BE1025043A1 - Strooisysteem voor een oogstmachine voor landbouwtoepassingen met een heen- en weergaande deflector - Google Patents
Strooisysteem voor een oogstmachine voor landbouwtoepassingen met een heen- en weergaande deflector Download PDFInfo
- Publication number
- BE1025043A1 BE1025043A1 BE20175145A BE201705145A BE1025043A1 BE 1025043 A1 BE1025043 A1 BE 1025043A1 BE 20175145 A BE20175145 A BE 20175145A BE 201705145 A BE201705145 A BE 201705145A BE 1025043 A1 BE1025043 A1 BE 1025043A1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- deflector
- axis
- spreading
- section
- blades
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D41/00—Combines, i.e. harvesters or mowers combined with threshing devices
- A01D41/12—Details of combines
- A01D41/1243—Devices for laying-out or distributing the straw
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Catching Or Destruction (AREA)
- Fertilizing (AREA)
- Harvesting Machines For Specific Crops (AREA)
Abstract
Een strooisysteem (40) van een landbouwvoertuig (20) voor het strooien van oogstrestanten over een veld bestaat uit: een eerste strooitoestel (42) dat een eerste reeks schoepen (120) bevat die geconfigureerd zijn om rond een eerste as (46) te draaien om een eerste strooipad (124) te definiëren; een tweede strooitoestel (44) dat een tweede reeks schoepen (122) bevat die geconfigureerd zijn om rond een tweede as (48) te draaien om een tweede strooipad (128) te bepalen, waarbij het tweede strooitoestel (44) en het eerste strooitoestel (42) zij-aan-zij geplaatst zijn; een deflector (140, 180) die een eerste deflectorgedeelte (142) bevat voor het afbuigen van het eerste strooipad (124), en een tweede deflectorgedeelte (146) voor het afbuigen van het tweede strooipad (128); en een deflectoraandrijving (160, 182) die verbonden is met de deflector (140, 180). Het strooisysteem (40) is gekenmerkt doordat de deflectoraandrijving (160, 182) geconfigureerd is om het eerste deflectorgedeelte (142) en het tweede deflectorgedeelte (146) van de deflector (140, 180) volgens een oscillerend patroon te bewegen in een richting (D, 184) die ruwweg evenwijdig loopt met de eerste as (46) en/of de tweede as (48).
Description
(30) Voorrangsgegevens :
(71) Aanvrager(s) :
CNH INDUSTRIAL BELGIUM NV
8210, ZEDELGEM
België (72) Uitvinder(s) :
DESMET Stefaan 9850 VOSSELARE België
DUQUESNE Frank R.G. 8550 ZWEVEGEM België
DE BAERE Reinout 9990 MALDEGEM België (54) STROOISYSTEEM VOOR EEN OOGSTMACHINE VOOR LANDBOUWTOEPASSINGEN MET EEN HEEN- EN WEERGAANDE DEFLECTOR (57) Een strooisysteem (40) van een landbouwvoertuig (20) voor het strooien van oogstrestanten over een veld bestaat uit: een eerste strooitoestel (42) dat een eerste reeks schoepen (120) bevat die geconfigureerd zijn om rond een eerste as (46) te draaien om een eerste strooipad (124) te definiëren; een tweede strooitoestel (44) dat een tweede reeks schoepen (122) bevat die geconfigureerd zijn om rond een tweede as (48) te
draaien om een tweede strooipad (128) te bepalen, waarbij het tweede strooitoestel (44) en het eerste strooitoestel (42) zij-aan-zij geplaatst zijn; een deflector (140, 180) die een eerste deflectorgedeelte (142) bevat voor het afbuigen van het eerste strooipad (124), en een tweede deflectorgedeelte (146) voor het afbuigen van het tweede strooipad (128); en een deflectoraandrijving (160, 182) die verbonden is met de deflector (140, 180). Het strooisysteem (40) is gekenmerkt doordat de deflectoraandrijving (160, 182) geconfigureerd is om het eerste deflectorgedeelte (142) en het tweede deflectorgedeelte (146) van de deflector (140, 180) volgens een oscillerend patroon te bewegen in een richting (D, 184) die ruwweg evenwijdig loopt met de eerste as (46) en/of de tweede as (48).
53276-C-BE
BE2017/5145
STROOISYSTEEM VOOR EEN OOGSTMACHINE VOOR
I ANDBOUWTOEPASSINGEN MET EEN HEEN- EN WEERGAANDE DEFI,ECTOR
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Deze uitvinding heeft betrekking op oogstmachines voor gebruik in de landbouw (verder kortweg oogstmachines genoemd) zoals maaidorsers, en meer bepaald op systemen voor het strooien van oogstrestanten die in zulke maaidorsers zijn ingebouwd.
De term maaidorser (of pikdorser, combine in het Engels) voor een oogstmachine is historisch gegroeid doordat deze machine meerdere oogstfuncties combineert in een enkele oogsteenheid, zoals plukken, dorsen, scheiden en reinigen. Een maaidorser bevat een maaier die het gewas van een veld verwijdert en een toevoerhuis dat het gewasmateriaal naar een dorsrotor transporteert. De dorsrotor draait in een geperforeerd huis, dat de vorm kan hebben van verstelbare dorskorven en op het gewas een dorsbewerking uitvoert om het graan eruit te verwijderen. Eens het graan gedorst is, valt het door perforaties in de dorskorven op een graanschaal. Vanaf de graanschaal wordt het graan gereinigd door gebruik te maken van een reinigingssysteem, en wordt daarna naar een graantank aan boord van de maaidorser getransporteerd. Een reinigingsventilator blaast lucht door de zeven om kaf en andere deeltjes vuil naar de achterkant van de maaidorser af te voeren. Oogstmateriaal dat geen graan is (ook nietgraan genoemd), zoals stro, afkomstig van de dorssectie passeert door een restantensysteem, dat een strohakselaar kan gebruiken om het niet-graan te verwerken en naar de achterkant van de maaidorser te richten. Wanneer de graantank vol raakt, wordt de maaidorser in de buurt gepositioneerd van een voertuig waarin het graan moet worden ontladen, zoals een oplegger, een zelflosser, een gewone vrachtwagen of dergelijke; en wordt een ontlaadsysteem op de maaidorser aangedreven om het graan naar het voertuig over te brengen.
Tijdens het oogstproces in een maaidorser wordt het gewenste graan verzameld en opgeslagen terwijl ander oogstmateriaal dan het gewenste graan uit de maaidorser wordt uitgestoten. Het oogstmateriaal dat geen graan is of oogstrestanten zijn gewoonlijk afkomstig uit twee zones in de maaidorser, de dorsrotor en het reinigingssysteem. Het materiaal dat uit de dorsrotor gestoten wordt, wordt over het algemeen stro genoemd en bevat veel grotere delen van de plant zoals stengels, halmen, kolven, bladeren en dergelijke alsook vreemd materiaal of materiaal dat geen oogstmateriaal is. Het materiaal
53276-C-BE
BE2017/5145 dat uit het reinigingssysteem gestoten wordt, wordt over het algemeen kaf genoemd en bevat veel fijnere restanten van het plantenmateriaal, zoals peulen, vliezen, fragmenten en kleine deeltjes. De gecombineerde stromen uit te stoten oogstrestanten uit de maaidorser kunnen op verscheidene manieren behandeld worden; de processen om de oogstrestanten weer op het veld te deponeren kunnen echter over het algemeen gecategoriseerd worden als het vormen van zwaden of strooien.
In een zwadvormingsproces worden de oogstrestanten op de stoppels van het geoogste gewas in een continue smalle stroom of zwad gelost, die heel wat smaller is dan de breedte van het geoogste zwad. Op die manier verzameld, kunnen de in zwaden neergelegde oogstrestanten gemakkelijk opgeraapt worden voor het vormen van balen of een andere erop volgende verwerking of gebruik.
In een strooiproces verdeelt een mechanisch toestel stro en/of kaf gelijkmatig over de snijbreedte van het maaibord van de maaidorser. Het te strooien materiaal wordt gewoonlijk in korte stukjes fijngehakt zodat het materiaal na het strooien snel zal worden afgebroken en voedingsstoffen aan de grond toevoeren en/of voldoende klein is om erop volgend bewerken of zaaien niet te hinderen.
Restantenstrooiers kunnen horizontale en verticale types zijn. Een horizontale strooier bevat een strooitoestel met een rotor die aangedreven wordt rond een ruwweg verticale as en een reeks schoepen of bladen op de rotor om restanten voort te stuwen in een breed zwad achter de maaidorser. Gewoonlijk worden twee zulke zij-aan-zij gelegen rotoren gebruikt, waarbij de rotoren in tegengestelde richtingen draaien binnen een huis. Na fijngehakt te zijn, komen de gewasresten het rotorgebied binnen door een verticale inlaat in het strooierhuis, en, als de schoepen rond de as draaien, worden de restanten naar een tangentiële uitlaat van het huis voortgestuwd. Gewoonlijk is de tangentiële uitlaat van het huis gevormd door een deflector waarvan de oriëntatie en de vorm het strooipatroon van de oogstrestanten bepalen. Het is bekend om verstelbare structuren van het huis en de deflector te gebruiken om de materiaalstroom uit de uitlaat te regelen door de grootte en de positie van de deflector en van de ruimte tussen de rotorschoepen en de verstelbare structuren aan te passen om een ruwweg gelijkmatige verdeling van de oogstrestanten te verwezenlijken over de breedte van een zwadverdeling achter de maaidorser. Het is wenselijk om een volledig gelijkmatige verdeling van het materiaal te verwezenlijken voor een nog gelijkmatiger en consistentere afbraak van oogstrestanten en om de erop volgende bewerking van het veld en het zaaien te vergemakkelijken.
Een verticale strooier bevat een rotor die aangedreven wordt via een ruwweg
53276-C-BE
BE2017/5145 horizontale as en een reeks schoepen of bladen op de rotor om restanten uit het strooierhuis voort te stuwen. Maar ook nu worden gewoonlijk twee zulke zij-aan-zij gelegen rotoren gebruikt, die in tegengestelde richtingen draaien.
Naarmate maaidorsers in grootte en de gewasverwerkingscapaciteit ervan toenemen, kan de breedte van het maaibord van de maaidorser toenemen om minder doorgangen op het veld te doen. Naarmate de breedte van het maaibord toeneemt, moet ook de strooibreedte van de oogstrestanten achter de maaidorser toenemen om het veld dat nu van de meeste gewassen ontdaan is gelijkmatig te bedekken. De strooibreedte kan aangepast worden, bijvoorbeeld door het toerental van de rotoren en de schoepen te vergroten zodat het oogstmateriaal op een grotere afstand van het strooisysteem wordt gestrooid. De positionering van de deflector wordt geregeld om bijvoorbeeld te voorkomen dat oogstrestanten gestrooid worden op gewassen die nog op het veld staan, en vervolgens verzameld zouden worden en opnieuw door de maaidorser verwerkt zouden worden.
Een specifiek probleem dat voorkomt bij grotere strooibreedtes is de vorming van stroken van volumineuze en minder volumineuze oogstrestanten langs de rijrichting van de maaidorser in zware oogstomstandigheden. De stroken met volumineuze en minder volumineuze oogstrestanten zijn in feite oogstrestanten met een ongelijkmatige dikte, waarbij oogstrestanten met hogere dikte leiden tot een strook met groot volume, en oogstrestanten met geringere dikte leiden tot een strook met gering volume. De stroken die ontstaan door de ongelijkmatige verdeling van de oogstrestanten kunnen ertoe leiden dat sommige zones van het veld haast geen oogstrestanten zullen bevatten, waardoor er weinig voedingsstoffen uit de restanten toegevoegd worden, terwijl op andere zones van het veld een overmaat aan oogstrestanten zal liggen wat het zaaien en bewerken kan hinderen.
Wat hier ten opzichte van de stand van de techniek nodig is, is een strooisysteem dat de oogstrestanten gelijkmatiger over de breedte van de maaidorser kan verdelen.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Deze uitvinding verschaft een strooisysteem met twee strooitoestellen en een deflector die op een heen- en weergaande manier (oscillerend) aangedreven wordt in een richting evenwijdig met één of met beide rotatieassen van de strooitoestellen.
In één vorm is de uitvinding gericht op een strooisysteem van een landbouwvoertuig voor het strooien van oogstrestanten over een veld, bestaande uit: een
53276-C-BE
BE2017/5145 eerste strooitoestel dat een eerste reeks schoepen bevat die geconfigureerd zijn om rond een eerste as te draaien om een eerste strooipad te bepalen; een tweede strooitoestel dat een tweede reeks schoepen bevat die geconfigureerd zijn om rond een tweede as te draaien om een tweede strooipad te bepalen, waarbij het tweede strooitoestel en het eerste strooitoestel zij-aan-zij geplaatst zijn; een deflector die een eerste deflectorgedeelte bevat voor het afbuigen van het eerste strooipad en een tweede deflectorgedeelte voor het afbuigen van het tweede strooipad en een deflectoraandrijving die verbonden is met de deflector. Het strooisysteem is gekenmerkt doordat de deflectoraandrijving geconfigureerd is om het eerste deflectorgedeelte en het tweede deflectorgedeelte van de deflector volgens een oscillerend patroon te bewegen in een richting die ruwweg evenwijdig loopt met de eerste as en/of de tweede as.
Een voordeel van deze uitvinding is dat de heen- en weergaande beweging van de deflectorgedeelten de oogstrestanten van de stroken met groot volume en die met gering volume continu verspreidt om een relatief gelijkmatige spreiding te verwezenlijken.
Een ander voordeel is dat de deflectoraandrijving die de heen- en weergaande beweging van de deflectorgedeelten regelt nadien op bestaande machines kan worden aangebracht.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De bovenvermelde en andere kenmerken en voordelen van deze uitvinding en de manier om ze te bereiken zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen kunnen worden door verwijzing naar de volgende beschrijving van uitvoeringsvormen van de uitvinding samen met de bijbehorende tekeningen waarin:
Figuur 1 een zijaanzicht is van een uitvoeringsvorm van een oogstmachine in de vorm van een maaidorser gebouwd volgens deze uitvinding;
Figuur 2 een gedeeltelijk perspectiefaanzicht is van een achterste deel van de maaidorser die weergegeven is in Figuur 1;
Figuur 3 een gedeeltelijk zijaanzicht is van de oogstmachine die weergegeven is in de Figuren 1-2;
Figuur 4 een perspectiefaanzicht is van een uitvoeringsvorm van een strooisysteem dat gevormd is volgens deze uitvinding met een deflectoraandrijving die een deflector aan het draaien brengt;
Figuur 5 een ander perspectiefaanzicht is van het strooisysteem dat weergegeven is in Figuur 4;
53276-C-BE
BE2017/5145
Figuur 6 een achteraanzicht is van het strooisysteem dat weergegeven is in de Figuren 4-5 tijdens de heen- en weergaande beweging van de deflector;
Figuur 7 een ander achteraanzicht is van het strooisysteem dat weergegeven is in de Figuren 4-6 na een verdere heen- en weergaande beweging van de deflector vanuit de positie die weergegeven is in Figuur 6;
Figuur 8 een achteraanzicht is van een andere uitvoeringsvorm van een strooisysteem dat gevormd is volgens deze uitvinding, met een deflectoraandrijving die een deflector heen en weer beweegt; en
Figuur 9 een ander achteraanzicht is van het strooisysteem dat weergegeven is in Figuur 8 na de heen- en weergaande beweging van de deflector vanuit de positie die weergegeven is in Figuur 8.
Overeenkomstige verwijzingen (nummers en/of letters) geven door alle verschillende aanzichten heen overeenkomstige onderdelen aan. De hier uiteengezette voorbeelden illustreren uitvoeringsvormen van de uitvinding, en zulke voorbeelden mogen niet geïnterpreteerd worden alsof ze de reikwijdte van de uitvinding op enige wijze zouden beperken.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING
De termen graan, stro en niet-gedorste aren worden over heel deze specificatie voornamelijk gebruikt voor het gemak, maar er dient verstaan te worden dat deze termen niet beperkend bedoeld zijn. Dus verwijst “graan” naar dat deel van het oogstmateriaal dat gedorst en gescheiden wordt van het weg te gooien deel van het oogstmateriaal, waarnaar verwezen wordt als oogstmateriaal dat geen graan is, (in het Engels MOG = non-grain crop material, verder in het Nederlands soms afgekort tot nietgraan) of stro. Onvolledig gedorst oogstmateriaal wordt niet-gedorste aren genoemd. Ook de termen voorwaarts, achterwaarts, links en rechts, wanneer ze gebruikt worden in verband met de oogstmachines en/of onderdelen ervan, zijn gewoonlijk bepaald met verwijzing naar de voorwaartse rijrichting van de oogstmachine in werking, maar nogmaals, ze mogen niet geïnterpreteerd worden als beperkende termen. De termen “in de lengte”, “lengte-” en “dwars” zijn bepaald ten opzichte van de lengterichting van de oogstmachine en mogen evenmin als beperkend gezien worden.
Nu met verwijzing naar de tekeningen toont Figuur 1 een maaidorser 20 die representatief is voor een grote verscheidenheid aan oogstmachines. Maaidorser 20 bevat een dorssysteem 22 met een rotor 24 die op de bekende manier draaibaar is om de
53276-C-BE
BE2017/5145 gewenste delen van het gewas of graan van het stro, stelen/stengels en andere plantaardige restanten af te scheiden. Een dorstrommel 26 is draaibaar om een debiet of stroom plantenrestanten, over het algemeen stro 28 genoemd, naar de achterkant van de maaidorser 20 te stuwen of te richten. Een reinigingssysteem 30 ontvangt het gedorste deel van het gewas vanuit dorssysteem 22 en verwijdert het kaf en andere overblijvende restanten zoals zaaddozen, vliezen en dergelijke, over het algemeen kaf 32 genoemd, en richt een stroom kaf 32 naar het achteraan gelegen uiteinde van de maaidorser 20. Het stro 28 en kaf 32 door een holte 34 passeren naar een horizontaal strooigeheel 36 dat zich bij een onderste opening 38 van de holte 34 bevindt. Het strooigeheel 36 maakt deel uit van het systeem voor het strooien van oogstrestanten 40 dat een rotor en schoepen bevat zoals hierin beschreven. Men dient in te zien dat de principes van deze uitvinding, hoewel hierin een horizontaal strooigeheel 36 is weergegeven en beschreven, ook toegepast kunnen worden op verticale of onder een hoek opgestelde strooigehelen.
Nu met verwijzing naar Figuren 2-3 bevat het strooigeheel 36 van strooisysteem 40 naast elkaar gelegen eerste en tweede strooitoestellen 42, 44 die ondersteund worden om in tegengestelde richting te kunnen draaien zoals aangegeven door pijlen R, rond ruwweg rechtopstaande rotatieassen respectievelijk 46 en 48. De strooitoestellen 42, 44 worden ondersteund en draaiend aangedreven zoals aangeduid door de pijlen R door de rechtopstaande eerste en tweede strooieraandrijfeenheden 50, 52 die boven de respectieve strooitoestellen 42, 44 gepositioneerd zijn. Men dient in te zien dat, hoewel de strooitoestellen 42, 44 weergegeven zijn als zijnde aangedreven rond ruwweg verticale eerste en tweede strooieraandrijfeenheden 50, 52, de strooitoestellen 42, 44 indien gewenst ook aangedreven kunnen worden rond ruwweg horizontale of onder een hoek opgestelde strooieraandrijfeenheden. Een open gebied of ruimte 54 is gedefinieerd tussen de zijdelings gepositioneerde strooieraandrijfeenheden 50, 52. Een kafoverdrachtsschaal 56 kan gebruikt worden om een deel van de kafstroom 32 naar het strooigeheel 36 over te dragen.
Aan een achteraan gelegen uiteinde 60 van maaidorser 20 kan de oogstrestantenstrooier 40 ook een schamierbaar ondersteunde deflectordeur 62 bevatten die schamierbaar is rond een as 64 om een onderste gedeelte 66 van deflectordeur 62 instelbaar te positioneren t.o.v. het open gebied 54 dat tussen aandrijfeenheden 50, 52 van strooigeheel 36 gedefinieerd is. Strooigeheel 36 kan ondersteund worden om scharnierend te bewegen rond een as 68 tussen een onderste, functionele positie zoals getoond in de tekeningen om de strostroom 28 en de kafstroom 32 te ontvangen om ze
53276-C-BE
BE2017/5145 over een veld uit te strooien, en een opwaartse of opgeslagen positie (niet weergegeven) waarin het strooigeheel opgeborgen kan worden wanneer het niet gebruikt wordt om te strooien. Bijgevolg bevat het systeem voor het strooien van oogstrestanten 40 verder een frame 70 en een eerste en een tweede schamierarm 72, 74 die beweegbaar zijn rond respectieve eerste en tweede scharnierpunten 76, 78, die aan tegenoverliggende zijden van de maaidorser 20 langs de scharnieras 68 zijn gelegen, waarbij de armen 72, 74 ook door een dwarsstaaf 106 met elkaar verbonden zijn.
Eerste en tweede aandrijfeenheden 50, 52 kunnen opstaande beschermingen 80, 82 bevatten die de eerste en tweede aandrijfmotor 84, 86 van de respectieve aandrijfeenheden 50, 52 beschermen. Aandrijfmotoren 84, 86 zijn aandrijvend verbonden met het eerste strooitoestel 42 en het tweede strooitoestel 44 door de respectieve eerste en tweede aandrijfas 108, 110.
Zoals getoond in de Figuren 1-3 bevat elk in de tegengestelde richting draaiend strooitoestel 42, 44 een reeks structuren voor het ontvangen en meenemen van stro 28 en kaf 32 om het stro 28 en kaf 32 met kracht uit het systeem voor het strooien van oogstrestanten 40 te stoten. In de Figuren 1-3 zijn de structuren over het algemeen weergegeven door reeksen schoepen 120, 122. Het aantal en de bouw van de schoepen 120, 122 in elk respectief strooitoestel 42, 44 kunnen op veel verschillende manieren variëren, zoals welbekend is volgens de stand van de techniek.
Nu met verwijzing naar Figuren 4-5, is een uitvoeringsvorm van het strooisysteem 40 dat gevormd is volgens deze uitvinding meer in detail weergegeven. Zoals te zien is, bevat het strooisysteem 40 het eerste strooitoestel 42 met een eerste reeks schoepen 120 die geconfigureerd zijn om te draaien rond de eerste as 46 die gedefinieerd wordt door de aandrijfas 108, en het tweede strooitoestel 44 met een tweede reeks schoepen 122 die geconfigureerd zijn om te draaien rond de tweede as 48 die gedefinieerd is door de aandrijfas 110. Zoals getoond, draaien de schoepen 120, 122 rond de respectieve assen 46, 48 die evenwijdig zijn met elkaar, maar deze oriëntatie is niet noodzakelijk. De schoepen 120 draaien rond de eerste as 46 om een eerste strooipad te definiëren, waarvan een gedeelte aangeduid is met pijlen 124, dat gevormd wordt door een reeks lijnen die over het algemeen raken aan een straal R gedefinieerd door de eerste schoepen 120 ten opzichte van de eerste as 46. Het strooipad 124 benadert zodoende een bewegingspad van de vervoerde oogstrestanten van een radiaal uiteinde 126 van elke eerste schoep 120 aangezien de eerste schoepen 120 rond de eerste as 46 draaien. Zoals getoond, heeft elk van de eerste schoepen 120 dezelfde straal R. Wanneer de eerste
53276-C-BE
BE2017/5145 schoepen een reeks stralen definiëren ten opzichte van de eerste as 46, d.w.z. dat de eerste schoepen verschillende lengten hebben ten opzichte van de eerste as 46, dan kan het eerste strooipad gedefinieerd worden door een reeks lijnen die over het algemeen raken aan de grootste stralen van de schoepen. Zo ook draaien de tweede schoepen 122 rond de tweede as 48 om een tweede strooipad te definiëren, waarvan een gedeelte aangeduid is met pijlen 128, dat gevormd wordt door een reeks lijnen die over het algemeen raken aan de straal R die gedefinieerd door de tweede schoepen 122 ten opzichte van de tweede as 48, die gelijk kan zijn aan de straal R van de eerste schoepen 120. Het eerste strooitoestel 42 en het tweede strooitoestel 44 kunnen zo geconfigureerd worden dat de eerste schoepen 120 en de tweede schoepen 122 rond hun respectieve assen 46, 48 onafhankelijk van elkaar draaien, zoals getoond. Dit maakt het mogelijk om de eerste schoepen 120 en de tweede schoepen 122 niet alleen in tegengestelde richtingen te doen draaien, zoals getoond, maar ook met verschillende toerentallen ten opzichte van hun respectieve assen 46, 48. Het draaien van de eerste schoepen 120 en de tweede schoepen 122 met verschillende toerentallen kan de windsnelheid en -richting, die de verdeling van het strooien van oogstrestanten beïnvloeden, compenseren wanneer het landbouwvoertuig 20 over een veld rijdt. Men dient echter in te zien dat andere manieren om windsnelheid en -richting te compenseren volgens deze uitvinding gebruikt kunnen worden en dat het draaien van de eerste schoepen 120 en de tweede schoepen 122 met verschillende toerentallen slechts één optie ervan voorstelt.
Het strooisysteem 40 bevat verder een deflector 140 die een eerste deflectorgedeelte 142 bevat met een eerste deflectoroppervlak 144 in het eerste strooipad 124 en een tweede deflectorgedeelte 146 met een tweede deflectoroppervlak 148 in het tweede strooipad 128. Doordat het eerste deflectoroppervlak 144 in het eerste strooipad 124 ligt en het tweede deflectoroppervlak 148 in het tweede strooipad 128, kan de deflector 140 effectief de afbuiging en zodoende de spreiding van de oogstrestanten vanaf de schoepen 120, 122 regelen. Zodoende is de functie van het eerste deflectorgedeelte 142 het afbuigen van het eerste strooipad 124 en is de functie van het tweede deflectorgedeelte 146 het afbuigen van het tweede strooipad 128. Zoals getoond, vormen het eerste deflectorgedeelte 142 en het tweede deflectorgedeelte 146 één geheel en komen ze samen in een verbindingsgebied 150, waarbij de delen 142 en 146 van de deflector eikaars spiegelbeeld zijn ten opzichte van een lijn (niet weergegeven) die zich door het verbindingsgebied 150 uitstrekt. Men dient in te zien dat, terwijl de deflector 140 weergegeven is met deflectorgedeelten 142 en 146 één geheel vormen en eikaars
53276-C-BE
BE2017/5145 spiegelbeeld zijn, de deflector 140 ook gevormd kan zijn op andere manieren, die hierin beschreven worden. Het eerste deflectorgedeelte 142 en het tweede deflectorgedeelte 146 kunnen beide zo gebogen zijn dat hun respectieve deflectoroppervlakken 144 en 148 ook gebogen zijn. De kromming van de deflectoroppervlakken 144 en 148 kan samen met het toerental van de schoepen 120 en 122 het strooigedrag van de oogstrestanten vanaf de schoepen 120 en 122 regelen, aangezien de oogstrestanten van elke schoep 120,122 zich over het deflectoroppervlak 144, 148 zullen verplaatsen volgens het respectieve strooipad 124, 128 na het verlaten van de schoepen 120, 122. De gebogen vorm van de deflectorgedeelten 142 en 146 kan zodoende op veel verschillende manieren aangepast worden om het strooipatroon van de oogstrestanten vanaf de schoepen 120, 112 te wijzigen, terwijl ze draaien.
Een deflectoraandrijving 160 is verbonden met de deflector 140 en de drijft de beweging van de deflector 140 aan om de oogstrestanten gelijkmatig te strooien vanaf de strooitoestellen 42, 44 wanneer het landbouwvoertuig 20 over een veld rijdt. Zoals getoond in de Figuren 4-5, is de deflector 140 verbonden met een aandrijfas 162 van de deflectoraandrijving 160, waarbij de aandrijfas 162 aangedreven wordt door de deflectoraandrijving 160 volgens een roterend, heen- en weergaand (oscillerend) patroon. Zodoende definieert de aandrijfas 162 een omwentelingsas van de deflector 140, en dus de twee deflectorgedeelten 142 en 146. De deflectoraandrijving 160 kan bijvoorbeeld een motor zijn die geschikt is om de aandrijfas 162 te doen draaien over een voorafbepaald aantal graden vanuit een neutrale positie en daarna de aandrijfas 162 terug te laten keren naar de neutrale positie. Zulke motoren worden gewoonlijk gebruikt om ruitenwissers aan te drijven op verschillende types voertuigen en kunnen gemakkelijk aangepast worden om ze volgens deze uitvinding te gebruiken. De deflectoraandrijving 160 kan door elk type vermogenbron aangedreven worden, zoals een elektrische of mechanische vermogenbron, om de deflector 140 te bewegen. De deflectoraandrijving 160 kan een huis 161 bevatten dat de aandrijvende onderdelen (niet weergegeven) bevat waarmee de aandrijfas 162 aan het draaien wordt gebracht. Ter wille van de robuustheid kan het huis 161 verbonden worden met een strooierframe 163 dat ook de strooitoestellen 42 en 44 steunt.
Nu met verwijzing naar Figuren 6-7 is het duidelijk dat de aandrijfas 162, en dus de omwentelingsas van de deflector 140, loodrecht kan staan op een vlak P dat gedefinieerd is tussen de omwentelingsas 46 van de eerste schoepen 120 en de omwentelingsas 48 van de tweede schoepen 122. Het draaien van de deflector 140 rond
53276-C-BE
BE2017/5145 een aandrijfas 162 die loodrecht staat op de rotatieassen 46, 48 zorgt ervoor dat de deflector 140, ten minste gedeeltelijk, beweegt in een richting D die evenwijdig is met de rotatieassen 46, 48. Aangezien de schoepen 120, 122 rond hun respectieve omwentelingsassen 46, 48 draaien om oogstrestanten uit te strooien, zullen de oogstrestanten de neiging hebben om de schoepen 120, 122 loodrecht ten opzichte van de rotatieassen 46, 48 te verlaten. Het draaiend bewegen van de deflector 140, dat aangegeven is door pijl 164, volgens een oscillerend patroon rond de aandrijfas 162, die loodrecht staat op de rotatieassen 46, 48, zorgt voor een wisselende speling tussen onderranden 166, 168 van de deflectorgedeelten 142, 146 en de onderste vlakken 170, 172 van de strooitoestellen 42, 44 wanneer de deflector 140 heen en weer beweegt. De oogstrestanten die verplaatst worden door de schoepen 120, 122 zullen de neiging hebben langs de onderste vlakken 170, 172 gedrukt worden naar de deflectorgedeelten 142, 146 wanneer de schoepen 120, 122 draaien. Wanneer de onderrand van een deflectorgedeelte omlaag bewogen wordt ten opzichte van het onderste vlak, zoals de onderrand 166 van deflectorgedeelte 142 zoals weergegeven in Figuur 6, zullen de oogstrestanten komende vanaf de bijbehorende schoepen 120 de neiging hebben om afgebogen te worden weg van het midden (verbindingsgebied 150) van de deflector 140, d.w.z. breder uitgestrooid worden. Echter, wanneer de onderrand van een deflectorgedeelte omhoog bewogen wordt ten opzichte van het onderste vlak, zoals de onderrand 168 van deflectorgedeelte 146 zoals weergegeven in Figuur 6, zullen de oogstrestanten van de bijbehorende schoepen 122 de neiging hebben meer naar het midden 150 van de deflector 140 uitgestrooid te worden, d.w.z. smaller gestrooid te worden. Wanneer de deflectoraandrijving 160 de deflector 140 beweegt naar een verschillende positie in de heen- en weergaande beweging, zoals weergegeven in Figuur 7, kan de relatieve positionering van de onderranden 166, 168 van de deflectorgedeelten 142, 146 zo omgekeerd worden dat de oogstrestanten die langs het deflectoroppervlak 144 van het deflectorgedeelte 142 bewegen de neiging hebben afgebogen te worden weg van het midden 150 en dat de oogstrestanten die langs het deflectoroppervlak 148 van het deflectorgedeelte 146 bewegen de neiging hebben afgebogen te worden naar het midden 150 wanneer de schoepen 120, 122 draaien. Door de deflectorgedeelten 142 en 146 op die manier constant heen en weer te doen bewegen, kan de vorming van stroken oogstrestanten op het veld verminderd of vermeden worden door constant het afbuigingspatroon van de oogstrestanten ten opzichte van het midden 150 van de deflector 140 te variëren. Verder, aangezien de speling tussen de onderranden 166, 168
53276-C-BE
BE2017/5145 van de deflectorgedeelten 142, 146 constant wijzigt ten opzichte van de onderste vlakken 170, 172 van de strooitoestellen 42, 44, varieert ook de hoeveelheid oogstrestanten die uitgespreid worden onder de onderranden 166, 168 zonder volledig langs de deflectoroppervlakken 144, 148 te bewegen, tijdens de heen- en weergaande beweging. Zoals te zien is bij het vergelijken van de Figuren 6 en 7, kan de deflectoraandrijving 160 de deflectorgedeelten 142, 146 doen draaien met een amplitude 2a van de heen- en weergaande beweging van ongeveer 60° ten opzichte van een neutrale positie, aangeduid met lijn 174, maar er wordt echter ook overwogen dat de amplitude van de heen- en weergaande beweging 2a andere waarden kan hebben tussen 30° en 120°.
Om de karakteristieken van het strooien van de oogstrestanten te wijzigen wanneer de deflector 140 heen en weer beweegt, kan elk deflectorgedeelte 142, 146 gevormd worden met een dwarsdoorsnede die verandert vanaf het verbindingsgebied 150 naar een respectief zijdelings uiteinde 176, 178. Zoals te zien is in de Figuren 6-7, kunnen de deflectorgedeelten 142, 146 allebei een zone met maximale dwarsdoorsnede hebben in de buurt van het verbindingsgebied 150 die afheemt naar de respectieve zijwaartse uiteinden 176, 178 zodat elk deflectorgedeelte 142, 146 een minimale dwarsdoorsnede heeft in de buurt van het zijwaartse uiteinde 176, 178 ervan. Zo'n vorm kan het mogelijk maken dat de onderranden 166, 168 van de deflectorgedeelten 142, 146 ruwweg evenwijdig zijn met de onderste vlakken 170, 172 van de strooitoestellen 42,44 wanneer de deflectorgedeelten 142, 146 zich op het punt bevinden in de heen- en weergaande beweging waar de onderranden 166, 168 een minimumspeling hebben ten opzichte van de onderste vlakken 170, 172.
Terwijl de deflectoraandrijving 160 die weergegeven is in Figuren 4-7 de deflector 140 doet draaien rond een aandrijfas 162 die een omwentelingsas van de deflector 140 bepaalt, kan een vergelijkbaar effect verkregen worden door de deflector lineair te bewegen in de richting D evenwijdig met één of beide rotatieassen 46, 48 van de schoepen 120, 122. Nu met verwijzing naar Figuren 8-9, wordt zulk een uitvoeringsvorm weergegeven met een deflector 180 die verbonden is met een deflectoraandrijving 182 die de deflector 180 heen en weer beweegt langs een lijn 184 die evenwijdig is met één of beide rotatieassen 46, 48 van de schoepen 120, 122. Zoals bekend, is een heen- en weergaande beweging een lineaire heen- en weergaande beweging (oscillatie), bestaande uit twee tegengestelde slagen, waarbij veel types bekende aandrijvingen een heen- en weergaande beweging tot stand kunnen brengen. Elke slag van de heen- en weergaande beweging kan aangepast worden om een gewenst
53276-C-BE
BE2017/5145 strooipatroon te verwezenlijken. Aangezien de heen- en weergaande beweging van de deflector 180 de hoekpositie van de deflector 180 niet verandert in tegenstelling tot het draaien van de deflector 180, kan de deflector 180 gevormd zijn om te bestaan uit eerste deflectorgedeelte 183 en een tweede deflectorgedeelte 185, die elk een gebogen vorm hebben, net als de deflector 140, behalve dat de deflector 180 een constante doorsnede heeft tussen een verbindingsgedeelte 186 van de deflector 180 en de tegenoverliggende zijwaartse uiteinden 188, 190 van de deflector 180. Men dient echter in te zien dat de deflector 180 ook zo gevormd kan zijn dat hij een vergelijkbare vorm heeft als de deflector 140 of, indien gewenst, andere vormen.
Voor eender welke van de eerder beschreven uitvoeringsvormen kan de snelheid waarmee de deflector 140, 180 heen- en weer beweegt verstelbaar zijn op basis van allerlei criteria. Als het hierin gebruikt zou worden, verwijst het woord “oscillatiesnelheid” naar het aantal heen- en weergaande bewegingen die de deflector 140, 180 uitvoert in een bepaalde tijdseenheid, bv. 1 heen- en weergaande beweging per seconde. Zo kan het wenselijk zijn om de oscillatiesnelheid van de deflector 140, 180 te koppelen aan het toerental van de eerste schoepen 120 en/of de tweede schoepen 122. Het kan bijvoorbeeld wenselijk zijn om de oscillatiesnelheid van de deflector 140, 180 te verhogen wanneer het toerental van de eerste schoepen 120 en/of de tweede schoepen 122 toeneemt, daar de snelheid van de vervoerde oogstrestanten ook zal toenemen. Evenzo kan de oscillatiesnelheid van de deflector 140, 180 verminderd worden wanneer het toerental van de eerste schoepen 120 en/of de tweede schoepen 122 afheemt. Men dient in te zien dat het aanpassen van de oscillatiesnelheid van de deflector 140, 180 op basis van het toerental van de schoepen 120, 122 slechts een bij wijze van voorbeeld gegeven criterium is, en dat de oscillatiesnelheid van de deflector 140, 180 gebaseerd kan zijn op veel andere criteria dan op het toerental van de schoepen 120, 122 volgens deze uitvinding.
53276-C-BE
BE2017/5145
Claims (15)
- CONCLUSIES:1. Strooisysteem (40) van een landbouwvoertuig (20) voor het strooien van oogstrestanten over een veld dat het volgende bevat:een eerste strooitoestel (42) dat een eerste reeks schoepen (120) bevat die geconfigureerd zijn om rond een eerste as (46) te draaien om een eerste strooipad (124) te bepalen;een tweede strooitoestel (44) dat een tweede reeks schoepen (122) bevat die geconfigureerd zijn om rond een tweede as (48) te draaien om een tweede strooipad (128) te bepalen, waarbij het tweede strooitoestel (44) en het eerste strooitoestel (42) zijaan-zij geplaatst zijn ;een deflector (140, 180) die een eerste deflectorgedeelte (142, 183) bevat voor het afbuigen van het eerste strooipad (124) en een tweede deflectorgedeelte (146, 185) voor het afbuigen van het tweede strooipad (128); en een deflectoraandrijving (160, 182) die verbonden is met de deflector (140, 180);gekenmerkt doordat:de deflectoraandrijving (160, 182) geconfigureerd is om het eerste deflectorgedeelte (142, 183) en het tweede deflectorgedeelte (146, 185) van de deflector (140, 180) volgens een oscillerend patroon te bewegen in een richting (D, 184) die ruwweg evenwijdig loopt met de eerste as (46) en/of de tweede as (48).
- 2. Strooisysteem (40) volgens conclusie 1, waarbij de deflectoraandrijving (160) geconfigureerd is om het eerste deflectorgedeelte (142) en het tweede deflectorgedeelte (146) rond een omwentelingsas (162) te doen draaien.
- 3. Strooisysteem (40) volgens conclusie 2, waarbij de omwentelingsas (162) ruwweg loodrecht staat op een vlak (P) dat gedefinieerd is tussen de eerste as (46) en de tweede as (48).
- 4. Strooisysteem (40) volgens conclusie 2, waarbij de deflectoraandrijving (160) geconfigureerd is om het eerste deflectorgedeelte (142) en het tweede deflectorgedeelte (146) te doen draaien rond de omwentelingsas (162) met een oscillatieamplitude (2a ) tussen 30° en 120°.53276-C-BEBE2017/5145
- 5. Strooisysteem (40) volgens conclusie 1, waarbij het eerste deflectorgedeelte (142, 183) verbonden is met het tweede deflectorgedeelte (146, 185) en het tweede deflectorgedeelte (146, 185) een spiegelbeeld is van het eerste deflectorgedeelte (142, 183).
- 6. Strooisysteem (40) volgens conclusie 5, waarbij het eerste deflectorgedeelte (142, 183) en het tweede deflectorgedeelte (146, 185) beide gebogen zijn.
- 7. Strooisysteem (40) volgens conclusie 5, waarbij het eerste deflectorgedeelte (142, 183) en het tweede deflectorgedeelte (146, 185) één geheel vormen.
- 8. Strooisysteem (40) volgens conclusie 5, waarbij het eerste deflectorgedeelte (142) verbonden is met het tweede deflectorgedeelte (146) in een verbindingsgebied (150) van de deflector (140), waarbij het eerste deflectorgedeelte (142) en/of het tweede deflectorgedeelte (146) een maximumdoorsnede hebben/heeft in de buurt van het verbindingsgebied (150).
- 9. Strooisysteem (40) volgens conclusie 8, waarbij het eerste deflectorgedeelte (142) en/of het tweede deflectorgedeelte (146) een kleiner wordende doorsnede hebben/heeft weg van het verbindingsgebied (150).
- 10. Strooisysteem (40) volgens conclusie 1, waarbij de eerste schoepen (120) geconfigureerd zijn om onafhankelijk van de tweede schoepen (122) te draaien.
- 11. Strooisysteem (40) volgens conclusie 1, waarbij de eerste schoepen (120) en de tweede schoepen (122) geconfigureerd zijn om ten opzichte van elkaar in tegengestelde richting te draaien.
- 12. Strooisysteem (40) volgens conclusie 1, waarbij de deflectoraandrijving (180) geconfigureerd is om het eerste deflectorgedeelte (183) en het tweede deflectorgedeelte (185) volgens een oscillerend patroon heen en weer te bewegen in een richting (184) die ruwweg evenwijdig loopt met de eerste (46) as en/of de tweede as (48).
- 13. Strooisysteem (40) volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies,53276-C-BEBE2017/5145 waarbij de eerste as (46) en/of de tweede as (48) (een) ruwweg verticaal lopende assen (as) zijn (is).
- 14. Strooisysteem (40) volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies,5 waarbij de eerste as (46) en de tweede as (48) ruwweg evenwijdig lopen met elkaar.
- 15. Landbouwvoertuig (20) dat een dors- en reinigingssysteem (30) bevat voor het scheiden van oogstrestanten uit verzameld oogstmateriaal en een strooisysteem (40) volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies om de gewasrestanten op een10 veld te strooien.53276-C-BEBE2017/5145 τΗ
Priority Applications (5)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2017/5145A BE1025043B1 (nl) | 2017-03-09 | 2017-03-09 | Strooisysteem voor een oogstmachine voor landbouwtoepassingen met een heen- en weergaande deflector |
EP18709017.0A EP3592129B1 (en) | 2017-03-09 | 2018-03-08 | Spreader system for an agricultural harvester with an oscillating deflector |
BR112019018553-4A BR112019018553B1 (pt) | 2017-03-09 | 2018-03-08 | Sistema espalhador de um veículo agrícola com um defletor oscilante e veículo agrícola |
PCT/EP2018/055834 WO2018162680A1 (en) | 2017-03-09 | 2018-03-08 | Spreader system for an agricultural harvester with an oscillating deflector |
US16/492,245 US11547048B2 (en) | 2017-03-09 | 2018-03-08 | Spreader system for an agricultural harvester with an oscillating deflector |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2017/5145A BE1025043B1 (nl) | 2017-03-09 | 2017-03-09 | Strooisysteem voor een oogstmachine voor landbouwtoepassingen met een heen- en weergaande deflector |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1025043A1 true BE1025043A1 (nl) | 2018-10-04 |
BE1025043B1 BE1025043B1 (nl) | 2018-10-11 |
Family
ID=58669534
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2017/5145A BE1025043B1 (nl) | 2017-03-09 | 2017-03-09 | Strooisysteem voor een oogstmachine voor landbouwtoepassingen met een heen- en weergaande deflector |
Country Status (5)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US11547048B2 (nl) |
EP (1) | EP3592129B1 (nl) |
BE (1) | BE1025043B1 (nl) |
BR (1) | BR112019018553B1 (nl) |
WO (1) | WO2018162680A1 (nl) |
Families Citing this family (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE1025301B1 (nl) * | 2017-06-09 | 2019-01-18 | Cnh Industrial Belgium Nv | Kaf/strostrooisysteem van een oogstmachine voor landbouwtoepassingen |
US20230076080A1 (en) * | 2021-09-03 | 2023-03-09 | Cnh Industrial America Llc | Control of residue spread pattern by continuously varying distribution frequency |
EP4173466B1 (en) | 2021-11-02 | 2024-08-21 | CNH Industrial Belgium N.V. | Adjustable spreader system for an agricultural harvester |
GB202218830D0 (en) * | 2022-12-14 | 2023-01-25 | Agco Int Gmbh | Crop residue spreader arrangement |
US20240237576A1 (en) | 2023-01-18 | 2024-07-18 | Cnh Industrial America Llc | Independent and suspended spreader hood and distribution deflector |
Family Cites Families (23)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
ATE69357T1 (de) * | 1988-03-10 | 1991-11-15 | Wieneke Franz | Spleisshaecksler. |
DE19908111C1 (de) | 1999-02-25 | 2000-07-27 | Claas Selbstfahr Erntemasch | Mähdrescher mit Breitverteileraustrag für gehäckseltes Stroh-Spreu-Gemisch |
US6406368B1 (en) * | 2000-09-20 | 2002-06-18 | Dutch Blacksmith Shop Ltd. | Straw and chaff spreader with spread to the rear |
DE10342922A1 (de) * | 2003-09-15 | 2005-05-19 | Claas Selbstfahrende Erntemaschinen Gmbh | Häcksel- und Verteilvorrichtung |
US7306174B2 (en) * | 2004-03-04 | 2007-12-11 | Deere & Company | Broadcast width and location control for a combine spreader |
US7261633B2 (en) | 2005-02-15 | 2007-08-28 | Cnh America Llc | Unitary pivoting spreader apparatus |
DE102006026041A1 (de) * | 2006-06-01 | 2007-12-20 | Claas Selbstfahrende Erntemaschinen Gmbh | Verteilvorrichtung zum Verteilen von aus einer Erntemaschine austretendem Erntegut |
US7487024B2 (en) * | 2007-04-26 | 2009-02-03 | Cnh America Llc | Apparatus and method for automatically setting operating parameters for a remotely adjustable spreader of an agricultural harvesting machine |
SE531230C2 (sv) * | 2007-06-20 | 2009-01-27 | Rekordverken Ab | Skördetröska med utloppsfläktar |
DE102007037485B3 (de) | 2007-08-08 | 2009-01-22 | Deere & Company, Moline | Mähdrescher mit einem Strohhäcksler, zwei Wurfgebläsen und einem sich kontinuierlich bewegenden Gutstromtrennelement |
DE102007043387A1 (de) | 2007-09-12 | 2009-03-19 | Claas Selbstfahrende Erntemaschinen Gmbh | Mähdrescher mit Häckselgutverteiler |
EP2266381A1 (en) | 2009-06-23 | 2010-12-29 | Agro-Ingenjör AB | Improved spreader for spreading straw and harvest residues |
US8146336B2 (en) * | 2009-08-26 | 2012-04-03 | Deere & Company | Harvested crop residue chopping and distribution arrangement for a combine with an impeller blower |
US8010262B2 (en) * | 2009-10-21 | 2011-08-30 | Cnh America Llc | Apparatus and method for automatically controlling the settings of an adjustable crop residue spreader of an agricultural combine |
BE1019133A3 (nl) * | 2010-01-05 | 2012-03-06 | Cnh Belgium Nv | Een maaidorser. |
US8118650B2 (en) | 2010-03-24 | 2012-02-21 | Cnh America Llc | Crop residue flow distributor for an agricultural combine |
US10143131B2 (en) * | 2011-10-18 | 2018-12-04 | Cnh Industrial America Llc | Method and apparatus to control residue width |
US9066470B2 (en) * | 2012-12-14 | 2015-06-30 | Cnh Industrial America Llc | System and method for controlling spreader output from a harvester |
US9974232B2 (en) * | 2014-06-06 | 2018-05-22 | Cnh Industrial America Llc | Spreader width control |
EP3106015A1 (en) * | 2015-06-17 | 2016-12-21 | Rekordverken Sweden Ab | A spreading arrangement and a combine harvester comprising a spreading arrangement |
US10694667B2 (en) * | 2015-06-24 | 2020-06-30 | Cnh Industrial America Llc | Spreader arrangement with vertically pivoting spread deflector |
US10398081B2 (en) * | 2016-12-22 | 2019-09-03 | Cnh Industrial America Llc | Straw spreader and chaff spreader for a combine harvester |
US10820502B2 (en) * | 2018-10-01 | 2020-11-03 | Cnh Industrial America Llc | Compensation method for wind effects upon residue distribution |
-
2017
- 2017-03-09 BE BE2017/5145A patent/BE1025043B1/nl active IP Right Grant
-
2018
- 2018-03-08 BR BR112019018553-4A patent/BR112019018553B1/pt active IP Right Grant
- 2018-03-08 EP EP18709017.0A patent/EP3592129B1/en active Active
- 2018-03-08 WO PCT/EP2018/055834 patent/WO2018162680A1/en unknown
- 2018-03-08 US US16/492,245 patent/US11547048B2/en active Active
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP3592129A1 (en) | 2020-01-15 |
US20200045883A1 (en) | 2020-02-13 |
BE1025043B1 (nl) | 2018-10-11 |
WO2018162680A1 (en) | 2018-09-13 |
US11547048B2 (en) | 2023-01-10 |
BR112019018553B1 (pt) | 2022-11-16 |
EP3592129B1 (en) | 2021-06-23 |
BR112019018553A2 (pt) | 2020-04-14 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1025043B1 (nl) | Strooisysteem voor een oogstmachine voor landbouwtoepassingen met een heen- en weergaande deflector | |
BE1025301B1 (nl) | Kaf/strostrooisysteem van een oogstmachine voor landbouwtoepassingen | |
US11317559B2 (en) | Cutter guard assembly for knife drive of an agricultural farm implement | |
BE1022544B1 (nl) | Vijzel van graanmaaier voor een oogstmachine | |
US11096327B2 (en) | Crop residue spreader rotor with different paddle shapes | |
EP2741598A2 (en) | Cleaning flaps for a center knife drive for a sickle of a plant cutting machine | |
US20230139286A1 (en) | Adjustable spreader system for an agricultural harvester | |
US10398081B2 (en) | Straw spreader and chaff spreader for a combine harvester | |
BE1024837A9 (nl) | Rotor voor oogstrestantenstrooier met verschillend gevormde schoepen | |
EP3395151A1 (en) | Agricultural vehicle with active edge windrow chute | |
US10271477B2 (en) | Crop residue spreader for a combine harvester |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
FG | Patent granted |
Effective date: 20181011 |