BE1026191B1

BE1026191B1 - Frame of frame-onderdeel van een voertuig met een erin geïntegreerde batterij die omhuld is door een mantel

Info

Publication number: BE1026191B1
Application number: BE2018/5230A
Authority: BE
Inventors: Dirk Vens
Original assignee: Curana Invest Bvba
Priority date: 2018-04-05
Filing date: 2018-04-05
Publication date: 2019-11-04
Also published as: NL2022871B1; DE202019101973U1; BE1026191A1

Abstract

Deze uitvinding betreft een frame (F) of frame-onderdeel (1) van een voertuig, zoals een fiets, met een door frame-wanden (1) omgeven batterijruimte (3) waarin een uitneembare batterij (4) voorzien is, waarbij in een frame-wand (1a) een doorgang (2) gevormd is, waarbij de batterij (4) omhuld is door een mantel (5) die als een buigzaam geheel vervaardigd is en afneembaar aan de batterij (4) bevestigd is, en waarbij minstens een gedeelte (7a) van de mantel (5) zich in de genoemde doorgang (2) bevindt en de doorgang (2) op esthetische wijze afdekt. De uitvinding betreft ook een voertuig met een dergelijk frame (F).

Description

Deze uitvinding betreft enerzijds een frame of een frame-onderdeel van een voertuig, waarin een uitneembare batterij geïntegreerd is in een door één of meerdere framewanden omgeven batterijruimte, waarbij in een frame-wand een doorgang gevormd is waarlangs de batterijruimte toegankelijk is.

Deze uitvinding betreft meer bepaald een frame of een frame-onderdeel van een 10 voertuig dat voorzien is van een elektrische aandrijfmotor, waarbij de batterij onder meer voorzien is om te fungeren als stroombron voor de aandrijfmotor. Deze uitvinding betreft in het bijzonder een frame of een frame-onderdeel van een elektrische fiets.

Deze uitvinding betreft anderzijds ook een voertuig omvattende een frame of een 15 frame-onderdeel, een aantal met het frame verbonden wielen, en aandrijfmiddelen omvattende een in het frame of het frame-onderdeel in een batterijruimte geïntegreerde batterij voor het leveren van elektrische energie voor de aandrijving of voor het assisteren van de aandrijving van het voertuig, waarbij de batterijruimte door een of meerdere frame-wanden omgeven is en waarbij in een frame-wand een doorgang 20 gevormd is waarlangs de batterijruimte toegankelijk is.

In het bijzonder betreft deze uitvinding een voertuig, waarvan de aandrijfmiddelen zowel mechanische middelen omvatten om het voertuig door middel van spierkracht aan te drijven, als elektrische middelen omvatten om het voertuig door middel van één of meerdere elektrische aandrijfmotoren aan te drijven. De elektrische middelen 25 kunnen voorzien zijn om het voertuig alleen aan te drijven of kunnen voorzien zijn om het voertuig samen met de spierkracht-aandrijving aan te drijven. In het laatste geval assisteren de elektrische middelen de spierkracht-aandrijving, zoals bijvoorbeeld bij een elektrische fiets met trapondersteuning.

Met de term ‘frame’ wordt een deel van een voertuig met een zichtbaar oppervlak. Zo 30 wordt bijvoorbeeld bedoeld, het kader van een elektrische fiets of van een elektrische bromfiets, het koetswerk van een elektrische quad of een elektrische motorfiets of een

BE2018/5230 elektrische wagen. Een frame-onderdeel is elk onderdeel dat voorzien is om in een gemonteerde toestand deel uit te maken van het frame.

Het is gekend om een batterij in een frame van een elektrische fiets te integreren en om daarvoor in het frame een batterijruimte te voorzien die door één of meerdere frame-wanden omgeven is en via een doorgang in een frame-wand toegankelijk is. De batterij is meestal uitneembaar, waardoor de batterijruimte op een gemakkelijk toegankelijke, en dus goed zichtbare, plaats van het frame moet voorzien zijn. Om te vermijden dat de aanwezigheid van de batterijruimte het uitzicht van het frame en van de gehele fiets verstoort, probeert men de batterijruimte zo goed mogelijk te verbergen. Het is gekend om de batterijruimte af te dekken door middel van een deksel met een zodanige vorm en uitzicht dat hçt frame op de plaats van de afgedekte batterijruimte zoveel mogelijk de vorm en het uitzicht behoudt van het frame zonder batterijruimte. De aanwezigheid van een deksel bemoeilijkt echter het uitnemen van de batterij en verhoogt de productiekost van het frame.

Een fietsframe met bijhorende batterij en deksel wordt beschreven in DE 20 2017 000 144 UI. De batterij en het deksel kunnen onmogelijk gecombineerd worden met een fietsframe met een andere vorm en/of afmetingen. Het geringste verschil maakt de combinatie onmogelijk.

Een eerste doelstelling van deze uitvinding bestaat erin om een frame of een frameonderdeel te voorzien met een batterijruimte en een erin geïntegreerde batterij, waarbij de batterijruimte niet door een deksel wordt afgedekt, en waarbij de vorm en het uitzicht van het frame of het frame-onderdeel toch heel weinig wordt verstoord door de aanwezigheid van de batterijruimte.

Uit de internationale octrooiaanvraag WO 2015/039785 is het gekend om een baterijruimte te voorzien in een fietsframe met een buitenoppervlak dat aan één zijde vlak uitgevoerd is. De batterijruimte is toegankelijk via een opening die in de vlakke zijde van het frame voorzien is en de batterij heeft een bovenzijde die grotendeels vlak is uitgevoerd. Wanneer de batterij opgenomen is in de batterijruimte liggen het vlakke gedeelte van de bovenzijde van de batterij en het vlakke buitenoppervlak van het frame aaneensluitend in hetzelfde vlak. Hierdoor is de batterijruimte afgedekt. Op de

BE2018/5230 bovenzijde van de batterij is een dieper gelegen gedeelte voorzien waaraan een handgreep bevestigd is om de batterij uit de batterijruimte te kunnen nemen.

Deze combinatie van een frame met bijhorende batterij maakt een deksel voor de batterijruimte overbodig, maar heeft het nadeel dat het dwarsprofiel van het frame en het dwarsprofiel van de bovenzijde van de batterij op elkaar afgestemd moeten zijn. Een bijkomend nadeel is dat de handgreep duidelijk zichtbaar voorzien is op de bovenzijde van de batterij en hierdoor mee het uitzicht bepaalt van het frame.

In de octrooiaanvraag US 2013/0241169 Al wordt een fietsframe met een batterijruimte en een bijhorende batterij beschreven. Alleen een batterij met welbepaalde afmetingen en vorm kan vormpassend in het frame geïntegreerd worden.

In de internationale octrooiaanvraag WO 2017/148483 wordt een andere gekende uitvoeringsvorm van een frame-element van een elektrische fiets beschreven. In het frame-element is een batterijruimte voor een bijhorende batterij voorzien. Deze batterij is zo gevormd dat deze een uit de batterijruimte uitstekend deel heeft met een dwarsprofiel dat, samen met het dwarsprofiel van het frame op die plaats, een totaal dwarsprofiel vormt dat overeenkomt met het dwarsprofiel van het frame zonder batterijruimte.

De batterijruimte wordt afgedekt door het uitstekend deel van de batterij, zodat er geen deksel nodig is. De dwarsprofielen van het frame en van de batterij moeten ook hier op elkaar afgestemd zijn.

De uit deze octrooiaanvragen gekende frames met batterijruimte kunnen enkel met een batterij met een aan het frame aangepast dwarsprofiel gecombineerd worden. Met een batterij met een ander dwarsprofiel zou het totaal dwarsprofiel van het frame samen met het zichtbare gedeelte van de batterij duidelijk afwijken van het dwarsprofiel van het frame op een plaats waar geen batterijruimte voorzien is. De batterij zou hierdoor een storend element worden in het uitzicht van het frame.

Een tweede doelstelling van deze uitvinding bestaat erin om te voorzien in een frame of een frame-onderdeel waarin, ongeacht het dwarsprofiel van het frame of frameonderdeel, batterijen met verschillende dwarsprofielen kunnen geïntegreerd worden,

BE2018/5230 zonder dat het uitzicht van het frame of frame-onderdeel hierdoor verstoord wordt. Dit moet er toe leiden dat men bij het ontwerpen van een frame minder beperkt is in de vormgeving ervan, en ook dat verschillende op de markt beschikbare standaardbatterijen gemakkelijk in eenzelfde frame kunnen geïntegreerd worden.

De hoger aangeduide doelstellingen worden volgens deze uitvinding op doeltreffende wijze bereikt door te voorzien in een frame of een frame-onderdeel van een voertuig, met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving aangeduide kenmerken, waarbij, volgens deze uitvinding, de batterij minstens gedeeltelijk omhuld is door een mantel die als een afzonderlijk buigzaam geheel uit een samendrukbaar materiaal vervaardigd is, en die afneembaar omheen de batterij bevestigd is, waarbij minstens een gedeelte van de mantel zich in de genoemde doorgang bevindt, en waarbij de mantel een eerste mantelgedeelte omvat dat zich in de batterijruimte tussen de batterij en de wanden van de batterijruimte bevindt, en een tweede mantelgedeelte omvat hetwelk een uitstekend gedeelte omvat dat zich in de genoemde doorgang bevindt.

De hoger aangeduide doelstellingen zijn ook bereikt door, volgens deze uitvinding, te voorzien in een voertuig met de in de derde paragraaf van deze beschrijving aangeduide kenmerken, waarbij, volgens deze uitvinding, de batterij minstens gedeeltelijk omhuld is door een mantel die als een afzonderlijk buigzaam geheel vervaardigd is uit een samendrukbaar materiaal, en die afneembaar omheen de batterij bevestigd is, waarbij minstens een gedeelte van de mantel zich in de genoemde doorgang bevindt, en waarbij de mantel een eerste mantelgedeelte omvat dat zich in de batterijruimte tussen de batterij en de wanden van de batterijruimte bevindt, en een tweede mantelgedeelte omvat hetwelk een uitstekend gedeelte omvat dat zich in de genoemde doorgang bevindt.

De genoemde één of meerdere frame-wanden die de batterijruimte omgeven zijn bij voorkeur hoofdzakelijk gesloten wanden.

De doorgang kan gecreëerd zijn door het wegnemen van een gedeelte van een framewand. Het frame of het frame-onderdeel omvat bij voorkeur een door framewanden omgeven holte. De batterijruimte wordt bijvoorbeeld voorzien in een inwendige holte binnenin het frame of het frame-onderdeel. De doorgang wordt bij

BE2018/5230 voorkeur gevormd door het verwijderen van een gedeelte van een framewand dat een holle ruimte begrenst. De batterijruimte is bij voorkeur voorzien in een langwerpig geprofileerd deel dat hol is.

De ‘doorgang’ moet aanzien worden in de betekenis van de vrije ruimte die door het materiaal van de frame-wand zou ingenomen zijn als het frame of het frame-onderdeel de vorm en de afmetingen zou hebben die het heeft op een plaats waar er geen batterijruimte voorzien is. De doorgang is dus een vrije ruimte binnen de randen van de doorgang die de vorm en de afmetingen heeft van het deel van de framewand dat ontbreekt in de framewand en zo de doorgang vormt. Dat het uitstekend gedeelte van het tweede mantelgedeelte zich in de doorgang bevindt, betekent dus dat dit uitstekend gedeelte zich binnen de hoger aangeduide vrije ruimte bevindt.

Volgens deze uitvinding wordt de batterij omhuld door een afzonderlijk vervaardigde mantel. Afhankelijk van de vorm en de afmetingen van de batterij kan men de mantel zodanig uitvoeren (bv. met een variërende dikte) dat het totaal profiel van de door de mantel omhulde batterij ideaal is om de doorgang in het frame of frame-onderdeel minstens gedeeltelijk op te vullen en om daarbij de batterijruimte af te dekken en het frame of frame-onderdeel ook een esthetisch verantwoord uitzicht te geven.

Doordat het materiaal van de mantel samendrukbaar is kan de mantel zich aanpassen aan de beschikbare ruimte in de batterijruimte tussen de batterij en de framewanden. Door samendrukking wordt de dikte van de mantel plaatselijk gewijzigd. Hierdoor kan eenzelfde mantel gecombineerd worden met batterijen met verschillende vormen en/of afmetingen en toch vormpassend in een frame geïntegreerd worden. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de samendrukking van de mantel elastisch, zodat de mantel na het verwijderen van de batterij uit de batterijruimte terug zijn oorspronkelijke dikte aanneemt.

Voor verschillende types batterijen met verschillende vormen en afmetingen kunnen ook mantels met aangepaste vormen en afmetingen ontwikkeld worden. Elke batterij kan dan door het aanbrengen van zijn passende mantel herleid worden tot een element met de vorm en de afmetingen die ideaal zijn om met een bepaald frame of frameonderdeel gecombineerd te worden. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld batterijen die

BE2018/5230 diverse dwarsprofielen hebben in eenzelfde frame of frame-onderdeel geïntegreerd worden, terwijl het zich in de doorgang bevindend gedeelte van de mantel voor een esthetische afdekking van de batterijruimte zorgt en een deksel overbodig maakt. Om het uitzicht te wijzigen van de zichtbaar in het frame geïntegreerde batterij kan deze zeer eenvoudig van een andere mantel voorzien worden. De mantel wordt bij voorkeur geproduceerd als een vel buigzaam materiaal dat in een gestrekte toestand op een vlak oppervlak kan gelegd worden. Bij voorkeur is de mantel uit kunststof vervaardigd. Bij voorkeur is het een materiaal met een vrij hoge isolatiewaarde.

Verder bij voorkeur is het materiaal van de mantel ook een vrij zacht materiaal waardoor men een goed grip heeft op het materiaal wanneer men de batterij met de hand vastneemt om deze uit de batterijruimte te verwijderen of er terug in te plaatsen. Bij het frame of het frame-onderdeel volgens deze uitvinding omhult de mantel bij voorkeur een relatief groot buitenoppervlak van de batterij waardoor deze de batterij beschermt en isoleert. Door een dergelijke mantel kan het buitenoppervlak van de batterij zelfs nagenoeg helemaal omhuld worden, waardoor de batterij omgevormd wordt tot een mooi afgewerkt esthetisch object waarvan de technisch ogende aspecten nagenoeg helemaal verborgen zijn.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de mantel zo uitgevoerd dat het zich in de doorgang bevindend gedeelte van de mantel de doorgang hoofdzakelijk opvult. Bij voorkeur wordt de doorgang nagenoeg helemaal opgevuld.

Bij voorkeur heeft het zich in de doorgang bevindend gedeelte van de mantel minstens dezelfde dikte als de wanddikte van de framewand waarin de doorgang voorzien is.

Het tweede mantelgedeelte heeft daarbij bij voorkeur een gemiddelde dikte die groter is dan de gemiddelde dikte van het eerste mantelgedeelte.

In een nog voordeliger uitvoeringsvorm gaat het eerste mantelgedeelte via een trapsgewijze toename van de dikte van de mantel over in het tweede mantelgedeelte.

Daarbij geniet het verder ook de voorkeur dat het buitenoppervlak van het zich in de doorgang bevindend gedeelte aan de randen van de uitsparing, hetzij aansluit op het

BE2018/5230 buitenoppervlak van de frame-wand waarin de doorgang gevormd is, hetzij uitsteekt boven het buitenoppervlak van de frame-wand waarin de doorgang gevormd is.

Het bovenoppervlak van het uitstekend gedeelte van de mantel steekt bij voorkeur hoogstens 10 mm uit boven het buitenoppervlak van de frame-wand waarin de 5 doorgang is gevormd. In een meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm is dit hoogstens mm. In een sterk voorkeurdragende uitvoeringsvorm steekt de mantel hoogstens 2 mm uit boven het buitenoppervlak van de frame-wand waarin de doorgang is gevormd.

In een eerste bijzondere uitvoeringsvorm is de batterijruimte voorzien in een langwerpig geprofileerd frame-onderdeel dat zich voorbij de doorgang uitstrekt en aan 10 de kant van de doorgang een frame-dwarsprofiel (PI) heeft, en komt het profiel (P3) van een dwarsdoomede van het zich in de doorgang bevindend gedeelte van de mantel aan de buitenkant nagenoeg overeen met het genoemde frame-dwarsprofiel (PI).

De term profiel duidt in deze octrooiaanvraag op de lijn die de omtrek van een getekend element volgt. Een profiel heeft met andere woorden een bepaalde vorm en 15 afmetingen. De term dwarsprofiel wordt in deze octrooiaanvraag gebruikt in de zin van het profiel van een dwarsdoorsnede.

Wanneer we het in deze octrooiaanvraag hebben over ‘het frame-dwarsprofiel (PI) aan de kant van de doorgang’ verwijzen we dus naar de vorm en de afmetingen van het gedeelte van het dwarsprofiel van het frame dat zich aan de kant van de doorgang 20 bevindt. Dit gedeelte van het dwarsprofiel heeft dan bijvoorbeeld de vorm van een cirkelboog, een horizontale rechte lijn, een ellipsboog, of de vorm van een gedeelte van een polygoon of van eender welke andere meetkundige figuur, of van een combinatie van gebogen en rechte lijnen.

Wanneer we het hebben over het profiel (P3) van een dwarsdoorsnede van het zich in 25 de doorgang bevindend gedeelte van de mantel ‘aan de buitenkant’, dan bedoelen we de vorm en de afmetingen van de lijn die het buitenoppervlak van het tweede mantelgedeelte volgt op die dwarsdoorsnede.

BE2018/5230

Wanneer we het over de vorm van een bepaald profiel hebben, dan wordt de geometrische vorm bedoeld, ongeacht de afmetingen ervan, zoals bijvoorbeeld de vorm van een cirkel, een ellips, een zeshoek of van een deel van deze figuren.

In een tweede bijzondere uitvoeringsvorm heeft het zich tegenover de doorgang bevindend buitenoppervlak van de batterij een dwarsprofiel (P2) met een vorm (F2) die verschilt van de vorm (Fl) van het frame-dwarsprofiel (PI), sluit de mantel tegen hèt genoemde buitenoppervlak van de batterij aan, en heeft deze een variërende dikte, zodat het zich in de doorgang bevindend gedeelte van de mantel in dwarsdoomede een profiel (P3) heeft met een vorm (F3) die nagenoeg overeenkomt met de genoemde vorm van het frame-dwarsprofiel (P 1 ) aan de kant van de doorgang.

Het dwarsprofiel (P2) van het zich tegenover de doorgang bevindend buitenoppervlak van de batterij verwijst naar de vorm en de afmetingen van de lijn die het genoemde buitenoppervlak volgt op die dwarsdoorsnede. De uitdrukking ‘de vorm (F2) van dit dwarsprofiel (P2)’ verwijst dus enkel naar de vorm van die lijn. Wanneer die vórm (F2) bijvoorbeeld de vorm van de bovenste helft van een zeshoek is, terwijl de vorm (Fl) van het frame-dwarsprofiel (PI) bijvoorbeeld de vorm van een cirkelboog heeft, dan verschillen deze twee vormen (Fl) en (F2) duidelijk van elkaar. Het tweede mantelgedeelte heeft dan een variërende dikte waardoor het in de omhullende toestand het batterij-dwarsprofiel (P2) met zijn zeshoekvorm (F2) zodanig aanvult dat het geheel van de batterij met de mantel het frame-dwarsprofiel (PI) met de cirkelboogvorm aanneemt.

Algemeen geldt dus dat het tweede mantelgedeelte een variërende dikte heeft zodat het, in de omhullende toestand waarbij het aansluit tegen de batterij, het batterijdwarsprofiel (P2) met een eerste vorm (F2) zodanig aanvult dat het geheel van de batterij met de mantel het frame-dwarsprofiel (PI) met een tweede vorm (Fl) aanneemt, waarbij de eerste (F2) en tweede vorm (Fl) onderling verschillend zijn.

Het tweede mantelgedeelte is met andere woorden complementair aan het batterijprofiel zodat het geheel van de batterij met de omhullende mantel het framedwarsprofiel (PI) heeft.

BE2018/5230

De mantel heeft in een zeer voordelige uitvoeringsvorm een hardheid van hoogstens 90 Shore 00, bij voorkeur tussen 30 en 80 Shore 00. In een meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft de mantel een hardheid die tussen 30 en 60 Shore 00 is gelegen.

Bij een dergelijk materiaal wordt het materiaal bij het met de hand vastnemen ervan plaatselijk ingedrukt, waardoor men een goede grip heeft en geen handvat nodig heeft om de batterij vast te nemen. De harde batterij wordt door een dergelijke mantel omgevormd tot een zacht en aangenaam aanvoelend element.

De densiteit van het materiaal van de mantel is bij voorkeur groter dan of gelijk aan 20 kg/m³ en kleiner dan of gelijk aan 240 kg/m³.

In een meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de densiteit van het materiaal van de mantel groter dan of gelijk aan 20 kg/m³ en kleiner dan of gelijk aan 150 kg/m³. Deze densiteit is in een bijzondere uitvoeringsvorm groter dan of gelijk aan 20 kg/m³en kleiner dan of gelijk aan 100 kg/m³.

Het meest voorkeurdragende materiaal van de mantel heeft een densiteit die groter is dan of gelijk is aan 30 kg/m³ en kleiner is dan of gelijk is aan 70 kg/m³, zoals bijvoorbeeld 50 kg/m³.

Wanneer de beschikbare ruimte in de batterijruimte kleiner is dan het volume van de batterij omhuld door de mantel, moet de mantel tijdens het inbrengen in de batterijruimte samengedrukt worden. Dit verloopt zeer gemakkelijk als het materiaal 20 van de mantel een densiteit heeft binnen de in de vorige paragraaf aangeduide grenzen.

De mantel bestaat bij voorkeur hoofdzakelijk uit een geschuimde kunststof.

Een geschuimde kunststof is een kunststof die een cellenstructuur omvat. Dit kunnen open of gesloten cellen zijn. Geschuimde kunststof wordt onder meer geproduceerd met behulp van een schuimmiddel en/of een chemische reactie die tot vergassing leidt.

Bij voorkeur heeft de geschuimde kunststof een gesloten cellen structuur. Een geschuimd kunststofmateriaal is eenvoudig te fabriceren, en is bovendien ook licht en goed isolerend terwijl het een relatief hoge sterkte heeft en zeer flexibel is.

BE2018/5230

In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de mantel hoofdzakelijk vervaardigd uit een geschuimde polyolefine, zoals polyethyleen. Polyolefinen zijn polymeren op basis van koolstof en waterstof. De belangrijkste polyolefinen zijn polyethyleen of polyetheen (PE), polypropyleen of polypropeen (PP), polybutyleen of poly(l-buteen) (PB) en polyisobutyleen of polyisobuteen (PIB). Geschuimde polyolefinen zijn buigzaam en niet waterdoorlatend, waardoor deze zeer geschikt zijn voor het vervaardigen van de mantel. Bij voorkeur is de geschuimde polyolefine geschuimd polyethyleen. Dit kan bijvoorbeeld geëxpandeerde polyethyleen (EPE) zijn. Dit is een niet verknoopte, gesloten cel schuim dat gemaakt wordt uit lagedichtheidspolyethyleen (LDPE). Tot de polyolefinen rekent men ook copolymeren zoals bijvoorbeeld ethyleenvinylacetaat (EVA). De mantel kan bijvoorbeeld ook hoofdzakelijk uit polyurethaan (PU) vervaardigd zijn. De mantel kan ook uit een combinatie van twee of meerdere van de in deze paragraaf vermelde kunststoffen vervaardigd zijn.

De mantel wordt bij voorkeur gevormd door toepassing van gekende productietechnieken zoals bijvoorbeeld spuitgieten of extrusie.

In een andere zeer voordelige uitvoeringsvorm bevindt het eerste mantelgedeelte zich hoofdzakelijk in samengedrukte toestand tussen de batterij en de wanden van de batterijruimte.

In een andere voordelige uitvoeringsvorm is het eerste mantelgedeelte minstens gedeeltelijk permanent samengedrukt.

Dit kan gebeuren door het materiaal van de mantel te onderwerpen aan een proces van thermovorming. Dit procédé kan toegepast worden op kunststoffen en schuimmaterialen die vervormbaar zijn bij een temperatuur die hoger is dan hun glasovergangstemperatuur. Een aantal thermoplastische kunststoffen die hiervoor in aanmerking komen zijn polyethyleen, polypropyleen, PVC, Polystyreen, Polycarbonaat, Methylpolymethacrylaat, Acrylonitril-butadieen-styreen (ABS). Zo kunnen ook geschuimde polyolefinen, zoals polyethyleen en polypropyleen, thermisch

BE2018/5230 gecomprimeerd worden. Door thermocompressie kunnen er ook vouwlijnen aangebracht worden in het materiaal van de mantel.

De mantel is bij voorkeur vervaardigd uit een geschuimde kunststof waarvan het oppervlak, minstens aan de buitenzijde van de mantel, minstens gedeeltelijk bedekt is door een deklaag.

Bij voorkeur is de deklaag een laag die gelamineerd wordt op het oppervlak van de geschuimde kunststof. Het kan ook een coating zijn die aangebracht is op het oppervlak van de geschuimde kunststof. Hierdoor vormt de deklaag een oppervlaktelaag die een geheel vormt met de geschuimde kunststof. Deze oppervlakteiaag is bij voorkeur een hoofdzakelijk gesloten oppervlak. De deklaag is bij voorkeur een kunststoflaag. Het lamineren kan door middel van een lijm gebeuren of door het versmelten van de geschuimde kunststof en/of het materiaal van de deklaag. De deklaag fungeert vooral als beschermlaag en zorgt bovendien voor een esthetische afwerking van het materiaal van de mantel.

De deklaag is bij voorkeur vervaardigd uit een materiaal met een hoge rekbaarheid. Hierdoor is de mantel een zeer flexibel geheel dat snel en gemakkelijk vanuit een gestrekte toestand omheen een batterij kan gewikkeld worden.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft het materiaal waaruit de deklaag is vervaardigd, een breukrek volgens de lengterichting die hoger is dan 50% en/of een breukrek volgens de dwarsrichting die hoger is dan 150%. Deze breukrek kan bijvoorbeeld bepaald worden volgens ISO 1421. Met de breukrek wordt aangeduid dat dit materiaal pas zal breken vanaf een bepaalde procentuele rek. Dit houdt in dat de deklaag niet beschadigd wordt zolang de procentuele rek onder de door de breukrek bepaalde bovengrens blijft. Nog meer bij voorkeur is de breukrek volgens de lengterichting hoger dan 60%, en zelfs hoger dan 70%. Nog meer bij voorkeur is de breukrek volgens de dwarsrichting hoger dan 160%, zelfs hoger dan 170%. In een specifieke uitvoeringsvorm komt de breukrek volgens de lengterichting overeen met de breukrek volgens de dwarsrichting.

BE2018/5230

Het materiaal waaruit de deklaag is vervaardigd, heeft bij voorkeur, bij het toepassen van een kracht van 50 N in de lengterichting, een elongatie van meer dan 5% en/of, bij het toepassen van een kracht van 50 N in de dwarsrichting, een elongatie van meer dan 10%. Dit kan bijvoorbeeld bepaald worden volgens ISO 1421. Het materiaal 5 waaruit de deklaag is vervaardigd heeft verder bij voorkeur bij het toepassen van een kracht van 50 N in de lengterichting een elongatie van meer dan 8%. Het materiaal waaruit de deklaag is vervaardigd heeft verder bij voorkeur bij het toepassen van een kracht van 50 N in de dwarsrichting een elongatie van meer dan 13%.

Bij voorkeur heeft het materiaal waaruit de deklaag is vervaardigd, een treksterkte in 10 de lengterichting die groter is dan 200 N/5 cm en/of een treksterkte in de dwarsrichting die groter is dan 150 N/5 cm. Deze treksterkte kan bijvoorbeeld bepaald worden door ISO 1421. Nog meer bij voorkeur is de treksterkte in de lengterichting groter dan 250 N/5 cm en in een nog meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm groter dan 300 N/5 cm. Ook meer bij voorkeur is de treksterkte in de dwarsrichting groter dan 200 15 N/5 cm. In een specifieke uitvoeringsvorm komt de treksterkte volgens de lengterichting overeen met de treksterkte volgens de dwarsrichting.

Hierdoor is de deklaag zeer goed bestand tegen beschadigingen (krassen e.d.), waardoor de mantel gedurende lange tijd zijn esthetisch uitzicht behoudt. Dit is van belang omdat de mantel van de in het frame geïntegreerde batterij een zichtbaar 20 element is van het frame dat hierdoor mee bepalend is voor het uitzicht van het frame.

Bij voorkeur is de dikte van de deklaag minstens 0,1 mm en hoogstens 3 mm. In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm ligt de dikte van de deklaag tussen 0,5 mm en

1,5 mm, meer bij voorkeur tussen 0,5 mm en 1 mm, zoals bijvoorbeeld 0,7 mm. Bij deze diktes is de deklaag voldoende sterk en ondoordringbaar. Verder bij voorkeur is

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de deklaag vervaardigd uit een waterafstotend materiaal. Dit waterafstotend materiaal is verder bij voorkeur ook een materiaal dat niet waterdoorlatend is. Op die manier is de mantel ook weersbestendig.

Bij voorkeur is de deklaag hoofdzakelijk vervaardigd uit een kunststof materiaal met een samenstelling die minstens 85% polyvinylchloride omvat. Andere mogelijke

BE2018/5230 samenstellingen zijn: 88-94% Polyvinylchloride, 0,1-2% polyurethaan en 4-10% polyamide of 91-97% polyvinylchloride en 3-9% polyamide. Dergelijke kunststofmaterialen zijn voldoende rekbaar, sterk en waterafstotend en vormen een zeer geschikt materiaal voor de deklaag. Ze kunnen ook in verschillende kleuren en motieven worden voorzien. Andere bruikbare kunststofmaterialen omvatten polyurethaan, synthetische rubber, enz.

In een alternatieve uitvoeringsvorm is de deklaag hoofdzakelijk vervaardigd uit een rekbaar materiaal dat geen kunststofmateriaal is. Zo’n materiaal is dan bij voorkeur een waterdicht en/of waterafstotend materiaal of een materiaal dat voorzien is van een coating die het waterdicht en/of waterafstotend maakt.

De mantel omvat bij voorkeur ook bevestigingsmiddelen om de mantel in een de batterij omhullende toestand te weerhouden.

Deze bevestigingsmiddelen zijn bijvoorbeeld aan de randen van de mantel voorziene haakmiddelen die samenwerken met overeenkomende inhaakruimtes of inhaakranden aan het buitenoppervlak van de batterij. Andere gekende losmaakbare bevestigingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld velcro, één of meerdere drukknopen of een rits, zijn uiteraard ook mogelijk.

In een meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het een frame of een frameonderdeel van een gemotoriseerd rijwiel, zoals een elektrische fiets.

Om de uitvinding duidelijker te illustreren en om verdere kenmerken en voordelen ervan aan te duiden volgt nu een meer gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een elektrische fiets met een frame volgens deze uitvinding.

Het zij duidelijk dat deze voorkeurdragende uitvoeringsvorm slechts één van de talrijke mogelijke uitvoeringsvormen is binnen de draagwijdte van de octrooibescherming die bepaald is in de hierbij gevoegde conclusies, en dat niets in de hierna volgende beschrijving mag aanzien worden als een beperking van deze draagwijdte.

BE2018/5230

In deze beschrijving wordt aan de hand van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarvan

Figuur 1 in perspectief een elektrische fiets voorstelt, figuur 2 een gedeelte van het frame van de fiets van figuur 1 in perspectief voorstelt, waarbij het frame een batterijruimte omvat waarin een batterij is opgenomen, figuur 3 het ffame-gedeelte van figuur 2 voorstelt, terwijl zich in de batterijruimte een batterij met een mantel volgens de uitvinding bevindt, figuur 4 een schematische voorstelling in perspectief is van het op figuur 2 voorgestelde frame-gedeelte, zonder batterij in de batterijruimte, figuur 5 een bovenaanzicht is van het op figuur 4 voorgestelde frame-gedeelte, figuur 6 een dwarsdoorsnede is volgens een dwarsvlak door de as A-A van het op figuur 4 voorgestelde frame-gedeelte, figuur 7 een dwarsdoorsnede is volgens een dwarsvlak door de as B-B van het op figuur 4 voorgestelde frame-gedeelte, terwijl in de batterijruimte een batterij zonder mantel is geplaatst, figuur 8 de dwarsdoorsnede van figuur 7 voorstelt, waarbij de op figuur 7 getoonde batterij door een mantel omhuld is, figuur 9 een dwarsdoorsnede is volgens een dwarsvlak door de as B-B van het op figuur 4 voorgestelde frame-gedeelte, terwijl in de batterijruimte een andere, door een mantel omhulde, batterij is geplaatst figuur 10 een perspectief voorstelling is van de mantel die op de figuur 9 te zien is, in een gestrekte toestand, en figuur 11 een dwarsdoorsnede is volgens een dwarsvlak door de as C-C van de op figuur 10 getoonde mantel.

De op figuur 1 voorgestelde fiets is een elektrische fiets met trapondersteuning. De fiets omvat een door twee wielen (17) gedragen frame (F) waarop een zadel (16) bevestigd is en een stuur ( 12) in verbinding met het voorwiel ( 17). Het frame (F) omvat

BE2018/5230 een hol buisvormig gedeelte (1) dat zich vanaf een laagste punt van het frame (F) in de omgeving van de trappers (13) schuin naar boven toe uitstrekt in de richting van het stuur (12). In dit buisvormig gedeelte (1) is een batterijruimte (3) voorzien, die het best zichtbaar is op figuren 4 en 7 t/m 9. In deze batterijruimte (3) is een batterij (4) geplaatst die door een afzonderlijk geproduceerde mantel (5) is omhuld. De mantel (5) is afneembaar omheen de batterij (4) bevestigd zoals hierna zal verduidelijkt worden.

De batterijruimte (3) is voorzien in de holle binnenruimte van het buisvormig gedeelte (1). Deze batterijruimte (3) is toegankelijk via een doorgang (2) die in een wand (la) van het framegedeelte (1) is gevormd door het wegnemen van een gedeelte (20) - zie figuur 4 - van de wand (la). We benadrukken dat het weggenomen gedeelte (20) geen deel meer uitmaakt van het frame (F) volgens deze uitvinding, en enkel op figuur 4 is voorgesteld met de bedoeling om te verduidelijken wat in deze octrooiaanvraag bedoeld wordt met de term ‘doorgang’. De doorgang (2) moet namelijk aanzien worden in de betekenis van de vrije ruimte die door het weggenomen gedeelte (20) was ingenomen. De doorgang is dus een vrije ruimte die de vorm en de afmetingen heeft van het weggenomen gedeelte (20). Dat de mantel (5) zich in de doorgang (2) bevindt betekent dus dat deze zich binnen de hoger aangeduide vrije ruimte bevindt.

In de batterijruimte (3) is er een batterij houder voorzien die de nodige houdmiddelen en elektrische connectoren omvat (niet op de figuren voorgesteld) om de batterij (4) in een vaste positie in de batterijruimte (3) te houden terwijl de batterij contacten verbonden zijn met in het frame (F) voorziene elektrische geleiders. Deze geleiders (ook niet op de figuren voorgesteld) verbinden de batterij contacten met een elektrische motor (niet op de figuren voorgesteld) voor het assisteren van de aandrijving die de fietser zelf via de trappers (13) teweegbrengt. De geleiders lopen bijvoorbeeld doorheen de holle buisvormige gedeelten (1) van het frame (F). De elektrische motor is in een behuizing ter hoogte van de met de trappers (13) verbonden trapas (14) ingebouwd in het frame (F) en kan een aandrijfkoppel uitoefenen op de trapas (14). De batterij (4) kan ook als stroombron fungeren voor andere elektrische componenten die op de fiets geïnstalleerd zijn, zoals bijvoorbeeld de verlichting, en is dan ook met deze componenten verbonden via de nodige geleiders.

BE2018/5230

In de batterijruimte (3) is er een sluitmechanisme voorzien (niet voorgesteld op de figuren) met een blokkeermiddel dat met gekende mechanische middelen in een blokkeerstand en een niet-blokkeerstand kan gebracht worden door het verdraaien van een slot dat voorzien is in de wand (la) van het framegedeelte (1). Het slot kan alleen 5 door middel van een passende sleutel (15) verdraaid worden. De sleutel (15) kan vanaf de buitenzijde van het frame (F) in het slot geplaatst worden, waarna het slot kan verdraaid worden. Wanneer het blokkeermiddel in een blokkeerstand gebracht is kan de batterij (4) haar positie in de batterijruimte (3) niet verlaten. Op die manier kan verhinderd worden dat de batterij (4) uit de batterijruimte (3) valt of gestolen wordt.

Als het blokkeermiddel in de niet-blokkeerstand staat kan de batterij (4) met de hand uit de batterijruimte (3) genomen worden.

De batterij (4) is omhuld door een mantel (5) die als een afzonderlijk soepel en buigzaam geheel uit geschuimd polyethyleen (PE) met een dichtheid van 50 kg/m³vervaardigd is. Op volledige oppervlak van het geschuimde polyethyleen, aan de 15 buitenkant van de mantel, is een deklaag (11) uit PVC gelamineerd met een dikte van ongeveer 0,7 mm. De aldus gevormde mantel (5) heeft een hardheid van ongeveer 50 Shore 00. De mantel (5) is afzonderlijk in gestrekte vorm voorgesteld op de figuren 10en II.

De mantel (5) heeft in gestrekte toestand in bovenaanzicht een hoofdzakelijk 20 rechthoekige vorm en bestaat uit een centraal gedeelte (7) en twee gelijke vleugels (6) die zich respectievelijk aan tegenoverliggende zijden van het centraal gedeelte (7) uitstrekken. In de uitvoeringsvorm die op de figuren 9 t/m 11 is voorgesteld hebben de twee vleugels (6) overal eenzelfde dikte (dl) van ongeveer 2,5 mm, terwijl het centraal gedeelte (7) een grotere dikte (d2) heeft, zodat het centraal gedeelte (7) een ten 25 opzichte van het bovenoppervlak van de vleugels (6) naar boven toe uitstekend gedeelte (7a) vormt. De dikte (d2) van het centraal gedeelte (7) is niet overal gelijk, zoals duidelijkst te zien is op figuren 8 en 11, en varieert tussen een minimum van ongeveer 5 mm en een maximum van ongeveer 8 mm. De gemiddelde dikte van het centraal gedeelte (7) is evenwel groter dan de dikte (dl) van de vleugels (6) en is 30 ongeveer 6,5 mm.

BE2018/5230

Het uitstekend gedeelte (7a) van de mantel (5) heeft een bovenoppervlak dat in bovenaanzicht hoofdzakelijk rechthoekig is en dat aan de omtrekranden (8) via verticale of schuin hellende flanken (9) trapvormig overgaat in het bovenoppervlak van de vleugels (6).

Het dwarsprofiel (PI) van de bovenkant - de kant van de doorgang (2) - van het buisvormig frame-gedeelte (1) - zie figuur 6- heeft een symmetrische vorm (Fl) met twee parallelle verticale lijnen die met elkaar verbonden zijn door een lijn die aan beide uiteinden - vanaf de verticale lijnen- eerst volgens een cirkelboog verloopt en in een centrale zone overgaat in een horizontale rechte lijn.

De batterij die op figuren 2 en 9 is voorgesteld heeft een zich tegenover de doorgang (2) bevindend buitenoppervlak (4a) met een dwarsprofiel (P2) waarvan de vorm (F2) symmetrisch is en twee parallelle verticale lijnen omvat die overgaan in hellende rechte lijnen die naar elkaar toe lopen en met elkaar verbonden zijn via een centraal gedeelte dat nagenoeg volgens een cirkelboog verloopt. Dit is het duidelijkst te zien 15 op de dwarsdoorsnede die op figuur 9 is voorgesteld. Deze vorm (F2) verschilt duidelijk van de vorm (Fl) van het dwarsprofiel (PI) zoals te zien is op figuur 6 en op figuur 7 in streeplijn is aangeduid.

Als de batterij (4) omhuld is door de mantel (5) sluit de onderkant van het centraal gedeelte (7) van de mantel (5) aan tegen het buitenoppervlak (4a) van de batterij (4) 20 dat zich tegenover de doorgang (2) bevindt. De mantel (5) is zodanig gedimensioneerd dat het uitstekend gedeelte (7a) zich in de doorgang (2) bevindt en deze nagenoeg helemaal opvult, zodat het bovenoppervlak van het uitstekend gedeelte (7a) aan de randen (8) aansluit op, of enkele mm uitsteekt boven, het bovenoppervlak van de wand (la) van het frame-gedeelte (1) waarin de doorgang (2) gevormd is. De flanken (9) van 25 het uitstekend gedeelte (7a) bevinden zich dan tegenover de randen (2a) van de doorgang (2) met een zeer kleine tussenafstand of sluiten tegen deze randen (2a) aan, zodat de doorgang (2) goed afgedekt is door het uitstekend gedeelte (7a). Het bovenoppervlak van het uitstekend gedeelte (7a) van de mantel (5) heeft dan een dwarsprofiel (P3) dat nagenoeg identiek is aan het dwarsprofiel (PI) van de bovenkant 30 van het buisvormig framegedeelte (1). Dit kan het best gezien worden door het op

BE2018/5230 figuur 9 aangeduide dwarsprofiel (P3) van de mantel (5) te vergelijken met het op figuur 6 aangeduide dwarsprofiel (Pl) van het framegedeelte (1).

Om dit dwarsprofiel (P3) te bekomen moet het centraal gedeelte (7) van de mantel (5) over zijn gehele breedte op elke plaats een passende dikte hebben. Aangezien de vorm (F2) van het dwarsprofiel (P2) van de batterij (4) verschilt van de vorm (Fl) van het dwarsprofiel (P 1 ) van het frame-gedeelte ( 1 ), is de nodige dikte (d2) niet op elke plaats dezelfde. Op figuur 11 is voor de mantel van figuur 9 duidelijk te zien hoe deze dikte (d2) varieert tussen een minimum (d2min) en een maximum (d2max).

De batterij (4) die zich op figuren 7 en 8 in de batterijruimte (3) bevindt heeft een bovenzijde met een ander dwarsprofiel (P2) dan de batterij (4) die op figuren 2 en 9 is getoond. Het zich tegenover de doorgang (2) bevindend buitenoppervlak (4a) van deze batterij (4) heeft een dwarsprofiel (P2) dat de vorm (F2) heeft van twee verticale lijnen die via afgeronde hoeken overgaan in een horizontale lijn. Deze vorm (F2) verschilt ook duidelijk van de vorm (Fl) van het dwarsprofiel (PI ) dat op figuur 6 en op figuur 7 (in streeplijn) te zien is.

Als deze andere batterij (4) omhuld is door de op figuur 8 voorgestelde mantel (5) sluit de onderkant van het centraal gedeelte (7) van de mantel (5) aan tegen het buitenoppervlak (4a) van de batterij (4) dat zich tegenover de doorgang (2) bevindt. Deze mantel (5) is nu anders gedimensioneerd dan de op figuren 9 t/m 11 voorgestelde mantel. Meer bepaald is de variërende dikte (d2) van het centraal gedeelte (7) van de mantel (5) nu anders omdat de batterij (4) een ander dwarsprofiel (P2) heeft. Deze dikte (d2) is zodanig dat het uitstekend gedeelte (7a) zich in de doorgang (2) bevindt en deze nagenoeg helemaal opvult, zodat het bovenoppervlak van het uitstekend gedeelte (7a) aan de randen (8) aansluit op, of enkele mm uitsteekt boven, het bovenoppervlak van de wand (la) van het frame-gedeelte (1) waarin de doorgang (2) gevormd is. De flanken (9) van het uitstekend gedeelte (7a) bevinden zich dan weer tegenover de randen (2a) van de doorgang (2) met een zeer kleine tussenafstand of sluiten tegen deze randen (2a) aan, zodat de doorgang (2) goed afgedekt is door het uitstekend gedeelte (7a).

BE2018/5230

De variërende dikte (d2) van het centraal gedeelte (7) van deze mantel (5) is hier bovendien ook zodanig dat het bovenoppervlak van het uitstekend gedeelte (7a) van de mantel (5) een dwarsprofiel (P3) heeft dat nagenoeg identiek is aan het dwarsprofiel (PI) van de bovenkant van het buisvormig framegedeelte (1). Dit kan het best gezien 5 worden door het op figuur 8 aangeduide dwarsprofiel (P3) van de mantel (5) te vergelijken met het op figuur 6 en op figuur 7 (in streeplijn) aangeduide dwarsprofiel (PI) van het framegedeelte (1).

De mantel (5) en de batterij (4) omvatten voorts ook complementaire bevestigingsmiddelen (10a),(10b) om de mantel in een toestand waarbij deze de 1 o batterij (4) omhult afneembaar aan de batterij (4) te bevestigen (zie figuren 8 t/m 11 ).

De mantel (5) omvat daartoe meer bepaald aan de onderzijde van de vleugels (6), in de nabijheid van de zijranden van deze vleugels (6), inhaakstrookjes (10a) met een haakvormig profiel. Deze inhaakstrookjes (10a) strekken zich uit over nagenoeg de gehele lengte van de zijranden van de vleugels (6).

In het onderste gedeelte van het buitenoppervlak van de batterij (4) zijn twee inhaakgroeven (10b) voorzien met een zodanige vorm en lengte dat de inhaakstrookjes (10a) in deze inhaakgroeven (10b) kunnen inhaken en in hun ingehaakte toestand kunnen blijven. De positie van de twee inhaakgroeven ( 10b) op het batterij -oppervlak is ook zodanig dat, wanneer de mantel (5) de batterij (4) omhult en in een tegen de 20 batterij aansluitende toestand gebracht is, elk inhaakstrookje (10a) dan in een respectievelijke inhaakgroef (10b) kan ingehaakt worden waardoor de mantel (5) in zijn omhullende toestand aan de batterij (4) bevestigd wordt.

Op het buitenoppervlak van de batterij (4) is een drukknop (19) voorzien waarmee de batterij (4) kan ingeschakeld of uitgeschakeld worden (zie figuur 2),

In het uitstekend gedeelte (7a) van de mantel (5) is een cirkelvormige zone (18) voorzien (zie figuren 3 en 10) waarvan het bovenoppervlak dieper ligt dan het omringende bovenoppervlak van het uitstekend gedeelte (7a) van de mantel (5), terwijl het materiaal van de mantel (5) in deze zone (18) ook een kleinere dikte heeft dan het omringende materiaal.

BE2018/5230

De plaats van deze zone (18) op de mantel (5) is zodanig gekozen dat, wanneer de batterij (4) door de mantel (5) omhuld is, de zone (18) zich dan precies boven de drukknop (19) bevindt. Zo kan deze drukknop (19) bediend worden door met de vinger op de dieper gelegen cirkelvormige zone (18) van de mantel te drukken. Hierdoor kan 5 de batterij (4) gemakkelijk bediend worden zonder de mantel (5) te verwijderen en moet er ook geen opening in de mantel (5) voorzien worden waarlangs de drukknop (19) kan bereikt worden, De mantel (5) blijft op die manier een volledig waterdicht beschermend omhulsel van de batterij (4).

In een andere uitvoeringsvorm volgens deze uitvinding kan de mantel ook zo 10 uitgevoerd zijn dat deze zich alleen uitstrekt over het gedeelte (4a) van het buitenoppervlak van de batterij (4) dat zich tegenover de doorgang (2) bevindt, waarbij er dus geen manteldelen zijn die zich in de batterijruimte (3) tussen de batterij (4) en de wanden (la) van de batterijruimte (3) bevinden. Een dergelijke mantel heeft dan bijvoorbeeld in bovenaanzicht een rechthoekige vorm die overal dezelfde dikte heeft 15 of een variërende dikte heeft. De mantel bevindt zich in de doorgang (2), en vult deze doorgang (2) bij voorkeur nagenoeg helemaal op. In dwarsdoorsnede heeft het gedeelte (7a) dat zich in de doorgang (2) bevindt een profiel (P3) dat aan de buitenkant nagenoeg overeenkomt met het frame-dwarsprofiel (PI).

Het bovenstaande kan verduidelijkt worden door middel van een voorbeeld dat met 20 verwijzing naar figuren 9 en 10 omschreven wordt. In zijn andere uitvoeringsvorm is de mantel van figuren 9 en 10 uitgevoerd zonder de vleugels (6) en bestaat deze enkel uit het centraal gedeelte (7) dat aansluit tegen het buitenoppervlak (4a) van de batterij (4) dat zich boven de randen (2a) van de batterijruimte (3) bevindt.

Deze mantel (5) kan dan met bevestigingsmiddelen losmaakbaar aan de batterij (4) 25 bevestigd worden, bijvoorbeeld door middel van haakjes die ingrijpen in de T-vormige groeven die in het buitenoppervlak (4a) van de bovenkant van de batterij (4) zijn voorzien. Het spreekt vanzelf dat ook andere bevestigingsmiddelen kunnen voorzien worden.

Claims

1. Een frame (F) of een frame-onderdeel (l) van een voertuig, waarin een uitneembare batterij (4) geïntegreerd is in een door één of meerdere frame-wanden 5 (la) omgeven batterijruimte (3), waarbij in een frame-wand (la) een doorgang (

2) gevormd is waarlangs de batterijruimte (3) toegankelijk is, met het kenmerk dat de batterij (4) minstens gedeeltelijk omhuld is door een mantel (5) die als een afzonderlijk buigzaam geheel vervaardigd is uit een samendrukbaar materiaal, en die afneembaar omheen de batterij (4) bevestigd is, waarbij minstens een gedeelte 10 (7a) van de mantel (5) zich in de genoemde doorgang (2) bevindt, en dat de mantel (5) omvat: een eerste mantelgedeelte (6) dat zich in de batterijruimte (3) tussen de batterij (4) en de wanden (la) van de batterijruimte (3) bevindt, en een tweede mantelgedeelte (7) met een uitstekend gedeelte (7a) dat zich in de genoemde doorgang (2) bevindt.

15 2. Een frame (F) of een frame-onderdeel (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het zich in de doorgang (2) bevindend gedeelte (7a) van de mantel (5) de doorgang (2) hoofdzakelijk opvult.

3. Een frame (F) of een frame-onderdeel (1) volgens conclusies 1 of 2, met het kenmerk dat het tweede mantelgedeelte (7) een gemiddelde dikte (d2) heeft die

20 groter is dan de gemiddelde dikte (dl) van het eerste mantelgedeelte (6).

4. Een frame (F) of een frame-onderdeel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het eerste mantelgedeelte (6) via een trapsgewijze toename van de dikte van de mantel (5) overgaat in het tweede mantelgedeelte (7).

5. Een frame (F) of een frame-onderdeel (1) volgens een van de voorgaande

25 conclusies, met het kenmerk dat het buitenoppervlak van het zich in de doorgang (2) bevindend gedeelte (7a) van de mantel (5), aan de randen (8) van de uitsparing, (2), hetzij aansluit op het buitenoppervlak van de frame-wand (1) waarin de

BE2018/5230 doorgang (2) gevormd is, hetzij uitsteekt boven het buitenoppervlak van de framewand (1) waarin de doorgang (2) gevormd is.

6. Een frame (F) of een frame-onderdeel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de batterijruimte (3) voorzien is in een langwerpig

5 geprofileerd frame-onderdeel (1) dat zich voorbij de doorgang (2) uitstrekt en aan de kant van de doorgang (2) een frame-dwarsprofiel (PI) heeft, en dat het profiel (P3) van een dwarsdoornede (B) van het zich in de doorgang bevindend gedeelte (

7a) van de mantel (5) aan de buitenkant nagenoeg overeenkomt met het genoemde frame-dwarsprofiel (PI).

10 7. Een frame (F) of een frame-onderdeel (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk dat het zich tegenover de doorgang (2) bevindend buitenoppervlak (4a) van de batterij (4) een dwarsprofiel (P2) heeft met een vorm (F2) die verschilt van de vorm (Fl) van het frame-dwarsprofiel (PI), en dat de mantel (5) tegen het genoemde buitenoppervlak (4a) aansluit en een variërende dikte (d) heeft, zodat het zich in

15 de doorgang bevindend gedeelte (7a) van de mantel (5) in dwarsdoornede een profiel (P3) heeft met een vorm (F3) die nagenoeg overeenkomt met de genoemde vorm (Fl) van het frame-dwarsprofiel (PI) aan de kant van de doorgang (2).

8. Een frame (F) of een frame-onderdeel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de mantel (5) vervaardigd is uit een materiaal met

20 een hardheid van hoogstens 90 Shore 00, bij voorkeur tussen 30 en 80 Shore 00.

9. Een frame (F) of een frame-onderdeel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de mantel (5) vervaardigd is uit een materiaal met een densiteit die groter is dan of gelijk is aan 20 kg/m³ en kleiner is dan of gelijk is aan 240 kg/m³.

25

10. Een frame (F) of een frame-onderdeel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de mantel (5) hoofdzakelijk uit een geschuimde kunststof bestaat.

BE2018/5230

11. Een frame (F) of een frame-onderdeel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het eerste mantelgedeelte (6) zich hoofdzakelijk in samengedrukte toestand tussen de batterij (4) en de wanden (la) van de batterijruimte (3) bevindt.

12. Een frame (F) of een frame-onderdeel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het eerste mantelgedeelte (6) minstens gedeeltelijk permanent samengedrukt is.

13. Een frame (F) of een frame-onderdeel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de mantel vervaardigd is uit een geschuimde kunststof waarvan het oppervlak, minstens aan de buitenzijde van de mantel, minstens gedeeltelijk bedekt is door een deklaag.

14. Een frame (F) of een frame-onderdeel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de mantel (5) bevestigingsmiddelen (10a, 10b) omvat om de mantel (5) in een de batterij (4) omhullende toestand te weerhouden.

15. Een frame (F) of een frame-onderdeel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het een frame (F) of een frame-onderdeel (1) is van een gemotoriseerd rijwiel is, zoals een elektrische fiets.

16. Voertuig omvattende een frame (F) of een frame-onderdeel (1), een aantal met het frame (F) verbonden wielen (

17), en aandrijfmiddelen omvattende een in het frame (F) of het frame-onderdeel (1) in een batterijruimte (3) geïntegreerde batterij (4) voor het leveren van elektrische energie voor de aandrijving of voor het assisteren van de aandrijving van het voertuig, waarbij de batterijruimte door een of meerdere frame-wanden (la) omgeven is en waarbij in een frame-wand (la) een doorgang (2) gevormd is waarlangs de batterijruimte toegankelijk is, met het kenmerk dat de batterij (4) minstens gedeeltelijk omhuld is door een mantel (5) die als een afzonderlijk buigzaam geheel vervaardigd is uit een samendrukbaar materiaal, en die afneembaar omheen de batterij (4) bevestigd is, waarbij minstens een gedeelte (7a) van de mantel (5) zich in de genoemde doorgang (2) bevindt, en dat de mantel

BE2018/5230 (5) omvat: een eerste mantelgedeelte (6) dat zich in de batterijruimte (3) tussen de batterij (4) en de wanden (la) van de batterijruimte (3) bevindt, en een tweede mantelgedeelte (7) met een uitstekend gedeelte (7a) dat zich in de genoemde doorgang (2) bevindt.

5 17. Voertuig volgens conclusie 16, met het kenmerk dat het een frame (F) of een frame-onderdeel (1) volgens een van de conclusies 2 tot 15 omvat.

18. Voertuig volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk dat het een gemotoriseerd rijwiel is, zoals een elektrische fiets.