BE1026855B1 - Koppelingselement voor een afboording - Google Patents

Koppelingselement voor een afboording Download PDF

Info

Publication number
BE1026855B1
BE1026855B1 BE20185867A BE201805867A BE1026855B1 BE 1026855 B1 BE1026855 B1 BE 1026855B1 BE 20185867 A BE20185867 A BE 20185867A BE 201805867 A BE201805867 A BE 201805867A BE 1026855 B1 BE1026855 B1 BE 1026855B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
coupling element
plane
tunnel
protrusion
sliding
Prior art date
Application number
BE20185867A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1026855A1 (nl
Inventor
Chris SLABBINCK
HOORDE Christophe VAN
Original Assignee
Ecco Bvba
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ecco Bvba filed Critical Ecco Bvba
Priority to BE20185867A priority Critical patent/BE1026855B1/nl
Publication of BE1026855A1 publication Critical patent/BE1026855A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1026855B1 publication Critical patent/BE1026855B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/28Raised beds; Planting beds; Edging elements for beds, lawn or the like, e.g. tiles

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Connection Of Plates (AREA)

Abstract

De huidige uitvinding betreft een koppelingselement (1a, 1b) voor het koppelen van een verankeringselement aan een afboording. Het koppelingselement omvat een vlak (2). Het vlak omvat onderling loogrechte doorvoer- (y) en schuifrichtingen (x) parallel aan het vlak. Het koppelingselement omvat een overbrugging (4a, 4b, 4c) welke aan twee connectieranden aan het vlak geconnecteerd is. De connectieranden zijn gespatieerd volgens de schuifrichting. Het koppelingselement omvat een in de doorvoerrichting open tunnel tussen de overbrugging en het vlak, geschikt voor doorvoer van een verankeringselement.

Description

t BE2018/5867
KOPPELINGSELEMENT VOOR EEN AFBOORDING
TECHNISCH DOMEIN De uitvinding heeft betrekking op een koppelingselement voor een afboording voor een gazon, een bloemenperk, een kiezelstenenperk, en dergelijke, en kan bijgevolg betrekking hebben op IPC A01G9/28.
STAND DER TECHNIEK Een afboording wordt frequent gebruikt om bepaalde delen, zoals bv. een gazon, een bloemenperk, een kiezelstenenperk, en dergelijke, van elkaar te scheiden. Naast mogelijke esthetische redenen, helpt dit het verspreiden van elementen, zoals bv. planten en kiezelstenen, van één zijde van de afboording naar de andere zijde tegen te gaan. Een afboording kan minstens gedeeltelijk in een geul geplaatst worden en/of kan met behulp van verankeringselementen aan de bodem bevestigd worden. Voor het installatiegemak wordt het graven van een geul best vermeden. Een afboording kan blootgesteld worden aan invloeden van bovenaf, zoals bv. het aanrijden of overrijden met een grasmaaier, alsook van onderaf, zoals bv. vorstdeining. Afhankelijk van het materiaal, kan een afboording sterk onderhevig zijn aan bederf en slijtage, zoals bv. bij hout. Voor het transport, en dan meer bepaald de technische aspecten van grondstofgebruik, zoals bv. benzine, en laadruimtegebruik, zijn gering gewicht, gering volume, en goede stapelbaarheid voordelige kenmerken van een afboording.
US 6 226 934 beschrijft een systeem omvattende een longitudinale koppelingsrail (14; referentienummers volgens genoemd document) en een afboordingsblok (60). Het blok (60) omvat een uitsparing (80) aan de onderzijde voor het aangrijpen van de rail. Het document beschrijft eveneens een optionele adaptorklem (32) voor aanbrenging over de rail. In bepaalde uitvoeringsvormen (bv. Fig. 10(rr) - 10(ss)) omvat de rail gaten (99) voor doorvoer van verankeringselementen (76).
Een stevige verankering is een gewenste eigenschap. Bij voorkeur wordt een veelheid van verankeringselementen gebruikt. Hoewel een enkel verankeringselement kan ingevoerd worden of verwijderd kan worden door een operator, is het gemakkelijk simultaan verwijderen van alle verankeringselementen door het uitoefenen van een kracht op de rail of het blok ongewenst. Het systeem uit hoger genoemd document heeft als nadeel dat voor verwijdering, of herpositionering, het afboordingsblok dient afgenomen te worden. Indien, volgens bepaalde uitvoeringsvormen van genoemddocument, de uitsparing geconfigureerd is voor het longitudinaal schuiven van het blok over de rail, is dit een zeer arbeidsintensief proces. Bovendien liggen blokken in elkaars verlengde en dient er dan sequentieel gewerkt te worden. Indien, volgens bepaalde uitvoeringsvormen van genoemd document, gewerkt wordt met een adaptorklem, is er een additioneel element nodig, i.e. de adaptorklem. Door vorstdeining kunnen bepaalde gedeelten van de ondergrond zich relatief ten opzichte van elkaar verplaatsen, dit zowel in de hoogterichting, in de longitudinale richting (van de afboording), als in de transversale richting (in essentie loodrecht op voorgaande twee richtingen). In bovengenoemd document wordt een sequentie van verankeringselementen (76) gebruikt. De spatiëring wordt bepaald door de gaten in de rail, welke, volgens sommige uitvoeringsvormen, zowel aan een bovenzijde van de rail als aan een onderzijde van de rail voorzien zijn. Relatieve longitudinale en transversale bewegingsvrijheid van de verankeringselementen is in deze gevallen niet mogelijk, wat nefast is bij vorstdeining. Eveneens worden bij de uitvoeringsvormen met twee gaten de verankeringselementen mee geroteerd met de rail bij relatieve hoogteverschillen door vorstdeining, waardoor deze zich kunnen loswrikken. DE 299 01 263 U1 beschrijft een bandvormige afboording voor planten. De afboording zelf omvat een overbrugging welke een tunnel voor doorvoer van een verankeringselement vormt. Meerdere afboordingen kunnen in elkaar geschoven worden. Het profiel van de afboording is zo dun, dat een afboording flexibel is. De huidige uitvinding beoogt een oplossing te vinden voor minstens enkele van bovenvermelde problemen.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING In een eerste aspect, betreft de huidige uitvinding een koppelingselement voor het koppelen van een verankeringselement aan een afboording, volgens conclusie 1. In een tweede aspect, betreft de huidige uitvinding een systeem omvattende een koppelingselement volgens het eerste aspect, een afboordingsprofiel en een verankeringselement, volgens conclusie 11.
In een derde aspect, betreft de huidige uitvinding een methode voor het verankeren van een afboording in een ondergrond, volgens conclusie 14.
De uitvinding is voordelig omwille van verschillende redenen. De overbrugging creëert een tunnel. Zowel de overbrugging als de tunnel liggen uit het vlak van het koppelingselement. Dit laat invoer en verwijdering toe van een verankeringselement, zonder verwijdering van een afboording. Het systeem is geconfigureerd voor plaatsing zonder geul. Bovendien is het systeem modulair, zodat de verschillende onderdelen apart en compact verplaatst kunnen worden. Bij vorstdeining kan de ondergrond volgens de lengterichting relatief verplaatst worden. Doordat een koppelingselement volgens de lengterichting van het profiel kan schuiven, kunnen de verankeringselementen dergelijke verplaatsing van de ondergrond volgen, zonder dat ze zich loswrikken uit de ondergrond. Bij vorstdeining kan de ondergrond volgens de hoogterichting relatief verplaatst worden. Een tunnel kan een minimale rotatie van een doorgevoerd verankeringselement rond een as loodrecht op het vlak van het koppelingselement toelaten. Door een dergelijke rotatie, in samenwerking met het schuiven, kunnen de verankeringselementen dergelijke verplaatsing van de ondergrond volgen, zonder dat ze zich loswrikken uit de ondergrond. Verdere voordelen worden beschreven in de gedetailleerde beschrijving.
BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN Figuren 1a, 1b, 1c en 1d tonen verschillende aanzichten van een eerste voorkeursuitvoering van een koppelingselement volgens de huidige uitvinding. Figuren 2a, 2b, 2c en 2d tonen verschillende aanzichten van een tweede voorkeursuitvoering van een koppelingselement volgens de huidige uitvinding.
Figuur 3 toont een detailperspectiefaanzicht van een uitvoeringsvorm van een verankeringselement door de tunnel van een uitvoeringsvorm van een koppelingselement volgens de huidige uitvinding.
Figuur 4 toont een perspectiefaanzicht van een uitvoeringsvorm van een systeem volgens de huidige uitvinding.
GEDETAI LLEERDE BESCHRIJVING De uitvinding betreft een koppelingselement, een systeem, en een methode. De uitvinding werd samengevat in de daartoe voorziene sectie. In wat volgt, wordt de uitvinding in detail beschreven, worden voorkeursuitvoeringen toegelicht, en wordt de uitvinding geïllustreerd aan de hand van voorbeelden.
Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die gebruikt worden in de beschrijving van de uitvinding, ook technisch en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals ze algemeen begrepen worden door de vakman in het technisch veld van de uitvinding. Voor een betere beoordeling van de beschrijving van de uitvinding, worden de volgende termen expliciet uitgelegd. “Een”, “de” en “het” refereren in dit document naar zowel het enkelvoud als het meervoud tenzij de context duidelijk anders veronderstelt. Bijvoorbeeld, “een segment” betekent een of meer dan een segment. Wanneer “ongeveer” of “rond” in dit document gebruikt wordt bij een meetbare grootheid, een parameter, een tijdsduur of moment, en dergelijke, dan worden variaties bedoeld van +/-20% of minder, bij voorkeur +/-10% of minder, meer bij voorkeur +/- 5% of minder, nog meer bij voorkeur +/-1% of minder, en zelfs nog meer bij voorkeur +/-0.1% of minder dan en van de geciteerde waarde, voor zoverre zulke variaties van toepassing zijn in de beschreven uitvinding. Hier moet echter wel onder verstaan worden dat de waarde van de grootheid waarbij de term “ongeveer” of “rond” gebruikt wordt, zelf specifiek wordt bekendgemaakt.
De termen “omvatten”, “omvattende”, “bestaan uit”, “bestaande uit”, “voorzien van”, “bevatten”, “bevattende”, “behelzen”, “behelzende”, “inhouden”, “inhoudende” zijn synoniemen en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid van wat volgt aanduiden, en die de aanwezigheid niet uitsluiten of beletten van andere componenten, kenmerken, elementen, leden, stappen, gekend uit of beschreven in de stand der techniek. Het citeren van numerieke intervallen door de eindpunten omvat alle gehele getallen, breuken en/of reële getallen tussen de eindpunten, deze eindpunten inbegrepen.
In een eerste aspect betreft de uitvinding een koppelingselement voor het koppelen van een verankeringselement aan een afboording. Het koppelingselement omvat een vlak. Het vlak omvat onderling loodrechte doorvoer- en schuifrichtingen die parallel zijn aan het vlak. Het koppelingselement omvat verder eveneens een overbrugging. De overbrugging is aan twee connectieranden aan het vlak geconnecteerd. De connectieranden zijn gespatieerd volgens de schuifrichting. Het koppelingselement omvat een in de doorvoerrichting open tunnel tussen de overbrugging en het vlak, die geschikt is voor doorvoer van een verankeringselement.
> BE2018/5867 In een tweede aspect betreft de uitvinding een systeem omvattende een koppelingselement volgens het eerste aspect, een afboordingsprofiel, en een langwerpig verankeringselement. Het afboordingsprofiel omvat een lengterichting en twee U- vormige randen met de open zijden naar elkaar gericht. Het systeem is geconfigureerd om bij in essentie parallelle schuif- en lengterichtingen het vlak tussen de twee U- vormige randen in te schuiven, waarbij de U-vormige randen het vlak gedeeltelijk omarmen. Het verankeringselement omvat een voetuiteinde en een hoofduiteinde. Het systeem is geconfigureerd voor doorvoer van het voetuiteinde volgens de doorvoerrichting door de tunnel en het weerhaken van het hoofduiteinde aan een opening van de tunnel. Iemand met gewone kennis in het vakgebied zal appreciëren dat een afboordingsprofiel preferentieel met meerdere koppelingselementen en verankeringselementen gebruikt wordt.
In een derde aspect betreft de uitvinding een methode voor het verankeren van een afboording in een ondergrond. De methode omvat verschillende stappen. Een koppelingselement, een langwerpig verankeringselement, en een afboordingsprofiel worden voorzien. Het afboordingsprofiel omvat twee U-vormige randen met de open zijden naar elkaar gericht. Het koppelingselement omvat een vlak, een overbrugging, en een tunnel tussen het vlak en de overbrugging. Het koppelingselement wordt volgens een schuifrichting tussen de U-vormige randen van het afboordingsprofiel ingeschoven, waarbij de U-vormige randen het vlak gedeeltelijk omarmen. Het verankeringselement wordt minstens gedeeltelijk door de tunnel volgens een doorvoerrichting in essentie loodrecht op de schuifrichting doorgevoerd. Het koppelingselement is bij voorkeur een koppelingselement volgens het eerste aspect. De stap van het voorzien van een koppelingselement, een langwerpig verankeringselement, en een afboordingsprofiel omvattende twee U-vormige randen is bij voorkeur de stap van het voorzien van een systeem volgens het tweede aspect van de huidige uitvinding.
De drie aspecten van de huidige uitvinding zijn bijgevolg gerelateerd. In wat hoger werd beschreven en in wat volgt, kan daarom elk kenmerk betrekking hebben tot elk van de drie aspecten, zelfs als het kenmerk beschreven werd bij een bepaald aspect.
De huidige uitvinding is voordelig omwille van verschillende redenen: e De overbrugging creëert een tunnel. Zowel de overbrugging als de tunnel liggen uit het vlak van het koppelingselement. Dit laat invoer en verwijdering toe van een verankeringselement, zonder verwijdering van een afboording.
° BE2018/5867 e Het systeem is geconfigureerd voor plaatsing zonder geul. Bovendien is het systeem modulair, zodat de verschillende onderdelen apart en compact verplaatst kunnen worden. e Bij vorstdeining kan de ondergrond volgens de lengterichting relatief verplaatst worden. Doordat een koppelingselement volgens de lengterichting van het profiel kan schuiven, kunnen de verankeringselementen dergelijke verplaatsing van de ondergrond volgen, zonder dat ze zich loswrikken uit de ondergrond. e Bij vorstdeining kan de ondergrond volgens de hoogterichting relatief verplaatst worden. Een tunnel kan een minimale rotatie van een doorgevoerd verankeringselement rond een as loodrecht op het vlak van het koppelingselement toelaten. Door een dergelijke rotatie, in samenwerking met het schuiven, kunnen de verankeringselementen dergelijke verplaatsing van de ondergrond volgen, zonder dat ze zich loswrikken uit de ondergrond.
In een voorkeursuitvoering is het vlak rechthoekig. Bij voorkeur omvat het vlak afgeronde hoeken. Dit is voordelig omdat het inbrenging in een afboordingsprofiel vergemakkelijkt.
In een voorkeursuitvoering omvat het koppelingselement een kunststof. Bij voorkeur bestaat het koppelingselement uit kunststof. Bij voorkeur is het koppelingselement monolithisch. Bij voorkeur is de kunststof een polyamide, meer bij voorkeur een nylon, meest bij voorkeur polycaprolactam (PA6). Dit is voordelig omdat het koppelingselement voldoende bestand is tegen slijtage, alsook een goede afweging biedt qua stevigheid, scheurweerstand, buigstijfheid, flexibiliteit, UV weerstand, en dit zowel bij vorst als bij warme temperaturen.
In een voorkeursuitvoering omvat het vlak een uitsparing tussen de connectieranden. De uitsparing omvat een bovenrand en een onderrand. De bovenrand en de onderrand zijn gespatieerd volgens de doorvoerrichting. De connectieranden en de boven- en onderranden omlijnen de uitsparing. De bovenrand omvat een lip welke zich uitstrekt in de doorvoerrichting naar de onderrand toe. Bij voorkeur is de minimale spatiëring volgens de doorvoerrichting tussen de lip en de onderrand ten hoogste 95% en meer bij voorkeur ten hoogste 91% van de maximale spatiëring volgens de doorvoerrichting tussen de bovenrand en de onderrand. De overbrugging kan bij productie uit het vlak gevormd worden, wat resulteert in een uitsparing in het vlak. Door de uitsparing zou een hoofduiteinde van het verankeringselement in de tunnel zich van de tunnelzijde naar de andere zijde van het vlak kunnen verplaatsen. Door het voorzien van een lipwordt dit vermeden. De overbrugging kan een uitsparing omvatten. Deze is voordelig omdat deze het uitnemen van een verankeringselement vergemakkelijkt.
In een voorkeursuitvoering omvat het koppelingselement meerdere overbruggingen, zoals twee overbruggingen, waarbij de in de doorvoerrichting open tunnels tussen de overbruggingen en het vlak volgens de doorvoerrichting in elkaars verlengde gepositioneerd zijn. Dit is voordelig, omdat rotationele beweging van een verankeringselement rond een as in essentie loodrecht op het vlak beter ingeperkt wordt, en de daarmee gepaarde spanningen door verschillende overbruggingen in plaats van een enkele overbrugging opgevangen worden. In een voorkeursuitvoering omvat het koppelingselement een protrusie aan de zijde van het vlak waar de overbrugging gepositioneerd is. De protrusie is volgens de doorvoerrichting minstens gedeeltelijk in het verlengde van de tunnel gepositioneerd. Bij voorkeur is de protrusie volgens de schuifrichting in essentie centraal ten opzichte van de connectieranden gepositioneerd. Bij voorkeur omvat de protrusie een breedte volgens de schuifrichting gelijk aan minstens 80% van de spatiëring van de connectieranden. Bij voorkeur is de onderrand volgens de doorvoerrichting gepositioneerd tussen de bovenrand en de protrusie. Dit is voordelig omdat de protrusie bij doorvoer van een verankeringselement klemspanning op het verankeringselement uitoefent, maar zonder absolute fixatie, waardoor naar gelang de ondergrond, alsook bij vorstdeining, een doorgevoerd verankeringselement kan roteren rond een as in essentie loodrecht op het vlak van het koppelingselement. Bij voorkeur omvat de protrusie een gradueel toenemende protrusiehoogte uit het vlak naar mate de afstand volgens de doorvoerrichting met de tunnel toeneemt. In een voorkeursuitvoering omdat het koppelingselement twee verstevigingsribben. Bij voorkeur strekken de verstevigingsribben zich uit volgens de doorvoerrichting. Bij voorkeur zijn de connectieranden gepositioneerd tussen de verstevigingsribben in. Bij voorkeur zijn de verstevigingsribben gepositioneerd aan de zijde van het vlak waar de overbrugging gepositioneerd is. Bij voorkeur strekken de verstevigingsribben zich volgens de doorvoerrichting minstens uit tussen de bovenrand en de protrusie. Een verankeringselement kan in de tunnel ingebracht worden. Bij transversale verplaatsingen van de ondergrond, bv. door vorstdeining, kunnen er torsie rond de schuifrichting en/of trekspanning in essentie loodrecht op het vlak uitgeoefend worden. Een combinatie van een tunnel aan het vlak met de verstevigingsribben is voordelig omdat (een zekere) flexibiliteit van het vlak en de tunnel dergelijke effecten kunnenaccommoderen, terwijl de zijdelingse verstevigingsribben de vlakke vorm van het vlak helpen in stand houden.
De tunnel omvat een tunnelhoogte loodrecht op de schuif- en doorvoerrichtingen, tussen het vlak en de overbrugging. In een voorkeursuitvoering omvat de tunnel aan de overbrugging een kromtestraal. Bij voorkeur omvat de tunnel een binnenwand welke in essentie een segment van een cilinderwand is, waarbij de cilinderwand de kromtestraal heeft. Bij voorkeur is de tunnelhoogte gelijk aan ten hoogste 50%, meer bij voorkeur ten hoogste 40%, nog meer bij voorkeur ten hoogste 30%, en bij grootste voorkeur 20%, van de kromtestraal. In een alternatieve uitvoeringsvorm kan de overbrugging een andere vorm hebben. In een uitvoeringsvorm kan de overbrugging zijwanden omvatten welke in essentie orthogonaal op het vlak geconnecteerd zijn, zoals bv. een U-vormige tunnel. Iemand met gewone kennis in het vakgebied zal appreciëren dat een tunnel met twee zijwanden en een bovenwand, waarbij de zijwanden en de bovenwand elk in essentie vlak zijn, en waarbij de bovenwand in essentie orthogonaal aan de zijwanden geconnecteerd is, eveneens U-vormig is. “U-vormig” zoals gebruikt in dit document kan bijgevolg een gebogen of afgeronde vorm inhouden, maar impliceert niet noodzakelijk een gebogen of afgeronde vorm.
De protrusie omvat een protrusiehoogte loodrecht op de schuif- en doorvoerrichtingen, uit het vlak. In een voorkeursuitvoering is de protrusiehoogte gelijk aan minstens 25%, bij voorkeur minstens 30%, bij grotere voorkeur minstens 35%, bij nog grotere voorkeur minstens 40%, en bij grootste voorkeur minstens 45%, van de tunnelhoogte.
In een voorkeursuitvoering omvat het vlak een eerste en een tweede buitenrand, welke gespatieerd zijn volgende de doorvoerrichting, en welke verder in essentie parallel zijn aan de schuifrichting. Het vlak kan dan door een operator gemakkelijk tussen de U- vormige randen van het afboordingsprofiel geschoven worden volgens de schuifrichting.
In een voorkeursuitvoering omvat het verankeringselement een hoofdvlak in essentie orthogonaal op de longitudinale richting van het langwerpig verankeringselement. Bij voorkeur omvat het verankeringselement een taps toelopend steekblad. Bij voorkeur is het steekblad minstens gedeeltelijk gekromd.
In een voorkeursuitvoering omvatten het afboordingsprofiel een metaal of een legering. Bij voorkeur omvat het afboordingsprofiel aluminium. Bij voorkeur is de lengterichting van het afboordingsprofiel een extrusierichting, en is het afboordingsprofiel eengeëxtrudeerd afboordingsprofiel. Bij voorkeur omvat het verankeringselement roestvast staal.
In wat volgt, wordt de uitvinding beschreven a.d.h.v. niet-limiterende voorbeelden die de uitvinding illustreren, en die niet bedoeld zijn of geïnterpreteerd mogen worden om de omvang van de uitvinding te limiteren.
VOORBEELDEN VOORBEELD 1: Eerste uitvoeringsvorm van een koppelingselement Figuren 1a, 1b, 1c en 1d tonen verschillende aanzichten van een eerste uitvoeringsvorm van een koppelingselement (1a) volgens de huidige uitvinding. Het koppelingselement is monolithisch en bestaat in essentie uit PA6. Het koppelingselement omvat een rechthoekig vlak (2) met afgeronde hoeken. Het vlak omvat onderling loodrechte doorvoer- (y) en schuif- (x) richtingen parallel aan het vlak, alsook een transversale richting (z) loodrecht op voorgaande richtingen, uit het vlak. Het vlak omvat een breedte (b1) volgens de schuifrichting van ongeveer 120 mm. Het vlak omvat een lengte (11) volgens de doorvoerrichting van ongeveer 96 mm. Het vlak omvat een dikte (d1) volgens de transversale richting van ongeveer 2.5 mm. Het vlak omvat een eerste en een tweede buitenrand, in essentie parallel aan de schuifrichting, welke gespatieerd zijn volgens de doorvoerrichting over genoemde lengte (11).
Het koppelingselement omvat een overbrugging (4a) welke aan twee in essentie rechte en evenwijdige connectieranden aan het vlak geconnecteerd is. De connectieranden zijn gespatieerd volgens de schuifrichting en zijn in essentie parallel aan de doorvoerrichting. Het koppelingselement omvat een in de doorvoerrichting open tunnel tussen de overbrugging en het vlak.
Het vlak omvat een uitsparing (8a) tussen de connectieranden. De uitsparing omvat een bovenrand en een onderrand welke gespatieerd zijn volgens de doorvoerrichting. De connectieranden en de boven- en onderranden omlijnen hierbij de uitsparing. De bovenrand omvat een lip (7) welke zich uitstrekt in de doorvoerrichting naar de onderrand toe over een liplengte (14) van ongeveer 4 mm. De lip omvat een minimale spatiëring tot de onderrand (15) van ongeveer 36 mm. De tunnel omvat een tunnellengte (14 + 15) van ongeveer 40 mm. De overbrugging omvat eveneens een uitsparing (6) corresponderend met de lip (7).
to BE2018/5867 Het koppelingselement omvat verder een protrusie (5) aan dezelfde zijde van het vlak waar de overbrugging gepositioneerd is. De protrusie is volgens de doorvoerrichting in het verlengde van de tunnel en centraal ten opzichte de connectieranden gepositioneerd, met de onderrand tussen de bovenrand en de protrusie in. De protrusie omvat een breedte welke in essentie gelijk is aan de spatiëring tussen de connectieranden. De protrusie omvat een gradueel toenemende protrusiehoogte uit het vlak naar mate de afstand volgens de doorvoerrichting met de tunnel toeneemt. De tunnel omvat een tunnelhoogte (d3), tussen de overbrugging en het vlak en volgens de transversale richting, van ongeveer 6 mm. De protrusie omvat een protrusiehoogte (d4) uit het vlak van ongeveer 3 mm. Het koppelingselement heeft een totale hoogte (d2) volgens de transversale richting van ongeveer 11 mm. Het koppelingselement omvat verder twee verstevigingsribben (3) in essentie parallel aan de doorvoerrichting, eveneens aan dezelfde zijde van het vlak waar de overbrugging gepositioneerd is. De verstevigingsribben flankeren de overbrugging aan weerszijden. De connectieranden zijn bijgevolg gepositioneerd tussen de verstevigingsribben in. De ribben omvatten een breedte (b2) volgens de schuifrichting van ongeveer 8 mm. De ribben omvatten een afstand volgens de doorvoerrichting met elk van de eerste en tweede buitenranden van het vlak van ongeveer 18 mm. De ribben omvatten een lengte (11 - 2 * 12) volgens de doorvoerrichting van ongeveer 60 mm. VOORBEELD 2: Tweede uitvoeringsvorm van een koppelingselement Figuren 2a, 2b, 2c en 2d tonen verschillende aanzichten van een tweede uitvoeringsvorm van een koppelingselement (1b) volgens de huidige uitvinding. Het koppelingselement is monolithisch en bestaat in essentie uit PA6. Het koppelingselement omvat een rechthoekig vlak (2) met afgeronde hoeken. Het vlak omvat onderling loodrechte doorvoer- (y) en schuif- (x) richtingen parallel aan het vlak, alsook een transversale richting (z) loodrecht op voorgaande richtingen, uit het vlak. Het vlak omvat een breedte (b1) volgens de schuifrichting van ongeveer 120 mm. Het vlak omvat een lengte (13) volgens de doorvoerrichting van ongeveer 146 mm. Het vlak omvat een dikte (d1) volgens de transversale richting van ongeveer 2.5 mm. Het vlak omvat een eerste en een tweede buitenrand, in essentie parallel aan de schuifrichting, welke gespatieerd zijn volgens de doorvoerrichting over genoemde lengte (13).
Het koppelingselement omvat een eerste overbrugging (4b) en een tweede overbrugging (4c). Elk van de overbruggingen is aan twee in essentie rechte en evenwijdige connectieranden aan het vlak geconnecteerd. Beide overbruggingen zijnu BE2018/5867 aan eenzelfde zijde van het vlak gepositioneerd. De connectieranden van een overbrugging zijn gespatieerd volgens de schuifrichting en zijn in essentie parallel aan de doorvoerrichting. Het koppelingselement omvat een in de doorvoerrichting open tunnel tussen elke overbrugging en het vlak. De in de doorvoerrichting open tunnels van de eerste en tweede overbruggingen zijn volgens de doorvoerrichting in elkaars verlengde gepositioneerd. Het vlak omvat voor elk van de overbruggingen een uitsparing (8b, 8c) tussen de connectieranden. Elke uitsparing omvat een bovenrand en een onderrand welke gespatieerd zijn volgens de doorvoerrichting, en waarbij de connectieranden van de corresponderende overbrugging en de boven- en onderranden hierbij de uitsparing omlijnen. De bovenrand van de uitsparing corresponderend met de eerste overbrugging (4b) omvat een lip (7) welke zich uitstrekt in de doorvoerrichting naar de onderrand toe over een liplengte (14) van ongeveer 4 mm. De lip omvat een minimale spatiëring tot de onderrand (17) van ongeveer 28 mm. De tunnel omvat een tunnellengte (14 + 17) van ongeveer 32 mm. De eerste overbrugging (4b) omvat eveneens een uitsparing (6) corresponderend met de lip (7).
Het koppelingselement omvat verder een protrusie (5) aan dezelfde zijde van het vlak waar de overbruggingen gepositioneerd zijn. De protrusie is volgens de doorvoerrichting in het verlengde van de tunnels en centraal ten opzichte de connectieranden gepositioneerd, met voor elke uitsparing van elke overbrugging de onderrand tussen de bovenrand en de protrusie in. De protrusie omvat een breedte welke in essentie gelijk is aan de spatiëring tussen de connectieranden. De protrusie omvat een gradueel toenemende protrusiehoogte uit het vlak naar mate de afstand volgens de doorvoerrichting met de tunnels toeneemt. Elke tunnel omvat een tunnelhoogte (d3), tussen de overbrugging en het vlak en volgens de transversale richting, van ongeveer 6 mm. De protrusie omvat een protrusiehoogte (d4) uit het vlak van ongeveer 3 mm. Het koppelingselement heeft een totale hoogte (d2) volgens de transversale richting van ongeveer 11 mm. Het koppelingselement omvat verder twee verstevigingsribben (3) in essentie parallel aan de doorvoerrichting, eveneens aan dezelfde zijde van het vlak waar de overbruggingen en de protrusie gepositioneerd zijn. De verstevigingsribben flankeren de overbruggingen aan weerszijden. De connectieranden zijn bijgevolg gepositioneerd tussen de verstevigingsribben in. De ribben omvatten een breedte (b2) volgens deschuifrichting van ongeveer 8 mm. De ribben omvatten een afstand volgens de doorvoerrichting met elk van de eerste en tweede buitenranden van het vlak van ongeveer 18 mm. De ribben omvatten een lengte (11 - 2 * 12) volgens de doorvoerrichting van ongeveer 110 mm.
VOORBEELD 3: Uitvoeringsvorm van een systeem Figuur 3 toont een detailperspectiefaanzicht van een koppelingselement volgens voorbeeld 1 en een uitvoeringsvorm van een verankeringselement. Figuur 4 toont een perspectiefaanzicht van een uitvoeringsvorm van (een gedeelte van) een systeem volgens de huidige uitvinding, welk een koppelingselement volgens voorbeeld 1, een afboordingsprofiel, en een verankeringselement omvat. Het verankeringselement (20, 21) is een monolithisch langwerpig verankeringselement bestaande uit roestvast staal. Het verankeringselement omvat een voetuiteinde en een hoofduiteinde (21), alsook een vanuit het hoofduiteinde naar het voetuiteinde taps toelopend en minstens gedeeltelijk gekromd steekblad (20). Het verankeringselement omvat aan het hoofduiteinde een hoofdvlak (21) in essentie orthogonaal op de longitudinale richting van het langwerpig verankeringselement. Het verankeringselement omvat een lengte van minstens twee keer de lengte (11) van het koppelingselement, bij voorkeur minstens drie keer de lengte (11) van het koppelingselement. Het afboordingsprofiel (30, 31, 32) is een monolithisch geëxtrudeerd afboordingsprofiel bestaande uit aluminium. Het afboordingsprofiel omvat een lengterichting en twee U- vormige randen (31, 32) welke met de open zijden naar elkaar gericht zijn. De bodems van de U-vormige randen omvatten een spatiëring van minstens de lengte (11) van het vlak van het koppelingselement, maar kleiner dan een centimeter meer dan deze lengte (11). De benen van elk van de U-vormige randen omvatten een spatiëring (d6) van minstens de dikte (di) van het vlak van het koppelingselement, en meer bepaald ongeveer 4 mm. Het systeem is geconfigureerd om bij in essentie parallelle schuif- en lengterichtingen het vlak volgens de schuifrichting tussen de twee U-vormige randen in te schuiven, waarbij de U-vormige randen het vlak gedeeltelijk omarmen. In het bijzonder kan het afboordingsprofiel een in essentie vlakke en rechthoekige afboordingsplaat (30) omvatten, waarbij telkens een been van een U-vormige rand (31, 32) aan één van twee tegenoverliggende zijden van de afdekkingsplaat geconnecteerd is in het verlengde van de afdekkingsplaat, en waarbij de andere benen van de U- vormige randen aan eenzelfde zijde van de afboordingsplaat gepositioneerd zijn.

Claims (14)

CONCLUSI ES
1. Koppelingselement (1a, 1b) voor het koppelen van een verankeringselement aan een afboording, waarin het koppelingselement een vlak (2) omvat welke onderling loodrechte doorvoer- (y) en schuifrichtingen (x) omvat parallel aan het vlak, waarin het koppelingselement een overbrugging (4a, 4b, 4c) omvat welke aan twee connectieranden aan het vlak geconnecteerd is, waarin de connectieranden gespatieerd zijn volgens de schuifrichting, waarin het koppelingselement een in de doorvoerrichting open tunnel tussen de overbrugging en het vlak omvat voor doorvoer van een verankeringselement, met het kenmerk, dat het koppelingselement twee verstevigingsribben (3) omvat welke zich uitstrekken volgens de doorvoerrichting, waarin de connectieranden gepositioneerd zijn tussen de verstevigingsribben in.
2. Koppelingselement volgens voorgaande conclusie 1, waarin het vlak een uitsparing (8a, 8b, 8c) tussen de connectieranden omvat, waarin de uitsparing een bovenrand en een onderrand omvat welke gespatieerd zijn volgens de doorvoerrichting, waarin de connectieranden en de boven- en onderranden de uitsparing omlijnen, waarin de bovenrand een lip (7) omvat welke zich uitstrekt in de doorvoerrichting naar de onderrand toe.
3. Koppelingselement volgens één der voorgaande conclusies, waarin het koppelingselement verder een protrusie (5) omvat aan de zijde van het vlak waar de overbrugging gepositioneerd is, waarin de protrusie volgens de doorvoerrichting minstens gedeeltelijk in het verlengde van de tunnel gepositioneerd is, bij voorkeur waarin de protrusie volgens de schuifrichting in essentie centraal ten opzichte van de connectieranden gepositioneerd is, bij voorkeur waarin de protrusie een breedte volgens de schuifrichting omvat gelijk aan minstens 80% van de spatiëring tussen de connectieranden.
4. Koppelingselement volgens voorgaande conclusies 2 en 3, waarin de onderrand volgens de doorvoerrichting gepositioneerd is tussen de bovenrand en de protrusie.
5. Koppelingselement volgens voorgaande conclusie 4, waarin de verstevigingsribben zich volgens de doorvoerrichting minstens uitstrekken tussen de bovenrand en de protrusie.
6. Koppelingselement volgens één der voorgaande conclusies, waarin het koppelingselement monolithisch is.
7. Koppelingselement volgens één der voorgaande conclusies, waarin het koppelingselement een kunststof omvat, bij voorkeur waarin het koppelingselement bestaat uit kunststof, bij voorkeur waarin de kunststof een polyamide is, meer bij voorkeur waarin de kunststof nylon is, nog meer bij voorkeur waarin de kunststof polycaprolactam is.
8. Koppelingselement volgens één der voorgaande conclusies, waarin de tunnel een tunnelhoogte loodrecht op de schuif- en doorvoerrichtingen omvat tussen het vlak en de overbrugging, waarin de tunnel aan de overbrugging een kromtestraal omvat, waarin de tunnelhoogte gelijk is aan ten hoogste 50%, bij voorkeur ten hoogste 40%, meer bij voorkeur ten hoogste 30%, bij grootste voorkeur ten hoogste 20%, van de kromtestraal.
9. Koppelingselement volgens voorgaande conclusies 3 en 8, waarin de protrusie een protrusiehoogte loodrecht op de schuif- en doorvoerrichtingen uit het vlak omvat, waarin de protrusiehoogte gelijk is aan minstens 25%, bij voorkeur minstens 30%, bij grotere voorkeur minstens 35%, bij nog grotere voorkeur minstens 40%, bij grootste voorkeur minstens 45%, van de tunnelhoogte.
10. Koppelingselement volgens één der voorgaande conclusies, waarin het vlak een eerste en een tweede buitenrand omvat welke gespatieerd zijn volgens de doorvoerrichting en welke verder in essentie parallel zijn aan de schuifrichting.
11.Systeem omvattende een koppelingselement (1a, 1b) volgens één der voorgaande conclusies, het koppelingselement omvattende genoemd vlak (2), genoemde schuifrichting (x), genoemde doorvoerrichting (y), en genoemde tunnel, het systeem verder omvattende een afboordingsprofiel (30) omvattende een lengterichting en twee U-vormige randen met de open zijden naar elkaar gericht (31), waarin het systeem geconfigureerd is om bij in essentie parallelle schuif- en lengterichtingen het vlak volgens de schuifrichting tussen de twee U- vormige randen in te schuiven waarbij de U-vormige randen het vlak gedeeltelijk omarmen, het systeem verder omvattende een langwerpig verankeringselement (20) omvattende een voetuiteinde en een hoofduiteinde (21), het systeem geconfigureerd voor doorvoer van het voetuiteinde volgens de doorvoerrichting door de tunnel en het weerhaken van het hoofduiteinde aan een opening van de tunnel.
12. Systeem volgens voorgaande conclusie 11, waarin het verankeringselement aan het hoofduiteinde een hoofdvlak (21) omvat in essentie orthogonaal op de longitudinale richting van het langwerpig verankeringselement, bij voorkeur 5 waarin het verankeringselement een taps toelopend steekblad (20) omvat, bij voorkeur waarin het steekblad minstens gedeeltelijk gekromd is.
13.Systeem volgens één der voorgaande conclusies 11 en 12, waarin het afboordingsprofiel en het verankeringselement een metaal of een legering omvatten, bij voorkeur waarin het afboordingsprofiel aluminium omvat, bij voorkeur waarin het de lengterichting een extrusierichting is, bij voorkeur waarin het verankeringselement roestvast staal omvat.
14.Methode voor het verankeren van een afboording in een ondergrond, omvattende de stappen van: a. het voorzien van: ii een koppelingselement volgens één der voorgaande conclusies 1 tot en met 10, het koppelingselement omvattende een vlak, een overbrugging en een tunnel tussen het vlak en de overbrugging; ii. een langwerpig verankeringselement; en iii. een afboordingsprofiel omvattende twee U-vormige randen met de open zijden naar elkaar gericht, b. het inschuiven van het koppelingselement volgens een schuifrichting tussen de U-vormige randen van het afboordingsprofiel, waarbij de U- vormige randen het vlak gedeeltelijk omarmen; en c. het minstens gedeeltelijk doorvoeren van het verankeringselement door de tunnel volgens een doorvoerrichting in essentie loodrecht op schuifrichting.
BE20185867A 2018-12-10 2018-12-10 Koppelingselement voor een afboording BE1026855B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20185867A BE1026855B1 (nl) 2018-12-10 2018-12-10 Koppelingselement voor een afboording

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20185867A BE1026855B1 (nl) 2018-12-10 2018-12-10 Koppelingselement voor een afboording

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1026855A1 BE1026855A1 (nl) 2020-07-06
BE1026855B1 true BE1026855B1 (nl) 2020-07-13

Family

ID=65013409

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20185867A BE1026855B1 (nl) 2018-12-10 2018-12-10 Koppelingselement voor een afboording

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1026855B1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2595844A (en) * 2020-04-23 2021-12-15 Kinley Systems Ltd Divider

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5301461A (en) * 1992-12-04 1994-04-12 Permaloc Corporation Edging strip
WO1999007204A1 (en) * 1997-08-08 1999-02-18 Herrema Robert T Lawn edging
DE29901263U1 (de) * 1999-01-26 1999-04-15 Münster, Mirko, 01737 Kurort Hartha Bandförmige Umrandung für Pflanzenanlagen
WO2001087046A1 (en) * 2000-05-18 2001-11-22 Collier Metal Specialties, Inc. Landscape edging system with stakes attached

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6226934B1 (en) 1996-11-02 2001-05-08 Johannes N. Gaston Landscape edging system having block attachment member

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5301461A (en) * 1992-12-04 1994-04-12 Permaloc Corporation Edging strip
WO1999007204A1 (en) * 1997-08-08 1999-02-18 Herrema Robert T Lawn edging
DE29901263U1 (de) * 1999-01-26 1999-04-15 Münster, Mirko, 01737 Kurort Hartha Bandförmige Umrandung für Pflanzenanlagen
WO2001087046A1 (en) * 2000-05-18 2001-11-22 Collier Metal Specialties, Inc. Landscape edging system with stakes attached

Also Published As

Publication number Publication date
BE1026855A1 (nl) 2020-07-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10094075B2 (en) Arris protection joint
US6021994A (en) Flexible concrete form
BE1026855B1 (nl) Koppelingselement voor een afboording
US20010015042A1 (en) Flooring assembly and fastener therefor
US20100215431A1 (en) Portable highway warning device
US20040250505A1 (en) Deck board tie connector, connection and method
DE3530260A1 (de) Zaun
US11447964B2 (en) Levelling spacer device
DE102018003160A1 (de) Ankerschiene
DE20214831U1 (de) Profilschienensystem
AU624271B2 (en) Barbed fastener resisting withdrawal
US20220412106A1 (en) Method of constructing a concrete curb or similar structure using a wood form construction arrangement
CA2070181C (en) Holding device for paving blocks
US3442188A (en) Keyway strip for concrete pavement forms
EP4253654A1 (en) Concrete slab joint forming system
EP0937819A2 (en) Access means
DE3638485A1 (de) Treppenkantenprofil
US20180010349A1 (en) An edge protector adapted to be cast into the edge of a concrete floor slab
US20050036852A1 (en) Fastener with key way and locking piece
US726639A (en) Silo.
BE1023329B1 (nl) Flexibele opbouwboord voor geocomposiet
US79016A (en) William fishley serjeant
AU2019271308A1 (en) Structural fastener
DE20318832U1 (de) Vorrichtung zum Sichern von Ladegut auf einer Fläche
US1005639A (en) Rail-joint.

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20200713