BE1024243B1 - Systeem voor het isoleren en afwerken van wanden - Google Patents

Systeem voor het isoleren en afwerken van wanden Download PDF

Info

Publication number
BE1024243B1
BE1024243B1 BE2017/5095A BE201705095A BE1024243B1 BE 1024243 B1 BE1024243 B1 BE 1024243B1 BE 2017/5095 A BE2017/5095 A BE 2017/5095A BE 201705095 A BE201705095 A BE 201705095A BE 1024243 B1 BE1024243 B1 BE 1024243B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
plate
longitudinal
groove
foam
tooth
Prior art date
Application number
BE2017/5095A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1024243A1 (nl
Inventor
Dirk Vermeulen
Isabelle Heylen
Original Assignee
Recticel
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Recticel filed Critical Recticel
Priority to PL17156285T priority Critical patent/PL3208401T3/pl
Priority to EP17156285.3A priority patent/EP3208401B1/en
Publication of BE1024243A1 publication Critical patent/BE1024243A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1024243B1 publication Critical patent/BE1024243B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04CSTRUCTURAL ELEMENTS; BUILDING MATERIALS
    • E04C2/00Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels
    • E04C2/02Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels characterised by specified materials
    • E04C2/10Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels characterised by specified materials of wood, fibres, chips, vegetable stems, or the like; of plastics; of foamed products
    • E04C2/24Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels characterised by specified materials of wood, fibres, chips, vegetable stems, or the like; of plastics; of foamed products laminated and composed of materials covered by two or more of groups E04C2/12, E04C2/16, E04C2/20
    • E04C2/243Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels characterised by specified materials of wood, fibres, chips, vegetable stems, or the like; of plastics; of foamed products laminated and composed of materials covered by two or more of groups E04C2/12, E04C2/16, E04C2/20 one at least of the material being insulating
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04CSTRUCTURAL ELEMENTS; BUILDING MATERIALS
    • E04C2/00Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels
    • E04C2/02Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels characterised by specified materials
    • E04C2/10Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels characterised by specified materials of wood, fibres, chips, vegetable stems, or the like; of plastics; of foamed products
    • E04C2/24Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels characterised by specified materials of wood, fibres, chips, vegetable stems, or the like; of plastics; of foamed products laminated and composed of materials covered by two or more of groups E04C2/12, E04C2/16, E04C2/20
    • E04C2/246Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels characterised by specified materials of wood, fibres, chips, vegetable stems, or the like; of plastics; of foamed products laminated and composed of materials covered by two or more of groups E04C2/12, E04C2/16, E04C2/20 combinations of materials fully covered by E04C2/16 and E04C2/20
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F13/00Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings
    • E04F13/07Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor
    • E04F13/08Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor composed of a plurality of similar covering or lining elements
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F13/00Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings
    • E04F13/07Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor
    • E04F13/08Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor composed of a plurality of similar covering or lining elements
    • E04F13/0875Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor composed of a plurality of similar covering or lining elements having a basic insulating layer and at least one covering layer
    • E04F13/0876Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor composed of a plurality of similar covering or lining elements having a basic insulating layer and at least one covering layer the covering layer comprising mutual alignment or interlocking means
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F13/00Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings
    • E04F13/07Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor
    • E04F13/08Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor composed of a plurality of similar covering or lining elements
    • E04F13/0875Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor composed of a plurality of similar covering or lining elements having a basic insulating layer and at least one covering layer
    • E04F13/0878Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor composed of a plurality of similar covering or lining elements having a basic insulating layer and at least one covering layer the basic insulating layer comprising mutual alignment or interlocking means
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04CSTRUCTURAL ELEMENTS; BUILDING MATERIALS
    • E04C2/00Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels
    • E04C2002/001Mechanical features of panels
    • E04C2002/004Panels with profiled edges, e.g. stepped, serrated

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Building Environments (AREA)

Abstract

Het isolatie- en afwerkingssysteem bevat rechthoekige platen die opgebouwd zijn uit een isolerende schuimplaat (1) bekleed met een vlakke, massieve bekledingsplaat (2). Eén langse zijde van de bekledingsplaat (2) is voorzien van een groef (8) en de tegenovergelegen langse zijde van een tand (9) terwijl één langse zijde van de schuimplaat (1) ook voorzien van een groef (12) en de tegenovergelegen langse zijde van een tand (13) ter vorming van een dubbele tand-en-groefverbinding. De groef (8) in de bekledingsplaat (2) wordt gevormd door een buitenste groefwand (16) en door een binnenste groefwand (17) die een gedeelte vertoont dat voorbij de buitenste groefwand (16) uitsteekt. Om de platen op een eenvoudige, snelle en goedkope manier te kunnen bevestigen, gebeurt dit door middel van schroeven (18) die doorheen de plaat geschroefd worden, meer bepaald doorheen het uitstekende gedeelte van de binnenste groefwand (17) zodanig dat de schroeven (18) aan het zicht onttrokken worden door de aanliggende plaat.

Description

"Systeem voor het isoleren en afwerken van wanden"
De huidige uitvinding heeft betrekking op een systeem voor het isoleren en afwerken van wanden, welk systeem rechthoekige platen bevat die via een tand-en-groefverbinding in elkaar passen. De platen zijn opgebouwd uit een isolerende schuimplaat bekleed met een vlakke, massieve bekledingsplaat die een bovenzijde heeft voorzien van een afwerkingslaag. De bekledingsplaat en de schuimplaat hebben elk een eerste langse en een eerste kopse zijde en een tweede langse en een tweede kopse zijde. De eerste langse zijde van de bekledingsplaat is voorzien van een langse groef, de tweede langse zijde van een langse tand, de eerste kopse zijde van een kopse groef en de tweede kopse zijde van een kopse tand. De langse tand past in de langse groef en de kopse tand in de kopse groef ter vorming van de tand-en-groefverbinding tussen de platen.
Een dergelijk isolatie- en afwerkingssysteem werd reeds door de aanvrager in de handel gebracht. De platen van dit bekende systeem zijn opgebouwd uit een MDF bekledingsplaat met een melamine afwerkingslaag en uit een PIR (polyisocyanuraat) hardschuimplaat die tegen de onderzijde van de bekledingsplaat vastgelijmd is. De MDF plaat heeft aan twee aanliggende zijden een groef en aan de andere aanliggende zijden een tand die in de groef past zodanig dat de afwerkingslagen bovenop de bekledingsplaten tegen elkaar aansluiten. De MDF plaat is aan de zijden van de groeven recht afgezaagd zodanig dat de binnenste en de buitenste wanden van de groeven even ver zijwaarts uitsteken.
Onder de tanden in de MDF plaat zijn de zijkanten van de hardschuimplaat juist onder de MDF plaat van een rechthoekige trapsponning voorzien terwijl onder de groeven in de MDF plaat de trapsponning aan de andere zijde van de MDF plaat voorzien is zodanig dat er zich juist onder de groeven in de MDF plaat een rechthoekige tand op de hardschuimplaat bevindt. Deze tand steekt voorbij de MDF plaat uit en past in de groef gevormd door de trapsponning en de MDF plaat. Doordat de tand in de schuimplaat de rand van de MDF plaat dient te ondersteunen, dient deze rechthoekig te zijn en zou deze nauw tegen de MDF plaat moeten aansluiten. In de praktijk stelde zich hierdoor echter het probleem dat de platen moeilijk in elkaar te schuiven zijn. Om de rechthoekige tand in de rechthoekige groef te kunnen steken, werd deze dan afgefreesd zodanig hij met de nodige speling in de groef pastte. Een luchtdichte afsluiting werd op deze manier dan echter niet meer bekomen. Om toch de vereiste luchtdichte aansluiting tussen de platen te realiseren, diende er in het systeem dat reeds op de markt gebracht werd langs de sponning een zelfklevende, samendrukbare voegband tussen de tegen elkaar aansluitende platen aangebracht te worden. Het aanbrengen van een dergelijke voegband is echter omslachtig en verhoogt tevens de kosten van het systeem.
Een verder nadeel van de bekende isolatie- en afwerkingsplaten is dat deze elk door middel van drie isolatieklemmen op een houten kader bevestigd dienen te worden, dit met twee schroeven per klem. De isolatieklemmen zijn voorzien van scherpe punten waarmee ze in de hardschuimplaat gedrukt dienen te worden. Dit dient met één hand te gebeuren waarbij men de hardschuimplaat met de andere hand tegen het houten kader dient te drukken om de isolatieklem op de correcte positie in het schuim te kunnen drukken. Dit is niet zo eenvoudig temeer daar het enige kracht vergt om de isolatieklem met haar scherpe punten in het hardschuim te drukken. Vervolgens dient men deze klemmen dan nog met zes schroeven vast te schroeven.
Het gebruik van deze isolatieklemmen met bijhorende schroeven en de noodzaak van het aanbrengen van voegbanden (dichtingsstroken) tussen de verschillende platen maakt het aanbrengen van de platen tijdrovend en niet zo eenvoudig en verhoogt tevens de kostprijs van het isolatie- en afwerkingssysteem.
Uit DE 20 2007 010293 U1 zijn ook rechthoekige platen van het hierboven aangegeven type bekend. Deze platen bevatten een hardschuimplaat met daar bovenop een massieve bekledingsplaat. De schuimplaat bestaat in het bijzonder uit geëxpandeerd polystyreen terwijl de bekledingsplaat bijvoorbeeld door een OSB-plaat gevormd wordt. Uit dit gebruiksmodel, dat als dichtste stand van de techniek beschouwd kan worden, zijn verder de volgende kenmerken bekend. De tand-en-groefverbinding tussen de rechthoekige platen is een dubbele tand-en-groefverbinding, waarbij de eerste langse zijde van de schuimplaat voorzien is van een verdere langse groef, de tweede langse zijde van een verdere langse tand, de eerste kopse zijde van een verdere kopse groef en de tweede kopse zijde van een verdere kopse tand en waarbij genoemde verdere langse tand in genoemde verdere langse groef past en genoemde verdere kopse tand in genoemde verdere kopse groef ter vorming van een verdere tand-en-groefverbinding tussen de platen. De langse groef in de bekledingsplaat wordt verder gevormd door een buitenste langse groefwand, die voorzien is van genoemde afwerkingslaag, en door een binnenste langse groefwand, die volledig door de schuimplaat ondersteund wordt en die een gedeelte vertoont dat voorbij de buitenste langse groefwand uitsteekt.
Door in de schuimplaat ook een tand-en-groefverbinding te voorzien, zijn de platen eenvoudiger in elkaar te schuiven. De platen zelf zijn vloerplaten die hetzij met elkaar of met de ondergrond verlijmd worden. Een systeem voor het eenvoudig bevestigen van deze platen tegen een houten kader, dat tegen een zijwand of een bovenwand aangebracht is, is dus niet beschreven.
Een isolatie- en afwerkingssysteem met platen opgebouwd uit een bekledingsplaat en een hardschuimplaat die voorzien is van een tand-en-groefverbinding is verder ook uit de praktijk bekend en wordt onder de benaming Comboprime® Home op de markt gebracht. De bekledingsplaten van dit systeem zijn gipskarton platen die, in tegenstelling tot de platen waarop de uitvinding betrekking heeft, niet van een tand-en-groefverbinding voorzien zijn. Deze platen worden doorheen de afgeschuinde zijkanten van de gipskartonplaten tegen het kader vastgeschroefd, waarna de naden tussen de platen en deze afgeschuinde zijkanten met een verstevigingsband en met plaaster dienen afgewerkt te worden. Dit alles is echter ook een omslachtig werk, waarbij het afwerken van de naden veel stof en vuil te weeg brengt en best door een vakman uitgevoerd wordt.
De hierboven beschreven bekende systemen zijn alle bedoeld voor het bekomen van een thermische isolatie en maken gebruik van hardschuimplaten. Een nadeel van dergelijke platen is dat ze slechts een beperkte akoestische isolatie bieden.
De uitvinding heeft dan ook tot doel een nieuw isolatie- en afwerkingssysteem voor te stellen dat een betere akoestische isolatie verschaft en dat bovendien geen voegbanden meer vereist tussen de verschillende platen, geen verdere afwerking van de zichtbare zijde van de platen en ook geen isolatieklemmen om de platen tegen een wand vast te kunnen schroeven en dat verder toelaat om de platen op een snellere en eenvoudigere manier tegen de wand vast te schroeven, in het bijzonder tegen een daartegen bevestigd houten kader.
Tot dit doel is het isolatie- en afwerkingssysteem volgens de huidige uitvinding daardoor gekenmerkt dat genoemde schuimplaat een soepele schuimplaat omvat, d.w.z. een schuimplaat die een druksterkte heeft, gemeten volgens EN 826:2013 bij een vervorming van 10% van minder dan 40 kPa, en dat het systeem verder schroeven met verzonken koppen bevat om genoemde platen doorheen het uitstekende gedeelte van de binnenste langse groefwand van de bekledingsplaat en doorheen de schuimplaat tegen genoemde wand vast te schroeven.
Doordat platen van een soepel schuim toegepast worden, is de akoestische isolatie van het systeem verbeterd ten opzichte van een systeem waarin enkel hardschuimplaten toegepast worden. Soepele schuimen kunnen ook voor een thermische isolatie zorgen, en in het bijzonder voor het vermijden van tocht. De akoestische isolatie die ze kunnen verschaffen is echter doorgaans belangrijker dan de thermische isolatie. Eventueel kan de schuimplaat zowel een hardschuim als een soepel schuim bevatten, in het bijzonder een laag hardschuim en een laag soepel schuim.
In het systeem volgens de uitvinding zijn er geen isolatieklemmen meer nodig voor het vastschroeven van de platen. Deze kunnen nu immers eenvoudig door middel van een aantal schroeven rechtstreeks doorheen de bekledingsplaat en de schuimplaat vastgeschroefd worden, waarbij de platen automatisch correct door de schroeven tegen het houten kader aangetrokken worden en de koppen van de schroeven tegen de bekledingsplaat vast komen te zitten. Niet alleen de schuimplaten worden door de schroeven tegen het kader bevestigd maar tevens ook de bekledingsplaten die daarop vastgelijmd zijn waardoor deze niet los kunnen komen. Doordat de binnenste langse groefwand waarin de schroeven aangebracht worden volledig door de schuimplaat ondersteund wordt, kunnen de schroeven volgens de goede praktijk aangedraaid worden zonder dat deze binnenste langse groefwand vervormd of zelf gebroken zou worden. Om de dikte van de vlakke, massieve bekledingsplaat beperkt te houden, heeft deze binnenste langse groefwand immers slechts een relatief geringe dikte.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van het systeem volgens de uitvinding is het soepel schuim een geagglomereerd schuim.
Deze uitvoeringsvorm biedt het voordeel dat het schuim uit gerecupereerde schuimstukken vervaardigd kan worden, bijvoorbeeld uit stukken afval die tijdens het versnijden van schuimblokken geproduceerd worden of uit gerecycleerd schuim afkomstig van bijvoorbeeld afgedankte matrassen.
De soepele schuimplaat heeft bij voorkeur een druksterkte, gemeten volgens EN 826:2013, bij een vervorming van 10% van minder dan 30 kPa, bij voorkeur van minder dan 20 kPa en meer bij voorkeur van minder dan 10 kPa. De druksterkte van de soepele schuimplaat gemeten volgens EN 826:2013 bij een vervorming van 10% is echter bij voorkeur groter dan 1 kPa, meer bij voorkeur groter dan 2 kPa en liefst groter dan 3 kPa.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van het systeem volgens de uitvinding heeft de soepele schuimplaat een densiteit die groter is dan 40 kg/m3, bij voorkeur groter dan 50 kg/m3, meer bij voorkeur groter dan 60 kg/m3 en liefst groter dan 70 kg/m3.
Het soepel schuim bevat bij voorkeur een polyurethaanschuim.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van het systeem volgens de uitvinding is genoemde eerste langse zijde van de bekledingsplaat aan dezelfde zijde van de plaat gelegen als de eerste langse zijde van de schuimplaat en is genoemde eerste kopse zijde van de bekledingsplaat aan dezelfde zijde van de plaat gelegen als de eerste kopse zijde van de schuimplaat. Bij voorkeur zijn genoemde schroeven voorzien om op een afstand van het vrije uiteinde van de binnenste langse groefwand doorheen deze binnenste langse groefwand geschroefd te worden die groter is dan de diepte D van genoemde verdere langse groef, waarbij op genoemde afstand van het vrije uiteinde van de binnenste langse groefwand bij voorkeur een langsgroef voorzien is waarin de schroeven aangebracht dienen te worden.
In deze uitvoeringsvorm kunnen de schroeven loodrecht door de plaat geschroefd worden zonder zich doorheen de verdere langse groef van de schuimplaat uit te strekken en zonder aldus een belemmering te vormen voor het inbrengen van de verdere langse tand van de schuimplaat in deze verdere langse groef.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het systeem volgens de uitvinding heeft genoemde verdere langse tand een gedeelte met evenwijdige zijvlakken dat voorzien is om tot op een voorafbepaalde diepte van genoemde verdere langse groef contact met de zijwanden daarvan te maken en heeft genoemde langse tand een lengte die nagenoeg gelijk is aan deze voorafbepaalde diepte. Verder heeft ook genoemde verdere kopse tand een gedeelte met evenwijdige zijvlakken dat voorzien is om tot op een voorafbepaalde diepte van genoemde verdere kopse groef contact met de zijwanden daarvan te maken en heeft genoemde kopse tand een lengte die nagenoeg gelijk is aan deze voorafbepaalde diepte.
Op deze manier kunnen de tanden op de bekledingsplaat en de tanden op de schuimplaat gelijktijdig in hun respectievelijke groeven gepositioneerd worden waardoor het eenvoudiger is om twee platen in elkaar te schuiven wanneer er bepaalde vervormingen van de platen opgetreden zouden zijn.
Bij voorkeur hebben genoemde verdere langse tand en genoemde verdere kopse tand vanaf genoemd gedeelte met evenwijdige zijvlakken een distaal gedeelte dat versmalt in de richting van het vrije uiteinde van de respectievelijke tand.
Het vrije uiteinde van de tanden op de schuimplaat kunnen aldus eenvoudig in hun respectievelijke groef ingebracht worden waarna deze tanden in hun groef gecentreerd worden en de plaat in de juiste positie komt te staan waarin de tanden op de bekledingsplaat correct in de respectievelijke groeven in deze plaat gepositioneerd worden. Het in elkaar schuiven van de platen gaat aldus vlot en moeiteloos.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het systeem volgens de uitvinding wordt ook genoemde kopse groef in de bekledingsplaat gevormd door een buitenste kopse groefwand, die voorzien is van genoemde afwerkingslaag, en door een binnenste kopse groefwand, die volledig door de schuimplaat ondersteund wordt en die een gedeelte vertoont dat voorbij de buitenste kopse groefwand uitsteekt. Bij voorkeur steekt de binnenste kopse groefwand over een zodanige afstand voorbij de buitenste kopse groefwand uit dat de binnenste kopse groefwand een lengte heeft die nagenoeg gelijk is aan de diepte van genoemde verdere kopse groef in de schuimplaat die zich aan dezelfde zijde van de plaat bevindt als genoemde kopse groef.
In deze uitvoeringsvorm wordt het inbrengen van de tand van de schuimplaat in de groef aan de kopse zijde van de plaat ook vereenvoudigd doordat men hierbij de tand aan de kopse zijde van de bekledingsplaat langs de binnenste groefwand van de groef in de kopse zijde van de bekledingsplaat kan laten geleiden.
In nog een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het systeem volgens de uitvinding heeft de bekledingsplaat een onderzijde waarmee deze op een bovenzijde van de schuimplaat gehecht is, waarbij de onderzijde van de bekledingsplaat een omtreksrand heeft die nagenoeg samenvalt met de omtreksrand van de bovenzijde van de schuimplaat.
De bovenzijde van de schuimplaat wordt aldus volledig tegen mogelijke vervormingen of beschadigingen beschermd.
Verdere voordelen en bijzonderheden van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een isolatie- en afwerkingssysteem volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt evenwel slechts als voorbeeld gegeven en is niet bedoeld om de beschermingsomvang, zoals bepaald door de conclusies, te beperken. De in de beschrijving aangegeven verwijzingscijfers hebben betrekking op de bijgevoegde tekeningen waarin:
Figuur 1 een bovenaanzicht weergeeft op één van de platen van een isolatie- en afwerkingssysteem volgens de uitvinding, waarbij enkel de groef in de bekledingsplaat in stippellijn aangegeven is;
Figuur 2, op grotere schaal, een dwarsdoorsnede volgens lijn II-II doorheen de plaat van figuur 1 weergeeft;
Figuur 3, op grotere schaal, een langsdoorsnede volgens lijn III-III doorheen de plaat van figuur 1 weergeeft;
Figuur 4 eenzelfde dwarsdoorsnede als figuur 2 weergeeft doch dit ter plaatse van de aansluiting tussen twee platen; en
Figuur 5 eenzelfde langsdoorsnede als figuur 2 weergeeft doch dit ter plaatse van de aansluiting tussen twee platen.
De uitvinding heeft algemeen betrekking op een systeem voor het isoleren (in het bijzonder akoestisch) en afwerken van wanden, in het bijzonder van kamers, zolders of andere ruimten binnen een gebouw. De term wanden omvat zowel zijwanden als bovenwanden (plafonds) en eventueel zelfs benedenwanden (bijvoorbeeld wanneer enkel de benedenwand van een zolder geïsoleerd dient te worden in plaats van het dak zelf). Het systeem wordt meestal toegepast op ruimtes die onder het dak gelegen zijn. Het systeem bestaat uit rechthoekige isolatie- en afwerkingsplaten die tegen de wanden bevestigd dienen te worden. Om het bevestigen van de platen tegen de wanden te vereenvoudigen, worden hiertoe meestal verticale latten op regelmatige afstanden tegen de wanden vastgeschroefd. Wanneer het om een plafond gaat dat door de dakconstructie gevormd worden, kunnen de platen rechtstreeks tegen de dakconstructie zelf vastgeschroefd worden. Eventueel kunnen ook hier echter latten toegepast worden om de dakconstructie uit te vullen zodanig dat een vlak oppervlak verkregen wordt. De latten zijn meestal houten latten doch het is ook mogelijk om metalen studs te gebruiken.
De platen zijn elk opgebouwd uit een akoestisch isolerende schuimplaat 1 die aan de bovenzijde, gezien volgens de figuren, bekleed is met een vlakke, massieve bekledingsplaat 2. Deze massieve bekledingsplaat 2 bestaat uit een materiaal waarin tanden en groeven voorzien kunnen worden. Dit kan door uitsnijden gebeuren, bijvoorbeeld door frezen. De bekledingsplaat 2 is bij voorkeur een houten plaat. De term houten plaat dient hierbij ruim geïnterpreteerd worden als omvattende alle houtachtige platen zoals vezelplaten, triplex of multiplex platen, OSB (Oriented Strand Board) platen en HDF (High-Density Fibreboard) en MDF (Medium-Density Fibreboard) platen, waarbij de voorkeur gegeven wordt aan MDF platen. Deze laatste bestaan uit gedroogde houtvezels die door middel van een hars met elkaar verbonden zijn en die samengedrukt zijn tot een plaat met een middelharde dichtheid, in het bijzonder tot een dichtheid van 500 tot 1000 kg/m3
De bekledingsplaat 2 heeft een bovenzijde die voorzien is van een afwerkingslaag 3. Deze kan bestaan uit een verflaag of bijvoorbeeld ook uit een fineerlaag, maar bij voorkeur bestaat deze uit een melamine laag. De afwerkingslaag 3 dient niet noodzakelijkwijze de uiteindelijke afwerking van de platen te vormen doch kan bijvoorbeeld achteraf, na het plaatsen van de platen, zelf nog geschilderd worden in een kleur naar keuze. De bekledingsplaat 2 heeft bij voorkeur een totale dikte di (met inbegrip van de dikte van de afwerkingslaag 3) die begrepen is tussen 5 en 25 mm, en bij voorkeur tussen 6 en 18 mm.
Voor het bekomen van een akoestische isolatie is de schuimplaat 1 uit een soepel schuim vervaardigd. De schuimplaat 1 kan uit verschillende soorten soepel schuim vervaardigd zijn, of eventueel uit een combinatie van hardschuim en soepel schuim. De soepele schuimplaat 1 kan bijvoorbeeld uit grote blokken schuim gesneden worden. Bij voorkeur wordt echter een geagglomereerd schuim gebruikt. Een dergelijk schuim kan vervaardigd worden door stukken afval schuim tot schuimvlokken te versnijden/vermalen en door deze schuimvlokken dan aan elkaar te lijmen. Dit kan door middel van een vloeibare lijm gebeuren die op de schuimvlokken aangebracht wordt. Bij voorkeur wordt echter gebruik gemaakt van lijm in de vorm van smeltbare vezels die onder de schuimvlokken gemengd worden en die door het verwarmen daarvan de schuimvlokken aan elkaar lijmen. De vezels zijn bij voorkeur opgebouwd uit een kern met daarrond een lijmlaag (hot melt glue) die bij het verwarmen smelt. Dergelijke lijmvezels worden bijvoorbeeld beschreven in FR 3 013 354 en in FR 3 013 344. Het gebruik van lijmvezels biedt het voordeel dat de schuimvlokken bij het samenlijmen minder sterk samengedrukt dienen te worden, hetgeen dus lagere densiteiten mogelijk maakt.
Onder soepel schuim en onder soepele schuimplaat wordt in de huidige beschrijving en conclusies bedoeld een schuim of een plaat die zodanig soepel is dat de schuimplaat een druksterkte bij 10 % vervorming heeft, gemeten volgens EN 826:2013 van minder dan 40 kPa. Bij voorkeur is deze druksterkte kleiner dan 30 kPa en meer bij voorkeur kleiner dan 20 kPa. De druksterkte bij 10 % vervorming van de soepele schuimplaat is echter bij voorkeur groter dan 1 kPa, meer bij voorkeur groter dan 2 kPa en liefst groter dan 3 kPa. De soepele schuimplaat heeft verder bij voorkeur een densiteit die groter is dan 40 kg/m3, bij voorkeur groter dan 50 kg/m3, meer bij voorkeur groter dan 60 kg/m3 en liefst groter dan 70 kg/m3. De soepele schuimplaat bevat bij voorkeur een polyurethaanschuim.
De schuimplaat 1 kan ook een combinatie bevatten van een plaat van soepel schuim en van een plaat van hardschuim. De plaat van hardschuim kan uit verschillende soorten hardschuim vervaardigd worden, bijvoorbeeld uit hard geëxpandeerd polystyreen (EPS) schuim, uit geëxtrudeerd polystyreen (XPS) schuim, uit fenolschuim (PF), uit melamineschuim of uit polyurethaan (PUR) schuim doch de voorkeur wordt gegeven aan polyisocyanuraat (PIR) schuim dat een goede thermische isolatiewaarde heeft en dat met een relatief lage densiteit de nodige hardheid kan verschaffen. De hardheid van het hardschuim is bij voorkeur zodanig dat de schuimplaat 1 een druksterkte heeft, gemeten volgens EN 826:2013 bij een vervorming van 10%, van meer dan 80 kPa, bij voorkeur van meer dan 100 kPa.
De dikte d2 van de schuimplaat 1 is bij voorkeur groter dan 2 cm. Deze dikte d2 kan bijvoorbeeld tot 10 cm gaan om een betere isolatie te bekomen.
Doordat de schuimplaat 1 en de bekledingsplaat 2 rechthoekig zijn, hebben deze elk een eerste 4, 4’ en een tweede langse zijde 5, 5’ en een eerste 6, 6’ en een tweede kopse zijde 7, 7’.
De eerste langse zijde 4 van de bekledingsplaat 2 is voorzien van een langse groef 8 terwijl de tweede langse zijde 5 van de bekledingsplaat 2 voorzien is van een langse tand 9 die in de langse groef 8 van een aanliggende plaat past. De eerste kopse zijde 6 van de bekledingsplaat 2 is voorzien van een kopse groef 10 terwijl de tweede kopse zijde 7 van de bekledingsplaat 2 voorzien is van een kopse tand 11 die in de kopse groef 10 van een aanliggende plaat past.
De eerste langse zijde 4’ van de schuimplaat 1 is voorzien van een langse groef 12 terwijl de tweede langse zijde 5’ van de schuimplaat 1 voorzien is van een langse tand 13 die in de langse groef 12 van een aanliggende plaat past. De eerste kopse zijde 6’ van de schuimplaat 1 is voorzien van een kopse groef 14 terwijl de tweede kopse zijde 7’ van de schuimplaat 1 voorzien is van een kopse tand 15 die in de kopse groef 14 van een aanliggende plaat past.
Door de tand-en-groefverbinding tussen zowel de bekledingsplaten 2 als de schuimplaten 1 van de in elkaar passende isolatie- en afwerkingsplaten wordt een effectieve afdichting bekomen, en worden dus koude bruggen vermeden, zonder dat er tochtstrips of voegbanden in de spleten tussen de schuimplaten 1 dienen aangebracht te worden.
In de uitvoeringsvorm weergegeven in de figuren zijn de eerste langse zijde 4 van de bekledingsplaat 2 en de eerste langse zijde 4’ van de schuimplaat 1 aan dezelfde zijde van de plaat gelegen en zijn verder ook de eerste kopse zijde 6 van de bekledingsplaat 2 en de eerste kopse zijde 6’ van de schuimplaat 1 aan dezelfde zijde van de plaat gelegen. Dit betekent dus dat de tanden van de bekledingsplaat en van de schuimplaat aan dezelfde zijden van de plaat gelegen zijn en ook de groeven. Het voordeel hiervan is dat de tanden van de schuimplaat niet of slechts minimaal onder de bekledingsplaat uitsteken terwijl de onderzijde van de bekledingsplaat volledig door de bovenzijde van de schuimplaat ondersteund wordt. Bij voorkeur heeft de onderzijde van de bekledingsplaat 2 immers een omtreksrand die nagenoeg samenvalt met de omtreksrand van de bovenzijde van de schuimplaat 1. In figuren 2 en 3 zijn deze samenvallende omtreksranden met het verwijzingscijfer 20 aangegeven.
De langse groef 8 in de bekledingsplaat 2 wordt gevormd door een buitenste langse groefwand 16, die aan de buitenzijde voorzien is van de afwerkingslaag 3, en door een binnenste langse groefwand 17 die volledig door de schuimplaat 1 ondersteund wordt. De buitenste langse groefwand 17 is voorzien om, zoals weergegeven in figuur 4, tegen de bekledingsplaat 2 van een aanliggende plaat aan te sluiten. De binnenste langse groefwand 17 heeft een lengte L1 die groter is dan de lengte L2 van de buitenste langse groefwand 16 zodanig dat de binnenste langse groefwand 17 met een gedeelte voorbij de buitenste langse groefwand 16 uitsteekt. Het verschil tussen beide lengtes L1 en L2 bedraagt hierbij bij voorkeur ten minste 15 mm, meer bij voorkeur ten minste 20 mm, zodanig dat de binnenste langse groefwand 17 over een afstand gelijk aan deze lengteverschillen voorbij de buitenste langse groefwand 16 uitsteekt.
Het uitstekende gedeelte van de binnenste langse groefwand 17 is voorzien om de platen rechtstreeks door middel van schroeven 18 met verzonken koppen doorheen de bekledingsplaat 2 en de schuimplaat 1 vast te kunnen schroeven. Opdat men de schroeven 18 op de juiste plaats op het uitstekende gedeelte van de binnenste langse groefwand 17 zou aanbrengen, d.w.z. op een plaats waar de schroef 18 niet doorheen de langse groef 12 in de schuimplaat 1 geschroefd zou worden en ook niet tegen de rand van de afwerkingslaag 3 waardoor deze door de kop van de schroef 18 bij het inschroeven beschadigd zou worden, vertoont dit uitstekende gedeelte van de binnenste langse groefwand 16 een langsgroef 19 waarin men de schroef 18 met zijn punt dient te positioneren. De langse groef 12 in de schuimplaat 1 die zich onder de binnenste langse groefwand 16 bevindt, heeft een diepte Dï die bij voorkeur kleiner is dan de afstand van de langsgroef 19 tot het vrije uiteinde van de binnenste langse groefwand 17. Hierdoor kunnen de schroeven 18 loodrecht in de plaat geschroefd worden zonder de langse groef 12 in de schuimplaat 1 te blokkeren.
In figuur 4 is de aansluiting tussen twee platen langsheen de langse zijden daarvan weergegeven. In deze figuur is duidelijk te zien dat, doordat de langsgroef 12 zich in het uitstekende gedeelte van de binnenste langse groefwand 17 bevindt, het uitstekende gedeelte van de binnenste langse groefwand 17 en de daarin aangebrachte schroeven 18 aan het zicht onttrokken worden wanneer een aanliggende plaat met de langse tand 9 van de bekledingsplaat 2 in de langse groef 12 van de aanliggende bekledingsplaat 2 ingebracht wordt.
De langse tand 13 van de onderliggende schuimplaat 1 heeft in de figuren een gedeelte 21 met evenwijdige zijvlakken en verder een distaal gedeelte 22 dat versmalt in de richting van het vrije uiteinde van de tand 13. Het gedeelte 21 met evenwijdige zijvlakken is voorzien om tot op een voorafbepaalde diepte D2 van de langse groef 12 in de schuimplaat 1 contact met de zijwanden daarvan te maken zodanig dat er geen lucht tussen de tegen elkaar aansluitende schuimplaten 1 kan stromen niettegenstaande er tussen deze schuimplaten een spleet open blijft opdat de bekledingsplaten 2 steeds perfect tegen elkaar aansluitend bevestigd kunnen worden. De langse tand 9 in de bekledingsplaat 2 heeft een lengte L3 die nagenoeg gelijk is aan de diepte D2 waarover de langse tand 13 contact maakt met de wanden van de langse groef 12 zodanig dat de tanden 9, 13 van de bekledingsplaat en van de schuimplaat eenvoudig gelijktijdig in hun groeven 8, 12 geschoven kunnen worden. Door het versmallend distaal gedeelte 22 van de langse tand 13 in de schuimplaat 1 wordt bij het in elkaar schuiven van twee aanliggende platen een automatische centrering van de beide platen ten opzichte van elkaar bekomen waardoor de langse tanden eenvoudig in de langse groeven geschoven kunnen worden.
Zoals te zien is in figuren 3 en 5 wordt de kopse groef 10 in de bekledingsplaat 2 gevormd door een buitenste kopse groefwand 23, die aan de buitenzijde voorzien is van de afwerkingslaag 3, en door een binnenste kopse groefwand 24 die volledig door de schuimplaat 1 ondersteund wordt. De buitenste kopse groefwand 23 is voorzien om, zoals weergegeven in figuur 5, tegen de bekledingsplaat 2 van een aanliggende plaat aan te sluiten. De binnenste kopse groefwand 24 heeft een lengte L4 die groter is dan de lengte L5 van de buitenste kopse groefwand 23 zodanig dat de binnenste kopse groefwand 24 met een gedeelte voorbij de buitenste kopse groefwand 23 uitsteekt. De binnenste kopse groefwand 24 steekt bij voorkeur over een zodanige afstand voorbij de buitenste kopse groefwand 23 uit dat de lengte L4 van de binnenste kopse groefwand 24 nagenoeg gelijk is aan de diepte D3 van de kopse groef 14 in de schuimplaat 1. Zoals te zien in figuur 3 bevindt de kopse tand 15 van de schuimplaat 1 zich aan de andere zijde van de plaat nagenoeg volledig onder de kopse tand 11 van de bekledingsplaat 1 zodanig dat deze niet uitsteekt en dus niet beschadigd kan raken in de verpakking. De bekledingsplaat en de schuimplaat hebben hierdoor dus met andere woorden nagenoeg eenzelfde breedte. De extra overlapping tussen de kopse tand 11 van de bekledingsplaat en de binnenste kopse groefwand 23 zorgt verder voor een extra barrière tegen tocht en verschaft verder een extra geleidingsoppervlak bij het in elkaar schuiven van de platen langs hun kopse zijden.
De kopse tand 15 van de onderliggende schuimplaat 1 heeft in de figuren een gedeelte 25 met evenwijdige zijvlakken en verder een distaal gedeelte 26 dat versmalt in de richting van het vrije uiteinde van de tand 15. Het gedeelte 25 met evenwijdige zijvlakken is voorzien om tot op een voorafbepaalde diepte D4 van de kopse groef 14 in de schuimplaat 1 contact met de zijwanden daarvan te maken zodanig dat er geen lucht tussen de tegen elkaar aansluitende schuimplaten 1 kan stromen niettegenstaande er tussen deze schuimplaten een spleet open blijft opdat de bekledingsplaten 2 steeds perfect tegen elkaar aansluitend bevestigd kunnen worden. De kopse tand 11 in de bekledingsplaat 2 heeft een lengte L6 die nagenoeg gelijk is aan de lengte L3 van de langse tand 9 en tevens aan de diepte D4 waarover de kopse tand 15 van de schuimplaat 1 contact maakt met de wanden van de kopse groef 14 zodanig dat de tanden 11, 15 van de bekledingsplaat en van de schuimplaat eenvoudig gelijktijdig in hun groeven 10, 14 geschoven kunnen worden. Door het versmallend distaal gedeelte 26 van de kopse tand 15 in de schuimplaat 1 wordt bij het in elkaar schuiven van twee aanliggende platen een automatische centrering van de beide platen ten opzichte van elkaar bekomen waardoor de kopse tanden eenvoudig in de kopse groeven geschoven kunnen worden.

Claims (19)

  1. CONCLUSIES
    1. Een systeem voor het isoleren en afwerken van wanden, welk systeem rechthoekige platen bevat die via een tand-en-groefverbinding in elkaar passen en die opgebouwd zijn uit een isolerende schuimplaat (1) bekleed met een vlakke, massieve bekledingsplaat (2) die een bovenzijde heeft voorzien van een afwerkingslaag (3), waarbij genoemde bekledingsplaat (2) en genoemde schuimplaat (1) elk een eerste langse (4, 4’) en een eerste kopse zijde (6, 6’) hebben en een tweede langse (5, 5’) en een tweede kopse zijde (7, 7’), waarbij de eerste langse zijde (4) van de bekledingsplaat (2) voorzien is van een langse groef (8), de tweede langse zijde (5) van een langse tand (9), de eerste kopse zijde (6) van een kopse groef (10) en de tweede kopse zijde (7) van een kopse tand (11) en waarbij genoemde langse tand (9) in genoemde langse groef (8) past en genoemde kopse tand (11) in genoemde kopse groef (10) ter vorming van genoemde tand-en-groefverbinding tussen de platen, waarbij genoemde tand-en-groefverbinding een dubbele tand-en-groefverbinding is, waarbij de eerste langse zijde (4’) van de schuimplaat (1) voorzien is van een verdere langse groef (12), de tweede langse zijde (5’) van een verdere langse tand (13), de eerste kopse zijde (6’) van een verdere kopse groef (14) en de tweede kopse zijde (7’) van een verdere kopse tand (15) en waarbij genoemde verdere langse tand (13) in genoemde verdere langse groef (12) past en genoemde verdere kopse tand (15) in genoemde verdere kopse groef (14) ter vorming van een verdere tand-en-groefverbinding tussen de platen, en waarbij genoemde langse groef (8) in de bekledingsplaat (2) gevormd wordt door een buitenste langse groefwand (16), die voorzien is van genoemde afwerkingslaag (3), en door een binnenste langse groefwand (17), die volledig door de schuimplaat (1) ondersteund wordt en die een gedeelte vertoont dat voorbij de buitenste langse groefwand (16) uitsteekt, daardoor gekenmerkt dat genoemde schuimplaat (1) een soepele schuimplaat omvat die een druksterkte heeft, gemeten volgens EN 826:2013 bij een vervorming van 10% van minder dan 40 kPa en dat genoemd systeem verder schroeven (18) met verzonken koppen bevat om genoemde platen doorheen het uitstekende gedeelte van de binnenste langse groefwand (17) van de bekledingsplaat (2) en doorheen de schuimplaat (1) tegen genoemde wand vast te schroeven.
  2. 2. Systeem volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat genoemde soepele schuimplaat een geagglomereerd schuim bevat.
  3. 3. Systeem volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat genoemde soepele schuimplaat een druksterkte heeft, gemeten volgens EN 826:2013 bij een vervorming van 10% van minder dan 30 kPa, bij voorkeur van minder dan 20 kPa en meer bij voorkeur van minder dan 10 kPa.
  4. 4. Systeem volgens één van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat genoemde soepele schuimplaat een druksterkte heeft, gemeten volgens EN 826:2013 bij een vervorming van 10% van meer dan 1 kPa, bij voorkeur van meer dan 2 kPa en meer bij voorkeur van meer dan 3 kPa.
  5. 5. Systeem volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de soepele schuimplaat een densiteit heeft die groter is dan 40 kg/m3, bij voorkeur groter dan 50 kg/m3, meer bij voorkeur groter dan 60 kg/m3 en liefst groter dan 70 kg/m3.
  6. 6. Systeem volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat genoemde eerste langse zijde (4) van de bekledingsplaat (2) aan dezelfde zijde van de plaat gelegen is als de eerste langse zijde (4’) van de schuimplaat (1) en dat genoemde eerste kopse zijde (6) van de bekledingsplaat (2) aan dezelfde zijde van de plaat gelegen is als de eerste kopse zijde (6’) van de schuimplaat (1).
  7. 7. Systeem volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat genoemde schroeven (18) voorzien zijn om op een afstand van het vrije uiteinde van de binnenste langse groefwand (17) doorheen deze binnenste langse groefwand (17) geschroefd te worden die groter is dan de diepte (D1) van genoemde verdere langse groef (12), waarbij op genoemde afstand van het vrije uiteinde van de binnenste langse groefwand (17) bij voorkeur een langsgroef (19) voorzien is waarin de schroeven (18) aangebracht dienen te worden.
  8. 8. Systeem volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat genoemde verdere langse tand (13) een gedeelte (21) heeft met evenwijdige zijvlakken dat voorzien is om tot op een voorafbepaalde diepte (D2) van genoemde verdere langse groef (12) contact met de zijwanden daarvan te maken en dat genoemde langse tand (9) een lengte (L3) heeft die nagenoeg gelijk is aan deze voorafbepaalde diepte (D2).
  9. 9. Systeem volgens één van de conclusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat genoemde verdere kopse tand (15) een gedeelte (25) heeft met evenwijdige zijvlakken dat voorzien is om tot op een voorafbepaalde diepte (D4) van genoemde verdere kopse groef (14) contact met de zijwanden daarvan te maken en dat genoemde kopse tand (11) een lengte (L6) heeft die nagenoeg gelijk is aan deze voorafbepaalde diepte (D4).
  10. 10. Systeem volgens één van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat genoemde kopse groef (10) in de bekledingsplaat (2) gevormd wordt door een buitenste kopse groefwand (23), die voorzien is van genoemde afwerkingslaag (3), en door een binnenste kopse groefwand (24), die volledig door de schuimplaat (1) ondersteund wordt en die een gedeelte vertoont dat voorbij de buitenste kopse groefwand (23) uitsteekt, bij voorkeur over een zodanige afstand dat de binnenste kopse groefwand (24) een lengte (L4) heeft die nagenoeg gelijk is aan de diepte (D3) van genoemde verdere kopse groef (14) die zich aan dezelfde zijde (6, 6’) van de plaat bevindt als genoemde kopse groef (10).
  11. 11. Systeem volgens één van de conclusies 1 tot 10, daardoor gekenmerkt dat de bekledingsplaat (2) een onderzijde heeft waarmee deze op een bovenzijde van de schuimplaat (1) gehecht is, waarbij de onderzijde van de bekledingsplaat (2) een omtreksrand (20) heeft die nagenoeg samenvalt met de omtreksrand (20) van de bovenzijde van de schuimplaat (1).
  12. 12. Systeem volgens één van de conclusies 1 tot 11, daardoor gekenmerkt dat genoemde schuimplaat (1) een dikte (d2) heeft van ten minste 2 cm en bij voorkeur van ten minste 3 cm.
  13. 13. Systeem volgens één van de conclusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat genoemde bekledingsplaat (2) een dikte (di) heeft begrepen tussen 5 en 25 mm, bij voorkeur tussen 6 en 18 mm.
  14. 14. Systeem volgens één van de conclusies 1 tot 13, daardoor gekenmerkt dat genoemde afwerkingslaag (3) een melamine laag is.
  15. 15. Systeem volgens één van de conclusies 1 tot 14, daardoor gekenmerkt dat de buitenste langse groefwand (16) van genoemde langse groef (8) een vrij uiteinde heeft dat voorzien is om tegen de bekledingsplaat (2) van een aanliggende plaat aan te sluiten.
  16. 16. Systeem volgens één van de conclusies 1 tot 15, daardoor gekenmerkt dat het uitstekende gedeelte van de binnenste langse groefwand (17) van genoemde langse groef (8) over een afstand van ten minste 15 mm, bij voorkeur over een afstand van ten minste 20 mm, voorbij de buitenste langse groefwand (16) van genoemde langse groef (8) uitsteekt.
  17. 17. Systeem volgens één van de conclusies 1 tot 16, daardoor gekenmerkt dat genoemde langse (8) en kopse groeven (10) en genoemde langse (9) en kopse tanden (11) uit genoemde vlakke, massieve plaat (2) gesneden zijn.
  18. 18. Systeem volgens één van de conclusies 1 tot 17, daardoor gekenmerkt dat het soepel schuim een polyurethaanschuim bevat.
  19. 19. Systeem volgens één van de conclusies 1 tot 18, daardoor gekenmerkt dat genoemde platen door middel van genoemde schroeven (18) tegen genoemde wand vastgeschroefd zijn.
BE2017/5095A 2016-02-22 2017-02-14 Systeem voor het isoleren en afwerken van wanden BE1024243B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
PL17156285T PL3208401T3 (pl) 2016-02-22 2017-02-15 System do izolacji i wykańczania ścian
EP17156285.3A EP3208401B1 (en) 2016-02-22 2017-02-15 A system for insulating and finishing walls

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5122A BE1024117B1 (nl) 2016-02-22 2016-02-22 Systeem voor het isoleren en afwerken van wanden
BE2016/5122 2016-02-22

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1024243A1 BE1024243A1 (nl) 2018-01-04
BE1024243B1 true BE1024243B1 (nl) 2018-01-09

Family

ID=55649955

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2016/5122A BE1024117B1 (nl) 2016-02-22 2016-02-22 Systeem voor het isoleren en afwerken van wanden
BE2017/5095A BE1024243B1 (nl) 2016-02-22 2017-02-14 Systeem voor het isoleren en afwerken van wanden

Family Applications Before (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2016/5122A BE1024117B1 (nl) 2016-02-22 2016-02-22 Systeem voor het isoleren en afwerken van wanden

Country Status (1)

Country Link
BE (2) BE1024117B1 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2137251A (en) * 1983-03-25 1984-10-03 New Zealand Guardian Trust Com Insulating panel
US5437934A (en) * 1993-10-21 1995-08-01 Permagrain Products, Inc. Coated cement board tiles
DE20016475U1 (de) * 2000-06-13 2001-02-08 Bauelemente Gmbh F J Linzmeier Verkleidungselement
DE202007010293U1 (de) * 2007-07-20 2008-08-21 Josef Mang Gmbh & Co. Kg Bodenplatte
DE102010040775A1 (de) * 2010-09-15 2012-03-15 Evonik Degussa Gmbh Fassadenplatte
US20150375471A1 (en) * 2013-05-02 2015-12-31 Tower Ipco Company Limited Floor plank with foam core

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2137251A (en) * 1983-03-25 1984-10-03 New Zealand Guardian Trust Com Insulating panel
US5437934A (en) * 1993-10-21 1995-08-01 Permagrain Products, Inc. Coated cement board tiles
DE20016475U1 (de) * 2000-06-13 2001-02-08 Bauelemente Gmbh F J Linzmeier Verkleidungselement
DE202007010293U1 (de) * 2007-07-20 2008-08-21 Josef Mang Gmbh & Co. Kg Bodenplatte
DE102010040775A1 (de) * 2010-09-15 2012-03-15 Evonik Degussa Gmbh Fassadenplatte
US20150375471A1 (en) * 2013-05-02 2015-12-31 Tower Ipco Company Limited Floor plank with foam core

Also Published As

Publication number Publication date
BE1024117B1 (nl) 2017-11-17
BE1024243A1 (nl) 2018-01-04
BE1024117A1 (nl) 2017-11-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
RU2123094C1 (ru) Система для соединения строительных панелей
AU2002240860B2 (en) Wall boards or panel boards for use in interior construction and dry construction
RU2358076C1 (ru) Строительная панель с прессованными кромками
US7926239B2 (en) Flooring profile
US8448401B2 (en) Fiber cement board surface product
US20100319293A1 (en) Floor panel with the tongue more elastic than the locking element
US20130042553A1 (en) Reversible decorative moldings between floor and wall or wall and ceiling
KR20190135569A (ko) 플로어 패널용 기계적 잠금 시스템
US8261507B2 (en) Flooring profile
US6308485B1 (en) Panel and method for mounting the same
US20060277853A1 (en) Resilient trim cornering system and method
EP3208401B1 (en) A system for insulating and finishing walls
US9777475B1 (en) Floor vent
BE1024243B1 (nl) Systeem voor het isoleren en afwerken van wanden
US9169660B2 (en) Adhesive threshold bar
US10876300B2 (en) OSB board and use of the same
BE1020251A5 (nl) Afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding.
GB2377457A (en) A building panel with pressure sensitive adhesive
JP2021006693A (ja) コーナーカバーとその取り付け方法
JP6537034B2 (ja) 床材
NL1008261C2 (nl) Systeemwand.
CA2756219C (en) Underlayment for hardwood flooring and covering
US20230160204A1 (en) Method of manufacturing osb with extruded polymer bands
NL1034666C2 (nl) Plint alsmede een werkwijze voor de vervaardiging van de plint.
BE1024671B1 (nl) Isolatiepaneel en werkwijze voor het bevestigen daarvan

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20180109