BE1026697B1 - Brandwerend systeemplafond - Google Patents

Brandwerend systeemplafond Download PDF

Info

Publication number
BE1026697B1
BE1026697B1 BE20195092A BE201905092A BE1026697B1 BE 1026697 B1 BE1026697 B1 BE 1026697B1 BE 20195092 A BE20195092 A BE 20195092A BE 201905092 A BE201905092 A BE 201905092A BE 1026697 B1 BE1026697 B1 BE 1026697B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
fire
suspension
ceiling
profiles
resistant
Prior art date
Application number
BE20195092A
Other languages
English (en)
Inventor
Christian Roger Bouctot
Original Assignee
Anbico Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Anbico Nv filed Critical Anbico Nv
Priority to BE20195092A priority Critical patent/BE1026697B1/nl
Priority to EP20157254.2A priority patent/EP3696339A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1026697B1 publication Critical patent/BE1026697B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B9/00Ceilings; Construction of ceilings, e.g. false ceilings; Ceiling construction with regard to insulation
    • E04B9/001Ceilings; Construction of ceilings, e.g. false ceilings; Ceiling construction with regard to insulation characterised by provisions for heat or sound insulation
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B9/00Ceilings; Construction of ceilings, e.g. false ceilings; Ceiling construction with regard to insulation
    • E04B9/18Means for suspending the supporting construction

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Building Environments (AREA)

Abstract

Een brandwerend systeemplafond voor het verkrijgen van een brandcompartimentering onder een plafond met steunstructuren omvattende meerdere brandwerende platen die aangebracht zijn op een afstand van het plafond zodanig dat een brand compartimenterend plenum gevormd is; meerdere ophangprofielen die tussen het plafond en de meerdere brandwerende platen gesitueerd zijn; meerdere verankeringsmiddelen die elk een eerste uiteinde en een tweede uiteinde omvatten, waarbij het eerste uiteinde verankerd is in het plafond en waarbij het tweede uiteinde gekoppeld is met één van de meerdere ophangprofielen, waarbij de meerdere verankeringsmiddelen naast de steunstructuren van het plafond aangebracht zijn; meerdere verbindingsmiddelen die een eerste uiteinde hebben dat verbonden is met één van de meerdere ophangprofielen en een tweede uiteinde hebben dat gekoppeld is met ten minste één van de meerdere brandwerende platen.

Description

Vakgebied
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een brandwerend systeemplafond voor het verkrijgen van een brandcompartimentering onder een plafond met steunstructuren.
Achtergrond
Wanneer een gebouw of tunnel door een brand wordt getroffen, dan heeft dit desastreuze gevolgen voor de integriteit van een plafond. Het plafond wordt ondersteund door steunstructuren. Typisch zijn de steunstructuren uit metaal of gewapend beton vervaardigd. Bij brand neemt de sterkte en stijfheid van metaal af. Aan gewapende betonstructuren worden veelal geen bijzondere eisen gesteld ten aanzien van de brandwerendheid, tenzij de aard van het gebouw dit vereist. Wanneer beton snel wordt verhit door een thermische belasting, bijvoorbeeld in geval van brand, ontstaat er een interne druk in het beton doordat vocht dat aanwezig is in het beton op korte tijd wordt omgezet in stoom. De stoom heeft een vele malen kleinere soortelijke massa dan vloeibaar water. Hierdoor neemt het volume, dat de stoom inneemt, sterk én snel toe waardoor de interne druk in het beton toeneemt. Doordat de druk bijgevolg ook snel én sterk toeneemt, wordt het beton van de structuur afgerukt. Dit staat bekend als het spatten van beton. Recente rampen met tunnelbranden en andere constructies hebben laten zien dat het spatten van beton een bedreiging vormt voor de veiligheid van constructies en voor de gebruikers in het bijzonder.
Samenvatting van de uitvinding
Uitvoeringsvormen van de uitvinding hebben als doel een brandwerend systeemplafond van het in de aanhef genoemde type te verschaffen ten einde een verbeterde brandbestendigheid van een plafond met steunstructuren te verkrijgen.
Hiertoe voorziet de uitvinding in een brandwerend systeemplafond voor het verkrijgen van een brandcompartimentering onder een plafond met steunstructuren. Het systeemplafond omvat:
- meerdere brandwerende platen die aangebracht zijn op een afstand van het plafond zodanig dat een brand compartimenterend plenum gevormd is;
- meerdere ophangprofielen die tussen het plafond en de meerdere brandwerende platen gesitueerd zijn;
- meerdere verankeringsmiddelen die elk een eerste uiteinde en een tweede uiteinde omvatten, waarbij het eerste uiteinde verankerd is in het plafond en waarbij het tweede
BE2019/5092 uiteinde gekoppeld is met één van de meerdere ophangprofielen, waarbij de meerdere verankeringsmiddelen naast de steunstructuren van het plafond aangebracht zijn;
- meerdere verbindingsmiddelen die een eerste uiteinde hebben dat verbonden is met één van de meerdere ophangprofielen en een tweede uiteinde hebben dat gekoppeld is met ten minste één van de meerdere brandwerende platen.
Doordat de brandwerende platen aangebracht zijn op een afstand van het plafond wordt een brand compartimenterend plenum gevormd. Het brand compartimenterende plenum gaat een branddoorslag van een thermische belasting, bijvoorbeeld een brand, tegen, zodanig dat het plafond en de steunstructuur niet worden blootgesteld aan hoge temperaturen. De inventiviteit van deze oplossing is onder meer gelegen in het inzicht dat de brandwerende platen niet rechtstreeks aan de steunstructuren bevestigd mogen worden. Door gebruik te maken van ophangprofielen, verankeringsmiddelen en verbindingsmiddelen die gekoppeld zijn aan de brandwerende platen, ondervinden de steunstructuren geen hinder van de elementen van het brandwerend systeemplafond. Het brandwerend systeemplafond is dus flexibel bij de montage aan het plafond. Verder heeft het brandwerend systeemplafond hierdoor ook een verbeterde stabiliteit. Aldus wordt een verlaagde plafondstructuur gevormd die door middel van de brandwerende platen op verbeterde, eenvoudige en flexibele wijze de branddoorslag tegengaat.
Volgens een uitvoeringsvorm omvatten de meerdere verankeringsmiddelen voor elk ophangprofiel ten minste een eerste en een tweede verankeringsmiddel, die zich op een afstand van elkaar uitstrekken tussen het ophangprofiel en het plafond. Op die manier kan elk ophangprofiel op eenvoudige wijze gemonteerd worden en op een gewenste afstand van het plafond geplaatst worden. Het ophangprofiel kan bijvoorbeeld op eenvoudige wijze evenwijdig en op een afstand van het plafond gemonteerd worden. Het zal duidelijk zijn dat het ophangprofiel ook onder een hoek gemonteerd kan worden.
Volgens een uitvoeringsvorm is een verbindingsmiddel gekoppeld met één van de ophangprofielen zodanig dat het verbindingsmiddel verplaatsbaar is langs het ophangprofiel. De inventiviteit van deze oplossing is onder meer gelegen in het inzicht dat de steunstructuren van het plafond typisch op onregelmatige afstand ten opzichte van elkaar zijn geplaatst omwille van structurele redenen. Doordat de verbindingsmiddelen verplaatsbaar zijn langs het ophangprofiel, kan de onregelmatige plaatsing van de steunstructuren worden opgevangen. Met andere woorden, de verbindingsmiddelen kunnen onafhankelijk van de plaatsing van de steunstructuren worden verplaatst. Bij voorkeur zijn de meerdere verbindingsmiddelen op een steekafstand ten opzichte van elkaar aangebracht. Op deze wijze vormen de verbindingsmiddelen een regelmatige structuur
BE2019/5092 die desgewenst aangepast kan worden. Dit laat toe om gestandaardiseerde brandwerende platen te gebruiken. Op deze wijze kan het brandwerend systeemplafond handiger als een geheel worden gemonteerd.
Volgens een uitvoeringsvorm kan het brandwerend systeemplafond meerdere plaatophangprofielen omvatten die bevestigd zijn tegen een bovenzijde van de meerdere brandwerende platen en verbonden zijn met de meerdere verbindingsmiddelen. Op die manier zijn de brandwerende platen op eenvoudige wijze monteerbaar.
Volgens een uitvoeringsvorm omvatten de meerdere verbindingsmiddelen meerdere stangen. Bij voorkeur is een stang een massieve ronde staaf die over een deel van zijn lengte of over de volledige lengte voorzien is van een schroefdraad. Een voordeel van de uitvoeringsvorm is dat de ophangprofielen en het plaatophangprofiel op eenvoudige wijze gekoppeld kunnen worden. Bij voorkeur is een stang aan een eerste uiteinde verbonden met één van de meerdere ophangprofielen en aan een tweede uiteinde verbonden met het plaatophangprofiel. Het is een verder voordeel dat een afstand waarop een ophangprofiel is aangebracht ten opzichte van het plaatophangprofiel eenvoudig kan worden aangepast.
Volgens een uitvoeringsvorm zijn de meerdere plaatophangprofielen dwars gericht ten opzichte van de meerdere ophangprofielen. Op deze wijze wordt een regelwerk gevormd. Hierdoor wordt de structurele integriteit van het plafond verbeterd.
Volgens een uitvoeringsvorm kan het brandwerend systeemplafond verder ten minste één ophangelement omvatten dat aan een eerste uiteinde gekoppeld is met één van de meerdere ophangprofielen en aan een tweede uiteinde ingericht is voor het bevestigen van een plafondelement, waarbij het ophangelement zich uitstrekt doorheen een opening die voorzien is in de brandwerende plaat. De inventiviteit van deze oplossing is onder meer gelegen in het inzicht dat plafondelementen niet aan het ophangprofiel of de brandwerende platen bevestigd kunnen worden zonder dat de brandwerende werking in gedrang komt. Op deze wijze kan een plafondelement eenvoudig via het ten minste één ophangelement aan het ophangprofiel gekoppeld worden.
Volgens een uitvoeringsvorm kan het brandwerend systeemplafond verder een afdichtelement omvatten dat de opening rond het ophangelement afdicht. Op die manier kan de brandwerende werking van het brandwerend systeemplafond in stand gehouden worden. Bij voorkeur is het afdichtelement uit eenzelfde materiaal vervaardigd als een materiaal van de brandwerende plaat.
BE2019/5092
Het voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat het materiaal van de brandwerende plaat eenvoudig ter plaatste verwerkt kan worden om als afdichtelement gebruikt te worden. Een monteur kan bijvoorbeeld een brandwerende plaat versnijden om het afdichtelement te vormen. Een verder voordeel is dat de materiaaleigenschappen van de brandwerende plaat en het afdichtelement overeenkomen. Hierdoor wordt de brandwerende werking behouden zonder dat complexe doorvoerafdichtingen gebruikt moeten worden. Het zal duidelijk zijn voor de vakman dat het afdichtelement ook uit een ander materiaal vervaardigd kan zijn voor zover dat ander materiaal in hoofdzaak dezelfde materiaaleigenschappen als de brandwerende plaat heeft.
Volgens een uitvoeringsvorm is het afdichtelement bevestigd door middel van lijm, een boutverbinding, een schroefverbinding of een combinatie daarvan. Op deze wijze is het afdichtelement op eenvoudige wijze bevestigbaar aan de brandwerende plaat, waardoor de tijd die nodig is voor het monteren van het afdichtelement gereduceerd wordt.
Volgens een uitvoeringsvorm is één van de volgende bevestigd aan het tweede uiteinde van het ophangelement: een camera, een luchtconditioneringssysteem, een lichtarmatuursysteem, een rookdetectiesysteem, een verkeersbord, een signaleringsysteem, een kabelsysteem, een blussysteem of een stelling. Het zal duidelijk zijn voor de vakman dat vele alternatieve elementen aan het tweede uiteinde van het ophangelement kunnen worden bevestigd.
Volgens een uitvoeringsvorm zijn de meerdere verankeringsmiddelen en/of de meerdere ophangprofielen en/of de meerdere verbindingsmiddelen uit metaal vervaardigd. De inventiviteit van deze oplossing is onder meer gelegen in het inzicht dat metaal een kritieke temperatuur heeft die hoger is dan de temperatuur die in het brand compartimenterende plenum heerst wanneer een brand zich voordoet. De temperatuur van het metaal waarbij een vloeigrens van het metaal afneemt tot een spanningsniveau dat in het metaal heerst, zodanig dat het metaal bezwijkt, heet de kritieke temperatuur. Een dergelijke kritieke temperatuur kan bijvoorbeeld 700°C zijn. Doordat metaal een hogere kritieke temperatuur heeft dan bijvoorbeeld hout, is de brandwerendheid van de meerdere verankeringsmiddelen en/of de meerdere ophangprofielen en/of de meerdere verbindingsmiddelen hoger. Bij voorkeur is het metaal gecertifieerd voor 20 minuten brandwering, meer bij voorkeur voor 30 minuten, nog meer bij voorkeur voor 60 minuten, nog meer bij voorkeur voor 90 minuten, met de meeste voorkeur voor 120 minuten.
Volgens een uitvoeringsvorm zijn de meerdere plaatophangprofielen vervaardigd uit metaal.
BE2019/5092
Volgens een uitvoeringsvorm is het metaal roestvrijstaal.
Volgens een uitvoeringsvorm zijn de meerdere ophangprofielen C-profielen. Op deze wijze maakt de uitvoeringsvorm gebruik van standaard beschikbare ophangprofielen. Hierdoor is de montage van het brandwerend systeemplafond eenvoudiger.
Volgens een uitvoeringsvorm zijn de meerdere plaatophangprofielen Omega-profielen. Op deze wijze maakt de uitvoeringsvorm gebruik van standaard beschikbare ophangprofielen. Hierdoor is de montage van het brandwerend systeemplafond eenvoudiger. Een verder voordeel is dat door het gebruik van Omega-profielen de brandwerende platen verbeterd aansluiten. Hierdoor wordt de brandwerende werking van het systeemplafond verbeterd.
Volgens een uitvoeringsvorm zijn de meerdere verankeringsmiddelen en/of de meerdere ophangprofielen en/of de meerdere verbindingsmiddelen gekoppeld door middel van een boutverbinding, schroefverbinding, lijmverbinding, lasverbinding, klemverbinding, of een combinatie daarvan. Op die manier zijn de meerdere verankeringsmiddelen en/of de meerdere ophangprofielen en/of de meerdere verbindingsmiddelen op eenvoudige wijze koppelbaar.
Hierdoor wordt de tijd die nodig is voor de montage gereduceerd.
Volgens een uitvoeringsvorm zijn de brandwerende platen mineraal gebonden calciumsilicaatplaten, bij voorkeur vezelversterkte calciumsilicaatplaten, die optioneel toeslagstoffen omvatten. Geschikte brandwerende platen zijn bijvoorbeeld PROMATECT-H en AESTUVER.
Volgens een uitvoeringsvorm hebben de brandwerende platen bij 20 °C een thermische geleidbaarheid kleiner dan 0,400 W/mK, bij voorkeur kleiner dan 0,300 W/mK, nog meer bij voorkeur kleiner dan 0,250 W/mK, met de meeste voorkeur kleiner dan 0,200 W/mK. Doordat de brandwerende platen een lage thermische geleidbaarheid hebben wordt de brandwerende werking van het systeemplafond verbeterd.
Volgens een uitvoeringsvorm hebben de brandwerende platen een dikte groter dan 6 mm, bij voorkeur groter dan 10 mm, meer bij voorkeur groter dan 15 mm, met de meeste voorkeur groter dan 20 mm.
Korte figuurbeschrijving
BE2019/5092
Bovenstaande en andere voordelige eigenschappen en doelen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer deze wordt gelezen in combinatie met de tekeningen in bijlage, waarin: Figuur 1 een perspectivisch aanzicht is van een uitvoeringsvorm van een systeemplafond volgens de uitvinding;
Figuur 2 een perspectivisch aanzicht is van een deel van de uitvoeringsvorm van het systeemplafond van figuur 1;
Figuur 3A een laterale doorsnede is van een uitvoeringsvorm van een systeemplafond volgens de uitvinding;
Figuur 3B een detailaanzicht is van een deel van figuur 3A;
Figuur 4 een schematische dwarsdoorsnede is van een uitvoeringsvorm van een systeemplafond volgens de uitvinding;
Figuren 5A en 5B een perspectivisch aanzicht is van alternatieve uitvoeringsvormen van een ophangprofiel volgens de uitvinding;
Gedetailleerde uitvoeringsvormen
De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. In de tekening is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend.
Figuren 1 en 2 illustreren een uitvoeringsvorm van een brandwerend systeemplafond BS met steunstructuren S. Uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn gebaseerd op het inzicht dat een plafond uit beton samengesteld is uit verschillende materialen. Typisch is dit een samenstelling van beton en wapeningsstaal. Beton is een kunstmatig steenachtig materiaal dat samengesteld is uit een cement en één of meerdere toeslagmaterialen zoals zand, grind of steenslag. Het cement is een bindmiddel dat door middel van hydratatie verhardt. Uit onderzoek is gebleken dat bij een relatieve vochtigheid van 55% in een ruimte, zoals een tunnel of een binnenruimte van een gebouw, een evenwichtsvochtgehalte in het beton circa 7% is. Het evenwichtsvochtgehalte is de term die gebruikt wordt om een evenwicht tussen het vochtgehalte in een hygroscopische stof en zijn omgeving aan te duiden. Dit vocht bevindt zich in poriën van het beton. Naast dit poriewater bevat het beton ook fysisch en chemisch gebonden water. Bij stijgende temperatuur zal eerst het poriewater verdampen. Boven 100°C zal het fysisch gebonden water verdampen. Boven 250°C zal het chemisch gebonden water ontwijken. Bij temperaturen tussen 400°C en 450°C begint ook het bij de hydratatie gevormde calciumhydroxide van het cement te ontleden in calciumoxide. Het
BE2019/5092 wapeningsstaal zal, in afhankelijkheid van de staalsoort en kwaliteit, een treksterkte behouden tot 300°C.
Het brandwerend systeemplafond BS is aangebracht boven een rijbaan van een tunnel. Het zal duidelijk zijn dat het brandwerend systeemplafond ook bij andere constructies kan worden aangebracht, bijvoorbeeld in een ruimte van een gebouw. Het brandwerend systeemplafond is aangebracht aan een plafond P met steunstructuren S. Het plafond P is de bovenste wand in de tunnel of ruimte. De steunstructuren S liggen op een afstand ten opzichte van elkaar. De steunstructuren zijn afgebeeld als staalprofielen met een vierhoekige vorm, typisch zijn dit vierhoekige balken. Het zal duidelijk zijn voor de vakman dat de steunstructuren een I-, H-, U-, T-, Z- en L-profiel en meer algemeen elk profiel met een geschikte vorm kunnen zijn,. Het zal verder duidelijk zijn dat de steunstructuren ook betonsteunstructuren kunnen zijn, met bijvoorbeeld dezelfde vorm als deze van de hierboven beschreven staalprofielen. De betonsteunstructuren kunnen ook een gewapende betonsteunstructuur zijn.
Aan het plafond P zijn meerdere verankeringsmiddelen 300, 310, 320 aangebracht. De verankeringsmiddelen 300, 310, 320 zijn naast de steunstructuren S aangebracht, zodanig dat deze niet op elkaar inwerken. De verankeringsmiddelen 300, 310, 320 zijn vormgegeven als een stang die een eerste uiteinde 301, 311, 321 en een tweede uiteinde 302, 312, 322 heeft. Het eerste uiteinde 301, 311, 321 van de verankeringsmiddelen 300, 310, 320 is verankerd in het plafond P. Het zal duidelijk zijn voor de vakman dat verschillende uitvoeringen van de verankeringsmiddelen 300, 310, 320 mogelijk zijn voor het verankeren in het plafond. Zo is bijvoorbeeld het eerste uiteinde 301, 311, 321 met behulp van een chemisch anker in het plafond verankerd. Volgens een alternatief is het eerste uiteinde 301, 311, 321 voorzien van een keilbout. De verankeringsmiddelen 300, 310, 320 strekken zich uit vanaf het plafond P in een neerwaartse richting, in de richting van de bodem B van de ruimte, over een afstand die groter is dan een hoogte van de steunstructuur S, zodanig dat, wanneer de verankeringsmiddelen 300, 310, 320 verankerd zijn in het plafond, het tweede uiteinde 302, 312, 322 voorbij een onderrand van de steunstructuur S steekt. De verankeringsmiddelen 300, 310, 320 zijn bij voorkeur ten minste bij hun uiteinde voorzien van schroefdraad, nog meer bij voorkeur zijn de verankeringsmiddelen 300, 310, 320 een draadstang die over hoofdzakelijk een gehele lengte is voorzien van een schroefdraad.
Een ophangprofiel 200 is gekoppeld aan het tweede uiteinde 322 van het verankeringsmiddel 320. Het ophangprofiel 200 strekt zich uit van een eerste uiteinde 201 naar een tweede uiteinde 202 tegen over het eerste uiteinde 201. Het ophangprofiel 200 is bij voorkeur nabij het eerste en tweede uiteinde 201, 202 daarvan gekoppeld met een verankeringsmiddel 310, 320, maar het is ook mogelijk dat het ophangprofiel 200 gekoppeld is met de verankeringsmiddelen 310, 320 waarbij de verankeringsmiddelen 310, 320 over de gehele lengte
BE2019/5092 van het ophangprofiel 200 gekoppeld kunnen worden. Doordat de tweede uiteinden 312, 322 voorbij de onderrand van de steunstructuur S steken, is het ophangprofiel 200 onder de steunstructuur S aangebracht. Bij voorkeur is het ophangprofiel een C-profiel en strekt het tweede uiteinde 302, 312, 322 van de verankeringsmiddelen 300, 310, 320 zich uit doorheen een opening die voorzien is in het ophangprofiel 200. Het zal duidelijk zijn voor de vakman dat in figuur 1 het ophangprofiel 200 aan twee verankeringsmiddelen 310, 320 is gekoppeld, maar dat ook meer dan twee verankeringsmiddelen aan het ophangprofiel 200 gekoppeld kunnen zijn, bijvoorbeeld drie of meer verankeringsmiddelen, zoals getoond in figuur 2. Meerdere verankeringsmiddelen hebben het voordeel dat de draaglast van het systeemplafond verdeeld wordt over de meerdere verankeringsmiddelen. Elk van de meerdere verankeringsmiddelen draagt dan een deel van de draaglast van het systeemplafond.
Een verbindingsmiddel 400, 410 dat een eerste uiteinde 401, 411 en een tweede uiteinde 402, 412 heeft, is verbonden met het ophangprofiel 200 bij het eerste uiteinde 401, 411. Het verbindingsmiddel 400 strekt zich uit vanaf het ophangprofiel 200 in een neerwaartse richting, in de richting van de bodem B van de ruimte, over een afstand die desgewenst aangepast kan worden. Het verbindingsmiddel 400 is aan het tweede uiteinde 402 gekoppeld met een bovenzijde van ten minste één brandwerende plaat 100. Het verbindingsmiddel 400 is vormgegeven als een stang 403, 413 en kan bijvoorbeeld door middel van een plaatophangprofiel 404, 414 gekoppeld worden aan een bovenzijde van de brandwerende platen 100. Volgens een alternatief kan een koppelstuk per verbindingsmiddel 400, 410 gebruikt worden om het verbindingsmiddel 400, 410 te koppelen aan ten minste één brandwerende plaat 100.Volgens nog een alternatief kan het verbindingsmiddel 400, 410 rechtstreeks in een brandwerende plaat 100 bevestigd worden.
Een brandwerende plaat 100 heeft een bovenzijde en een onderzijde die zich tegenover de bovenzijde bevindt. De bovenzijde is gericht, in de richting van het plafond P. De brandwerende plaat heeft typisch een vierhoekige vorm, waarbij de brandwerende plaat 100 bij voorkeur een lengtemaat heeft tussen 1000 mm en 4000 mm en bij voorkeur een breedtemaat heeft tussen 500 mm en 2000 mm. De brandwerende plaat heeft een plaatdikte, dit is de loodrechte afstand tussen de bovenzijde en de onderzijde van de plaat. De brandwerende plaat 100 heeft een plaatdikte van bij voorkeur tussen 5 mm en 80 mm. Het zal duidelijk zijn dat de afmetingen van de brandwerende platen 100 in afhankelijkheid van de toepassing kunnen verschillen. Voor een relatief groot oppervlak, kunnen bijvoorbeeld brandwerende platen van 1250 mm op 3000 mm gebruikt worden zodanig dat de montage vereenvoudigd en versneld wordt. Voor een relatief kleiner oppervlak kunnen brandwerende platen 100 met afmetingen van 1250 mm op 2500 mm gebruikt worden. De brandwerende plaat 100 heeft bij voorkeur een rechtopstaande plaatwand. Het zal echter duidelijk zijn voor de vakman dat de brandwerende plaat 100 ook een plaatrand kan hebben die op in elkaar
BE2019/5092 grijpende wijze (niet getoond) met een plaatrand van een andere brandwerende plaat gekoppeld kan worden. Volgens een alternatief kan de plaatrand ook een taps aflopende of oplopende plaatrand zijn. Doordat de brandwerende platen 100 op een afstand van het plafond P zijn aangebracht wordt een plenum gevormd. Het plenum gaat een branddoorslag van een thermische belasting tegen door middel van de brandwerende platen 100, zodanig dat het plafond en de steunstructuren niet worden blootgesteld aan temperaturen hoger dan 300°C voor een periode van ten minste 10 minuten, bij voorkeur ten minste 15 minuten, met de meeste voorkeur ten minste 20 minuten.
Het plaatophangprofiel 404, 414 omvat een bovenvlak dat gekoppeld is aan het tweede uiteinde 402 van de stang. Het plaatophangprofiel 404, 414 omvat verder ten minste een ondervlak dat ingericht is om gekoppeld te worden met de bovenzijde van de brandwerende platen 100. Het ten minste één ondervlak is verbonden met het bovenvlak door ten minste één, hoofdzakelijk rechtopstaand, wandvlak. Het plaatophangprofiel 404, 414 is bij voorkeur een Omega-profiel. Het zal echter duidelijk zijn voor de vakman dat verschillende uitvoeringsvormen mogelijk zijn van het plaatophangprofiel 404,414. In figuur 1 zijn als voorbeeld twee uitvoeringsvormen geïllustreerd. Een eerste uitvoeringsvorm toont een balkvormig plaatophangprofiel 414 dat een bovenzijde en een onderzijde heeft. De brandwerende plaat 100 is aan de bovenzijde hiervan gekoppeld met de onderzijde van het balkvormig plaatophangprofiel 414. Bevestigingsmiddelen bevestigen de brandwerende plaat 100 aan het balkvormige ophangprofiel 414. Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm toont figuur 1 een plaatophangprofiel 404 in een Omega-vorm. Deze uitvoeringsvorm wordt verder uitvoerig besproken en verschilt hoofdzakelijk van het balkvormige ophangprofiel in de vorm van het ophangprofiel. Het plaatophangprofiel 404, 414 strekt zich uit vanaf een eerste verbindingsmiddel 200 naar ten minste één ander verbindingsmiddel, zoals getoond in figuur 2, zodanig dat een vakwerk gevormd wordt waaraan de brandwerende platen 100 eenvoudig kunnen worden bevestigd. Op deze manier kan het systeemplafond BS vormvast gemonteerd worden waardoor de constructie een verbeterde stabiliteit heeft.
Figuur 2 illustreert het vakwerk dat gevormd wordt doordat de meerdere elementen van het brandwerend systeemplafond BS samenwerken. In figuur 2 is het plafond P niet getoond, maar het zal duidelijk zijn dat de meerdere verankeringsmiddelen 300, 310, 320, 330, 340 elk aan een eerste uiteinde verankerd zijn in het plafond P. De verankeringsmiddelen 300, 310, 320, 330, 340 zijn naast de steunstructuren S verankerd in het plafond P. De meerdere verankeringsmiddelen zijn elk aan een tweede uiteinde gekoppeld met één van de meerdere ophangprofielen 200, 210. Verankeringsmiddelen 300, 310 zijn elk aan een tweede uiteinde gekoppeld aan het ophangprofiel 200. De verankeringsmiddelen 300, 310 strekken zich op een afstand van elkaar uit tussen het
BE2019/5092 plafond en het ophangprofiel. De afstand tussen elk van de verankeringsmiddelen 300, 310 kan een steekafstand zijn of in afhankelijkheid van de plaatsing van de steunstructuren S verschillen van elk van de meerdere verankeringsmiddelen tot een ander verankeringsmiddel. De vakman zal inzien dat de afstand tussen het verankeringsmiddel 300, 310 verschillend is van de afstand tussen de verankeringsmiddelen 320, 330, 340 onderling. De verankeringsmiddelen 320, 330, 340 zijn dan weer op een steekafstand van elkaar aan het plafond P verankerd. Het zal duidelijk zijn dat een afstand tussen de verankeringsmiddelen 300, 320 overeenkomt met een afstand tussen de verankeringsmiddelen 310, 340. Het ophangprofiel 200 is gekoppeld aan een eerste verankeringsmiddel 300 en een tweede verankeringsmiddel 310. In figuur 2 zijn de verankeringsmiddelen elk nabij een uiteinde van het ophangprofiel 200 gekoppeld aan het ophangprofiel 200. Echter zal het duidelijk zijn dat het ophangprofiel 200 zich ook verder kan uitstrekken voorbij de verankeringsmiddelen 300, 310, dit is geïllustreerd aan de hand van de stippellijn dat het verdere verloop van het ophangprofiel 200 illustreert. Het ophangprofiel 210 is gekoppeld aan het plafond P door middel van drie verankeringsmiddelen 320, 330, 340. Het zal duidelijk zijn voor de vakman dat het ophangprofiel 200, 210 ook aan meer dan drie verankeringsmiddelen gekoppeld kan zijn.
De ophangprofielen 200, 210 zijn op een afstand van het plafond P aangebracht zodat de ophangprofielen onder de steunstructuren S gelegen zijn. De ophangprofielen 200, 210 zijn bij voorkeur parallel aan het plafond P aangebracht, maar kunnen in een alternatieve uitvoeringsvorm (niet getoond) ook onder een hoek met het plafond aangebracht zijn. De ophangprofielen 200, 210 strekken zich hoofdzakelijk evenwijdig aan elkaar uit. In de figuur zijn de ophangprofielen dwars aangebracht ten opzichte van de steunstructuren. Het zal echter duidelijk zijn dat de ophangprofielen ook in een gelijklopende richting met de steunstructuren kunnen zijn aangebracht. De ophangprofielen 200, 210 vormen samen met de meerdere verbindingsmiddelen een vakwerk.
De meerdere verbindingsmiddelen 400, 410, 420, 430, 450 zijn in deze uitvoeringsvorm vormgegeven als meerdere stangen 403, 413, 423, 433 die aan de ophangprofielen 200, 210 gekoppeld zijn. De meerdere stangen 403, 413, 423, 433 zijn langs een longitudinale richting van het ophangprofiel op een steekafstand van elkaar aangebracht. De stangen 403, 413, 423, 433 zijn op verplaatsbare wijze gekoppeld aan de ophangprofielen 200, 210. De ophangprofielen 200, 210 zijn met elkaar gekoppeld door middel van meerdere plaatophangprofielen 404, 414 en door middel van de stangen 403, 413, 423, 433. Op deze manier wordt een verbeterde stabiliteit van het brandwerend systeemplafond BS verkregen. Elk plaatophangprofiel 404, 414 is gekoppeld aan ten minste één ophangprofiel 200, 210 door middel van een stang 403, 413, 423, 433. Het plaatophangprofiel 404 is gekoppeld aan een eerste ophangprofiel 200 door middel van een stang 403 en strekt zich uit van het eerste ophangprofiel 200 naar het tweede ophangprofiel 210, waarbij
BE2019/5092 het plaatophangprofiel 414 gekoppeld is aan het tweede ophangprofiel 210 door middel van een stang 423. Hierdoor zijn de plaatophangprofielen 404, 414 dwars gericht ten opzicht van de meerdere ophangprofielen 200, 210 en vormen de plaatophangprofielen een vakwerk samen met de meerdere ophangprofielen. Op deze manier heeft het brandwerend systeemplafond BS een verbeterde flexibiliteit op het gebied van montage. Hoewel dit niet getoond is, zal het duidelijk zijn voor de vakman dat het plaatophangprofiel 404, 414 ook aan meer dan twee ophangprofielen 200, 210 gekoppeld kan zijn. Doordat de stangen 403, 413, 423, 433 langs een longitudinale richting van het ophangprofiel 200, 210 op een steekafstand van elkaar zijn aangebracht, zijn de meerdere plaatophangprofielen 404, 414 parallel aan elkaar gericht.
Figuur 3A toont een laterale doorsnede van een uitvoeringsvorm van een systeemplafond BS dwars op de richting waarbij de steunstructuren aan het plafond zijn aangebracht. De figuur toont een brandwerend systeemplafond gelijkaardig aan de uitvoeringsvorm van figuren 1 en 2, met het verschil dat meerdere uitvoeringsvormen van de plaatophangprofielen 404, 414, 424, 434, 444 zijn getoond en dat een ophangelement 500 is getoond. Het zal duidelijk zijn voor de vakman dat verschillende alternatieve uitvoeringen van de plaatophangprofielen 404, 414, 424, 434, 444 hiervoor mogelijk zijn. De brandwerende platen 100 zijn met de bovenzijde aan een onderzijde van de plaatophangprofielen 404, 414, 424, 434, 444 bevestigd.
In het bijzonder toont figuur 3A een ophangelement 500 dat aan een eerste uiteinde 501 gekoppeld is met het ophangprofiel 200. Het ophangelement 500 strekt zich uit doorheen een brandwerende plaat 100 en is aan een tweede uiteinde 502 ingericht om aan een plafondelement 510 te worden bevestigd. Het plafondelement 510 is geïllustreerd als een camera, maar het zal duidelijk zijn voor de vakman dat meerdere alternatieve plafondelementen mogelijk zijn. Het plafondelement 510 kan bij voorbeeld een luchtconditioneringssysteem, een lichtarmatuursysteem, een rookdetectiesysteem, een verkeersbord, een signaleringsysteem, een kabelsysteem, een blussysteem of een stelling zijn. Hoewel dit niet getoond is, zal het duidelijk zijn voor de vakman dat bijvoorbeeld ook kabels in het plenum tussen de steunstructuren gelegen kunnen zijn.
Figuur 3B toont een detailaanzicht van het omcirkelde deel van figuur 3A. In het bijzonder toont het detailaanzicht dat het ophangelement 500 gekoppeld is aan het ophangprofiel 200 door middel van een boutverbinding. Het ophangelement 500 strekt zich uit doorheen een opening, die aangebracht is in de brandwerende plaat 100. Een afdichtelement 600 dicht de opening rond het ophangelement 500 af. Het zal duidelijk zijn dat voor de brandwerende werking van de brandwerende plaat in hoofdzaak geen opening in de plaat aanwezig kan zijn. Het afdichtelement 600 is geplaatst voor de opening en omsluit het ophangelement 500. Het afdichtelement 600 is tegen een onderzijde van de brandwerende plaat 100 aangebracht door middel van een
BE2019/5092 schroefverbinding, waarbij de schroeven zich doorheen het afdichtelement uitstrekken en zich verankeren in de brandwerende plaat 100. Het zal duidelijk zijn dat het afdichtelement 600 op verschillende manieren tegen de onderzijde van de brandwerende plaat 100 aangebracht kan worden. Optioneel kan een hittebestendige lijm of afdichtmiddel tussen het afdichtelement en de brandwerende plaat 100 zijn aangebracht voor een verbeterde hechting en afsluiting van de opening.
Figuur 4 toont een dwarsdoorsnede dwars op de richting van de steunstructuren van een uitvoeringsvorm van het systeemplafond volgens de uitvinding. De figuur toont in het bijzonder dat het verankeringsmiddel 300 een draadstang is die aan een eerste uiteinde 301 verankerd is in het plafond P en aan een tweede uiteinde 302 gekoppeld is aan het ophangprofiel 200. De verankeringsdraadstang 300 is ten minste bij de uiteinden voorzien van een schroefdraad. Volgens een uitvoeringsvorm is de schroefdraad een metrische schroefdraad en heeft de verankeringsdraadstang bij voorkeur een nominale diameter groter dan 6 mm en kleiner dan 15 mm. Het zal duidelijk zijn voor de vakman dat andere uitvoeringsvormen mogelijk zijn van het verankeringsmiddel, bij voorbeeld kan de nominale diameter alsook de spoed in afhankelijkheid van de draaglast van het systeemplafond gewijzigd worden.
Het plaatophangprofiel 404 omvat een bovenwand die evenwijdig is met het plafond. Het plaatophangprofiel omvat verder ten minste twee neerwaarts gerichte zijwanden, die elk aan weerszijden van de bovenwand aan de bovenwand zijn aangebracht. Elke zijwand heeft een plaatbevestigingsflens die evenwijdig is aan de bovenzijde van het plaatophangprofiel. De plaatbevestigingsflenzen strekken zich uit vanaf de zijwanden, in een richting weg van de zijwanden, over een afstand die bij voorkeur groter is dan 25 mm, meer bij voorkeur groter is dan 50 mm, meer bij voorkeur groter is dan 70 mm.
Figuur 5A en 5B tonen een perspectivisch aanzicht van het ophangprofiel volgens figuur
4. Het ophangprofiel 200 is getoond als een C-profiel. Het profiel omvat ten minste twee opstaande wanden 250, 251 die tegenover elkaar gelegen zijn en aan een bovenwand 260 van het profiel zijn aangebracht. Het profiel heeft verder een onderzijde 261 die voorzien is van een opening 270. De opening strekt zich over de hele lengte van het profiel uit en wordt begrensd door twee openingsflenzen 271, 272 die elk, tegen over elkaar en parallel met de bovenwand 260, aangebracht zijn aan de twee opstaande wanden 250, 251. Aldus word een profiel hoofdzakelijk in de vorm van een C gevormd. In een uitvoeringsvorm omvat het C-profiel één of meerdere openingen 280 die voorzien zijn in de bovenwand 260 van het C-profiel, zodanig dat de verankeringsmiddelen 300 zich doorheen de opening 280 in de bovenwand 260 uitstrekken. Het zal duidelijk zijn voor de vakman dat een gebruiker ook een opening 280 in de bovenwand 260 kan
BE2019/5092 vervaardigen, bij voorbeeld met behulp van een boorinrichting (niet getoond). In figuur 4 zijn de verankeringsmiddelen 300 bij de onderzijde 261 gekoppeld aan de openingsflenzen 271, 272 van het C-profiel door middel van ten minste twee moeren 290. Echter, zoals getoond in figuur 5A kunnen de verankeringsmiddelen 300 ook op een gelijkaardige wijze aan de bovenzijde 260 van het C-profiel worden gekoppeld. In een voorkeursuitvoeringsvorm is tussen elke moer 290 en een zijde van de onderzijde 261 van het C-profiel een ring aangebracht. De ring omsluit het verankeringsmiddel en verspreidt een drukkracht op de verbinding over een groter oppervlak, waardoor het C-profiel gaat vervormen.
Het verbindingsmiddel 400 is getoond als een draadstang 403, die gekoppeld is aan een plaatophangprofiel 404. In een voorkeursuitvoeringsvorm komt deze draadstang overeen met de draadstang zoals hierboven beschreven. De verbindingsdraadstang is aan een eerste uiteinde 401 op gelijkaardige wijze als de verankeringsdraadstang gekoppeld aan het C-profiel, dus met ten minste 2 moeren 290 en ten minste twee ringen.
Figuur 5B toont een alternatieve uitvoeringsvorm van het ophangprofiel 200. In het bijzonder toont figuur 5B dat het ophangprofiel op verschillende manieren kan worden georiënteerd om een gelijkaardig effect als hierboven aangetoond te verwezenlijken.
Figuur 5C toont nog een alternatieve uitvoeringsvorm van het ophangprofiel 200. In het bijzonder zijn er twee openingen 270 voorzien in het profiel 200. Op deze manier kan het brandwerend systeemplafond BS op een flexibelere manier worden gemonteerd.
Op basis van de beschrijving hierboven zal de vakman begrijpen dat de uitvinding op verschillende manieren en op basis van verschillende principes uitgevoerd kan worden. Daarbij is de uitvinding niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. De hierboven beschreven uitvoeringsvormen, alsook de figuren, zijn louter illustratief en dienen enkel om het begrip van de uitvinding te vergroten. De uitvinding zal daarom niet beperkt zijn tot de uitvoeringsvormen die hierin beschreven zijn, maar wordt gedefinieerd in de conclusies.

Claims (22)

1. Een brandwerend systeemplafond (BS) voor het verkrij gen van een brandcompartimentering onder een plafond (P) met steunstructuren (S), omvattende:
- meerdere brandwerende platen (100) die aangebracht zijn op een afstand van het plafond (P) zodanig dat een brand compartimenterend plenum gevormd is;
- meerdere ophangprofielen (200) die tussen het plafond en de meerdere brandwerende platen (100) gesitueerd zijn;
- meerdere verankeringsmiddelen (300) die elk een eerste uiteinde en een tweede uiteinde omvatten, waarbij het eerste uiteinde verankerd is in het plafond en waarbij het tweede uiteinde gekoppeld is met één van de meerdere ophangprofielen (200), waarbij de meerdere verankeringsmiddelen (300) naast de steunstructuren (S) van het plafond (P) aangebracht zijn;
- meerdere verbindingsmiddelen (400) die een eerste uiteinde hebben dat verbonden is met één van de meerdere ophangprofielen (200) en een tweede uiteinde hebben dat gekoppeld is met ten minste één van de meerdere brandwerende platen (100).
2. Het systeemplafond volgens conclusie 1, waarbij de meerdere verankeringsmiddelen (300) voor elk ophangprofiel (200) ten minste een eerste en een tweede verankeringsmiddel omvatten, die zich op een afstand van elkaar uitstrekken tussen het ophangprofiel en het plafond.
3. Het systeemplafond volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een verbindingsmiddel (400) gekoppeld is met één van de ophangprofielen (200) zodanig dat het verbindingsmiddel verplaatsbaar is langs het ophangprofiel.
4. Het systeemplafond volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de meerdere verbindingsmiddelen (400) op een steekafstand ten opzicht van elkaar zijn aangebracht.
5. Het systeemplafond volgens één der voorgaande conclusies, verder omvattende meerdere plaatophangprofielen die bevestigd zijn tegen een bovenzijde van de meerdere brandwerende platen (100) en verbonden zijn met de meerdere verbindingsmiddelen (400).
BE2019/5092
6. Het systeemplafond volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de meerdere verbindingsmiddelen meerdere stangen (410, 411, 412) omvatten.
7. Het systeemplafond volgens conclusie 5 en 6, waarbij een stang aan een eerste uiteinde verbonden is met één van de meerdere ophangprofielen (200) en aan een tweede uiteinde verbonden is met het plaatophangprofiel (420).
8. Het systeemplafond volgens één der conclusies 5-7, waarbij de meerdere plaatophangprofielen (420) dwars gericht zijn ten opzichte van de meerdere ophangprofielen (200, 210).
9. Het systeemplafond volgens één der voorgaande conclusies, verder omvattende ten minste één ophangelement (500) dat aan een eerste uiteinde gekoppeld is met één van de meerdere ophangprofielen en aan een tweede uiteinde ingericht is voor het bevestigen van een plafondelement (510), waarbij het ophangelement zich uitstrekt doorheen een opening die voorzien is in de brandwerende plaat.
10. Het systeemplafond volgens de voorgaande conclusie, verder omvattende een afdichtelement (600) dat de opening rond het ophangelement (500) afdicht.
11. Het systeemplafond volgens de voorgaande conclusie, waarbij het afdichtelement (600) uit eenzelfde materiaal vervaardigd is als een materiaal van de brandwerende plaat.
12. Het systeemplafond volgens één der conclusies 10-11, waarbij het afdichtelement (600) bevestigd is door middel van lijm, een boutverbinding, een schroefverbinding of een combinatie daarvan.
13. Het systeemplafond volgens één der conclusies 9-12, waarbij één van de volgende is bevestigd aan het tweede uiteinde van het ophangelement: een camera, een luchtconditioneringssysteem, een lichtarmatuursysteem, een rookdetectiesysteem, een verkeersbord, een signaleringsysteem, een kabelsysteem, een blussysteem of een stelling.
14. Het systeemplafond volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de meerdere verankeringsmiddelen en/of de meerdere ophangprofielen en/of de meerdere verbindingsmiddelen uit metaal vervaardigd zijn.
BE2019/5092
15. Het systeemplafond volgens één der conclusies 5, 7 of 8, waarbij de meerdere plaatophangprofielen vervaardigd zijn uit metaal.
16. Het systeemplafond volgens conclusie 14 of 15, waarbij het metaal roestvrijstaal is.
17. Het systeemplafond volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de meerdere ophangprofielen C-profielen zijn.
18. Het systeemplafond volgens één der voorgaande conclusies 5, 7, 8, 15, waarbij de meerdere plaatophangprofielen Omega-profielen zijn.
19. Het systeemplafond volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de meerdere verankeringsmiddelen en/of de meerdere ophangprofielen en/of de meerdere verbindingsmiddelen gekoppeld zijn door middel van een boutverbinding, schroefverbinding, lijmverbinding, lasverbinding, klemverbinding, of een combinatie daarvan.
20. Het systeemplafond volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de brandwerende platen mineraal gebonden vezel-versterkte calciumsilicaatplaten zijn, die optioneel toeslagstoffen omvatten.
21. Het systeemplafond volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de brandwerende platen bij 20 °C een thermische geleidbaarheid hebben kleiner dan 0,400 W/mK, bij voorkeur kleiner dan 0,300W/mK, nog meer bij voorkeur kleiner dan 0,250W/mK, met de meeste voorkeur kleiner dan 0,200 W/mK.
22. Het systeemplafond volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de brandwerende platen een dikte groter dan 6 mm hebben, bij voorkeur groter dan 10 mm, meer bij voorkeur groter dan 15 mm, met de meeste voorkeur groter dan 20 mm.
BE20195092A 2019-02-13 2019-02-13 Brandwerend systeemplafond BE1026697B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195092A BE1026697B1 (nl) 2019-02-13 2019-02-13 Brandwerend systeemplafond
EP20157254.2A EP3696339A1 (en) 2019-02-13 2020-02-13 Fire resistant system ceiling

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195092A BE1026697B1 (nl) 2019-02-13 2019-02-13 Brandwerend systeemplafond

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1026697B1 true BE1026697B1 (nl) 2020-05-07

Family

ID=65520008

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20195092A BE1026697B1 (nl) 2019-02-13 2019-02-13 Brandwerend systeemplafond

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP3696339A1 (nl)
BE (1) BE1026697B1 (nl)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1415273A (en) * 1917-03-09 1922-05-09 Stevens Partition Ceiling construction
EP1114898A2 (en) * 1999-12-28 2001-07-11 Nichias Corporation Refractory ceiling structure
US20040148894A1 (en) * 2003-01-29 2004-08-05 Kelley James K. Panel and mounting mechanism
WO2014135056A1 (zh) * 2013-03-04 2014-09-12 马自力 装配式轻钢龙骨石膏板异型吊顶系统

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1415273A (en) * 1917-03-09 1922-05-09 Stevens Partition Ceiling construction
EP1114898A2 (en) * 1999-12-28 2001-07-11 Nichias Corporation Refractory ceiling structure
US20040148894A1 (en) * 2003-01-29 2004-08-05 Kelley James K. Panel and mounting mechanism
WO2014135056A1 (zh) * 2013-03-04 2014-09-12 马自力 装配式轻钢龙骨石膏板异型吊顶系统

Also Published As

Publication number Publication date
EP3696339A1 (en) 2020-08-19

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3691712A (en) Damping system
US4059936A (en) Panel construction for roofs and the like
JP5606735B2 (ja) 高性能構造物用のエンジニアードウッド建築システム
US8516762B1 (en) Composite floor systems and apparatus for supporting a concrete floor
CA2986125C (en) Slab fillers and methods for implementing fillers in two-way concrete slabs for building structures
US9909278B2 (en) Concrete wall stabilizing apparatus and method
CA2138375A1 (en) Wall panel and method and device for manufacturing this panel
JP6361940B2 (ja) 吊り天井構造及び吊り天井構造の施工方法
BE1026697B1 (nl) Brandwerend systeemplafond
JP2008255735A (ja) 天井落下防止構造及び天井落下防止工法
US20030154674A1 (en) Reinforced or pre-stressed concrete part which is subjected to a transverse force
JP6960781B2 (ja) 吊り天井構造
US8495846B2 (en) Formwork assembly for fabricating composite structures including floor and roof structures
US11598091B2 (en) Slab fillers and methods for implementing fillers in two-way concrete slabs for building structures
KR102378782B1 (ko) 엔지니어링 플라스틱과 시멘트보드를 활용한 철근콘크리트 기둥의 내진 보강 방법 및 그 구조
JP6264599B2 (ja) 吊り天井構造
Cwyl et al. Laboratory tests and numerical analysis of aluminum helping hand brackets with polyamide thermal break
EP2666923A2 (en) A fastening system for walls
KR102510259B1 (ko) 터널의 경량 내화풍도 시스템
JP6669032B2 (ja) 新設鋼床版と既設桁との連結構造
US859663A (en) Building construction.
CN106049726B (zh) 内螺纹金属管埋件幕墙连接系统
HU223213B1 (hu) Rácsos könnyűbeton födémszerkezet, valamint eljárás a födémszerkezet előre gyártott tartógerendája erősítő keretének az öntésére
JP7307472B2 (ja) 建築ユニット構造体
US582308A (en) William orr

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20200507