 2 te ruimen.

Bij het ruimen van het handwortelbot 2 wordt de kop 5 centraal tegen het gezaagde oppervlak van het handwortelbot 2 gepositioneerd. Door het handvat 6 te hanteren kan het hulpmiddel 1 gepositioneerd en bediend worden. Het hulpmiddel 1 wordt typisch heen en weer geroteerd, geïllustreerd in de figuur met pijl 13, waarbij het verbindingsstuk 8 gedeeltelijk rondom de duim 4 beweegt. Tijdens het roteren 13 wordt ook een druk 14 aangelegd richting de kop 5 zodanig dat de kop 5 ten gevolge van het roteren 13 en de druk 14 in het handwortelbot 2 beweegt. De kop 5 is typisch voorzien van een rasp zodat materiaal van het handwortelbot 2 weg geraspt wordt en daarmee de kop 5 m het handwortelbot gebracht kan worden. Tijdens het ruimen van het handwortelbot 2 strekt de aslijn 7 zich typisch uit doorheen de dum 4 terwijl het verbindingsstuk 8 zich rond de duim 4 uitstrekt.

Figuur 3 toont de duim 4 voorzien van de gewrichtsprothese. De gewrichtsprothese heeft ter plaatse van het handwortelbot 2 een kom 16. Deze kom heeft een buitenoppervlak dat verbonden wordt m de holte die gevormd is door het ruimen van het handwortelbot 2. Het buitenoppervlak van de kom 16 stemt daarom bij voorkeur overeen met het buitenoppervlak van de kop 5 van het hulpmiddel 1. De kom 16 wordt op een bekende manier vastgezet in hethandwortelbot, en deze stap is daarom niet verder m detail beschreven. Ter plaatse van het eerste middenhandsbeen 3 1s de gewrichtsprothese voorzien van een pen 17 die minstens gedeeltelijk in het middenhandsbeen gebracht wordt en een bol 15 die uitsteekt vanaf de pen 17 richtmg het hanswortelbot 2. De bol 15 en de kom 16 zijn compatibel zodanig dat een bolgewricht gevormd wordt bij het plaatsen van de elementen van de prothese. De pen 17 met de bol 15, alsook de kom 16 zijn bekend, en worden daarom niet verder in detail beschreven.

Figuur 4 toont een detail van hulpmiddel 1. Aan de linkerzijde van de figuur is een gedeelte van het handvat 6 getoond en aan de rechterzijde van de figuur is de kop 5 getoond. Het handvat 6 kan op verschillende manieren gevormd worden om het hanteren van het hulpmiddel 1 te bevorderen. De kop 5 heeft een buitenoppervlak 10. Het buitenoppervlak 10 is bij voorkeur bolvormig. Meer bepaald is het buitenoppervlak 10 gevormd door een bolkap. Het buitenoppervlak 10 is bij voorkeur voorzien van een rasp. Meer bepaald zijn uitsteeksels voorzien op het buitenoppervlak 10, waarbij de uitsteeksels een vooraf bepaalde grootte en een vooraf bepaalde scherpte hebben met als doel botweefsel weg te schrapen wanneer de kop 5 bewogen wordt tegen het handwortelbot 2. De vakman zal begrijpen dat verschillende raspen bekend zijn voor het verwijderen van botweefsel, en dat een bekende rasp kan gebruikt worden op het buitenoppervlak 10 van het hulpmiddel 1.

Tussen het handvat 6 en de kop 5 strekt zich een verbindingsstuk 8 uit. Figuur 4 toont hoe het verbindingsstuk 8 meerdere segmenten heeft. Het eerste segment is aangeduid met referentiecijfer 8a, het tweede segment is aangeduid met referentiecijfer 8b en het derde segment is aangeduid met referentiecijfer 8c. Het eerste segment 8a is gevormd ter plaatse van de kop 5, en strekt zich nagenoeg loodrecht op de aslijn 7 uit. Het tweede segment 8b strekt zich nagenoeg parallel aan de aslijn 7 uit. Het tweede segment 8b bevindt zich op een afstand 9 van de aslijn 7.

Deze afstand 9 is zo gekozen dat bij het gebruik van het hulpmiddel 1, het verbindingsstuk zich rond de dum 4 uitstrekt.

Het verbmdingsstuk 8 heeft verder een derde segment 8c. Dit derde segment strekt zich uit onder een hoek 11 tussen het tweede segment 8b en het handvat 6. Deze hoek 11 is zodanig gekozen dat bij gebruik van het hulpmiddel voor het ruimen van een handwortelbot 2, het derde segment zich nagenoeg evenwijdig uitstrekt met een buitenoppervlak van de duim 4 m de voorkeurspositie. In de voorkeurspositie vertoont de duim een maximale adductie en flexie van de eerste metacarpaal. Deze voorkeurspositie is gekozen om toegang tot het gewricht te vergemakkelijken. Dit is geïllustreerd in figuur 2, waaruit duidelijk blijkt dat het derde segment 8c zich nagenoeg evenwijdig uitstrekt met de duim 4. Dit vormt visueel voor de gebruiker van het hulpmiddel een leidraad om het handwortelbot 2 optimaal te ruimen. De hoek 11 is bij voorkeurgroter dan 20 graden, meer bij voorkeur groter dan 25 graden, en is bij voorkeur klemer dan 50 graden, meer bij voorkeur kleiner dan 40 graden. Meest bij voorkeur is de hoek ongeveer 30 graden. Uit figuur 4 is ook duidelijk dat de kop 5 niet noodzakelijk rechtstreeks verbonden is met het eerste segment 8a van het verbindmgsstuk 8a, maar dat tussen de kop 5 en het eerste segment 8a een verder verbindingsstuk kan gevormd zijn. Dit verder verbindingsstuk kan ook gezien worden als de nek waar de kop 5 op bevestigd zit. Eveneens toont figuur 4 hoe het derde segment 8c van het verbindingsstuk niet noodzakelijk rechtstreeks met het handvat 6 verbonden is, maar dat cen verder verbindingsstuk zich kan uitstrekken tussen het handvat 6 en het derde segment 8c. Dit verder verbindmgsstuk strekt zich dan typisch uit volgens de aslijn 7 als verlenging van het handvat 6.

Hieronder worden de stappen uitgelegd voor het plaatsen van een gewrichtsprothese gebruikmakend van een hulpmiddel zoals hierboven beschreven. Deze werkwijze bevat minstens één of meerdere van de hieronder beschreven stappen: - het maken van een dorsale snede tussen de extensor pollicis longus EPL pees en extensor pollicis brevis EPB pees; - terugtrekken van de arteria radialis om toegang tot het gewricht vrij te maken; - het maken van een snede in het kapsel van het gewricht; - het losmaken van het kapsel aan de eerste metacarpaalbasis; - blootleggen van het gewricht; - het wegzagen en verwijderen van de basis van het eerste middenhandsbeen volgens een zaagsnede, - het wegzagen en verwijderen van het uitemde en/of het gewrichtsdeel van het handwortelbot volgens een zaagsnede, - verwijderen van osteofieten; - uithollen van het eerste middenhandsbeen; - het plaatsen van een proefpen in het eerste middenhandsbeen; - het ruimen van het handwortelbot gebruikmakend van het hulpstuk 1 dat hierboven beschreven is; - plaatsen van cup 16 in het geruimde handwortelbot 2; - het plaatsen van een proefbol 15 op de proefpen 17 op de optimale afstand tussen de bol 15 en de pen 17 te bepalen; - testen van de stabiliteit van het gewricht; - plaatsen van de definitieve pen met bol en in werkmg stellen van het gewricht; - herstellen van het kapsel; - sluiten van de snede.

Op basis van de beschrijving hierboven zal de vakman begrijpen dat de uitvinding op verschillende manieren en op basis van verschillende principes kan uitgevoerd worden.

Daarbij 1s de uitvinding niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoermgsvormen.

De hierboven beschreven uitvoeringsvormen, alsook de figuren zijn louter illustratief en dienen enkel om het begrip van de uitvinding te vergroten.

De uitvinding zal daarom niet beperkt zijn tot de uitvoeringsvormen diehierin beschreven zijn, maar wordt gedefinieerd in de conclusies.

Claims (14)

1. Conclusies l. Hulpmiddel voor het ruimen van een handwortelbot bij het plaatsen van een gewrichtsprothese aan de duim, waarbij het hulpmiddel een kop en een handvat heeft die zich volgens een aslijn uitstrekken, waarbij een verbindingsstuk tussen de kop en het handvat voorzien is, welk verbindingsstuk op een afstand ligt van de aslijn zodanig dat bij heen en weer roteren van de kop via het handvat, het verbindinesstuk zich op een afstand van de dum beweegt terwijl de aslijn doorheen de duim loopt.
2. 2. Hulpmiddel volgens de voorgaande conclusie, waarbij de kop aan zijn buitenoppervlak een rasp bevat.
3. 3. Hulpmiddel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de kop een hoofdzakelijk bolvormig buitenoppervlak heeft en waarbij de aslijn doorheen een centrum van de bolvorm loopt.
4. 4. Hulpmiddel volgens de voorgaande conclusie, waarbij de kop gevormd is door een bolkap waarvan een vlak nagenoeg loodrecht op de aslijn staat.
5. 5. Hulpmiddel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het verbindmgsstuk meerdere segmenten heeft.
6. 6. Hulpmiddel volgens de voorgaande conclusie, waarbij de meerdere segmenten opeenvolgend, van kop naar handvat, een eerste segment nagenoeg loodrecht op de aslijn bevat, een tweede segment nagenoeg evenwijdig met de aslijn bevat, en een derde segment onder dat onder een vooraf bepaalde hoek staat met de aslijn.
7. 7. Hulpmiddel volgens de voorgaande conclusie, waarbij de vooraf bepaalde hoek gekozen is om tijdens het ruimen van het handwortelbot nagenoeg evenwijdig te liggen met een eerste middenhandsbeen van de duim, in een voorkeurspositie van de duim.
8. 8. Hulpmiddel volgens de voorgaande conclusie, waarbij de vooraf bepaalde hoek gelegen is tussen de 45 graden en de 20 graden, meer bij voorkeur gelegen is tussen de 38 en 25 graden, meest bij voorkeur gelegen is tussen 33 en 28 graden.
9. 9. Hulpmiddel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de kop op een minimale afstand ligt van het handvat van 6cm.
10. 10. Set van een hulpmiddel volgens één van de voorgaande conclusies en een gewrichtsprothese voor een duim.
11. 11. Set volgens conclusie 10, waarbij de gewrichtsprothese een niet-anatomische prothese is met een bol die op een pen voorzien is, waarbij de pen gevormd is om in het eerstemiddenhandsbeen van de duim vastgezet te worden, en met een kom die complementair is met de bol en die gevormd is om in het handwortelbot van de duim vastgezet te worden.
12. 12. Set volgens conclusie 11, waarbij de kop van het hulpmiddel een vorm en afmetingen heeft die overeenstemmen met een buitenvorm en buitenafmetingen van de kom.
13. 13. Werkwijze voor het plaatsen van een niet-anatomische prothese bevattende: - ruimen van het handwortelbot gebruik makend van het hulpmiddel uit één van de voorgaande conclusies; - plaatsen van de kom uit de set volgens één van de conclusies 10-12 in het geruimde handwortelbot; - plaatsen van de bol uit de set volgens één van de conclusies 10-12 in het eerste middenhandsbeen; - positioneren van de bol in de kom.
14. 14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij de stap van het ruimen bevat het heen en weer roteren van het hulpmiddel rond de aslijn over een hoek gelegen tussen 20 graden en 180 graden terwijl de kop van het hulpmiddel tegen het handwortelbot gedrukt wordt.