BE1023276B1 - Inrichting voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom die uit een vloeistof-geïnjecteerde vacuümpomp of compressor komt - Google Patents

Inrichting voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom die uit een vloeistof-geïnjecteerde vacuümpomp of compressor komt Download PDF

Info

Publication number
BE1023276B1
BE1023276B1 BE2016/5084A BE201605084A BE1023276B1 BE 1023276 B1 BE1023276 B1 BE 1023276B1 BE 2016/5084 A BE2016/5084 A BE 2016/5084A BE 201605084 A BE201605084 A BE 201605084A BE 1023276 B1 BE1023276 B1 BE 1023276B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
fluid
liquid
vessels
bucket
height
Prior art date
Application number
BE2016/5084A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1023276A1 (nl
Inventor
Niels Gorrebeeck
Andries Desiron
Rudolf Jozef Maria BEUKELAERS
Tomasz MIRECKI
Ruben Pieter Vyvey
Johan Gustaaf K Aerts
Willem Everaert
Original Assignee
Atlas Copco Airpower,Naamloze Vennootschap
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Atlas Copco Airpower,Naamloze Vennootschap filed Critical Atlas Copco Airpower,Naamloze Vennootschap
Priority to PCT/BE2016/000018 priority Critical patent/WO2016172770A1/en
Priority to US15/569,556 priority patent/US10814259B2/en
Priority to EP16750364.8A priority patent/EP3288664B1/en
Priority to EP18176002.6A priority patent/EP3388131B1/en
Priority to CN201610284895.5A priority patent/CN106401919B/zh
Priority to TW105113452A priority patent/TWI645828B/zh
Priority to CN201620383656.0U priority patent/CN206000709U/zh
Application granted granted Critical
Publication of BE1023276A1 publication Critical patent/BE1023276A1/nl
Publication of BE1023276B1 publication Critical patent/BE1023276B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D45/00Separating dispersed particles from gases or vapours by gravity, inertia, or centrifugal forces
    • B01D45/02Separating dispersed particles from gases or vapours by gravity, inertia, or centrifugal forces by utilising gravity
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D45/00Separating dispersed particles from gases or vapours by gravity, inertia, or centrifugal forces
    • B01D45/12Separating dispersed particles from gases or vapours by gravity, inertia, or centrifugal forces by centrifugal forces
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B04CENTRIFUGAL APPARATUS OR MACHINES FOR CARRYING-OUT PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES
    • B04CAPPARATUS USING FREE VORTEX FLOW, e.g. CYCLONES
    • B04C5/00Apparatus in which the axial direction of the vortex is reversed
    • B04C5/24Multiple arrangement thereof
    • B04C5/28Multiple arrangement thereof for parallel flow
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04CROTARY-PISTON, OR OSCILLATING-PISTON, POSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; ROTARY-PISTON, OR OSCILLATING-PISTON, POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04C29/00Component parts, details or accessories of pumps or pumping installations, not provided for in groups F04C18/00 - F04C28/00
    • F04C29/0007Injection of a fluid in the working chamber for sealing, cooling and lubricating

Abstract

Inrichting voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom in een vloeistof-geïnjecteerde vacuümpomp of compressor, omvattende: - twee communicerende vaten (6) met een bodemplaat (7) en een zijwand (8) met hoogte H1 en een gemeenschappelijk gedeelte (9) dat zich over ten minste een deel van de hoogte H1 uitstrekt, welk gedeelte (9) gevormd wordt door het uitsnijden van de zijwand (8) langs de hoogte H1 zodat twee wanddelen gevormd worden en het verenigen van de wanddelen over ten minste een deel van de hoogte H1; - een inlaatopening (2) tegenover het gemeenschappelijke gedeelte (9); - ten minste twee emmer-vormige vaten (10) die elk in één van de twee communicerende vaten (6) voorzien zijn; - een deksel (12) met een uitlaatopening (4); waarbij: ten minste één van de twee emmer-vormige vaten (10) een fluïdumdoorgang (11) vormt tussen de wand (8) van het communicerende vat (6) en de wand van het emmer-vormige vat (10) om een fluïdum daardoorheen te laten stromen.

Description

Inrichting voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom die uit een vloeistof-gelnjecteerde vacuümpomp of compressor komt.
Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom in een vloeistof-geïnjecteerde vacuümpomp of compressor, waarbij de inrichting het volgende omvat: twee communicerende vaten met een bodemplaat en een zijwand die zich vanaf de bodemplaat uit strekt, en een hoogte Hl heeft, waarbij de twee vaten een gemeenschappelijk gedeelte hebben, dat zich over ten minste een deel van de hoogte Hl uitstrekt, waarbij het gemeenschappelijke gedeelte gevormd wordt door het uitsnijden van de zijwand langs de hoogte Hl zodat twee wanddelen gevormd worden en het verenigen van de wanddelen over ten minste een deel van de hoogte Hl; een inlaatopening die zich aan de zijde tegenover het gemeenschappelijke gedeelte bevindt; ten minste twee emmer-vormige vaten, die elk in één van de twee communicerende vaten aanwezig zijn en een deksel die zich aan de zijde tegenover de bodemplaat bevindt en een uitlaatopening omvat.
Inrichtingen voor het afscheiden van vaste of vloeibare onzuiverheden uit een fluidumstroom worden in vacuümsystemen algemeen gebruikt. Enkele voorbeelden zijn te vinden op het gebied van stofzuigers, zoals in US 2010/000.185 Al op naam van LG Electronics INC of US 2.546.246 A op naam van Prat Daniel Corp., of op het gebied van het verwijderen van luchtverontreinigingen, zoals deeltjesvormige materialen of zure gassen uit lucht, zoals in US 3.912.469 A op naam van Lone Star Steel CO.
De bovengenoemde voorbeelden beschrijven inrichtingen die cycloonsystemen omvatten die parallel opgesteld zijn en die een gemeenschappelijke inlaat voor de luchtstroming omvatten. Na het passeren van de inlaatopening wordt de stroom door de parallel opgestelde cyclonen geleid, die de onzuiverheden vanwege de cirkelvormig geïnduceerde stroming verwijderen. De onzuiverheden wordt typisch de gelegenheid gegeven onder invloed van de zwaartekracht naar beneden te vallen, waarna zij bij de bodem van elke cycloon verzameld worden. De gezuiverde lucht wordt naar een uitlaat geleid, die zich typisch op een zijde tegenover de onzuiverhedenverzamelaar bevindt, en verder in het systeem gebruikt.
Wanneer dergelijke systemen getest worden om opgenomen te worden in een vacuümpomp of een compressor voor de verwijdering van vloeistof uit een gasstroom, worden meerdere nadelen vastgesteld, zoals de afmeting van het systeem.
In het geval van bijvoorbeeld een vacuümpomp waarvan het doel het bereiken van een zo laag mogelijke drukwaarde bij de uitlaat is, dan zou het volume dat door een dergelijk systeem ingenomen wordt te groot zijn.
Een ander vastgesteld nadeel is dat het niet mogelijk is het gedrag van het fluïdum te voorspellen. Tests hebben aangetoond dat voor een dergelijke configuratie het fluïdum de twee cyclonen niet tegelijkertijd gebruikt, zelfs niet als zij van een gemeenschappelijke inlaat voorzien zijn. Dienovereenkomstig zal de stroming de route van de ene cycloon dan wel die van de andere nemen, afhankelijk van in welke van de twee cyclonen een lagere drukwaarde heerst, wat het onmogelijk maakt om de parameters van het systeem, zoals de optimale afmetingen van verschillende componenten, te voorspellen of te berekenen.
Een ander nadeel van dergelijke systemen is het feit dat in een vacuümpomp of een compressor de filtratie voor verschillende fasen van het fluïdum, zoals vaste stof, vloeistof, damp of een combinatie daarvan, bereikt dient te worden afhankelijk van de druk die bij de inlaat van de vacuümpomp of bij de uitlaat van de compressor bereikt wordt. Omdat een berekening van de systeemparameters niet mogelijk is, zouden dergelijke systemen het niet mogelijk maken om deze toe te passen ter verkrijging van de vereiste .resultaten voor alle werkdrukken.
Nog een ander nadeel is dat dergelijke configuraties niet in staat zijn een goede kwaliteit van de vloeistof voor een goede vloeistofinjectie te handhaven. Dienovereenkomstig behouden de aangegeven systemen geen continue stroming van vloeistof in de onzuiverhedenverzamelaar, waardoor het mogelijk is dat zich verschillende tem-peratuurzones vormen en potentieel vaste onzuiverheden in de verzamelaar afgezet worden, die potentieel verstoppingen van de vacuümpomp of van de compressor kunnen veroorzaken.
In het licht van de bovengenoemde nadelen is het een doei van de huidige uitvinding om een systeem te verschaffen, dat een algehele vermindering van het oppervlak dat de vacuümpomp of de compressor in beslag neemt mogelijk maakt.
Het is een ander doel van de huidige uitvinding om een systeem te verschaffen, dat een nauwkeurigere berekening mogelijk maakt van de systeemparameters, zoals de optimale afmeting van verschillende componenten en de vloeistofconcentratie bij de uitlaat van de vloeistof-scheider.
Nog een ander doel van de huidige uitvinding is het handhaven van een constante temperatuur van de verzamelde vloeistof en bijgevolg een goede kwaliteit van de verzamelde vloeistof voor verder gebruik daarvan bij vloeistofinjectie.
De huidige uitvinding lost ten minste één van de bovenstaande en/of andere problemen op door het verschaffen van een inrichting voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom in een vloeistof- geïnjecteerde vacuümpomp of compressor, waarbij de inrichting het volgende omvat: - twee communicerende vaten met een bodemplaat en een zijwand die zich vanaf de bodemplaat uitstrekt en een hoogte Hl heeft, waarbij de twee vaten een gemeenschappelijk gedeelte hebben, dat zich over ten minste een deel van de hoogte Hl uitstrekt, waarbij het gemeenschappelijke gedeelte gevormd wordt door het uitsnijden van de zijwand langs de hoogte Hl zodat twee wanddelen gevormd worden en het verenigen van de wanddelen over ten minste een deel van de hoogte Hl; een inlaatopening die zich aan de zijde tegenover het gemeenschappelijke gedeelte bevindt; - ten minste twee emmer-vormige vaten, die elk in één van de twee communicerende vaten voorzien zijn ; - een deksel dat een uitlaatopening omvat, welke zich in dit geval bij voorkeur aan de zijde tegenover de bodemplaat bevindt; en waarbij : ~ ten minste één van de twee emmer-vormige vaten een fluïdumdoorgang vormt tussen de wand van het communicerende vat en de wand van het emmervormige vat om een fluïdum daardoorheen te laten stromen.
Door namelijk de twee communicerende vaten te verschaffen, is niet alleen de inlaatopening gemeenschappelijk, maar wordt ook een gemeenschappelijke ruimte gevormd voor het verzamelen van de vloeistof uit fluïdum dat door de f luïdumdoorgang van één van de twee communicerende vaten stroomt en de vloeistof die verzameld is uit het fluïdum dat door het andere communicerende vat stroomt.
Vanwege een dergelijke gemeenschappelijke ruimte creëert de vloeistof die uit de fluïdumstroom druppelt een continue beweging in de verzamelde vloeistof, die voorkomt dat onzuiverheden zich op de bodemplaat afzetten. Een ander voordeel van een dergelijke gecreëerde beweging is het feit dat een constante temperatuur van de vloeistof gehandhaafd wordt.
Door de temperatuur constant te houden worden de componenten van de vacuümpomp of van de compressor die zich stroomafwaarts van de vloeistofschelder bevindt beschermd. Indien de temperatuur van de verzamelde vloeistof hoger is dan een ingestelde waarde, dan zal het systeem derhalve bij voorkeur de verzamelde vloeistof door een koelsectie en mogelijk door een filtratiesectie leiden. Indien de temperatuur van de verzamelde vloeistof de ingestelde waarde niet overschrijdt, dan zal het systeem de verzamelde vloeistof naar de vacuümpomp of compressor leiden om vloeistofinjectie uit te voeren. Zonder daartoe beperkt te zijn, zal het systeem bij voorkeur eerst de vloeistof door een filtratiesectie leiden en pas daarna naar de vacuümpomp of compressor om vloeistofinjectie uit te voeren.
Indien de verzamelde vloeistof verschillende temperatuur-zones zou hebben, dan zouden in het systeem oscillaties optreden, die zouden leiden tot een kortere levensduur van verschillende componenten van de vacuümpomp of van de compressor en derhalve tot hogere onderhoudskosten.
Vanwege het ontwerp van de twee communicerende vaten wordt het fluïdum dat door de inlaatopening stroomt te allen tijden in twee stromingen gesplitst. Tests hebben aangetoond dat een dergelijk gedrag ongeacht de werkdruk bereikt wordt. Hierdoor zullen de drukwaarden in de twee communicerende vaten ongeveer gelijk zijn, wat betekent dat het fluïdum niet uitsluitend via één van de twee mogelijke routes zou stromen, maar de fluïdumstroom over de twee communicerende vaten gesplitst zal worden, waardoor de efficiëntie toeneemt en nauwkeurigere berekening mogelijk gemaakt wordt van de systeemparameters, zoals de afmetingen van verschillende componenten en de vloeistofconcentratie bij de uitlaat van de vloeistofscheider.
Omdat de stroming in twee ongeveer gelijke stromingen gesplitst wordt, kan het oppervlak dat de totale vacuüm-pomp of compressor in beslag neemt verminderd worden, wat gemakkelijker transport, lagere productiekosten en betere resultaten met betrekking tot vloeistoffiltratie mogelijk maakt.
In de context van de huidige uitvinding dient het duidelijk te zijn dat het deksel eveneens zo geplaatst kan zijn dat deze een deel van de zijwand bedekt, dat in dit geval de uitlaatopening zou omvatten.
De ontwerpkenmerken van de huidige inrichting zorgen ervoor dat een significante hoeveelheid vloeistof verzameld wordt in het volume dat gedefinieerd wordt tussen de bodemplaat en de emmer-vormige vaten over de hoogte ΔΗ (ΔΗ=Η1-Η2). In een voorkeursdragende uitvoeringsvorm wordt de vloeistof de gelegenheid gegeven zich te verzamelen in ten hoogste 90% van het volume om goede resultaten te kunnen behalen.
In een voorkeursdragende uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding heeft ten minste één van de twee emmer-vormige vaten een hoogte H2 d.i.e ten minste 10% kleiner is dan Hl.
In een voorkeursdragende uitvoeringsvorm omvat ten minste één van de twee emmer-vormige vaten één of meer gaten bij de bodem om fluïdum daardoorheen te laten stromen. Omdat dergelijke gaten de route zullen bepalen die het fluïdum zal moeten nemen teneinde de vloeistofscheider te verlaten, zal het fluïdum de fluïdumdoorgang tussen de emmer-vormige vaten en de wand van de communicerende vaten in een ruwweg cirkeivormige beweging volgen totdat dit de bodem van het emmer-vormige vat bereikt. Wanneer de stroming de zone tussen de bodemplaat en de bodem van de emmer-vormige vaten bereikt, dan zal deze door de één of meer gaten en verder door de uitlaatopening stromen. Vanwege de cirkelvormige beweging zal de vloeistof verwijderd worden vanwege de mechanische impact van de vloeistofdeeltjes met de zijwanden van de communicerende vaten en de wand van het emmer-vormige vat als gevolg van de werking van de centrifugaalkracht en de zwaartekracht en zal deze zich op de bodemplaat verzamelen.
Bij voorkeur omvat elk van de twee emmer-vormige vaten één of meer gaten. Vanwege een dergelijk ontwerpkenmerk wordt de efficiëntie van de systeem verhoogd.
In een voorkeursdragende uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding omvat de inrichting verder een vloeistofafvoer op de zijwand van de twee communicerende vaten.
De bodemplaat van de twee communicerende vaten creëert bij voorkeur een helling met in een verticale stand van de inrichting het laagste contactpunt met de zijwand aan de zijde die de vloeistofafvoer omvat, en het hoogste contactpunt met de zijwand op de tegenoverliggende zijde.
Het spreekt voor zich dat het duidelijk dient te zijn dat met "het laagste contactpunt met de zijwand" het contactpunt bedoeld wordt, dat zich het dichtst bij de plaats in de communicerende vaten bevindt, waar tijdens gebruik van de inrichting afgescheiden vloeistof zich van nature onder invloed van zwaartekracht verzamelt en dat met het "hoogste contactpunt met de zijwand" het contactpunt bedoeld wordt, dat het verst van deze plaats gekozen wordt, zodanig dat een helling ontstaat.
Vanwege een dergelijke helling wordt de vloeistof gemakkelijker naar de vloeistofafvoer geleid, wat ervoor zorgt dat een goede kwaliteit van de vloeistof behouden blijft. Verder wordt een continue stroming van vloeistof in de twee communicerende vaten gemakkelijk gehandhaafd, wat het risico dat onzuiverheden zich op de bodemplaat afzetten wegneemt,
De huidige uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom in een vloeistof-geïnjecteerd vacuümpomp- of compressorsysteem, waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: - het verschaffen van twee communicerende vaten met een bodemplaat en zijwanden die zich vanaf de bodemplaat uitstrekken en een hoogte Hl hebben, waarbij de twee vaten voorzien zijn van een gemeenschappelijk gedeelte dat zich over ten minste een deel van de hoogte Hl uitstrekt, waarbij het gemeenschappelijke gedeelte gevormd wordt door het uitsnijden van de zijwand langs de hoogte Hl zodat twee wanddelen gevormd worden en het verenigen van de wanddelen over ten minste een deel van de hoogte Hl en het plaatsen van het gemeenschappelijke gedeelte op de zijde tegenover een inlaatopening; - het verschaffen van ten minste één emmer-vormig vat in elk van de twee communicerende vaten; waarbij de werkwijze verder de volgende stappen omvat: - het verschaffen van een fluidumdoorgsng tussen de wand van elk van de twee communicerende vaten en de wand van elk van de twee emmer-vormige vaten om een fluïdumstroom daardoorheen mogelijk te maken; - het sturen van een f luïdumstroom door de inlaatopening en het splitsen van de fluïdumstroom uit de inlaatopening in twee stromingen die door de fluïdumdoorgang gestuurd worden; - het verzamelen van de vloeistof die uit het fluïdum dat door de twee communicerende vaten stroomt op de bodemplaat druppelt; en - het verschaffen van een deksel dat een uitlaat-opening omvat, welke in dit geval bij voorkeur voorzien is aan de zijde tegenover de bodemplaat, en het sturen van het fluïdum dat de fluïdumdoorgang passeert door de uitlaatopening.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter te illustreren wordt in het navolgende bij wijze van voorbeeld zonder enige beperkende aard een voorkeursdragende lay-out van een inrichting voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom en bijbehorende werkwijze volgens de huidige uitvinding beschreven, waarbij verwezen wordt naar de bijgaande tekeningen, waarbij: figuur 1 schematisch een vacuümpomp of een compressor toont, die een inrichting volgens de huidige uitvinding omvat figuren 2 en 4 schematisch een inrichting volgens de huidige uitvinding voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom tonen; figuren 3 en 5 een dwarsdoorsnede langs de lijnen III-III en V-V in figuur 2 tonen; figuur 6 een gedraaid aanzicht van figuur 5 toont; figuren 7 en 8 een alternatieve uitvoeringsvorm van de in figuur 5 getoonde inrichting illustreren; figuur 9 nog een andere uitvoeringsvorm van de in figuur 6 getoonde inrichting voorstellen; figuur 10 schematisch een inrichting voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom volgens een andere uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding toont ; figuren 11 en 12 schematisch een dwarsdoorsnede langs de lijnen XI-XI en XII-XÏI in figuur 10 tonen.
Figuur 1 toont een systeem omvattende een inrichting 1 voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom, met een inlaatopening 2 die verbonden is met de uitlaat 3 van een vacuümpomp en een uitlaatopening 4, die verder verbonden kan zijn met een extern netwerk 5' . De inlaat van de vacuümpomp is verder verbonden met een extern proces 5 .
Indien het systeem een compressor in plaats van een vacuümpomp zou omvatten, dan zou de component 5 een inlaatfliter van een dergelijke compressor voorstellen, terwijl verwijzingsnummer 3 de uitlaat van de compressor zou voorstellen en element 5' het externe proces en/of een drukvat zou voorstellen.
De inrichting 1 voor het afscheiden van vloeistof uit een fluïdum in een vacuümpomp of een compressor (figuur 2) omvat twee communicerende vaten 6 met een bodemplaat 7 en zijwanden 8 die vanaf de bodemplaat 7 lopen en een hoogte Hl hebben, waarbij de twee vaten 6 een gemeenschappelijk gedeelte 9 hebben (figuur 3) dat zich over ten minste een deel van de hoogte Hl uitstrekt, waarbij het gemeenschappelijke gedeelte 9 gevormd wordt door het uitsnijden van de zijwand 8 langs de hoogte Hl zodat twee wanddelen gevormd worden en het verenigen van de wanddelen over ten minste een deel van de hoogte Hl. De inrichting 1 omvat verder een inlaatopening 2 die zich aan de zijde tegenover het gemeenschappelijke gedeelte 9 bevindt.
In elk van de twee communicerende vaten 6 is ten minste één emmer-vormig vat 10 verschaft. Bij voorkeur maakt ten minste één van de emmer-vormige vaten 10 het mogelijk om een fluïdumdoorgang 11 te vormen tussen de zijwand van het communicerende vat 6 waarin het emmer-vormige vat 10 verschaft is en de wand van het emmer-vormige vat 10.
Omdat de inlaatopening 2 zich aan de zijde tegenover het gemeenschappelijke gedeelte 9 bevindt, ontstaat een afstand y tussen de inlaatopening 2 en het gemeenschappelijke gedeelte 9.
Dienovereenkomstig zal tijdens werking van het systeem, nadat het fluïdum de inlaatopening 2 passeert deze de afstand y afleggen en door het gemeenschappelijke gedeelte 9 splitsen in twee afzonderlijke stromingen.
Zonder daartoe beperkt te zijn, zal een dergelijke inrichting 1 of vloeistofschelder zich bij voorkeur stroomafwaarts van de vacuümpomp en/of stroomafwaarts van de compressor bevinden om een gasstroom met een zeer hoge zuiverheid te bereiken, waarbij een dergelijke gasstroom verder gebruikt wordt in een extern netwerk 5' of een extern proces 5.
De afstand y speelt een belangrijke rol in het bereiken van een efficiënte vloeistofscheiding ongeacht de werkdruk, zoals later toegelicht zal worden.
Wanneer de vacuümpomp werkt in het hoge vacuümbereik, dan zal de fluïdumstroom die de vloeistofscheider binnentreedt derhalve een zeer lage snelheid hebben. In een dergelijk geval wordt terwijl het fluïdum de afstand y aflegt een eerste vloeistofafscheiding bereikt, omdat een deel van de vloeistof deelt j es onder invloed van de zwaartekracht direct op de bodemplaat 7 valt. De rest van het fluïdum wordt door het gemeenschappelijke gedeelte 9 verder gesplitst in twee stromingen.
Verderop wordt het fluïdum door de fluïdumdoorgang 11 geleid, waarbij een verdere afscheiding van vloeistof bereikt wordt vanwege de mechanische impact van de vloeistofdeelt jes met de zijwanden 8 van de communicerende vaten 6 en de wand van het emmer-vormige vat 10 als gevolg van de werking van de centrifugaalkracht en de zwaartekracht die op de vloei-stofdeeltjes werken.
Op het moment dat de fluïdumstroom de bodem van de emmervormige vaten 10 bereikt, zal derhalve het grootste deel van de vloeistofdeelt jes, typisch 90 tot 95%, uit de gasstroom verwijderd zijn en op de bodemplaat 7 verzameld zijn.
De fluïdumdoorgang 11 heeft bij voorkeur een zodanige configuratie dat een vloeibaar materiaal dat daardoorheen stroomt door de uitlaatopening 4 geleid wordt en verder gebruikt wordt in het externe netwerk 5' indien het systeem een vacuümpomp omvat, of gebruikt wordt in het externe proces 5 indien het systeem een compressor omvat.
De uitlaatopening 4 bevindt zich bij voorkeur op een deksel 12 (figuur 4). De deksel 12 kan bijvoorbeeld tegenover de bodemplaat 7 of op de zijwand 8 geplaatst zijn zodat deze ten minste een deel daarvan bedekt. In dit geval bevindt de deksel 12 zich bij voorkeur op de zijde tegenover de bodemplaat 7, waarbij deze ten minste een deel van het oppervlak van de twee communicerende vaten 6 bedekt.
Tests hebben aangetoond dat wanneer de vacuümpomp in het hoge vacuümbereik werkt, het fluïdum dat de fluldumdoorgang 11 binnentreedt de vereiste zuiverheid in het eerste deel van de doorgang bereikt omdat de snelheid van een dergelijk fluïdum laag genoeg is en de zwaartekracht die op de vloeistofdeeltjes werkt voldoende is. In een dergelijk geval wordt in de twee communicerende vaten 6 geen vortex geproduceerd, maar eenvoudigweg een geleiding van het fluïdum door de doorgang 11, Er is eveneens opgemerkt dat bij dergelijke hoge vacuümniveaus het fluïdum dat de inlaatopening 2 binnentreedt voor het grootste deel vloeistofdeeltjes bevat.
Wanneer de vacuümpomp bij lagere vacuümniveaus werkt, dan omvat het fluïdum dat de inlaatopening 2 binnentreedt vloeistofdeeltjes, deeltjes in een dampvormige en gasvormige toestand. Dergelijk fluïdum heeft een hogere snelheid dan wanneer de vacuümpomp in een hoog vacuümbereik werkt, wat het ontstaan van vortexen in de twee communicerende vaten 6 bepaalt terwijl het fluïdum door de doorgang 11 stroomt. Verder wordt beschouwd dat de hoeveelheid druppelende vloeistof terwijl het fluïdum de afstand y tussen de inlaatopening 2 en het gemeenschappelijke gedeelte 9 aflegt kleiner is dan voor het hoge vacuümbereik. Voor een dergelijk geval wordt het grootste deel van de vloeistofdeeltjes uit de gasstroom verwijderd terwijl het fluïdum door de doorgang 11 stroomt, als gevolg van de mechanische impact met de wanden, de centrifugaalkracht en de zwaartekracht die op de vloeistofdeeltjes werken, zoals hiervoor toegelicht. Een dergelijk werkingsprincipe geldt eveneens voor het geval waarin de inrichting 1 een compressor omvat en voor het gehele werkbereik van een dergelijke compressor.
Wanneer het fluïdum het laagste punt van de emmer-vormige vaten 10 bereikt, wordt de vloeistof derhalve uit de gasstroom afgescheiden en wordt de vereiste zuiverheid bereikt.
In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding omvat elk van de twee communicerende vaten 6, zonder daartoe beperkt te zijn, een uitlaatbuis die verder verbonden is zodat de gemeenschappelijke uitlaatopening 4 ontstaat.
Omdat een deel van de vloeistof die op de bodemplaat 7 verzameld wordt terwijl het fluïdum de afstand y aflegt en een deel van de vloeistof verzameld wordt terwijl het fluïdum door de doorgang 11 stroomt, wordt de temperatuur van de verzamelde vloeistof gedurende de gehele tijd dat de vacuümpomp of de compressor functioneert op een ongeveer constant niveau gehouden. Verder zal wanneer de vacuümpomp of compressor gestart wordt, een dergelijk structuurkenmerk het mogelijk maken dat de temperatuur van de verzamelde olie gemakkelijker toeneemt.
Omdat de temperatuur van de verzamelde vloeistof op een ongeveer constant niveau gehouden wordt, wordt een goed mengsel van de vloeistof bereikt terwijl een dergelijke vloeistof verzameld wordt, wat een goede kwaliteit van de verzamelde vloeistof gedurende de tijd dat de vacuümpomp of de compressor functioneert verzekert.
Indien de temperatuur van de verzamelde vloeistof niet ongeveer constant gehouden zou worden, dan zou er een verhoogd risico zijn dat condensaat gevormd wordt, wat de resultaten van de vloeistofscheider en verderop het functioneren van de vacuümpomp of compressor wanneer de vloeistof gerecirculeerd wordt beïnvloedt.
In de context van de huidige uitvinding dient het duidelijk te zijn dat een vacuümpomp of een compressor van een type kan zijn dat gekozen wordt uit de groep omvattende een enkelschroefcompressor, een dubbelschroef~ compressor, een slakkenhuiscompressor, een turbo-compres-sor, een enkelschroefvacuümpomp, een dubbelschroefvacuümpomp, een enkeltandige vacuümpomp, een dubbeltandige vacuümpomp, een klauwvacuümpomp, een slakkenhuisvacuüm-pomp, een turbo-vacuümpomp, een schroefvacuümpomp, een schuifschoepenvacuümpomp, enz.
In een voorkeursdragende uitvoeringsvorm wordt de deksel 12 geplaatst om de ten minste twee emmer-vormige vaten 10 en de twee communicerende vaten 6 op de zijde tegenover de bodemplaat 7 te bedekken.
Omdat de vloeistofscheider volgens de huidige uitvinding een gemeenschappelijke inlaatopening 2 en een gemeenschappelijke uitlaatopening 4 heeft, zoals eerder beschreven is, werken de twee communicerende vaten 6 niet als twee vaten die parallel verbonden zijn, maar als één vat waarin de stroming in twee stromingen verdeeld wordt.
In een andere uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding heeft ten minste één van de twee emmer-vormige vaten een hoogte H2 die ten minste 10% kleiner is dan Hl.
Een dergelijk structuurkenmerk geeft het fluïdum de gelegenheid een voldoende lange afstand rond de emmervormige vaten 10 af te leggen zodat de vloeistof uit de stroming verwijderd wordt, maar tegelijkertijd zorgt dit ervoor dat de inrichting 1 een hoeveelheid vloeistof op de bodemplaat 7 op een niveau houdt dat laag genoeg is zodat er geen risico op verontreiniging optreedt door het potentieel weer bij elkaar komen van de gasstroom en de verzamelde vloeistof voordat deze na de uitlaatopening 4 geleid wordt.
In de context van de huidige uitvinding dient het duidelijk te zijn dat de hoogte H2 van de ten minste twee emmer-vormige vaten 10 van elkaar kunnen verschillen. Aldus kan één van de twee vaten 10 een hoogte H2 hebben die groter of kleiner is dan de hoogte van het andere emmer-vormige vat 10. Verder kan het verschil tussen de hoogte H2 van ten minste één van de twee emmer-vormige vaten 10 en de hoogte Hl van de twee communicerende vaten 6 10% verschillen.
Zonder daartoe beperkt te zijn, hebben de twee communicerende vaten 6 bij voorkeur dezelfde hoogte Hl en/of hebben de ten minste twee emmer-vormige vaten 10 dezelfde hoogte H2.
In de context van de huidige uitvinding dient het duidelijk te zijn dat er meer dan één emmer-vormig vat per één van de twee of zelfs voor elk van de twee communicerende vaten 6 kan zijn.
In een voorkeursdragende uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding omvat de inrichting 1 middelen voor het leiden van de fluïdumstroom naar de uitlaatopening 4 nadat het fluïdum ten minste een deel van de hoogte H2 van elk van de twee emmer-vormige vaten 10 aflegt.
De middelen kunnen bij voorkeur de vorm hebben van een slang of een buis of dergelijke. Met meer voorkeur omvat ten minste één van de twee emmer-vormige vaten 10 één of meer gaten 13 bij de bodem (figuur 5, figuur 6) om fluïdum daardoorheen te laten stromen en dit naar de uitlaatopening 4 te leiden.
In een andere voorkeursdragende uitvoeringsvorm omvat de inrichting 1 verder ten minste één vloeistoffilter 14 dat in elk van de één of meer gaten 13 geïnstalleerd is. Omdat de f .luïdumstroom de afstand y, de f luïdumdoorgang 11, die de emmer-vormige vaten 10 omgeeft, aflegt en deze daarna door ten minste één vloeistoffilter 14 geleid wordt voordat deze de uitlaatopening 4 bereikt, bereikt de inrichting 1 bij voorkeur een vloeistofconcentratie op het niveau van de uitlaatopening 4 van ongeveer 5 mg/m3 of minder voor het gehele werkbereik van de vacuümpomp of compressor.
In een andere voorkeursdragende uitvoeringsvorm omvat elk van de ten minste twee emmer-vormige vaten 10 voor een verhoogde efficiëntie van de inrichting 1 meer dan 1 gat, zoals ten hoogste 6 gaten of meer, afhankelijk van de vereiste capaciteit van de vacuümpomp of compressor en/of de vereiste concentratie van vloeistof op het niveau van de uitlaatopening 4.
Voor een gemakkelijke vervaardiging hebben de ten minste twee emmer-vormige vaten 10 bij voorkeur een cirkelvormige of ongeveer cirkelvormige dwarsdoorsnede.
In de context van de huidige uitvinding dient het duidelijk te zijn dat de ten minste twee emmer-vormige vaten 10 verschillende diameters kunnen hebben of zelfs een andere vorm ten opzichte van elkaar kunnen hebben, of elk van de twee communicerende vaten 6 meer dan één emmer-vormig vat 10 met complementaire vormen kan omvatten, zodanig dat ten minste een deel van het communicerende vat 6 bedekt wordt en een fluidumdoorgang 11 tussen de wand van de emmer-vormige vaten 10 en de zijwand 8 van het communicerende vat 6 ontstaat.
In een andere uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding en zoals te zien is in Figuur 10, kunnen de emmer-vormige vaten 10 een topplaat 25 geplaatst in directe verbinding met het gemeenschappelijke gedeelte 9 omvatten en omvatten deze verder één of meer gaten 26, om fluïdum daardoorheen te laten stromen.
In de context van de huidige uitvinding dient het duidelijk te zijn dat het gemeenschappelijke gedeelte 9 en deel is van de zijwanden 8, zelfs als een dergelijk gemeenschappelijk gedeelte gevormd wordt door één of meer extra stukken materiaal die bijvoorbeeld door lassen, lijmen en/of mechanisch bevestigd met schroeven of bouten, op de zijwanden 8 bevestigd zijn.
In de context van de huidige uitvinding dient het duidelijk te zijn dat de emmer-vormige vaten 10 verenigd kunnen zijn zodat één vat 10 gevormd wordt {Figuur 11).
Indien de emmer-vormige vaten 10 een dergelijke topplaat 25 omvatten, dan kan bij voorkeur, zonder daartoe beperkt te zijn, ten minste één van de emmer-vormige vaten 10 verder een tweede bodemplaat 24 omvatten om vloeistof de gelegenheid te geven zich daarop te verzamelen. Bij voorkeur omvatten alle emmer-vormige vaten 10 een dergelijke tweede bodemplaat 24 voor het verzamelen van vloeistof daarop, De tweede bodemplaat 24 kan een continue plaat zijn.
Zonder daartoe beperkt te zijn, is het gemeenschappelijke gedeelte 9 bij voorkeur geplaatst tussen de bodemplaat 24 en de topplaat 25 en zet deze zich voort boven de topplaat 25.
In een andere uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding kunnen de emmer-vormige vaten 10 verder ten minste één cycloon 27 omvatten, geïnstalleerd in één van de gaten 26. Met meer voorkeur omvatten de emmer-vormige vaten 10 een cycloon 27 geïnstalleerd in elk van de één of meer gaten 26 (Figuren 10 tot 12).
Wanneer de emmer-vormige vaten 10 een dergelijke structuur hebben, dan beweegt het fluïdum dat door de ïnlaatopening 2 binnentreedt tot ongeveer het niveau van de topplaat 25 voordat dit door de inlaat van de ten minste ene cycloon 27 geleid wordt.
In één uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding kan elk van de emmer-vormige vaten 10 een veelvoud aan cyclonen 27 omvatten, zoals bijvoorbeeld een aantal cyclonen 27 gekozen tussen zes en zestien. Bij voorkeur omvat elk van de emmer-vormige vaten 10 negen of twaalf cyclonen, afhankelijk van de capaciteit van de inrichting 1.
In de context van de huidige uitvinding dient een cycloon 27 opgevat te worden als een structuur die ontworpen is om een draaiende beweging op te leggen aan een fluïdumstroom die daarin treedt en vloeistofdeeltjes uit de fluïdumstroom af te scheiden. Vanwege de draaiende beweging en de centrifugaalkracht komen de vloeistofdeeltjes in contact met de wanden van de cycloonstructuur en vallen zij onder invloed van de zwaartekracht. De overblijvende fluïdumstroom wordt door een uitlaat van de cycloonstructuur geleid.
In een andere uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding omvat ten minste één van de twee emmer-vormige vaten 10 een verlenging 28 geplaatst op de topplaat 25 om de fluïdumstroom van de inlaatopening 2 in de richting van de fluïdumdoorgang 11 te leiden.
In de context van de huidige uitvinding kan de verlenging 28 een deel vormend van de wand van het emmer-vormige vat 10 beschouwd worden of kan deze beschouwd worden als een extra element, bevestigd op de topplaat 25.
Zonder daartoe beperkt te zijn, kan de verlenging 28 bij voorkeur bijvoorbeeld gelast worden op de topplaat 25 zodanig dat de fluïdumdoorgang 11 gevormd wordt tussen de verlenging 28 en het gemeenschappelijke gedeelte 9.
Verder wordt een fluïdumdoorgang gevormd tussen de zijwand 8 van de twee communicerende vaten 6 en de wand van de emmer-vormige vaten 10, waarbij de vloeistof kan druppelen en vallen op de bodemplaat 7. In de context van de huidige uitvinding kan een dergelijke fluïdumdoorgang beschouwd worden als een deel vormend van de fluïdumdoorgang 11,
Bij voorkeur wordt de topplaat 25 bevestigd aan de zijwand 8 van de communicerende vaten 6 op een zodanige wijze dat dit de vorming van een niet-continu oppervlak tussen de ruimte die begrensd wordt door de wand van de emmer-vormige vaten 10 en de wand 8 van de communicerende vaten 6 mogelijk maakt.
Dienovereenkomstig kan de topplaat 25 bevestigd worden door middel van technieken zoals lassen, bevestiging door bouten of schroeven of lijmen, enz. Dergelijke bevestigingstechnieken kunnen op een specifieke afstand verwezenlijkt worden, die door het ontwerp berekend kan worden.
Bij voorkeur omvat elk van de twee emmer-vormige vaten 10 een verlenging 28 geplaatst op de topplaat 25.
De verleningen 28 van de twee emmer-vormige vaten 10 vormen een geleidingsweg voor het fluïdum dat door de inlaatopening 2 binnentreedt, zoals bijvoorbeeld een structuur van het tunneltype.
Vanwege dergelijke verlengingen 28 krijgt het fluïdum dat door de inlaatopening 2 geleid wordt niet de gelegenheid direct de cyclonen 27 te bereiken, maar wordt dit in de richting van het gemeenschappelijke gedeelte 9 en de fluïdumdoorgang 11 geleid. Vanwege een dergelijke weg, zal een deel van de vloeistof uit de fluïdumstroom verzameld worden op de topplaat 25 en verder geleid worden om op de bodemplaat 7 van de twee communicerende vaten 6 verzameld te worden.
Zoals te zien in Figuur 10, is van de verlenging 28 bij voorkeur één uiteinde bevestigd op de zijwand 8 aan de zijde die de inlaatopening 2 omvat en is het andere uiteinde bevestigd op de topplaat 25 in de buurt van de zijwand 8, op de zijde liggend tegenover de inlaatopening 2. De twee verlengingen 28, elk bevestigd op de topplaat 25 van één van de twee emmer-vormige vaten 10, zijn zodanig geïnstalleerd, dat elk werkt als een barrière tussen het fluïdum dat stroomt door de inlaatopening 2 en de cyclonen 27 die in de emmer-vormige vaten 10 aanwezig zijn.
Zonder daartoe beperkt te zijn, bezit de verlenging 28 bij voorkeur een cirkelvormige kromming en strekt deze zich uit tot voorbij het gemeenschappelijke gedeelte 9.
Omdat de verlenging 28 een cirkeivormige kromming bezit, zal de f luidumstroom die door de inlaatopening 2 binnentreedt een cirkelvormige beweging aannemen wanneer deze tracht de inlaat van de cyclonen 27 te bereiken, wat de hoeveelheid vloeistof die afgescheiden wordt uit het fluïdum dat langs een dergelijke weg stroomt vergroot.
Bij voorkeur lopen het gemeenschappelijke gedeelte 9 en de verlenging 28 ongeveer evenwijdig op het oppervlak waarop beide aanwezig zijn, waarbij de afstand tussen deze twee elementen een fluïdumdoorgang 11 begrenst, die helpt om een deel de f luidumstroom in elk van de twee communicerende vaten 6 te leiden. Bij voorkeur zijn de twee fluïdumstromen die de fluïdumdoorgang 11 van de twee communicerende vaten 6 binnentreden ongeveer gelijk.
Bij voorkeur is de verlenging 28 een continue verlenging met een maximale hoogte bij het uiteinde dat bevestigd is op de zijwand 8 aan de zijde die de inlaatopening 2 omvat, waarbij de hoogte van de verlenging 28 tussen de maximale hoogte en een minimale hoogte afneemt, waarbij het uiteinde met de minimale hoogte bevestigd is op de topplaat 25 in de buurt van de wand 8, aan de zijde liggend tegenover de inlaatopening 2 (Figuur 12), Zonder daartoe beperkt te zijn, kan de verlenging 28 bijvoorbeeld in de vorm zijn van een rib die op de topplaat 25 bevestigd kan worden met bevestigingsmiddelen die met bepaalde tussenafstanden geplaatst zijn of kan deze over zijn gehele lengte op de topplaat 25 bevestigd worden.
Wanneer de verlenging 28 de vorm heeft zoals hierboven beschreven, dan doet zich een minimale drukval voor in de inrichting 1, wat leidt tot een minimaal vermogen dat vereist is door de motor om het schone fluïdum uit de uitlaat van de cyclonen 27 en in de richting van het externe netwerk 5' te sturen. Dienovereenkomstig is het verschil tussen het vermogen dat vereist is voor de motor om de stroming door de inlaatopening 2 te leiden en het vermogen dat vereist is om de stroming van gas in de richting van het externe netwerk 5' te sturen, zeer klein, en hierdoor gebruikt de inrichting 1 de motor op een efficiënte wijze. Bovendien wordt de levensduur van de motor verlengd.
Tests hebben aangetoond dat indien een dergelijke verlenging een constante hoogte zou hebben, de motor meer vermogen zou vereisen teneinde de tegendruk te overwinnen die in de inrichting 1 gecreëerd wordt wanneer het fluïdum in de richting van het externe netwerk 5' gestuurd wordt.
Met de huidige opzet van de inrichting 1 beweegt het fluïdum dat door de inlaatopening 2 binnentreedt de afstand y totdat het gemeenschappelijke gedeelte 9 bereikt wordt en beweegt dit verder in de twee communicerende vaten 6 voordat de inlaat van de cyclonen 27 bereikt wordt, en vanwege een dergelijke lay-out is een significant volume van de vloeistof die in de fluïdumstroom aanwezig is, reeds daaruit afgescheiden.
Tests hebben aangetoond dat ongeveer 80% tot 90% vloeistof afgescheiden wordt voordat het fluïdum de inlaat van de cyclonen 27 bereikt. Omdat een dergelijk groot volume vloeistof in een dergelijk gedeelte afgescheiden wordt, heeft het de voorkeur dat de topplaat 25 over deze beschreven weg continu is en dat de vloeistof die op de topplaat 25 verzameld is, verder geleid kan worden en verzameld kan worden op de bodemplaat 7 van de twee communicerende vaten 6, waarvandaan het verder geëvacueerd kan worden.
In een andere uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding kan de topplaat 25 voor efficiënte geleiding van de verzamelde vloeistof in de richting van de bodemplaat 7 van de twee communicerende vaten 6, over de beschreven weg een hellingshoek hebben, of met andere woorden een helling kan hebben.
De helling kan bijvoorbeeld ongeveer 12% zijn of de helling kan ongeveer 14% of hoger zijn zodanig dat vloeistof op een dergelijk gedeelte niet zou stagneren, maar onder invloed van de zwaartekracht en zijn massa zou stromen in de richting van een ruimte die begrensd wordt door de wand van de emmer-vormige vaten 10 en de wand 8 van de communicerende vaten 6 en verder verzameld wordt op de bodemplaat 7.
In een andere uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding heeft de topplaat 25, in de ruimte die begrensd wordt door de verlenging 28 en de zijwanden 8, geen helling, of ten minste geen wezenlijke helling. Met andere woorden, de topplaat 25 waar de cyclonen 27 geïnstalleerd zijn, heeft geen helling. Hierdoor werkt het vloeibare materiaal dat verzameld is op de topplaat 25 tijdens het functioneren van de inrichting 1 als een afdichting, die de ruimte die begrensd wordt boven de topplaat 25 (waar de cyclonen 27 geïnstalleerd zijn) van de ruimte die begrensd wordt onder de topplaat 25, tussen de topplaat 25 en de tweede bodemplaat 24. Dientengevolge is er geen drukvereffening tussen de twee begrensde ruimten en hierdoor zal gas niet van onder de cyclonen 27 en daardoor uit de ruimte die begrensd wordt tussen de topplaat 25 en de gemeenschappelijke bodemplaat 24, in de richting van de uitlaat van de cyclonen 27 gestuurd worden. Op deze wijze wordt het risico dat vloeistof opnieuw de gasstroom binnentreedt vermeden.
Voor het gemak van vervaardiging omvat de topplaat 25 bij voorkeur geen helling op zijn gehele oppervlak.
In een andere voorkeursdragende uitvoeringsvorm creëert de topplaat 25 met de daarop geïnstalleerde cyclonen 27, zonder daartoe beperkt te zijn, een lekdichte barrière tussen de ruimte die begrensd wordt onder de topplaat 25, tussen de topplaat 25 en de tweede bodemplaat 24 en de ruimte die begrensd wordt boven de topplaat 25, tussen de topplaat 25 en de zijwanden 8 van de twee communicerende vaten 6.
Tests hebben aangetoond dat het volume van vloeistof dat afgescheiden is over de weg die begrensd wordt door de inlaatopening 2 en de inlaat van de cyclonen 27 veel groter is dan het volume van vloeistof die afgescheiden is door de cyclonen 27. Typisch scheiden de cyclonen 27 ongeveer 9% tot 19% van de vloeistof af. Hierdoor zou het de voorkeur hebben dat de vloeistof die over de weg die begrensd wordt door de inlaatopening 2 en de inlaat van de cyclonen 27 afgescheiden is, op een andere plaats verzameld wordt dan de vloeistof die door de cyclonen 27 afgescheiden is. Dientengevolge wordt een betere regeling van het volume van vloeistof die afgetapt wordt uit de twee communicerende vaten 6 en de twee emmer-vormige vaten 10 gehandhaafd. Bovendien kan de capaciteit van de middelen voor het onttrekken van de vloeistof aan de twee modules verschillend gekozen worden afhankelijk van het typische per tijdseenheid verzamelde vloeistofvolume.
In een andere uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding omvat de inrichting 1 verder een filtervat 29 geplaatst tussen de ruimte die begrensd wordt door de uitlaatopening 4 en het gemeenschappelijke gedeelte 9, en waarop de deksel 12 bij voorkeur geïnstalleerd is. Het filtervat 29 omvat een dragende plaat 30 die ten minste één gat voor het ontvangen van een vloeistof filter 14 daarin omvat.
Zonder daartoe beperkt te zijn, is het gemeenschappelijke gedeelte 9 bij voorkeur geplaatst tussen de topplaat 25 en de dragende plaat 30.
Zonder daartoe beperkt te zijn, omvat de dragende plaat 30 bij voorkeur een aantal gaten dat gelijk is aan het aantal cyclonen 27 dat aanwezig is in de emmer-vormige vaten 10 en is deze verder geconfigureerd om een vloeistoffilter 14 in elk van de gaten te ontvangen.
De één of meer vloeistoffilters 14 kunnen zodanig geïnstalleerd worden dat de uitlaat van de één of meer cyclonen 27 voor vloeibaar materiaal communiceert met de inlaat van de één of meer filters 14, of bij een minimale afstand van de uitlaat van de één of meer cyclonen 14,27, Door de uitlaat van de één of meer cyclonen 27 voor vloeibaar materiaal te laten communiceren met de inlaat van de één of meer filters 14, wordt een efficiënte en voorspelbare filtratie in de inrichting 1 verzekerd.
In een uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding strekt het gemeenschappelijke gedeelte 9 zich bij voorkeur uit over een hoogte die begrensd wordt door de ruimte tussen de topplaat 25 en de dragende plaat 30 voor het bereiken van een betere .regeling van de drukval in de verschillende gedeelten van de inrichting 1 en voor een betere regeling van de weg van de vloeistof die onttrokken wordt aan de fluïdumstroom dat door de inlaatopening 2 geleid wordt.
In een voorkeursdragende uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding omvat het filtervat 29 één of meer vloeistof filters 14, waarbij elk van de één of meer vloeistoffilters 14 voor vloeibaar materiaal communiceert met elk van de één of meer cyclonen 27.
In een andere uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding kunnen de één of meer inlaten afhankelijk van de werkelijke positie van een dergelijke cycloon of dergelijke cyclonen 27 op de topplaat 25 gedraaid worden met betrekking tot de richting van de fluldumstroom en/of met betrekking tot elkaar, teneinde de hoeveelheid vloeistof die afgescheiden wordt uit de fluidumstroom totdat dergelijke stroming de één of meer inlaten van de één of meer cyclonen 27 bereikt, beter te regelen. Hierdoor wordt verzekerd dat het vloeibare materiaal niet direct de één of meer cyclonen 27 binnentreedt, maar een voldoende lange weg gehandhaafd wordt voor de fluldumstroom zodanig dat een groter volume van vloeistof afgescheiden wordt. Op een dergelijke wijze zijn de één of meer cyclonen 27 veel efficiënter en kan de afmeting van de inrichting 1 en van de verschillende componentelementen, zoals de emmer-vormige vaten 10 of de één of meer cyclonen 27, tot een minimum beperkt worden.
Indien de fluïdumstroom de gelegenheid gegeven zou worden direct de één of meer inlaten van de één of meer cyclonen 27 binnen te treden, dan zou dit het risico kunnen verhogen, dat in de cyclonen 27 een hoeveelheid vloeibaar materiaal aanwezig is die hun efficiëntie zou kunnen beïnvloeden, of zouden deze zelfs kunnen verstoppen.
Dienovereenkomstig zijn de inlaten van de in de buurt van het uiteinde van de verlenging 28 geplaatste cyclonen 27 bij voorkeur zodanig georiënteerd, dat het fluïdum niet direct daarin kan treden, maar de cirkelvormige beweging blijft volgen en pas na het afleggen van een vrijwel volledige rotatie in de communicerende vaten 6 het fluïdum de cyclonen 27 zal binnentreden. Verder zijn de inlaten van de cyclonen 27 die verder van het punt waar de verlenging 28 eindigt vandaan geplaatst zijn, eveneens bij voorkeur zodanig georiënteerd, dat het fluïdum daarin kan treden nadat dit een voldoende lange afstand in het communicerende vat 6 afgelegd heeft.
In de context van de huidige uitvinding dient het duidelijk te zijn dat een dergelijke lay-out niet beperkend is voor de implementatie van de huidige uitvinding en dat andere oriëntaties voor de inlaten van de cyclonen 28 eveneens geïmplementeerd kunnen worden, of dat de inlaten van dergelijke cyclonen 28 alle dezelfde oriëntatie kunnen hebben.
In een voorkeursdragende uitvoeringsvorm zijn de inlaten van de cyclonen 28 alle in dezelfde richting georiënteerd voor gemak van vervaardiging en montage van de cyclonen 28, zoals te zien is in Figuur 10, maar kunnen zij gedraaid zijn met betrekking tot de richting van het fluïdum dat uit de f luïdumdoorgang 11 en in de communicerende vaten 6 stroomt.
In een andere uitvoeringsvorm omvat het filtervat 29 verder middelen voor het afvoeren van de vloeistof die verzameld is door de vloeistoffilters 14. De middelen kunnen van om het even welk type zijn, zoals bijvoorbeeld gekozen uit een groep omvattende: een eenwegklep, een handmatig bediende klep, een slang of een buis, eventueel, maar niet noodzakelijk, verbonden met een zuiginrichting, of dergelijke.
In een andere voorkeursdragende uitvoeringsvorm is de enige significante communicatieweg tussen de emmervormige vaten 10 en de uit laatopening 4 door de vloeistoffilters 14. Hierdoor wordt de zuiverheid van het fluïdum dat door de uitlaatopening 4 stroomt, op zeer hoge niveaus gehouden.
Tests hebben aangetoond dat met een dergelijke lay-out, en wanneer de inrichting 1 gebruikt wordt voor het afscheiden van bijvoorbeeld oliedeeltjes uit een luchtstroming, zuiverheden van de lucht van ongeveer 99,5% of nog hoger bereikt worden.
Afhankelijk van het type vacuümpomp of compressor kan de vloeistof olie of water zijn of kan deze een andere samenstelling hebben.
Voor een nog hogere efficiëntie van de vloeistofschelder omvatten elk van de ten minste twee emmer-vormige vaten 10 en/of het filtervat 29 een uitdieping 15 op zijn bodemplaat 16, of op de dragende plaat 30, voor het verzamelen van de vloeistof die door de één of meer vloeistoffilters 14 gevangen en afgevoerd wordt, die verder op de bodemplaat 16, of op de dragende plaat 30 druppelt.
In een andere uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding kunnen de één of meer vloeistoffilters 14 vervangen worden door één of meer cyclonen 27 die een inlaat tangentieel ten opzichte van hun wand hebben en de fluïdumstroom in een cirkelvormige beweging in de cycloon 27 leiden. Vanwege een dergelijke beweging wordt de vloeistof verwijderd vanwege de mechanische impact van de vloeistof deelt jes met de wanden van de cyclonen 27, als gevolg van de werking van de centrifugaalkracht die daarop werkt en als gevolg van de zwaartekracht worden de vloeistof druppelt j es bij de bodem van de één of meer cyclonen 27 verzameld en wordt de rest van het fluïdum door een uitlaatopening geleid en verder gebruikt.
De inrichting voor het afscheiden van vloeistof volgens de huidige uitvinding omvat verder middelen voor het verwijderen van de vloeistof uit de uitdieping 15, gekozen uit de groep omvattende een slang of een buis die verbonden is met een inrichting 1 die de vloeistof door zuiging kan onttrekken, een slang of een buis om de vloeistof door zwaartekracht te kunnen verwijderen of een uitstroomopening die een eenwegklep omvat om de vloeistof op de bodemplaat 7 van de twee communicerende vaten 6 te laten druppelen.
In een voorkeursdragende uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding is de bodemplaat 7 een continue plaat die zorgt voor een gemeenschappelijke ruimte voor de te verzamelen vloeistof uit elk van de twee communicerende vaten 6 en uit het gedeelte y dat begrensd wordt door de inlaatopening 2 en het gemeenschappelijke gedeelte 9.
Voor een hogere starheid van de vloeistofschelder en volgens één uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding omvat de inrichting 1 verder een zijplaat 17, die de zijwanden 8 van de twee communicerende vaten 6 verbindt en de inlaatopening 2 omvat. Zonder daartoe beperkt te zijn, kan de vloeistofschelder bij voorkeur verder een tweede zijplaat 18, die de zijwanden 8 van de twee communicerende vaten 6 verbindt, op het uitwendige van de vloeistofscheïder omvatten, die de structuur waar het gemeenschappelijke gedeelte 9 gevormd wordt versterkt.
De zijwanden 8 vormen bij voorkeur een hoek voordat zij samenkomen en het gemeenschappelijke gedeelte 9 vormen, waarbij de hoek bijvoorbeeld ongeveer 90° of kleiner kan zijn.
Voor een gemakkelijke en efficiënte werking van de vloei™ stofscheider omvat de inrichting 1 verder middelen voor het afvoeren van de verzamelde vloeistof 19 uit de twee communicerende vaten 6, welke zich bij voorkeur in de buurt van de bodemplaat 7 langs de hoogte Hl van de zijwand 8 of direct op de bodemplaat 7 van de twee communicerende vaten 6 bevinden.
De middelen voor het afvoeren van de verzamelde vloeistof 19 kan om het even welke vorm hebben, gekozen uit de groep omvattende een eenwegklep, een handmatig bediende klep, een slang of een buis die mogelijk maar niet noodzakelijk verbonden is met een zuiginrichting, of dergelijke.
In een andere voorkeursdragende uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding is de bodemplaat 7 van de twee communicerende vaten 6 zo geplaatst dat deze een helling of een hoek vormt indien we deze zouden laten snijden met de horizontale as A-A' (figuur 1). De helling heeft bij voorkeur het laagste contactpunt met de zijwand 8 aan de zijde die de vloeistof af voer 19 omvat en het hoogste contactpunt met de zijwand 8 op de tegenoverliggende zijde daarvan.
Een dergelijke helling helpt een continue stroming van vloeistof te doen ontstaan, wat de waarschijnlijkheid dat een ongeveer constante temperatuur van de verzamelde vloeistof op ongeveer het gehele oppervlak van de bodemplaat 7 vergroot. Verder zullen zij .in het geval dat in de verzamelde vloeistof geen onzuiverheden voorkomen bij voorkeur naar de vloeistofafvoer 19 geleid worden en verder gefiltreerd worden, wat het risico op verstopping van de vacuümpomp of compressor wegneemt.
Om een gemakkelijke controle mogelijk te maken of indien de vloeistofscheider een handmatig bediende klep omvat, omvat de inrichting 1 verder middelen voor het controleren van het niveau 20 van de vloeistof die zich op de bodemplaat 7 van de twee communicerende vaten 6 verzameld heeft, De middelen voor het controleren van het vloeistofniveau 20 kunnen bij voorkeur de vorm hebben van een uitstroomopening die ten minste een gedeeltelijk doorzichtig materiaal omvat, zoals bijvoorbeeld glas of doorzichtig kunststofmateriaal.
In een andere uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding wordt te allen tijde een minimaal niveau van vloeistof gehandhaafd in het volume dat gedefinieerd wordt tussen de bodemplaat en de emmer-vormige vaten over de hoogte ΔΗ (ΔΗ=Η1-Η2), zoals bijvoorbeeld tot het hoogste punt van de olie-afvoer 19, zodat gas niet in de vacuümpomp of compressor gerecirculeerd wordt.
Indien de vacuümpomp of compressor een olie-geïnjecteerde vacuümpomp of compressor is, elimineert een dergelijk kenmerk het risico dat oliebellen ontstaan, een ongewild effect wanneer dergelijke olie naderhand in de vacuümpomp geïnjecteerd wordt om olie-injeetie te bereiken.
In een andere uitvoeringsvorm kunnen de middelen voor het controleren van het vloeistofniveau de vorm hebben van ten minste een sensor die een elektrisch signaal kan produceren wanneer het niveau van vloeibaar materiaal deze bereikt of passeert. Het elektrische signaal kan communiceren met een gebruikersinterface of een bedieningspaneel dat zich op de vacuümpomp of compressor bevindt of een alarmsignaal zenden naar een eerder aangegeven elektronische inrichting via een draadverbinding of een draadloos overbrengingsmedium.
Tests hebben aangetoond dat een dergelijke vloeistof-scheider zeer goede resultaten bereikt in het gehele werkbereik van de vacuümpomp of compressor.
Omdat de communicerende vaten 6 een gemeenschappelijke inlaatopening 2 en een gemeenschappelijke uitlaatopening 4 omvatten en omdat het volume dat tussen de bodemplaat 7 van de twee communicerende vaten 6 en de bodemplaat 16 van de ten minste twee emmer-vormige vaten 10 over de hoogte ΔΗ (ΔΗ=Η1~Η2) gedefinieerd wordt ten minste een communicerend kanaal tussen de twee communicerende vaten 6 omvat, zijn de twee communicerende vaten 6 niet equivalent aan twee parallel verbonden vaten.
Een ander voordeel van een dergelijk structuurontwerp is het feit dat in de inrichting voor het afscheiden van vloeistof een vereffening van de vloeistofdruk en de druk van het gas tussen de twee communicerende vaten 6 en in het volume dat gedefinieerd wordt tussen de bodemplaat en de emmer-vormige vaten 10 over de hoogte ΔΗ (ΔΗ=Η1-Η2) altijd optreedt, wat een continue stroming van vloeistof die zich op de bodemplaat 7 verzameld heeft en een ongeveer gelijke benutting van de twee vaten 6 op elk moment verzekert.
Dienovereenkomstig zal het fluïdum nadat dit door de inlaatopening 2 geleid is, altijd door het gemeenschappelijke gedeelte 9 in twee verschillende stromingen gesplitst worden, wat tot een ongeveer gelijke benutting van beide communicerende vaten 6 zal leiden. Aan de andere kant zal in een vloeistofschelder die twee vaten omvat, die parallel verbonden zijn en een gemeenschappelijke inlaatopening hebben, het fluïdum de route met de laagste drukwaarde kiezen en tests hebben aangetoond dat een gelijktijdige benutting van de twee vaten onafhankelijk van een gemeenschappelijke inlaat, in een dergelijk geval niet optreedt.
In een andere voorkeursdragende uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding omvatten de twee zijwanden 8, zonder daartoe beperkt te zijn, een verdere uitsnijding 22 aan de zijde die zich het dichtst bij de inlaatopening 2 bevindt (figuur 8). Een dergelijk structuurkenmerk zorgt voor het ontstaan van een wijdere inlaat en een mogelijke vermindering van de afstand y. Door het creëren van de uitsnijding 22 wordt de efficiëntie van het verwijderen van vloeistof over de afstand y verhoogd en wordt tegelijkertijd de invloed van de cilindrische wand op de fluïdumstroom die door de inlaatopening 2 geleid wordt, verminderd.
Indien een dergelijke uitsnijding 22 niet verwezenlijkt zou worden, dan zou het fluïdum dat door de inlaat 2 stroomt gedwongen worden een nauwere doorgang over de afstand y af te leggen totdat het gemeenschappelijke gedeelte 9 bereikt wordt, wat de snelheid en de druk van het fluïdum beïnvloedt en zorgt voor een ongewild effect op het gedrag van het gehele systeem.
Indien het systeem een vacuümpomp die in een laag vacuümbereik werkt of een compressor omvat, dan kan de afstand y nog verder verminderd worden omdat de snelheid van het fluïdum dat door de inlaat 2 stroomt hoog is.
Indien het systeem een vacuümpomp omvat die in een hoog vacuümbereik werkt, dan heeft het de voorkeur dat de afstand y zo groot mogelijk is omdat de snelheid van het fluïdum dat door de inlaat 2 stroomt laag is.
In een voorkeursdragende uitvoeringsvorm zal indien de afstand y vergroot wordt, de hoogte van de uitsnijding 22 eveneens vergroot worden.
Zonder dat dit noodzakelijk is, is het gemeenschappelijke gedeelte 9 bij voorkeur op een minimale afstand x van de zijwanden 8 geplaatst (figuur 2) om de vorming van de fluïdumdoorgang 11 op het volledige uitwendige oppervlak van de emmer-vormige vaten 10 mogelijk te maken. Indien de inlaatopening 2 een cirkelvormige vorm heeft, dan kan de afstand x bijvoorbeeld ongeveer de helft van de diameter van de inlaatopening 2 zijn. Het dient verder duidelijk te zijn dat de afstand x groter of kleiner kan zijn dan de helft van de diameter van de inlaatopening 2 en dat de inlaatopening 2 om het even welke vorm kan hebben.
Het heeft de voorkeur om de afstand x zo klein mogelijk te houden zodat de vortexen die ontstaan terwijl het fluïdum door de fluïdumdoorgangen 11 van elk van de twee communicerende vaten 6 stroomt, niet versterkt zouden worden.
In een andere uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding omvat de inrichting 1 verder een inlaatbuis 23 met aan één uiteinde daarvan de inlaat 2 {figuur 7, figuur 8).
De vacuümpomp of compressor omvat bij voorkeur verder een filtereenheid 21 (figuur 4) die gebruikt wordt voor het filtreren van de vloeistof die op de bodemplaat 7 verzameld wordt en verder afgevoerd wordt en bij voorkeur koelmiddelen (niet getoond) voor het verlagen van de temperatuur van de verzamelde vloeistof indien dat noodzakelijk .is. De vacuümpomp of compressor omvat bij voorkeur verder een thermostatische klep (niet getoond) om de verzamelde vloeistof door de koelmiddelen en verder door de filtereenheid 21 te leiden indien de temperatuur van de vloeistof hoger is dan een ingestelde grens, dan wel direct door de filtereenheid 21 indien de temperatuur van de vloeistof een ingestelde grens niet overschrijdt. Omdat de temperatuur van de verzamelde vloeistof op een relatief constante waarde gehouden wordt, fluctueert de thermostatische klep niet tussen de twee mogelijke routes.
De huidige uitvinding heeft verder tot doel een werkwijze voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom in een vloeistof-geïnjecteerde vacuümpomp of compressor, waarbij de vacuümpomp of compressor twee communicerende vaten 6 omvat, waarbij de twee communicerende vaten 6 een bodemplaat 7 en zijwanden 8 die vanaf de bodemplaat 7 lopen en een hoogte Hl hebben omvatten. De twee vaten 6 zijn voorzien van een gemeenschappelijk gedeelte 9 dat zich over ten minste een deel van de hoogte Hl uitstrekt, waarbij het gemeenschappelijke gedeelte 9 gevormd wordt door het uitsnijden van de zijwand 8 langs de hoogte Hl zodat twee wanddelen gevormd worden en het verenigen van de wanddelen over ten minste een deel van de hoogte Hl en het plaatsen van het gemeenschappelijke gedeelte 9 aan de zijde tegenover een inlaatopening 2. In elk van de twee communicerende vaten 6 is bij voorkeur ten minste één emmer-vormig vat 10 verschaft.
De twee communicerende vaten 6 zijn verder voorzien van een uitlaatopening 4 die zich aan de zijde tegenover de bodemplaat 7 bevindt.
De huidige werkwijze omvat de stappen van het leiden van een fluïdumstroom door een inlaatopening 2 van de twee communicerende vaten 6, het leiden van het fluïdum door een fluïdumdoorgang 11 die voorzien is tussen de wand 8 van elk van de twee communicerende vaten 6 en de wand van elk van de twee emmer--vormige vaten 10, en het benutten van het gemeenschappelijke gedeelte 9 om de fluïdumstroom uit de inlaatopening 2 te splitsen in twee stromingen die door de fluïdumdoorgang 11 geleid worden.
Omdat de vloeistof op een dergelijke wijze geleid wordt, zal vloeistof uit de gasstroom afgescheiden worden en zal deze bij voorkeur op de bodemplaat 7 verzameld worden.
De twee communicerende vaten 6 zijn bij voorkeur voorzien van een deksel 12 die aan de zijde tegenover de bodemplaat 7 geplaatst is en die de uitlaatopening 4 omvat. Nadat het fluïdum de fluïdumdoorgang 11 passeert, wordt deze door de uitlaatopening 4 geleid.
Om een beter filtrat ieresultaat te bereiken, is in de uitvoeringsvorm van Figuur 9 elk van de één of meer gaten 13 voorzien van een vloeistof filter 14 dat in de één of meer gaten 13 geïnstalleerd is.
Omdat het filter 14, nadat dit met vloeistof verzadigd is, de vloeistof typisch op de uitwendige wanden van het filter en in de emmer-vormige vaten 10 zal beginnen te laten druppelen, zijn de vaten 10 bij voorkeur voorzien van een uitdieping 15 voor het verzamelen van de vloeistof die door de één of meer vloeistof filters 14 gevangen en afgevoerd wordt. De ten minste twee emmervormige vaten 10 zijn bij voorkeur verder voorzien van middelen voor het onttrekken van de vloeistof aan de uitdieping 15 teneinde een goede functionering van het systeem te handhaven.
In een andere voorkeursdragende uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding is ten minste één van de twee emmer-vormige vaten 10 voorzien van ten minste één gat 26 op de topplaat 25, waarbij elk van het ten minste ene gat 26 ontworpen is om een cycloon 27 te ontvangen.
In dit geval omvat de werkwijze de stap van het sturen van de fluïdumstroom door de inlaatopening 2 van de twee communicerende vaten 6, het splitsen van de fluïdumstroom met behulp van het gemeenschappelijke gedeelte 9 in twee fluïdumstromen en het leiden daarvan door de fluïdumdoorgang 11 van elk emmer-vormige vat 10.
Bij voorkeur is de fluïdumdoorgang 11 voorzien tussen het gemeenschappelijke gedeelte 9 en een verlenging 28 geplaatst op de topplaat 25 van de twee emmer-vormige vaten 10, waarbij de verlenging 28 werkt als een barrière tussen de fluïdumstroom die door de inlaatopening 2 binnentreedt en de ten minste ene cycloon 27 geplaats op de topplaat 25.
Vanwege de verlenging 2 8 neemt het fluïdum dat door de fluïdumdoorgang 11 stroomt een cirkelvormige beweging aan en houdt het een dergelijke beweging na het verlaten van de f luïdumdoorgang 11 en terwijl dit in de ruimte die begrensd wordt door de twee communicerende vaten 6 en de twee emmer-vormige vaten 10 stroomt en waarin de cyclonen 27 geïnstalleerd zijn. Een dergelijke cirkelvormige beweging bepaalt de vloeistof die uit de fluïdumstroom afgescheiden wordt.
De werkwijze omvat bij voorkeur verder de stap van het sturen van de fluïdumstroom door één of meer cyclonen 27 bevestigd op een topplaat 25 nadat de fluïdumstroom de fluïdumdoorgang 11 gepasseerd heeft.
In een andere uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding is elk van het ten minste ene gat 26 voorzien van een cycloon 27 waardoorheen de fluïdumstroom gestuurd wordt.
Bij voorkeur zijn de inlaten van de cyclonen 27 gedraaid met betrekking tot de richting van de fluïdumstroom die de twee communicerende vaten 6 binnentreedt zodanig dat de fluïdumstroom de gelegenheid gegeven wordt een voldoende lange afstand af te leggen voordat de inlaat van de cyclonen 27 bereikt wordt, als gevolg waarvan een groter volume van vloeistof afgescheiden wordt. Hierdoor wordt een vereiste zuiverheid van het fluïdum dat door de uitlaatopening 4 stroomt gehandhaafd.
Bij voorkeur is elk van de emmer-vormige vaten 10 voorzien van een tweede bodemplaat 24 waarop de vloeistof die door de cyclonen 27 afgescheiden is, verzameld kan worden.
Verder omvat de werkwijze bij voorkeur de stap van het verzamelen van de vloeistof die uit het fluïdum druppelt tussen de inlaatopening 2 en het uiteinde van de f luïdumdoorgang 11 op de topplaat 25, en omvat deze verder de stap van het leiden van de verzamelde vloeistof op de bodemplaat 7 van de twee communicerende vaten 6, waarvandaan deze in een daaropvolgende stap afgetapt kan worden.
Nadat het fluïdum de één of meer cyclonen 27 verlaat, wordt dit door de één of meer vloeistoffilters 14 geleid. De vloeistof die verzameld is door de cyclonen 27 wordt de gelegenheid gegeven op de tweede bodemplaat 24 te druppelen, en de overblijvende fluïdumstroom wordt de gelegenheid gegeven de cyclonen 27 door een uitlaatopening te verlaten.
Bij voorkeur omvat de werkwijze de stap waarin de fluïdumstroom die de cyclonen 27 verlaat, gestuurd wordt door ten minste een vloeistof filter 14 dat al dan niet voor fluïdum direct communiceert met de uitlaatopening van de cyclonen 27.
Bij voorkeur omvat elk van de cyclonen 27 geïnstalleerd op de topplaat 25 een vloeistoffilter dat zodanig geïnstalleerd is, dat het fluïdum dat door de uitlaatopening van elke cycloon 27 uittreedt, direct door een inlaat van een vloeistoffilter 14 binnentreedt.
Nadat de fluïdumstroom het vloeistoffilter 14 gepasseerd heeft, wordt deze door de uitlaatopening 4 gestuurd.
In een andere uitvoeringsvorm volgens de huidige uitvinding zijn de emmer-vormige vaten 10 voorzien van middelen voor het verwijderen van de vloeistof die op de tweede bodemplaat 24 verzameld is.
De middelen kunnen gekozen worden uit een groep omvattende: een eenwegklep, een handmatig bediende klep, een slang of een buis, eventueel, maar niet noodzakelijk, verbonden met een zuiginrichting, of dergelijke.
Om het systeem binnen de werkparameters te houden, omvat de werkwijze verder de stap van het verwijderen van ten minste een deel van de in de twee communicerende vaten 6 verzamelde vloeistof met gebruikmaking van een vloeistof” afvoer 19. Dergelijke vloeistof wordt bij voorkeur naar de vacuümpomp of compressor gerecirculeerd en bijvoorbeeld voor het bereiken van vloeistofinjectie gebruikt.
De huidige uitvinding is op generlei wijze beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen en de inrichting voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom kan in alle soorten varianten verwezenlijkt worden zonder de beschermingsomvang van de uitvinding te verlaten.

Claims (29)

  1. Conclusies .
    1. Inrichting voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom in een vloeistof-geïnjecteerde vacuümpomp of compressor, waarbij de inrichting (1) het volgende omvat: twee communicerende vaten (6) met een bodemplaat (7) en een zijwand (8) die zich vanaf de bodemplaat (7) uitstrekt en een hoogte Hl heeft, waarbij de twee vaten (6) een gemeenschappelijk gedeelte (9) hebben, dat zich over ten minste een deel van de hoogte Hl uitstrekt, waarbij het gemeenschappelijke gedeelte (9) gevormd wordt door het uitsnijden van de zijwand (8) langs de hoogte Hl zodat twee wanddelen gevormd worden en het verenigen van de wanddelen over ten minste een deel van de hoogte Hl; een inlaatopening (2) die zich aan de zijde tegenover het gemeenschappelijke gedeelte (9) bevindt ; ten minste twee emmer-vormige vaten (10) die elk in één van de twee communicerende vaten (6) voorzien zijn; een deksel (12) die een uitlaatopening (4) omvat; daardoor gekenmerkt dat: ten minste één van de twee emmer-vormige vaten (10) een f luïdumdoorgang (11) vormt tussen de wand (8) van het communicerende vat (6) en de wand van het emmer-vormige vat (10) om een fluïdum daardoorheen te laten stromen.
  2. 2. Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat ten minste één van de twee emmer-vormige vaten (10) een hoogte H2 heeft, die ten minste 10% kleiner is dan Hl.
  3. 3. Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat t en minste één van de twee emmer-vormige vaten (10) één of meer gaten (13) bij de bodem omvat om fluïdum daardoorheen te laten stromen.
  4. 4. Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat t en minste één van de twee emmer-vormige vaten (10) een topplaat (25) omvat, die in directe verbinding met het gemeenschappelijke gedeelte (9) geplaatst is en verder één of meer gaten (26) omvat om fluïdum daardoorheen te laten stromen.
  5. 5. Inrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de inrichting 1 verder een vloeistoffilter (14) omvat, dat in elk van de één of meer gaten (13) geïnstalleerd is.
  6. 6. Inrichting volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (1) verder een cycloon (27) omvat, die in elk van de één of meer gaten (26) geïnstalleerd is.
  7. 7. Inrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de emmer-vormige vaten (10) een cirkelvormige dwarsdoorsnede hebben.
  8. 8. Inrichting volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat ten minste één van de twee emmer-vormige vaten (10) verder een uitdieping (15) omvat voor het verzamelen van de door de één of meer vloeistof filters (14) afgevoerde vloeistof.
  9. 9. Inrichting volgens conclusie 6, welke verder middelen voor het verwijderen van de vloeistof uit de uitdieping (15) omvat.
  10. 10. Inrichting volgens conclusie 1, verder omvattende een continue bodemplaat (7) en een zijplaat (17) die de twee communicerende vaten (6) verbindt is en de inlaatopening (2) omvat.
  11. 11. Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de hoek die gevormd wordt door de twee verenigde wanden (8) die het gemeenschappelijke gedeelte (9) vormen ongeveer 90° of kleiner is.
  12. 12. Inrichting volgens conclusie 1, verder omvattende een vloeistofafvoer (19) op de zijwand (8) van de twee communicerende vaten (6).
  13. 13. Inrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de bodemplaat (7) van de twee communicerende vaten (6) een helling vormt met het laagste contactpunt met de zijwand (8) aan de zijde die de vloeistof afvoer (19) omvat en het hoogste contactpunt met de zijwand (8) aan de tegenoverliggende zijde.
  14. 14. Inrichting volgens conclusie 1, verder omvattende een uitstroomopening (10) voor het controleren van het niveau van de vloeistof in de twee communicerende vaten (6).
  15. 15. Inrichting volgens conclusie 1, verder omvattende een filtervat (29) dat tussen de uitlaatopening (4) en het gemeenschappelijke gedeelte (9) geplaatst is.
  16. 16. Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat ten minste één van de twee emmer-vormige vaten (10) een verlenging (28) omvat, die op de topplaat (25) geplaatst is om de fluïdumstroom uit de inlaatopening (2) in de richting van de fluïdumdoorgang (11) te sturen.
  17. 17. Inrichting volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat elk van de twee emmer-vormige vaten (10) een verlenging (28) omvat, die op de topplaat (25) geplaatst is .
  18. 18. Inrichting volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat één uiteinde van de verlenging (28) bevestigd is op de zijwand (8) aan de zijde die de inlaatopening (2) omvat, en het andere uiteinde bevestigd is op de topplaat (25) in de buurt van de zijwand (8), aan de zijde liggend tegenover de inlaatopening (2).
  19. 19. Inrichting volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat de verlenging (28) een continue verlenging is, die een maximale hoogte heeft bij het uiteinde dat bevestigd is op de zijwand 8 aan de zijde die de inlaatopening (2) omvat, waarbij de hoogte van de verlenging afneemt tussen de maximale hoogte en een minimale hoogte, waarbij de minimale hoogte geplaatst is bij het uiteinde dat bevestigd is op de topplaat (25) in de buurt van de wand (8) aan de zijde liggend tegenover de inlaatopening (2).
  20. 20. Inrichting volgens conclusies 6 en 15, daardoor gekenmerkt dat het f.litervat (29) één of meer vloeistof filters (14) omvat, waarbij elk van de één of meer vloeistoffilters (14) in verbinding staat met elk van de één of meer cyclonen (27).
  21. 21. Werkwijze voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom in een vloeistof-geïnjecteerde vacuümpomp of compressor, waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat : het verschaffen van twee communicerende vaten (6) met een bodemplaat (7) en zijwanden (8) die vanaf de bodemplaat (7) lopen en een hoogte Hl hebben, waarbij de twee vaten (6) voorzien zijn van een gemeenschappelijk gedeelte (9) dat zich over ten minste een deel van de hoogte Hl uitstrekt, waarbij het gemeenschappelijke gedeelte (9) gevormd wordt door het uitsnijden van de zijwand (8) langs de hoogte Hl zodat twee wanddelen gevormd worden en het verenigen van de wanddelen over ten minste een deel van de hoogte Hl en het plaatsen van het gemeenschappelijke gedeelte (9) aan de zijde tegenover een inlaatopening (2); het verschaffen van ten minste één emmervormige vat (10) in elk van de twee communicerende vaten (6); daardoor gekenmerkt dat de werkwijze verder de volgende stappen omvat : het verschaffen van een fluïdumdoorgang (11) tussen de wand (8) van elk van de twee communicerende vaten (6) en de wand van elk van de twee emmer-vormige vaten (10) om een fluïdum daardoorheen te laten stromen; het sturen van een f luïdumstroom door de inlaatopening (2) en het splitsen van de f lui dumst room uit de inlaatopening (2) in twee stromingen die door de fluidumdoorgang (11) gestuurd worden; het verzamelen van de vloeistof die uit het fluïdum druppelt, dat door de twee communicerende vaten (6) stroomt, op de bodemplaat (7); en het verschaffen van een deksel (12) die een uitlaatopening (4) omvat en het sturen van het fluïdum dat de fluïdumdoorgang (11) passeert door de uitlaatopening (4),
  22. 22. Werkwijze volgens conclusie 21, daardoor gekenmerkt dat deze verder de stap omvat van het verschaffen van ten minste één gat (13) bij de bodem van ten minste één van de twee emmer-vormige vaten (10) om de stroming fluïdum daardoorheen te sturen.
  23. 23. Werkwijze volgens conclusie 21, waarbij verder een vloeistof filter (14) voor elk van de één of meer gaten (13) verschaft wordt en het vloeistof filter (14) in het gat (13) geïnstalleerd wordt.
  24. 24. Werkwijze volgens conclusie 21, daardoor gekenmerkt dat deze verder de stap omvat van het sturen van de f luïdumstroom door één of meer op een topplaat (25) bevestigde cyclonen (27) nadat de fluïdumstroom de fluïdumdoorgang (11) gepasseerd heeft.
  25. 25. Werkwijze volgens conclusie 24, daardoor gekenmerkt dat deze verder de stap omvat van het verzamelen van de vloeistof die uit het fluïdum tussen de inlaatopening (2) en de f .luïdumdoorgang (11) op de topplaat (25) druppelt.
  26. 26. Werkwijze volgens conclusie 25, verder omvattende de stap van het leiden van de verzamelde vloeistof op de bodemplaat (7) van de twee communicerende vaten (6) .
  27. 27. Werkwijze volgens conclusies 23 en 24, verder omvattende de stap van het leiden van de f luïdumstroom door de vloeistof filters (14) nadat deze de één of meer cyclonen (27) verlaten heeft.
  28. 28. Werkwijze volgens conclusie 23, verder omvattende het verschaffen van een uitdieping (15) in de één of meer emmer-vormige vaten (10) voor het verzamelen van de vloeistof die door de vloeistoffilters (14) afgevoerd wordt en het verschaffen van middelen voor het onttrekken van de vloeistof aan de uitdieping (15).
  29. 29. Werkwijze volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze verder de stap omvat van het verwijderen van ten minste een deel van de op de bodemplaat (7) van de twee communicerende vaten (6) verzamelde vloeistof door een vloeistofafvoer (19) .
BE2016/5084A 2015-04-30 2016-02-02 Inrichting voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom die uit een vloeistof-geïnjecteerde vacuümpomp of compressor komt BE1023276B1 (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
PCT/BE2016/000018 WO2016172770A1 (en) 2015-04-30 2016-04-13 Device for separating liquid from a gas stream coming from a liquid injected vacuum pump or compressor
US15/569,556 US10814259B2 (en) 2015-04-30 2016-04-13 Device for separating liquid from a gas stream coming from a liquid injected vacuum pump or compressor
EP16750364.8A EP3288664B1 (en) 2015-04-30 2016-04-13 Method for separating liquid from a gas stream coming from a liquid injected vacuum pump or compressor
EP18176002.6A EP3388131B1 (en) 2015-04-30 2016-04-13 Device and method for separating liquid from a gas stream coming from a liquid injected vacuum pump or compressor
CN201610284895.5A CN106401919B (zh) 2015-04-30 2016-04-29 从注液真空泵或压缩机的气体流中分离液体的装置和方法
TW105113452A TWI645828B (zh) 2015-04-30 2016-04-29 從注液真空泵或壓缩機的氣體流中分離液體的裝置和方法
CN201620383656.0U CN206000709U (zh) 2015-04-30 2016-04-29 从注液真空泵或压缩机的气体流中分离液体的装置

Applications Claiming Priority (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US201562155014P 2015-04-30 2015-04-30
US62/155,014 2015-04-30
US201562252832P 2015-11-09 2015-11-09

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1023276A1 BE1023276A1 (nl) 2017-01-19
BE1023276B1 true BE1023276B1 (nl) 2017-01-19

Family

ID=55456530

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2016/5084A BE1023276B1 (nl) 2015-04-30 2016-02-02 Inrichting voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom die uit een vloeistof-geïnjecteerde vacuümpomp of compressor komt

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1023276B1 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3912469A (en) * 1974-09-11 1975-10-14 Lone Star Steel Co Apparatus for the removal of contaminants from gas streams
US5053126A (en) * 1990-02-28 1991-10-01 Ingersoll-Rand Company Apparatus for gas liquid separation
EP1915940A1 (en) * 2005-08-19 2008-04-30 Suzhou Kingclean Floorcare Co., Ltd. A dust removing appliance of a parallel type cleaner
DE102010009722A1 (de) * 2010-03-01 2011-09-01 Hengst Gmbh & Co. Kg Ölnebelabscheider mit wenigstens einem Zyklon
WO2014132441A1 (ja) * 2013-03-01 2014-09-04 株式会社伊万里鉄鋼センター 排気フィルタ
US20140305311A1 (en) * 2012-10-15 2014-10-16 Horkos Corporation Multi-cyclone collector

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3912469A (en) * 1974-09-11 1975-10-14 Lone Star Steel Co Apparatus for the removal of contaminants from gas streams
US5053126A (en) * 1990-02-28 1991-10-01 Ingersoll-Rand Company Apparatus for gas liquid separation
EP1915940A1 (en) * 2005-08-19 2008-04-30 Suzhou Kingclean Floorcare Co., Ltd. A dust removing appliance of a parallel type cleaner
DE102010009722A1 (de) * 2010-03-01 2011-09-01 Hengst Gmbh & Co. Kg Ölnebelabscheider mit wenigstens einem Zyklon
US20140305311A1 (en) * 2012-10-15 2014-10-16 Horkos Corporation Multi-cyclone collector
WO2014132441A1 (ja) * 2013-03-01 2014-09-04 株式会社伊万里鉄鋼センター 排気フィルタ

Also Published As

Publication number Publication date
BE1023276A1 (nl) 2017-01-19

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP2475892B1 (en) Multi-stage oil separation system including a cyclonic separation stage
US8080080B2 (en) Multi-stage apparatus for separating liquid droplets from gases
KR102110370B1 (ko) 가스 정화를 위한 분리기 장치
JP2005042698A (ja) クランクケースガスを清浄化する方法
US10792604B2 (en) Horizontal coalescing filter
NO333860B1 (no) Innløpsanordning for gravitasjonsseparator
US10814259B2 (en) Device for separating liquid from a gas stream coming from a liquid injected vacuum pump or compressor
US20130312609A1 (en) Apparatus and methods for filtration of solid particles and separation of liquid droplets and liquid aerosols from a gas stream
US9737897B2 (en) Cover for centrifugal filter
US9248456B2 (en) Centrifugal separator with extended post
BE1023276B1 (nl) Inrichting voor het afscheiden van vloeistof uit een gasstroom die uit een vloeistof-geïnjecteerde vacuümpomp of compressor komt
EP0038325A1 (en) Horizontal vapor-liquid separator
CN108786341B (zh) 用于从喷液式压缩机内的气流中分离液体的装置及其方法
JP2014516018A (ja) 空気圧式物質搬送システムにおける方法及び装置
RU2735684C1 (ru) Устройство для сепарации жидкости из газового потока в компрессоре с впрыском жидкости и способ для него
JP2006341153A (ja) 吸引作業車の水・空気分離装置及びこの装置を搭載した吸引作業車
CN208493654U (zh) 高效油雾收集器
BE1018939A3 (nl) Filter.
RU2666443C1 (ru) Сепаратор для очистки газа от примесей
JPH08206403A (ja) 油水の分離装置
CN104121732A (zh) 一种降膜式壳管内置高效油分离器