BE1024221A1 - Methoden voor het zaaien in perspotten - Google Patents

Methoden voor het zaaien in perspotten Download PDF

Info

Publication number
BE1024221A1
BE1024221A1 BE20165010A BE201605010A BE1024221A1 BE 1024221 A1 BE1024221 A1 BE 1024221A1 BE 20165010 A BE20165010 A BE 20165010A BE 201605010 A BE201605010 A BE 201605010A BE 1024221 A1 BE1024221 A1 BE 1024221A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
press
pots
seed
different
pot
Prior art date
Application number
BE20165010A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1024221B1 (nl
Inventor
Engeland Geert Van
Original Assignee
Plantenkwekerij Van Engeland Bvba
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Plantenkwekerij Van Engeland Bvba filed Critical Plantenkwekerij Van Engeland Bvba
Publication of BE1024221A1 publication Critical patent/BE1024221A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1024221B1 publication Critical patent/BE1024221B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G24/00Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor
    • A01G24/20Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor based on or containing natural organic material
    • A01G24/28Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor based on or containing natural organic material containing peat, moss or sphagnum
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G22/00Cultivation of specific crops or plants not otherwise provided for
    • A01G22/15Leaf crops, e.g. lettuce or spinach 
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G24/00Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor
    • A01G24/40Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor characterised by their structure
    • A01G24/44Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor characterised by their structure in block, mat or sheet form
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/08Devices for filling-up flower-pots or pots for seedlings; Devices for setting plants or seeds in pots
    • A01G9/085Devices for setting seeds in pots

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Botany (AREA)
  • Sowing (AREA)

Abstract

De uitvinding beschrijft een methode voor het kweken van ten minste twee verschillende plantensoorten en/of variëteiten van een plantensoort in perspotten waarbij perspotten met een transportsysteem onder meerdere, achter elkaar geplaatste, zaaimachines bewegen, waarbij de zaaimond van elke zaaimachine is aangepast, zodat de zaadjes van elk van de afzonderlijke machines in een verschillend plantgat van een perspot terechtkomen.

Description

METHODEN VOOR HET ZAAIEN IN PERSPOTTEN Gebied van de uitvinding
De huidige uitvinding houdt verband met het zaaien en kweken van planten in perspotten.
Achtergrond van de uitvinding
Voor het kweken van sierplanten en groenten worden gebruikelijk perspotten gebruikt. Deze worden gemaakt door een substraat (bv. zwart veen) te mengen met water en het in een matrijs te persen. Dit kan gebeuren in individuele matrijzen, door het persen op platen of met continue lijnen waarbij het mengsel tot een laag wordt geperst en vervolgens wordt versneden tot kubusvormige blokjes. Wanneer in de matrijs nopjes of pinnen worden aangebracht wordt er in de perspot een kuiltje of gaatje gemaakt voor zaadjes of kiemplantjes.
Deze gaten zijn in het midden van de perspot aanwezig, zodat een optimale stevigheid verkregen wordt, de wortels van de plant zich homogeen verspreiden en het gewicht van een plant centraal verdeeld wordt zodat een perspot met een plant tijdens de groei niet omvalt.
Er is een vraag naar combinaties van planten of plantensoorten die samen aangeboden worden en het aanzien hebben van een enkele plant. Dit is bijvoorbeeld het geval voor variëteiten van sla. Wanneer de zaden van de verschillende soorten echter in eenzelfde plantgat worden aangebracht groeien de planten trager, hebben een minder volgroeid uitzicht en verwelken ze sneller. EP1197137 toont een zaaimachine en werkwijze om verschillende plantsoorten in een zelfde pot te planten. Hierin worden individuele potjes ingezaaid door een zaaimachine waarbij via een dubbele zaaimond twee verschillende zaadjes worden aangebracht. Er wordt niet beschreven hoe men dit op grote schaal kan toepassen op continue lijnen waar perspotten met een kleine oppervlakte in een rooster dicht bij elkaar staan.
Samenvatting van de uitvinding
De uitvinding beschrijft methodes voor het kweken van ten minste twee verschillende plantensoorten en/of variëteiten van een plantensoort in een perspot die de volgende stappen omvat: het voorzien van perspotten waarin tenminste twee of tenminste drie plantgaten aangebracht zijn en, het aanbrengen van verschillende plantensoorten en/of variëteiten in de plantgaten waarbij in elke plantgat van een perspot een andere soort en/of variëteit wordt aangebracht, waarbij perspotten met een transportsysteem onder meerdere, achter elkaar geplaatste, zaaimachines bewegen, waarbij elke zaaimachine een andere plantensoort of variëteit inzaait, en waarbij de zaaimond van elke zaaimachine is aangepast, zodat de zaadjes van elk van de afzonderlijke machines in een verschillend plantgat van een perspot terechtkomen.
Het transportsysteem is gebruikelijk een continue lijn met perspotten in een rooster met lengterijen en dwarsrijen, waarbij elke zaaimachine geplaatst is om per zaaibeweging een of meerdere dwarsrijen in te zaaien.
De zaaimachine is gebruikelijk een schuifzaaier.
De perspotten zijn gebruikelijk van teelaarde.
In typische uitvoeringsvormen worden perspotten voorzien waarin in elke perspot ten minste drie plantgaten aangebracht zijn.
Gebruikelijk wordt in elk plantgat van een perspot één zaadje aangebracht.
In typische uitvoeringsvormen wordt in elk plantgat van een perspot een zaadje van een verschillend type sla (meer bepaald een verschillende variëteit van Lactuca sativa) wordt aangebracht. Een typische combinaties is L. sativa var. lollo rossa, L. sativa lollo bionda en rode eikenbladsla.
De zaadjes worden gebruikelijk op een diepte van 10 à 15 mm gezaaid worden. Specifieke uitvoeringsvormen van perspotten hebben een volume van 100 tot 250 cm3 of van 50 tot 125 cm3.
Specifieke uitvoeringsvormen van perspotten hebben een bovenoppervlak van 15 tot 40 cm2 of van 20 tot 50 cm2 of van 50 tot 100 cm2, bijvoorbeeld 16, 25, 36, 49, 64, 91 of 100 cm2.
Een voorkeursuitvoering is een methode waarbij perspotten met een bovenoppervlak van 4 x 4 cm, 5 x 5 cm of 6 x 6 cm gebruikt met drie plantgaten en drie soorten van sla.
De aanvraag beschrijft perspotten met zaadjes, kiemplantjes of opgegroeide planten van ten minste twee verschillende plantensoorten en/of variëteiten van een plantensoort, waarbij elk van de verschillende plantensoorten en/of variëteiten gezaaid is in een afzonderlijk plantgat.
Zaadjes worden gebruikelijk op een diepte van 10 à 15 mm gezaaid.
De plantgaten zijn gebruikelijk gelijkmatig verdeeld over het oppervlak van een perspot.
Perspotten bestaan gebruikelijk uit teelaarde.
Gebruikelijk bevat een perspot zaadjes, kiemplantjes of opgegroeide planten van ten minste drie verschillende plantensoorten en/of variëteiten van een plantensoort.
Meer specifiek zijn de verschillende plantensoorten en/of variëteiten van een plantensoort drie verschillende types van sla, meer specifiek ten minste drie verschillende variëteiten van Lactuca sativa, bijvoorbeeld de variëteiten L. sativa var. lollo rossa, L. sativa var. lollo bionda en rode eikenbladsla.
Perspotten hebben gebruikelijk een volume van 100 tot 250 cm3, of 20 tot 250 cm3.
Perspotten hebben gebruikelijk een bovenoppervlak van 20 tot 50 cm2 of van 16 tot 40 cm2.
In perspotten zoals hierin beschreven worden meerdere plantgaten in eenzelfde perspot aangebracht.
In tegenstelling tot de verwachting groeien de plantjes die in de afzonderlijke plantgaten gezaaid zijn uit tot grotere planten, in vergelijking met planten die samen in hetzelfde plantgat gezaaid zijn. Nochtans is het volume van het substraat voor de wortelontwikkeling, en de hoeveelheid aanwezige nutriënten identiek.
In tegenstelling tot de verwachting scheuren de perspotten niet aan de zijkanten wanneer de planten niet centraal in de perspot zijn aangebracht.
De perspotten die op deze manier worden ingezaaid bieden bovendien een voordeel bij kwaliteitscontrole. Wanneer zaden van verschillende planten in een centraal plantgat gezaaid worden en de kiemplantjes tevoorschijn komen, is het voor het ongeoefend oog vaak moeilijk om na te gaan of alle soorten gekiemd zijn. Met de potten die via de methode van de uitvinding verkregen worden is het eenvoudig om na te gaan of er ter hoogte van elk plantgat een plantje kiemt, en is kennis van de individuele soorten niet vereist.
Na inspectie van een aantal testopstellingen werden ook volgende voordelen opgemerkt.
De individuele plantjes absorberen meer licht, terwijl plantjes die in het zelfde plantgat staan elkaar gedeeltelijk overschaduwen. Bijgevolg gaan de apart gezaaide planten beter groeien. Kiemplantjes die samen vanuit eenzelfde plantgat opgroeien proberen uit mekaars schaduw te raken door langere stengels te ontwikkelen. Dit maakt de kiemplantjes meer kwetsbaar voor mechanische beschadiging.
Doordat de individuele kiemplantjes elkaar niet raken hoopt er zich tussen de bladeren minder of geen vocht op waardoor schimmelvorming wordt beperkt. Verschillende plantensoorten of variëteiten verschillen van elkaar door een verschil in tijd om te ontkiemen en door een verschil in groeisnelheid. Vooral voor kiemplanten kan dit leiden dat één plant zich sterker ontwikkelt terwijl anderen in groei achterblijven.
Zaadjes die individueel gezaaid worden hebben een beter contact met de aarde. Wanneer verschillende zaden tezamen in eenzelfde gat gezaaid worden en op elkaar liggen kan de kieming belemmerd worden.
De methoden van de huidige uitvinding bieden ook voordelen ten opzichte van de methode zoals beschreven in EP1197137. Hierin moeten de verschillende zaaimonden samenkomen boven eenzelfde pot, hetgeen een specifieke aanpassing van de zaaimachine vragen. Voor systemen waar meerdere perspotten dicht tegen elkaar geplaatst staan, zoals het geval is op een continue lijn met dwarsrijen van 60 cm met 6 tot 15 potten met een bovenoppervlak per potten tot slechts 36 cm2 (6 x 6 cm), 25 cm2 (5 x 5 cm) of 16 cm2 (4 x 4 cm), wordt het ingewikkeld om een veelvoud van zaaimonden te gebruiken zoals in EP1197137, die dicht bij elkaar geplaatst moeten worden.
De methoden van de huidige uitvinding zijn dan ook in het bijzonder toepasbaar in continue lijnen waarbij de perspotten in een roostervorm staan met langsrijen van onbepaalde lengte en dwarsrijen van 3 tot 15 of meer potten, afhankelijk van de breedte van de lijn en de grootte van de potten. Voor een lijn met een breedte van 60 cm gaat het typisch om dwarsrijen van 15 (4x4 cm), 12 (5x5 cm) of 10 (6x6 cm) potten.
Met de methoden van de huidige uitvinding hoeven de individuele zaaimachines voor het inzaaien van een soort zaad niet aangepast te worden en kunnen bestaande machines gebruikt worden, mits de zaaimonden van de verschillende machines op gepaste wijze boven de corresponderende plantgaten van een perspot gepositioneerd worden.
Door de correcte positionering van de zaaimonden boven een plantgat hoeven de zaaimonden niet met de perspotten in contact te komen.
De perspotten kunnen bij een passage onder de zaaimachines alle verschillende zaden ontvangen in een procedé waarbij het inzaaien slechts enkele seconden tot minder dan een minuut duurt, afhankelijk van de snelheid van de lijn, de hoeveelheid verschillende zaden en het aantal zaaimonden per zaaimachine.
Korte beschrijving van de figuren
Figuren 1 en 2 tonen een deel van een continue lijn met perspotten met elk drie plantgaten die van rechts naar links onder zaaimachines A, B en C bewegen.
Figuur 1 toont een zijaanzicht waarin de zaaimachines met een driehoek zijn aangeduid.
Figuur 2 toont bovenaanzicht waarbij de zaaimachines met zwarte lijnen zijn aangeduid. De open cirkels tonen niet ingezaaide plantgaten. De volle cirkels tonen ingezaaide plantgaten.
Figuur 3 toont een detail van een lengterij waarbij de zaaimond van machines A, B en C, een zaadje deponeren in respectievelijk plantgat 1, 2 en 3. De open cirkels tonen niet ingezaaide plantgaten. De gearceerde cirkels tonen plantgaten die door de bovengelegen zaaimachine ingezaaid worden. De volle cirkels tonen ingezaaid plantgaten.
Figuur 4 toont perspotten waarbij zaadjes van lollo rossa sla, lollo bionda sla en rode eikenbladsla in afzonderlijke plantgaten werden gezaaid (Fig 4 A bovenaan) of tezamen in een plantgat (Fig. 4B onderaan). Representatieve potten in paneel B waar een van de plantjes slecht tot ontwikkeling komt zijn aangeduid met een cirkel.
Beschrijving van de uitvinding "perspot" in de context van de huidige uitvinding verwijst naar een vast substraat waarin planten opgegroeid worden zonder dat ze in afzonderlijke bloempotten van plastic of organisch materiaal geplaatst moeten worden. Perspotten zijn gebruikelijk kluitjes van samengeperste organisch materiaal, dit is meestal teelaarde, veen of gelijkaardig materiaal (zoals compost, cacao- en kokos afval). waardoor de kluit intact blijft. Ander bruikbaar materiaal zijn anorganische substraten zoals steenwol, steekschuim en ander synthetisch materiaal zonder grond waarbij men aan het bovenoppervlak plantgaten kan aanbrengen, waarin de zaadjes aangebracht worden. "Sla” in de context van de huidige uitvinding verwijst naar eetbare planten die in de volksmond als sla beschouwd worden. Dit omvat verschillende variëteiten van Lactuca sativa zoals lollo rossa, lollo bionda, rode en groene eikenbladsla, bindsla, Romeinse sla, Batavia sla, salanova, en andere L. sativa variëteiten die omwille van kleur, smaak en specifieke bladvorm gekweekt worden.
Daarnaast omvat het begrip sla ook andere kleine eetbare planten zoals veldsla (Valerianella locusta) en rucola/raketsla/roquette (Eruca sativa), postelein (Portulaca oleracea), andijvie (Cichorium endivia) en dergelijke.
Meer specifieke uitvoeringsvormen houden verband met twee of meerdere sla variëteiten, bijvoorbeeld met een combinatie van lollo rossa, lollo bionda, rode eikenbladsla, salanova en roquette). In een specifieke uitvoeringsvorm is het een combinatie 3 sla variëteiten zoals lollo rossa, lollo bionda en rode eikenbladsla.
De grootte van de zaden kan van soort tot soort verschillen. Ook binnenin eenzelfde soort is er variatie in de afmeting van de zaden. Bovendien zijn zaden niet altijd rond. Om een homogene populatie te kunnen gebruiken worden de zaden dikwijls omhuld met een laagje organische afbreekbaar materiaal. De methoden van de huidige uitvinding kunnen met onbehandeld zaad gebeuren, maar het gebruik van omhuld zaad zorgt bij het inzaaien voor een gelijk gedrag van elk zaad van elke soort.
In de tuinbouw is er de tendens om verschillende planten tezamen aan de consument aan te bieden. Voor de tuinder en de winkelier is het handig als deze in eenzelfde recipiënt (bloempot) worden gekweekt, getransporteerd en verhandeld. Voor dit doel zijn conventionele perspotten bruikbaar, waarbij in het centraal plantgat zaden van verschillende soorten en/of variëteiten worden aangebracht. De aanvraag beschrijft een perspot van teelaarde met zaadjes, kiemplantjes of opgegroeide planten van ten minste twee verschillende plantensoorten en/of van tenminste twee verschillende variëteiten van een plantensoort, waarbij elk van de verschillende plantensoorten of verschillende variëteiten gezaaid is in een afzonderlijk plantgat. "Ten minste twee" is gebruikelijk 3. Afhankelijk van de grootte van de potten kunnen er ook 4 of zelfs 5 of 6 plantgaten aanwezig zijn.
In deze perspotten worden de verschillende plantgaten verdeeld over het oppervlak van de perspot. De ervaring van de vakman leert wat de ideale afstand is, waarbij vermeden wordt dat de plantgaten al te dicht tegen de rand wordt aangebracht, waardoor de perspot aan de rand zou afbrokkelen of planten beschadigd zouden worden als ze te ver aan de buitenzijde geplaatst zijn.
De perspotten kunnen in volume variëren. Gebruikelijke volumes zijn tussen 50, 75 of 100 cm3 tot 150, 200 of 250 cm3. De meest courante perspotten zijn kubusvormig met een ribbe van 4, 5 of 6 cm (m.a.w. een volume van 64, 125 of 216 cm3) Bij gebruik van grotere kubussen met een ribbe van 7, 8 of 10 cm kan het volume dus oplopen tot respectievelijk ongeveer 350, 500 of 1000 cm3. Wanneer de perspotten geen kubusvorm hebben zal het volume verschillen.
Het bovenoppervlak van een perspot kan in oppervlakte variëren. Gebruikelijke oppervlaktes zijn van 20, 30 of 40 cm2 tot 50, 75 of 100 cm2.
Perspotten hebben meestal een balk of kubusvorm omdat deze gemakkelijk uit een rechthoekige plaat kunnen worden uitgesneden. Zuilvormige perspotten met cirkelvormig bovenoppervlak zijn evenwel mogelijk.
In een conventionele machine voor de productie van perspotten wordt teelaarde verkruimeld, evt. voorzien van nutriënten, en bevochtigd. De teelaarde worden op op platen of een lopende band tot een laag samengedrukt, waarna de laag wordt versneden tot kluitjes met een vierkant bovenoppervlak. Een plaat met uitstulpingen (pennenbalk genoemd) zorgt het aanbrengen van kleine gaatjes/instulpingen (plantgaten), waarin later de zaadjes terecht zullen komen. De perspotten moeten niet van de lopende band verwijderd worden of moeten niet in een plastic of turf potje geplaatst te worden.
Bij de methoden van de stand van de techniek voor het zaaien van een plantje beweegt de lopende band met de perspotten stapsgewijs onder de zaaimachine. De zaaimachine staat dwars op de lopende band, boven een of meerde dwarsrijen. De perspotten hoeven dus slechts eenmaal door het zaaisysteem te passeren.
De zaaimachine bestaat uit een V-vormige bak met zaden die boven een dwarsrij perspotten is geplaatst. Aan de zijkant van de bak zijn meerdere gaten aangebracht die iets groter zijn dan de grootte van een zaad. Een plaat duwt de zaden opwaarts langs de wand van de bak zodat in elk gaatje in de wand van de bak een zaadje terecht komt dat via een buisje op een plaat valt dat het buisje onderaan afsluit. Wanneer deze plaat weggetrokken wordt valt het zaadje naar beneden op het oppervlak van de perspot. Dit type van zaaimachine is bekend als schuifzaaier en wordt verdeeld door bijvoorbeeld Fliersystems (Barendrecht, Nederland).
De zaaimachine heeft meerdere zaaimonden die elk boven een perspot geplaatst zijn. De monden van de zaaimachine komen niet in contact met de teelaarde.
Bij deze methode blijft de zaaimachine op dezelfde plaats. De perspotten bewegen op de lopende band onder de zaaimonden.
Wanneer de lopende band pauzeert valt uit de zaaimachine één zaadje in het plantgat van elke pot in een rij. Hierna schuift de lopende band op terwijl de zaaimachine een nieuw zaadje naar de zaaimonden brengt.
Ook andere zaaimachines zoals trommelzaaiers komen in aanmerking, mits de individuele machines zo zijn afgesteld dat de verschillende zaadjes in de corresponderende plantgaten terechtkomen.
Bij de conventionele manieren voor het inzaaien van verschillende zaden, worden meerdere zaaimachines na elkaar geplaatst, waarbij de verschillende zaden in hetzelfde centraal plantgat vallen.
In de methoden van de huidige uitvinding worden evenzeer verschillende zaaimachines na elkaar geplaatst. De zaaimonden worden echter zo afgesteld dat elk type zaad in een ander plantgat terecht komt. Figuur 3 toont een deel van één langsrij van perspotten, met één zaaimond van elk van de drie zaaimachines A, B, en C die verschillende zaadjes bevatten. In elke perspot zitten drie plantgaten (1: rechts; 2: linksboven; 3: linksonder). De zaaimonden zijn lichtjes excentrisch geplaatst t.o.v. van de perspot, zodat het zaadje uit mond A in plantgat 1 terecht komt, het zaadje uit mond B in plantgat 2 terecht komt, en het zaadje uit mond C in plantgat 3 terecht komt.
Deze figuur toont slechts een bepaalde uitvoeringsvorm. De volgorde waarin de verschillende plantgaten worden opgevuld met welke zaadsoort kan naar keuze bepaald worden.
Deze figuur toont slechts één bepaalde schematische uitvoeringsvorm waarbij elke zaaimachine één enkele dwarsrij inzaait en er tussen de zaaimachines zich één dwarsrij perspotten bevindt. De machines kunnen zich onmiddellijk naast elkaar bevinden maar voor praktische redenen wordt tussen machines onderling voldoende plaats gelaten (typisch 2 tot 5 rijen) voor visuele inspectie van het zaaien en voor het gemakkelijk vullen, herstellen en onderhouden van de zaaimachines.
Bovendien is het ook mogelijk om met eenzelfde zaaimachine tegelijkertijd meerdere dwarsrijen in te zaaien. Inderdaad de beperkte grootte van de zaden laat toe om in de wand van de zaaimachine meerdere gaatjes (een veelvoud van het aantal perspotten op een dwarsrij) aan te brengen zodat met één opwaartse bewegingen meerdere dwarsrijen ingezaaid kunnen worden. In een typisch voorbeeld worden een zaaibak met 45 gaatjes gebruikt zodat drie dwarsrijen van 15 perspotten met een oppervlak van 4x4 cm tegelijkertijd met een zaadsoort worden ingezaaid. Na het inzaaien zal de transportband in dit geval dan ook over een afstand van drie dwarsrijen opschuiven.
Het bewegen van de continue lijn en het vrijstellen van het zaad uit de individuele machines zijn met elkaar gesynchroniseerd zodat elk plantgat van elke pot het gepaste zaad ontvangt.
Na het inzaaien kunnen de perspotten in bakken geplaatst worden voor het kiemen van het zaad en het opgroeien van de kiemplantjes, zoals gebruikelijk.
De perspotten kunnen sierplanten, bloemen, groenten en dergelijke bevatten, zolang de planten samen kunnen opgegroeid worden in eenzelfde perspot.
In de methoden van de huidige uitvinding worden alle soorten tijdens eenzelfde proces ingezaaid terwijl de perspotten via de continue lijn onder de verschillende zaaimachines bewegen. Na het zaaiproces worden de potten verder behandeld voor kiemen en opgroeien.
Perspotten die op deze manier verkregen worden bevatten verschillende groenten. Meer specifiek gaat het om perspotten met verschillende soorten sla.
De verschillende types sla kunnen exclusief Lactuca sativa variëteiten zijn of kunnen een of meerdere planten zijn die als sla beschouwd worden maar geen L. sativa variëteiten zijn.
Voorbeeld 1. Bereiding van perspotten.
Perspotten met een bovenoppervlak van 6x6 cm of 5x5 cm worden bereid in een conventionele machine (op een dwarsrij van 60 cm staan dan respectievelijk 10 en 12 potjes), waarbij in de bijbehorende matrijs meerdere pinnen per oppervlak worden voorzien, zodat per potje 3 gaatjes in het bovenoppervlak worden aangebracht.
Voorbeeld 2. Inzaaien.
In potjes zoals gemaakt in voorbeeld 1, wordt in elk van de drie plantgaten 1 zaadje aangebracht (lollo rossa sla, lollo bionda sla en rode eikenbladsla).
Voor het inzaaien wordt een lopende band gebruikt waarbij de perspotten achtervolgend ingezaaid worden met voor elke slasoort een afzonderlijke zaaimachine.
Bij een machine van de stand van techniek is de zaaimond van elk van de machines centraal gepositioneerd ter hoogte van het centraal plantgat zodat de zaadjes van de drie soorten sla opeenvolgend in hetzelfde gat vallen.
Voor de huidige uitvinding werden de positie van de zaaimonden van de drie zaaimachines aangepast en excentrisch geplaatst, zodat de zaadjes van de verschillende slasoorten in de verschillende plantgaten van de perspot terechtkomen.
Elk van de 3 zaaimachines met de drie vernoemde verschillende zaden bevat drie rijen van zaaimonden zodat per zaaibeweging drie dwarsrijen ingezaaid worden. Tussen de zaaimachines onderling is er een ruimte van ongeveer 2 à 3 dwarsrijen breed.
Voorbeeld 3. Vergelijkend voorbeeld
Perspotten met de drie verschillende variëteiten sla (lollo rossa, lollo bionda en rode eikenbladsla) worden gezaaid in perspotten met drie plantgaten zoals beschreven in voorbeeld 1 en 2 (figuur 4A, bovenaan). Dezelfde drie soorten worden in conventionele perspotten met 1 plantgat ingezaaid (figuur 4B, onderaan).
Bovenop de ingezaaide perspotten is een laagje wit zand gestrooid. Dit voorkomt uitdroging van de aarde. Bovendien veroorzaakt het witte zand een reflectie van het licht.
De verschillende potjes worden voor eenzelfde periode onder identieke condities opgegroeid.
Vergelijking van een random gekozen aantal perspotten toont dat de plantjes in de afzonderlijke plantgaten, groter en homogener zijn.
Tevens valt op dat bij de conventionele manier van kweken er dikwijls een van de plantjes minder goed ontwikkeld is (perspotten gemerkt met cirkel).

Claims (16)

  1. Conclusies
    1. Een methode voor het kweken van ten minste twee verschillende plantensoorten en/of variëteiten van een plantensoort in een perspot die de volgende stappen omvat: het voorzien van perspotten waarin tenminste twee plantgaten aangebracht zijn, en het aanbrengen van verschillende plantensoorten en/of variëteiten in de plantgaten waarbij in elke plantgat van een perspot een andere soort en/of variëteit wordt aangebracht, waarbij perspotten met een transportsysteem onder meerdere, achter elkaar geplaatste, zaaimachines bewegen, waarbij elke zaaimachine een andere plantensoort of variëteit inzaait, en waarbij de zaaimond van elke zaaimachine is aangepast, zodat de zaadjes van elk van de afzonderlijke machines in een verschillend plantgat van een perspot terechtkomen.
  2. 2. De methode volgens conclusie 1, waarbij het transportsysteem een continue lijn is met perspotten in een rooster met lengterijen en dwarsrijen, waarbij elke zaaimachine geplaatst is om per zaaibeweging een of meerdere dwarsrijen in te zaaien.
  3. 3. De methode volgens conclusie 1, waarbij de zaaimachine een schuifzaaier is.
  4. 4. De methode volgens conclusie 1, waarbij de perspotten van teelaarde zijn.
  5. 5. De methode volgens een van conclusies 1 tot 4, waarbij perspotten voorzien worden waarin ten minste drie plantgaten per perspot aangebracht zijn.
  6. 6. De methode volgens een van conclusies 1 tot 5, waarbij in elk plantgat van de perspotten één zaadje wordt aangebracht.
  7. 7. De methode volgens een van conclusies 1 tot 6, waarbij in elk plantgat van de perspotten een zaadje van een verschillend type sla wordt aangebracht.
  8. 8. De methode volgens een van conclusies 1 tot 7, waarbij in elk plantgat van de perspotten een zaadje van een verschillende variëteit van Lactuca sativa wordt aangebracht.
  9. 9. De methode volgens conclusie 8, waarbij deze variëteiten L. sativa var. lollo rossa, L. sativa lollo bionda en rode eikenbladsla zijn.
  10. 10. De methode volgens een van conclusies 1 tot 9, waarbij de zaadjes op een diepte van 10 à 15 mm gezaaid worden.
  11. 11. De methode volgens een van conclusies 1 tot 10, waarbij een perspot een volume heeft van 100 tot 250 cm3.
  12. 12. De methode volgens een van conclusies 1 tot 10, waarbij een perspot een volume heeft van 50 tot 125 cm3.
  13. 13. De methode volgens een van conclusies 1 tot 10, met waarbij een perspot een bovenoppervlak heeft van 20 tot 50 cm2.
  14. 14. De methode volgens een van conclusies 1 tot 10, met waarbij een perspot een bovenoppervlak heeft van 15 tot 40 cm2.
  15. 15. De methode volgens een van conclusies 1 tot 14, waarbij een dwarsrij 3 tot 20 perspotten bevat.
  16. 16. De methode volgens een van conclusies 1 tot 14, waarbij een dwarsrij 10 tot 15 perspotten bevat.
BE2016/5010A 2015-01-13 2016-01-08 Methoden voor het zaaien in perspotten BE1024221B1 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/5017A BE1022689B1 (nl) 2015-01-13 2015-01-13 Perspotten
BE2015/5017 2015-01-13

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1024221A1 true BE1024221A1 (nl) 2017-12-13
BE1024221B1 BE1024221B1 (nl) 2017-12-19

Family

ID=53189531

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2015/5017A BE1022689B1 (nl) 2015-01-13 2015-01-13 Perspotten
BE2016/5010A BE1024221B1 (nl) 2015-01-13 2016-01-08 Methoden voor het zaaien in perspotten

Family Applications Before (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2015/5017A BE1022689B1 (nl) 2015-01-13 2015-01-13 Perspotten

Country Status (2)

Country Link
BE (2) BE1022689B1 (nl)
NL (1) NL2016071B1 (nl)

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2785969A (en) * 1953-11-13 1957-03-19 Ferro Corp Seed planting package
FR2746256B1 (fr) * 1996-03-19 1998-08-14 Massot Christian Plateau a alveoles trouees pour semis
DK1197137T3 (da) * 2001-07-12 2005-03-29 Legro Gartneri As Fremgangsmåde til dyrkning af to eller flere planter til udvikling af en sammensat eller kombineret plantestruktur og en plantestruktur

Also Published As

Publication number Publication date
BE1022689A1 (nl) 2016-07-26
BE1022689B1 (nl) 2016-07-26
BE1024221B1 (nl) 2017-12-19
NL2016071A (nl) 2016-04-13
NL2016071B1 (nl) 2016-12-29

Similar Documents

Publication Publication Date Title
Rabinowitch Onions and allied crops: Volume II: Agronomy biotic interactions
Brewster Cultural systems and agronomic practices in temperate climates
Van Oosten Effect of initial tree quality on yield
CA2077615A1 (en) Process and installation for the industrial production of plants in soil-free cultivation
CN105580528B (zh) 一种精量播种的种子膜及其播种方法
BE1023221B1 (nl) Teelsysteem
Karayel et al. Technical evaluation of transplanters' performance for potted seedlings
BE1024221B1 (nl) Methoden voor het zaaien in perspotten
Ahn et al. Effect of peanut seed orientation on germination, seedling biomass, and morphology in an oak tree sawdust cultivation system
Musser et al. Guide to planting
Habtamu et al. Emergence and Seedling Growth of Corn (Zea mays L.) as Influenced by Irrigation Schedules on Vertisols
Salter Advantages and disadvantages of'module'-raised vegetable plants
Arora et al. Spacing effects on flower and corm production of gladiolus cv. Sylvia
CA2670106A1 (en) Method and equipment for the production of one year old propagation material undercut and ready to plant
Choudhary et al. Evaluation of gladiolus (Gladiolus x hybridus hort.) varieties for cut flower production under sub-humid conditions of rajasthan
Famuwagun et al. Effects of sowing methods and plant population densities on root development of cacao (Theobroma cacao L.) seedlings in the nursery
Capecka The effect of propagation term and method on the growth and fresh herb productivity of sage and balm cultivated in pots
Maitra et al. Performance of Different Carnation (Dianthus Caryophyllus L.) Cultivars Grown from Seed in the Plains of West Bengal, India
Ombódi et al. Effect of Reused Rockwool Slabs on the Performance of ‘Daras F1’Hot Pepper Under Glasshouse Conditions
Orosz Sweet corn growing period and morphological properties in wet year.
Gorrepati et al. Mechanization in onion and garlic cultivation
Kornatskiy et al. Effects of a combined hydroponic system in growing strawberry plantlets
Capocasa et al. Micropropagated strawberry mother plants for high quality frigo and plug plants nursery production
Mikkelsen et al. The effect of sowing depth on safflower germination and early growth in clay and sandy soils
JP2017006044A (ja) 果菜類の水耕栽培方法

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20171219

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20230131