BE1025405B1

BE1025405B1 - Filterelement en vloeistofafscheider voorzien van dergelijk filterelement

Info

Publication number: BE1025405B1
Application number: BE2017/5510A
Authority: BE
Inventors: Benjamin Moens; Diego Truyen; Philip Hofmans; Vindt Jarg De
Original assignee: Atlas Copco Airpower Naamloze Vennootschap
Priority date: 2017-07-18
Filing date: 2017-07-18
Publication date: 2019-02-18
Also published as: BE1025405A1; WO2019016651A1; CN109260872A; CN109260872B; CN208839267U

Abstract

Filterelement voor het afscheiden van een vloeistof uit een vloeistof-gas mengsel, waarbij het filterelement (8) zodanig is voorzien dat het vloeistof-gas mengsel door het filterelement (8) moet passeren, daardoor gekenmerkt dat het filterelement voorzien is van een reservoir (9) waarin de door het filterelement (8) afgescheiden vloeistof wordt verzameld, waarbij op dit reservoir (9) een afvoerleiding (11) is aangesloten die de in het reservoir (9) opgevangen vloeistof kan afvoeren en waarbij het reservoir (9) voorzien is van middelen (14) om de afvoerleiding (11) af te sluiten wanneer het vloeistofniveau in het reservoir (9) tot aan of onder een bepaald niveau daalt.

Description

Filterelement en vloeistofafscheider voorzien van dergelijk filterelement.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een filterelement en een vloeistofafscheider voorzien van dergelijke filterelement.

Meer speciaal, is de uitvinding bedoeld voor het afscheiden van vloeistof in een gas-vloeistof mengsel.

Bij een vloeistofgeinjecteerde machine, zoals bijvoorbeeld een compressor of expander, zal het samengeperste of geëxpandeerde gas een zekere hoeveelheid vloeistof, zoals bijvoorbeeld olie of water, bevatten.

Daarom kan na de machine een vloeistofafscheider geplaatst worden om de vloeistof van het gas te scheiden.

Traditioneel omvat dergelijke vloeistofafscheider een vat met een inlaat voor het vloeistof-gas mengsel, waarbij dit vat een ruimte definieert en met een uitlaat voor het afvoeren van behandeld gas, waarbij in de voornoemde ruimte een filterelement is voorzien dat zich uitstrekt rond de voornoemde uitlaat.

De inlaat is bij voorkeur tangentiaal in de zijwand van het vat geplaatst, zodat het vloeistof-gas mengsel een spiraalvormige baan volgt in het vat, waardoor er een eerste afscheidingsfase kan plaatsvinden waarbij onder

2017/5510

BE2017/5510 invloed van de centrifugaalkrachten de zwaardere vloeistofpartikels van het mengsel tegen de zijwand van het vat belanden en vervolgens langsheen deze zijwand naar beneden vloeien. Dit is echter geen vereiste.

Het is niet uitgesloten dat tussen de zijwand van het vat en het filterelement een buis of scherm is voorzien die zich rond het filterelement uitstrekt, zodat tussen de zijwand van het vat en de buis een inlaatzone gedefinieerd wordt, waarin de eerste afscheidingsfase zal plaatsvinden.

Indien deze buis aanwezig is, zal het vloeistof-gas mengsel verplicht worden om rond het uiteinde van de buis te stromen om op die manier van zin te keren en om naar de uitlaat te stromen.

Daardoor kan nog een afscheidingsfase plaatsvinden, doordat de zwaardere vloeistofpartikels niet naar boven zullen omkeren, doch naar beneden zullen blijven doorstromen.

De volgende fase van de afscheiding vindt plaatst op het moment dat het vloeistof-gas mengsel door het filterelement stroomt om vervolgens via de uitlaat de vloeistofafscheider te verlaten.

De laatste, in de meeste gevallen de lichtste en kleinste, vloeistofpartikels worden, bij doortocht van het vloeistofgas mengsel door het filterelement, hierbij door het filterelement uit het gas gehaald.

2017/5510

BE2017/5510

Op de binnenzijde van het filterelement, worden druppels van het vloeistof gevormd die afvloeien naar de bodem van het filterelement.

Daar worden ze verzameld en afgevoerd middels een afvoerleiding naar een punt van lagere druk.

Het is ook mogelij k dat deze derde en laatste afscheidingsfase buiten het vat plaatsvindt, waarbij het filterelement zelf stroomafwaarts van de vloeistofafscheider geplaatst is.

In de klassieke filterelementen zal een spruitstuk (nozzle) in de afvoerleiding het debiet van de afvoer bepalen.

Als het debiet te laag is, wordt het filterelement verzadigd met vloeistof en zal de afscheiding in het filterelement niet optimaal verlopen, met als gevolg dat er

veel vloeistof het filterelement verlaten met alle nadelige gevolgen	langs de	uitlaat	zal
van	dien.
Daarom wordt het debiet, en dus	de	afmetingen van	het
spruitstuk, zodanig gekozen	dat	er	onder	alle

omstandigheden voldoende afvoer is.

Dat houdt in dat er veel gas onnodig wordt afgevoerd, in het bijzonder op momenten dat er weinig vloeistof door het filterelement wordt afgescheiden, omdat bijvoorbeeld het debiet van vloeistof-gas mengsel laag is of omdat er weinig vloeistof in het mengsel zit.

2017/5510

BE2017/5510

Hiermee kan een verlies gepaard gaan.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan minstens één van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.

De huidige uitvinding heeft een filterelement als voorwerp voor het afscheiden van een vloeistof uit een vloeistof-gas mengsel, waarbij het filterelement zodanig is voorzien dat het vloeistof-gas mengsel door het filterelement moet passeren, met als kenmerk dat het filterelement voorzien is van een reservoir waarin de door het filterelement afgescheiden vloeistof wordt verzameld, waarbij op dit reservoir een afvoerleiding is aangesloten die de in het reservoir opgevangen vloeistof kan afvoeren en waarbij het reservoir voorzien is van middelen om de afvoerleiding af te sluiten wanneer het vloeistofniveau in het reservoir tot aan of onder een bepaald niveau daalt.

Een voordeel is dat door gebruik te maken van het reservoir, de afgescheiden vloeistof afgezonderd wordt van het gas en op een bepaalde locatie, i in het reservoir, wordt verzameld.

Hierdoor zal er enkel vloeistof en geen gas worden afgevoerd.

Waar de afgevoerde vloeistof naartoe geleid wordt is in principe niet van belang voor de uitvinding.

2017/5510

BE2017/5510

De afgevoerde vloeistof kan bijvoorbeeld naar de injectieleiding geleid worden, zodat de vloeistof terug in een machine geïnjecteerd wordt.

De uitvinding is verder geschikt voor alle soorten van vloeistof-gas mengsels, er is met andere woorden geen beperking op het soort gas of vloeistof.

Ook is de uitvinding geschikt voor alle soorten druk, dus zowel voor compressoren als voor vacuümmachines.

Bijkomend is het reservoir voorzien van middelen om de afvoerleiding af te sluiten wanneer het vloeistofniveau in het reservoir tot aan of onder een bepaald niveau daalt.

Met de afvoerleiding afsluiten wordt hier bedoeld dat er geen vloeistof meer via de afvoerleiding kan wegstromen uit het reservoir.

Een voordeel is dat op momenten dat er weinig vloeistof in het reservoir zit, zoals typisch het geval is bij het begin van het afscheidingsproces wanneer er nog geen vloeistof afgescheiden en verzameld is, de afvoerleiding tijdelijk gesloten kan worden zodat er ook in dit geval geen gas of vloeistof-gas mengsel wordt afgevoerd.

In een praktische uitvoeringsvorm is het reservoir uitgevoerd als een apart reservoir dat middels een verbindingsleiding met het filterelement verbonden is.

2017/5510

BE2017/5510

In een alternatieve praktische uitvoeringsvorm is het reservoir geïntegreerd in of maakt het deel uit van het filterelement.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de voornoemde middelen om de afvoerleiding af te sluiten uitgevoerd als een klep of ventiel.

De klep of het ventiel kan mechanisch zelf sturend zijn of kan elektronisch aangestuurd worden.

Bovendien kan de klep of het ventiel bekrachtigd worden door de zwaartekracht, een veerkracht, een magnetische kracht of dat de klep of het ventiel elektronisch bekrachtigd wordt.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de middelen uitgevoerd als een vlotter die een afvoeropening in het reservoir kan afsluiten, waarbij er middelen voorzien zijn om de vlotter in een positie boven de afvoeropening te houden.

Met 'afvoeropening' wordt hier een opening in het reservoir bedoeld, die in verbinding staat met de afvoerleiding.

Een voordeel van dergelijke uitvoeringsvorm, is dat er geen externe of actieve sturing nodig is.

De vlotter kan namelijk zodanig uitgevoerd worden dat, wanneer het vloeistofniveau in het reservoir te laag is, de

2017/5510

BE2017/5510 vlotter de afvoeropening zal afsluiten, zodat er geen afvoer meer is van vloeistof en zodat er onmogelijk ongewenst gas zal kunnen worden afgevoerd.

De middelen om de vlotter in een positie boven de afvoeropening te houden, zullen ervoor zorgen dat de vlotter niet 'vrij' in het reservoir kan drijven, doch zich steeds op een positie zal bevinden, zodat bij dalend vloeistofniveau in het reservoir, de vlotter de afvoeropening zal afsluiten.

De uitvinding betreft tevens een vloeistofafscheider met een vat met een inlaat voor een vloeistof-gas mengsel en een uitlaat voor het afvoeren van behandeld gas, waarbij dit vat een ruimte definieert, met als kenmerk dat in de voornoemde ruimte een filterelement is voorzien volgens één van de voorgaande conclusies, één en ander zodanig dat het vloeistof-gas mengsel nadat het via de inlaat in het vat is gekomen, door het filterelement moet passeren alvorens het via de uitlaat het vat kan verlaten.

Dergelijke vloeistofafscheider bezit dezelfde voornoemde voordelen.

Hierbij kan het reservoir zowel gelegen zijn binnen het voornoemde vat als buiten het voornoemde vat.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven

2017/5510

BE2017/5510 van een filterelement en een vloeistofafscheider volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :

figuur 1 schematisch een vloeistofafscheider met een filterelement volgens de uitvinding weergeeft;

figuren 2 tot 4 varianten weergeven van figuur 1; figuur 5 schematisch een alternatieve uitvoeringsvorm weergeeft van een vloeistofafscheider volgens de uitvinding.

De in figuur 1 schematisch weergegeven vloeistofafscheider omvat een vat met een inlaat voor een vloeistof-gas mengsel en een uitlaat voor het afvoeren van behandeld gas.

Het vat 2 definieert een ruimte 5 die aan de bovenzijde 6 is afgesloten door een deksel 7. Dit deksel 7 kan al of niet losmaakbaar zijn van het vat 2. Het is ook mogelijk dat er geen apart deksel 7 is voorzien.

In de ruimte 5 is een filterelement 8 voorzien dat zich in dit geval uitstrekt rondom de uitlaat 4, zodat het vloeistof-gas mengsel dat via de inlaat 3 in het vat 2 terechtkomt, door het filterelement 8 moet passeren alvorens het via de uitlaat 4 het vat 2 kan verlaten.

Volgens de uitvinding is het filterelement 8 voorzien van een reservoir 9, waarin de door het filterelement 8 afgescheiden vloeistof wordt verzameld.

2017/5510

BE2017/5510

In het weergeven voorbeeld is het reservoir 9 uitgevoerd als een apart reservoir 9, dit wil zeggen dat het een afzonderlijk component of onderdeel is van het filterelement 8.

Het aparte reservoir 9 is middels een verbindingsleiding 10 verbonden met het filterelement 8, waarbij de verbindingsleiding 10 zal instaan voor de afvoer van de door het filterelement 8 afgescheiden vloeistof naar het reservoir 9.

Vanaf dit reservoir 9 vertrekt een afvoerleiding 11, die leidt naar buiten, waarbij de afvoerleiding 11 zal instaan voor de afvoer van de vloeistof in het reservoir 9 naar buiten toe.

De precieze locatie waarnaar de vloeistof wordt afgevoerd, is voor de uitvinding niet van belang.

In figuur 1 is het reservoir 9 gelegen binnen in het vat 2 van de vloeistofafscheider 1.

Dit is niet noodzakelijk het geval, in figuur 2 is dezelfde vloeistofafscheider 1 weergegeven als in figuur 1, doch met het reservoir 9 gelegen buiten het voornoemde vat 2.

Hiertoe is de verbindingsleiding 10 langer uitgevoerd, en zal deze doorheen de zijwand 12 van het vat 2 gaan, alvorens deze in het reservoir 9 toekomt. Het is natuurlijk

2017/5510

BE2017/5510 niet uitgesloten dat de verbindingsleiding 10 doorheen het deksel 7 of doorheen de bodem van het vat 2 gaat.

Het filterelement 8 uit figuur 1 is verder voorzien van een spruitstuk 13, of nozzle, die in de afvoerleiding 11 geplaatst is, stroomafwaarts van het reservoir 9.

De werking van de vloeistofafscheider 1 is zeer eenvoudig en als volgt.

Een te behandelen vloeistof-gas mengsel komt via de inlaat in het vat 2 van de vloeistofafscheider 1.

De inlaat is tangentiaal geplaatst, zodat het vloeistof-gas mengsel een cycloonvormig pad in het vat 2 zal beschrijven.

Door de centifugaalkrachten, zal een eerste afscheiding plaatsvinden, omdat de zwaardere vloeistofpartikels tegen de binnenzijde van de zijwand 12 van het vat 2 geslingerd worden en onderaan het vat 2 verzameld en afgevoerd worden.

Vervolgens zal het vloeistof-gas mengsel door het filterelement 8 passeren. Hier zal een verdere afscheiding plaatsvinden.

De afgescheiden vloeistofpartikels zullen langs de binnenzijde van het filterelement 8 naar beneden vloeien en via de verbindingsleiding 10 uiteindelijk opgevangen worden in het reservoir 9.

2017/5510

BE2017/5510

Vanaf het reservoir 9 kan de vloeistof middels de afvoerleiding 11 naar een andere locatie afgevoerd worden.

Het spruitstuk 13 in de afvoerleiding 11 zal het maximale debiet van de vloeistof limiteren, zodat een meer stabiele afvoer van de vloeistof gerealiseerd kan worden.

In figuur 2 is een alternatieve uitvoeringsvorm weergegeven van figuur 1 waarbij, zoals reeds vermeld, het reservoir 9 buiten het voornoemde vat gelegen is.

Tevens is er geen spruitstuk 13, of nozzle, aanwezig in de afvoerleiding 11.

Verder is de werking van de vloeistofafschelder uit figuur 2 gelijk aan die van figuur 1.

In figuren 3 en 4 is een variant van figuur 1 weergegeven, waarbij in deze gevallen het reservoir 9 geïntegreerd is in het filterelement 8. Het reservoir 9 maakt met andere

woorden deel uit van	het	filterelement	8	en	is	géén
afzonderlijk onderdeel.
De verbindingsleiding	10	uit figuren	1	en	2	is	hier
bijgevolg niet aanwezig.
Verder is het reservoir	9	voorzien van	middelen	14	om de

afvoerleiding 11 af te sluiten wanneer het vloeistofniveau in het reservoir 9 tot aan of onder een bepaald niveau daalt, zodat op deze manier nooit gas kan worden afgevoerd.

2017/5510

BE2017/5510

Met 'de afvoerleiding 11 afsluiten' wordt hier bedoeld dat er geen vloeistof via de afvoerleiding 11 het reservoir 9 kan verlaten.

Deze middelen 14 kunnen worden uitgevoerd onder de vorm van een klep of ventiel.

Echter in het geval van figuren 3 en 4, zijn deze middelen 14 uitgevoerd als een vlotter 15 die een afvoeropening 16 in het reservoir 9 kan afsluiten, waarbij er middelen 17 voorzien zijn om de vlotter 15 in een positie boven de afvoeropening 16 te houden.

De vlotter 15 zal drijven op de betreffende vloeistof en wanneer het vloeistofniveau tot aan of onder een bepaald niveau zakt, de afvoeropening 16 afsluiten en zo de afvoerleiding 11 afsluiten. Wanneer het vloeistofniveau boven dit niveau gestegen is, zal de afvoeropening 16 niet afgesloten zijn.

In figuur 3, zijn de middelen 17 uitgevoerd als een soort van geperforeerde kooi 18, die over de afvoeropening 16 is aangebracht en waarin de vlotter 15 zich bevindt.

Het is duidelijk dat wanneer het vloeistofniveau in het reservoir 9 zal stijgen of dalen, de vlotter 15 overeenkomstig op en neer zal bewegen in de geperforeerde kooi 18.

2017/5510

BE2017/5510

Alhoewel de vlotter 15 een sterische vorm heeft, is het duidelijk dat de uitvinding hiertoe niet beperkt is.

In figuur 4 zijn de middelen 17 uitgevoerd als een soort van hefboomarm 19 die verbonden is met de vlotter 15 en met het filterelement 8.

De verbindingen zijn in dit geval scharnierend, maar dit is niet noodzakelijk het geval.

De uitvoeringsvorm uit figuur 3 is tevens voorzien van een spruitstuk 13 zoals in figuur 1, de uitvoeringvorm uit figuur 4 niet. Doch, dit zou ook andersom kunnen zijn.

Het is bovendien niet uitgesloten dat de uitvoeringsvormen uit figuren 1 en 2 voorzien zijn van middelen 14 om de afvoerleiding 11 af te sluiten. Deze middelen 14 kunnen uitgevoerd zijn onder de vorm van een klep of ventiel, of onder de vorm van een vlotter 15 zoals bijvoorbeeld weergegeven in figuren 3 en 4.

Het is niet uitgesloten dat de vloeistof af scheider 1 uit figuren 1 tot 4 voorzien is van een scherm dat zich uitstrekt vanaf het deksel 7 en rondom het filterelement 8.

Met andere woorden, het scherm bevindt zich in de zone tussen de zijwand 12 van het vat 2 en het filterelement 8.

2017/5510

BE2017/5510

Dit scherm, in combinatie met een tangentiaal geplaatste inlaat, zal een cycloonafscheiding veroorzaken in de ruimte tussen de zijwand 12 van het vat 2 en het scherm.

Het scherm kan uitgevoerd zijn onder de vorm van een buis.

In figuur 5 is een variante weergegeven volgens figuur 1, waarbij in dit geval de vloeistof af scheider 1 een iets andere opbouw heeft.

De vloeistofafscheider 1 is voorzien van een scherm 20 dat zich vanaf het voornoemde deksel 7 uitstrekt rond de voornoemde uitlaat 4 en dat een onderwand 21 omvat met een inlaatopening 22, waarbij een kamer 23 gedefinieerd wordt door het scherm 20, de onderwand 21 en het deksel 7, waarbij in de aldus gevormde kamer 23 het voornoemde filterelement 8 is aangebracht dat zich uitstrekt rond de inlaatopening 22 vanaf de onderwand 21, één en ander zodanig dat tussen het scherm 20 en het filterelement 8 een uitlaatzone 24 is gedefinieerd die in verbinding staat met de voornoemde uitlaat 4.

Merk op dat zowel voor het type vloeistof af scheider 1 uit figuur 5 als voor het type vloeistofafscheider 1 uit figuren 1 tot 4 geldt dat het vloeistof-gas mengsel nadat het via de inlaat 3 in het vat 2 is gekomen, door het filterelement 8 moet passeren alvorens het via de uitlaat 4 het vat 2 kan verlaten.

2017/5510

BE2017/5510

In dit geval, doch niet noodzakelijk, is de onderwand 21 voorzien van meerdere inlaatopeningen 22 en zijn er in de kamer 23 meerdere filterelementen 8 voorzien die zich elk rond een inlaatopening 22 uitstrekken.

In dit geval zijn maar dit zouden er ook

3,

4,

6, 8, ... kunnen zr j| n.

In dit geval er één reservoir waarin alle vloeistof wordt verzameld dat door alle filterelementen wordt afgescheiden.

Het	is ook mogelijk dat	elk	filterelement	8 voorzien is van
een	eigen reservoir 9.
Het	reservoir 9 kan	een	apart reservoir	zijn, zoals
weergegeven in figuur	5,	maar kan ook	een	geïntegreerd

reservoir 9 zijn.

Het reservoir 9 kan bijvoorbeeld geïntegreerd worden in de voornoemde onderwand 21.

Het kan tevens uitgerust zijn met een vlotter 15 zoals in figuren 3 en 4, of met een spruitstuk 13 zoals weergegeven in figuren 1 en 3.

De werking van de vloeistof af scheider 1 is zeer gelijkaardig als deze uit de voorgaande figuren.

2017/5510

BE2017/5510

Het vloeistof-gas terechtkomt, zal mengsel dat via de inlaat 3 in het vat 2 eerst een cycloonvormig pad doorlopen rondom het scherm

Hierbij zal een eerste afscheidingsfase plaatsvinden.

Vervolgens zal het vloeistof-gas mengsel omkeren van richting om vr a de inlaatopeningen 22 in de onderwand 21 door de filterelementen 8 te kunnen stromen om zo in de uitlaatzone 24 terecht te komen en het vat 2 via de uitlaat te verlaten.

Bij het omkeren van richting vindt een tweede afscheidingsfase plaatst en bij het doorstromen van het

Het door de filterelementen zal via de verbindingsleiding verzameld worden in het reservoir 9.

De vloeistof die wordt afgescheiden in de eerste en tweede fase zal onderaan in het vat verzameld en afgevoerd worden.

Alhoewel in alle hierboven weergegeven voorbeelden, het filterelement 8 zich in het vat 2 bevindt, is dit niet noodzakelijk voor de uitvinding.

Figuur 6 geeft een voorbeeld weer waarbij een filterelement 8 volgens de uitvinding stroomafwaarts van het vat 2 van de vloeistofafscheider 1 is geplaatst.

2017/5510

BE2017/5510

In dit geval vindt de voornoemde eerste en tweede af scheidingsf ase plaats in het vat 2 van de vloeistofafscheider 1, die net zoals in figuur 5 voorzien is van een scherm 20.

Het vloeistof-gas mengsel zal het vat 2 verlaten via de uitlaat 4 en naar het filterelement 8 geleid worden.

Dit filterelement 8 is net als in figuren 1 en 2 voorzien van een apart reservoir 9, waarin de afgescheiden vloeistof verzameld wordt. Dit is zeer gelijkaardig als in de vorige beschreven uitvoeringsvormen.

Het is niet uitgesloten dat het reservoir 9 voorzien is van middelen 14 om de afvoerleiding 11 af te sluiten wanneer het vloeistofniveau in het reservoir 9 tot aan of onder een bepaald niveau zakt.

Tevens kan de afvoerleiding 11 eventueel voorzien zijn van een spruitstuk 13.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een vloeistofafscheider volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Conclusies .

1.- Filterelement voor het afscheiden van een vloeistof uit een vloeistof-gas mengsel, waarbij het filterelement (8) zodanig is voorzien dat het vloeistof-gas mengsel door het filterelement (8) moet passeren, daardoor gekenmerkt dat het filterelement voorzien is van een reservoir (9) waarin de door het filterelement (8) afgescheiden vloeistof wordt verzameld, waarbij op dit reservoir (9) een afvoerleiding (11) is aangesloten die de in het reservoir (9) opgevangen vloeistof kan afvoeren en waarbij het reservoir (9) voorzien is van middelen (14) om de afvoerleiding (11) af te sluiten wanneer het vloeistofniveau in het reservoir (9) tot aan of onder een bepaald niveau daalt.

2.- Filterelement volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde middelen (14) zijn uitgevoerd als een klep of ventiel. 3.- Filterelement volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt

dat de middelen (14) zijn uitgevoerd als een vlotter (15) die een afvoeropening (16) in het reservoir (9) kan afsluiten, waarbij er middelen (17) voorzien zijn om de vlotter (15) in een positie boven de afvoeropening (16) te houden.
4.- Filterelement volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het reservoir (9) is uitgevoerd als een apart reservoir (9) dat middels een verbindingsleiding

2017/5510

BE2017/5510 (10) met het filterelement (9) verbonden is.
5. - Filterelement volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat het reservoir (9) is geïntegreerd in of deel uitmaakt van het filterelement (8).
6. - Filterelement volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de afvoerleiding (11) voorzien is van een spruitstuk (13) stroomafwaarts van het reservoir (9) .
7. - Vloeistof af scheider met een vat (2) met een inlaat (3) voor een vloeistof-gas mengsel en een uitlaat (4) voor het afvoeren van behandeld gas, waarbij dit vat (2) een ruimte (5) definieert, daardoor gekenmerkt dat in de voornoemde ruimte (5) een filterelement (8) is voorzien volgens één van de voorgaande conclusies, één en ander zodanig dat het vloeistof-gas mengsel nadat het via de inlaat (3) in het vat (2) is gekomen, door het filterelement (8) moet passeren alvorens het via de uitlaat (4) het vat (2) kan verlaten.
8.Vloeistofafscheider volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat het reservoir (9) gelegen is binnen het voornoemde vat (2).
9.- Vloeistofafscheider volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat het reservoir (9) gelegen is buiten het voornoemde vat (2).

2017/5510

BE2017/5510
10. - Vloeistofafscheider volgens één van de voorgaande conclusies 7 tot 9, daardoor gekenmerkt dat het filterelement (8) zich uitstrekt rond de voornoemde uitlaat (4) .
11. - Vloeistofafscheider volgens één van de voorgaande conclusies 7 tot 10, daardoor gekenmerkt dat de vloeistofafscheider (1) voorzien is van een scherm (20) dat zich uitstrekt vanaf een zijwand (12) van het vat (2) en rondom het filterelement (8).
12. - Vloeistofafscheider volgens één van de voorgaande conclusies 7 tot 9, daardoor gekenmerkt dat de vloeistofafscheider (1) is voorzien van een scherm (20) dat zich vanaf een zijwand (12) van het vat (2)rond de voornoemde uitlaat (4) en dat een onderwand (21) omvat met een inlaatopening (22), waarbij een kamer (23) gedefinieerd wordt door het scherm (20), de onderwand (21) en een gedeelte van de zijwand (12) van het vat (2), waarbij in de aldus gevormde kamer (23) het voornoemde filterelement (8) is aangebracht dat zich uitstrekt rond de inlaatopening (22) vanaf de onderwand (21), één en ander zodanig dat tussen het scherm (20) en het filterelement (8) een uitlaatzone (24) is gedefinieerd die in verbinding staat met de voornoemde uitlaat (4).
13. - Vloeistofafscheider volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de onderwand (21) voorzien is van meerdere inlaatopeningen (22) en dat er in de kamer (23) meerdere filterelementen (8) volgens één van de voorgaande

2017/5510

BE2017/5510 conclusies 1 tot 6 zijn voorzien die zich elk rond een inlaatopening (22) uitstrekken.