BE1023262B1 - Koelpakket voor een landbouwvoertuig - Google Patents

Koelpakket voor een landbouwvoertuig Download PDF

Info

Publication number
BE1023262B1
BE1023262B1 BE2015/5355A BE201505355A BE1023262B1 BE 1023262 B1 BE1023262 B1 BE 1023262B1 BE 2015/5355 A BE2015/5355 A BE 2015/5355A BE 201505355 A BE201505355 A BE 201505355A BE 1023262 B1 BE1023262 B1 BE 1023262B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
agricultural vehicle
door
housing
cooling system
actuator
Prior art date
Application number
BE2015/5355A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1023262A1 (nl
Inventor
Lode A. Demonie
Jolan Heyns
Steven Titeca
Frank R.G. Duquesne
Original Assignee
Cnh Industrial Belgium Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cnh Industrial Belgium Nv filed Critical Cnh Industrial Belgium Nv
Priority to BE2015/5355A priority Critical patent/BE1023262B1/nl
Priority to EP16173877.8A priority patent/EP3103319B1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1023262A1 publication Critical patent/BE1023262A1/nl
Publication of BE1023262B1 publication Critical patent/BE1023262B1/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02BINTERNAL-COMBUSTION PISTON ENGINES; COMBUSTION ENGINES IN GENERAL
    • F02B29/00Engines characterised by provision for charging or scavenging not provided for in groups F02B25/00, F02B27/00 or F02B33/00 - F02B39/00; Details thereof
    • F02B29/04Cooling of air intake supply
    • F02B29/045Constructional details of the heat exchangers, e.g. pipes, plates, ribs, insulation, materials, or manufacturing and assembly
    • F02B29/0475Constructional details of the heat exchangers, e.g. pipes, plates, ribs, insulation, materials, or manufacturing and assembly the intake air cooler being combined with another device, e.g. heater, valve, compressor, filter or EGR cooler, or being assembled on a special engine location
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D41/00Combines, i.e. harvesters or mowers combined with threshing devices
    • A01D41/12Details of combines
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D41/00Combines, i.e. harvesters or mowers combined with threshing devices
    • A01D41/12Details of combines
    • A01D41/1252Anti-dust devices
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02MSUPPLYING COMBUSTION ENGINES IN GENERAL WITH COMBUSTIBLE MIXTURES OR CONSTITUENTS THEREOF
    • F02M35/00Combustion-air cleaners, air intakes, intake silencers, or induction systems specially adapted for, or arranged on, internal-combustion engines
    • F02M35/02Air cleaners
    • F02M35/08Air cleaners with means for removing dust, particles or liquids from cleaners; with means for indicating clogging; with by-pass means; Regeneration of cleaners
    • F02M35/086Dust removal by flushing, blasting, pulsating or aspirating flow, washing or the like; Mechanical dust removal, e.g. by using scrapers
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02TCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO TRANSPORTATION
    • Y02T10/00Road transport of goods or passengers
    • Y02T10/10Internal combustion engine [ICE] based vehicles
    • Y02T10/12Improving ICE efficiencies

Abstract

Een landbouwvoertuig (10) bevat een inwendigeverbrandingsmotor (32) en een vloeistofkoelsysteem (70) voor het koelen van minstens één onderdeel (32, 87) aan boord van het landbouwvoertuig. Het landbouwvoertuig ( 10) is gekenmerkt doordat het vloeistofkoelsysteem (70) gepositioneerd is in combinatie samen met de inwendigeverbrandingsmotor (32), en een huis (72, 102) en minstens één koeleenheid bevat die aangebracht is in het huis (72, 102). Een deur (108) is scharnierbaar aangebracht ten opzichte van het huis (102). Een actuator is verbonden met de deur om de deur te bewegen tussen een gesloten positie tegen het huis (102) en een open positie die het reinigen van een binnenkant van het huis mogelijk maakt. Een activator is aan de actuator gekoppeld om de actuator selectief te activeren.

Description

KOELPAKKET VOOR EEN LANDBOUWVOERTUIG
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Deze uitvinding heeft voertuigen voor gebruik in de landbouw, en, meer bepaald op vloeistofkoelsystemen die gebruikt worden met zulke voertuigen.
De term maaidorser (of pikdorser, "combine" in het Engels) voor een voertuig is historisch gegroeid doordat deze machine meerdere oogstfuncties combineert in een enkele oogsteenheid, zoals plukken, dorsen, scheiden en reinigen. Een maaidorser bevat een maaier die het gewas van een veld verwijdert, en een toevoerhuis dat het gewasmateriaal naar een dorsrotor transporteert. De dorsrotor draait in een geperforeerd huis dat de vorm kan hebben van verstelbare dorskorven en op het gewas een dorsbewerking uitvoert om het graan eruit te verwijderen. Eens het graan gedorst is, valt het door perforaties in de dorskorven op een graanschaal. Vanaf de graanschaal wordt het graan gereinigd d.m.v. een reinigingssysteem en wordt daarna naar een graantank aan boord van de maaidorser getransporteerd. Een reinigingsventilator blaast lucht door de zeven om kaf en andere deeltjes vuil naar de achterkant van de maaidorser af te voeren. Oogstmateriaal dat geen graan is (ook niet-graan genoemd), zoals stro, afkomstig van de dorssectie passeert door een restantensysteem, dat een strohakselaar kan gebruiken om het niet-graan te verwerken en naar de achterkant van de maaidorser te richten. Wanneer de graantank vol raakt, wordt de maaidorser gepositioneerd in de buurt van een voertuig waarin het graan moet worden ontladen, zoals een oplegger, een zelflosser, een gewone vrachtwagen of dergelijke; en een ontlaadsysteem op de maaidorser wordt aangedreven om het graan naar het voertuig over te brengen.
Meer bepaald bevat een roterend dors- of scheidingssysteem één of meer rotoren, die zich axiaal (van voor naar achter) of dwars binnen het hoofddeel van de maaidorser kunnen uitstrekken en die gedeeltelijk of volledig omringd zijn door een geperforeerde dorskorf. Het oogstmateriaal wordt gedorst en gescheiden door het draaien van de rotor binnen in de dorskorf. Grover niet-graan, zoals stengels en bladeren, wordt naar de achterkant van de maaidorser getransporteerd en achteraan op het veld ontladen. De gescheiden graankorrels, samen met een deel fijner materiaal dat geen graan is zoals kaf, stof, stro, en andere oogstrestanten worden ontladen via de dorskorven en vallen op een graanschaal waar ze naar een reinigingssysteem getransporteerd worden. Als alternatief kan het graan en fijner niet-graan ook rechtstreeks op het reinigingssysteem zelf vallen.
Een reinigingssysteem scheidt vervolgens het graan van het oogstmateriaal dat geen graan is, en bevat gewoonlijk een ventilator die een luchtstroom opwaarts en naar achteren richt door verticaal aangebrachte zeven die heen en weer bewegen op een voorwaartse en achterwaartse manier. De luchtstroom tilt het lichtere niet-graan op en vervoert het naar het achterste uiteinde van de maaidorser om het op het veld te lossen. Schoon graan, dat zwaarder is, en grotere stukken niet-graan, die niet weggeblazen worden door de luchtstroom, vallen op een oppervlak van een bovenste zeef (ook kortstrozeef genoemd) waar een deel of al het schone graan doorheen passeert naar een onderste zeef (ook bekend als reinigingszeef). Graan en niet-graan die op de bovenste en onderste zeven achterblijven, worden fysiek gescheiden door de heen-en-weergaande actie van de zeven wanneer het materiaal naar achteren beweegt. Alle graan en/of niet-graan dat op het bovenvlak van de bovenste zeef achterblijft wordt aan de achterkant van de maaidorser gelost. Graan dat door de onderste zeef valt, landt op een bodemschaal van het reinigingssysteem, waar het voorwaarts vervoerd wordt naar een schoongraanvij zei.
De schoongraanvijzel transporteert het graan naar een graantank voor tijdelijke opslag. Het graan hoopt zich op tot wanneer de graantank vol is en wordt gelost in een naburig voertuig zoals een oplegger, een zelflosser, een gewone vrachtwagen of dergelijke, door een ontlaadsysteem op de maaidorser dat bediend wordt om graan naar het voertuig over te brengen.
Maaidorsers hebben de neiging om in de loop van de tijd groter en complexer te worden. Naarmate de grootte van de maaidorsers toeneemt, nemen ook de vermogenvereisten toe. Meer vermogen betekent meer warmte opgewekt aan boord van de maaidorser. Onderdelen aan boord van de machine zoals een inwendigeverbrandingsmotor, hydraulische kringen, een aircokring (A/C) enz. bevatten inwendige vloeistoffen die gekoeld moeten worden. Daartoe bevatten maaidorsers gewoonlijk verscheidene afzonderlijke vloeistofkoelers die op verschillende gemakkelijk toegankelijke plaatsen aan boord van de maaidorser gelegen zijn. De radiator voor de inwendigeverbrandingsmotor is bijvoorbeeld gewoonlijk langs een kant van de maaidorser geplaatst, met een draaiende fïlterzeef die in de verticale zijwand van de maaidorser is gepositioneerd. In een ander voorbeeld kan de aircokring in het dak van de operatorcabine gelegen zijn. Zulke koelers zijn effectief om de respectieve onderdelen te koelen, maar kunnen extra plaats innemen aan boord van de maaidorser, en kunnen niet op de beste plaats gelegen zijn om te vermijden dat kaf, stof, enz. belet worden verstopt te raken in de filterzeef of de radiator.
Wat vereist is ten opzichte van de stand van de techniek is een koelsysteem voor een oogstmachine dat de verschillende vloeistoffen aan boord van de oogstmachine effectief koelt, gemakkelijk te installeren is, en kaf, stof, enz. vermijdt.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Deze uitvinding verschaft een landbouwvoertuig dat een koelsysteem bevat met omkeerbare ventilatoren, en een op afstand bediende deur. De deur kan geopend worden door de operator of besturingslogica en de ventilatoren kunnen omgekeerd worden om het stof, deeltjes vuil enz. uit de binnenkant van het koelsysteem te blazen.
In één vorm is de uitvinding gericht op een landbouwvoertuig dat een inwendigeverbrandingsmotor bevat, en een vloeistofkoelsysteem voor het koelen van minstens één onderdeel aan boord van het landbouwvoertuig. Het landbouwvoertuig is gekenmerkt doordat: het vloeistofkoelsysteem gepositioneerd is samen met de inwendigeverbrandingsmotor, en een huis en minstens één koeleenheid bevat die aangebracht is in het huis. Een deur is schamierbaar aangebracht ten opzichte van het huis. Een actuator is verbonden met de deur om de deur te bewegen tussen een gesloten positie tegen het huis en een open positie die het reinigen van een binnenkant van het huis mogelijk maakt. Een activator is aan de actuator gekoppeld, om de actuator selectief te activeren.
Een voordeel van deze uitvinding is dat de stromingsrichting van de lucht door het koelsysteem omgekeerd kan worden terwijl de deur open staat om de binnenkant van het koelsysteem te reinigen.
Een ander voordeel is dat het koelsysteem ventilatoren bevat die omgekeerd kunnen worden in coördinatie met een open/sluit-positie van de deur van het koelsysteem, om daarbij de binnenkant van het koelsysteem te reinigen wanneer de deur minstens gedeeltelijk open staat.
Nog een ander voordeel is dat een verbrandingsluchtleiding die verbrandingslucht aan de inwendigeverbrandingsmotor toevoert d.m.v. vloeistof met het koelsysteem verbonden is, en verbrandingslucht van binnen of van buiten het koelsysteem kan toevoeren.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De bovenvermelde en andere kenmerken en voordelen van deze uitvinding en de manier om ze te bereiken, zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen kunnen worden door verwijzing naar de volgende beschrijving van uitvoeringsvormen van de uitvinding samen met de bijbehorende tekeningen, gekenmerkt doordat:
Figuur 1 een zijaanzicht is van een uitvoeringsvorm van een landbouwvoertuig in de vorm van een maaidorser, die een uitvoeringsvorm bevat van een koelsysteem van deze uitvinding;
Figuur 2 een zijaanzicht is van een deel van de inwendige onderdelen van de maaidorser die weergegeven is in Figuur 1, met inbegrip van de graantank, een inwendigeverbrandingsmotor en een koelsysteem, zoals weergegeven in Figuur 1;
Figuur 3 een zijaanzicht is van de inwendige onderdelen die weergegeven zijn in Figuur 2;
Figuur 4 een zijaanzicht is van het koelpakket dat weergegeven is in de Figuren 2 en 3;
Figuur 5 een gedeeltelijk gefragmenteerd, eindaanzicht is van een andere uitvoeringsvorm van een koelpakket van deze uitvinding;
Figuur 6 een zijaanzicht is van het koelpakket dat weergegeven is in Figuur 9, met de deur in een gedeeltelijk geopende positie;
Figuur 7 een verdere aanpassing is van het koelpakket dat weergegeven is in Figuren 5 en 6, met een verbrandingsluchtleiding voor de inwendigeverbrandingsmotor die verbonden is met het koelpakket;
Figuur 8 een perspectiefaanzicht is van de verbrandingsluchtleiding, met de deur voor het koelpakket in een gedeeltelijk open positie, en met 2 leiplaten om het debiet van de lucht door de verbrandingsluchtleiding te regelen; en
Figuur 9 een zijaanzicht is van een gedeelte van de verbrandingsluchtleiding dat weergegeven is in Figuren 7 en 8, met de 2 leiplaten in een tussenliggende positie.
Overeenkomstige verwijzingen (nummers en/of letters) geven door alle verschillende aanzichten heen overeenkomstige onderdelen aan. De hier uiteengezette voorbeelden illustreren uitvoeringsvormen van de uitvinding en zulke voorbeelden mogen niet geïnterpreteerd worden alsof ze de reikwijdte van de uitvinding op enige wijze zouden beperken.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING
De termen "graan", "stro" en "niet-gedorste aren" worden over heel deze specificatie voornamelijk gebruikt voor het gemak, maar er dient verstaan te worden dat deze termen niet beperkend bedoeld zijn. Dus "verwijst “graan” naar dat deel van het oogstmateriaal dat gedorst en gescheiden wordt van het weg te gooien deel van het oogstmateriaal, waarnaar verwezen wordt als "oogstmateriaal dat geen graan is", of stro. Onvolledig gedorst oogstmateriaal wordt "niet-gedorste aren" genoemd. Ook de termen "voorwaarts", "achterwaarts", "links" en "rechts", wanneer ze gebruikt worden in verband met de oogstmachines en/of onderdelen ervan zijn gewoonlijk bepaald met verwijzing naar de voorwaartse rijrichting van de oogstmachine in werking, maar nogmaals, ze mogen niet geïnterpreteerd worden als beperkende termen. De termen “in de lengte”, “lengte-” en “dwars” zijn bepaald ten opzichte van de voorwaartse-achterwaartse richting van de oogstmachine en mogen evenmin als beperkend gezien worden.
Met verwijzing nu naar de tekeningen en meer bepaald naar Figuur 1, wordt een oogstmachine weergegeven in de vorm van een maaidorser 10, die over het algemeen een chassis 12, wielen 14 en 16 die met de grond contact maken, een maaier 18, een toevoerhuis 20, een operatorcabine 22, een dors- en scheidings systeem 24, een reinigingssysteem 26, een graantank 28, en een lossysteem 30 bevatten. De lostransporteur 30 is geïllustreerd als een losvijzel, maar kan ook geconfigureerd worden als een riemtransporteur, een kettinglift enz.
Voorwielen 14 zijn grotere wielen van het flotatietype en achterwielen 16 zijn kleinere bestuurbare wielen. De aandrijfkracht wordt selectief aangebracht op de voorwielen 14 door een krachtbron in de vorm van een dieselmotor 32 en een transmissie (niet weergegeven). Hoewel maaidorser 10 weergegeven is met wielen, dient ook te worden begrepen dat maaidorser 10 rupsbanden kan bevatten, bv. volledige of halve rupsbanden.
Maaier 18 is aangebracht op de voorkant van de maaidorser 10 en bevat een maaibalk 34 voor het afsnijden van gewassen van een veld tijdens het vooruit bewegen van de maaidorser 10. Een draaibare haspel 36 voert gewas toe aan de maaier 18, en een dubbele vijzel 38 voert gehakt gewas lateraal naar binnen toe aan elke kant van het toevoerhuis 20. Toevoerhuis 20 transporteert het afgesneden gewas naar het dors- en scheidingssysteem 24, en is selectief verticaal beweegbaar met behulp van geschikte actuators, bv. hydraulische cilinders (niet weergegeven).
Het dors- en scheidingssysteem 24 is van het type met axiale stroming en bevat over het algemeen een rotor 40 die minstens gedeeltelijk omsloten wordt door en draaibaar is binnen een overeenkomstige geperforeerde dorskorf 42. De afgesneden gewassen worden gedorst en gescheiden door de rotatie van de rotor 40 binnen in dorskorf 42, en grotere elementen, zoals stengels, bladeren en dergelijke worden vanaf de achterkant van maaidorser 10 ontladen. Kleinere elementen van het oogstmateriaal, met inbegrip van graan en oogstmateriaal dat geen graan is, inclusief deeltjes die lichter zijn dan graan, zoals kaf, stof en stro, worden ontladen via de perforaties van dorskorf 42.
Graan dat door het dors- en scheidingssysteem gescheiden werd, valt op een graanschaal 44 en wordt verder naar het reinigingssysteem 26 getransporteerd. Reinigingssysteem 26 kan een facultatieve voorreinigingszeef 46 bevatten, een bovenste zeef 48 (ook bekend als kortstrozeef), een onderste zeef 50 (ook bekend als reinigingsschoen), en een reinigingsventilator 52. Graan op zeven 46, 48 en 50 wordt onderworpen aan een reinigingsactie door ventilator 52 die een luchtstroom opwekt door de zeven om kaf en andere onzuiverheden zoals stof uit het graan te verwijderen door ervoor te zorgen dat dit materiaal in de lucht zweeft om het te ontladen via de strokap 54 van de maaidorser 10. De graanschaal 44 en de voorreinigingszeef 46 bewegen heen en weer in de lengterichting van de machine om het graan en fijner oogstmateriaal dat geen graan is naar het bovenvlak van de bovenste zeef 48 te transporteren. De bovenste zeef 48 en de onderste zeef 50 zijn verticaal ten opzichte van elkaar aangebracht, en bewegen ook heen en weer in de lengterichting van de machine om het graan over zeven 48, 50 te verspreiden, waarbij gereinigd graan onder invloed van de zwaartekracht door de openingen van de zeven kan vallen 48, 50.
Gereinigd graan valt op een schoongraanvijzel 56 die overdwars onder en vóór de onderste zeef 50 is geplaatst. Schoongraanvijzel 56 ontvangt schoon graan vanaf elke zeef 48, 50 en vanaf de onderste schaal 58 van het reinigingssysteem 26. Schoongraanvijzel 56 transporteert het schone graan lateraal naar een over het algemeen verticaal aangebrachte graanelevator om het naar de graantank 28 te transporteren. Niet-gedorste aren vallen uit het graanreinigingssysteem een vijzel voor niet-gedorste aren trog 62. De niet-gedorste aren worden via een vijzel voor niet-gedorste aren 64 en terugvoervijzel 66 naar het stroomopwaarts gelegen uiteinde van het graanreinigingssysteem 26 getransporteerd om een herhaalde reinigingsactie te ondergaan. Dwarse vijzels 68 op de bodem van graantank 28 transporteren het schone graan van de graantank 28 naar de losvijzel 30 om het uit de maaidorser 10 te ontladen.
Volgens een aspect van deze uitvinding bevat maaidorser 10 een koelsysteem 70 voor het koelen van minstens één onderdeel aan boord van de maaidorser 10 (Figuren 2-6). Het koelsysteem 70 kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor het koelen van de inwendigeverbrandingsmotor 32, uitlaatgassen en verbrandingsgassen die betrekking hebben op de inwendigeverbrandingsmotor 32, een hydraulische kring (niet weergegeven), een airco-kring (A/C) 87 verbonden met de operatorcabine 22, en/of andere vloestoftransporterende onderdelen aan boord van de maaidorser 10.
Het koelsysteem 70 heeft de vorm van een integraal koelpakket 71 dat gelegen is tussen de inwendigeverbrandingsmotor 32 en de graantank 28. Het koelpakket 71 bevat een huis 72 en een reeks koeleenheden 74 die aangebracht zijn in een zij-aan-zij-wijze binnen in het huis 72, dwars op een voorwaartse-achterwaartse richting 76 van de maaidorser 10. Elke koeleenheid 74 bevat over het algemeen een filterzeef 78, een vloeistofkoeler 80 en een ventilator 82. De filterzeef 78 bevindt zich aan de inlaat 84 van de overeenkomstige koeleenheid 74 in de buurt van de graantank 28, en de ventilator 82 bevindt zich aan de uitgang 86 van de overeenkomstige koeleenheid 74 in de buurt van de inwendigeverbrandingsmotor 32. De inlaat 84 stelt lucht in staat in de respectieve koeleenheid 74 gezogen te worden, en de uitgang 86 maakt het mogelijk om lucht uit de respectieve koeleenheid 74 te zuigen.
In de geïllustreerde uitvoeringsvorm is de inwendigeverbrandingsmotor 32 aan de achterkant van de graantank 28 gelegen. Dus is de inlaat 84 gelegen aan de voorkant (niet genummerd) van het koelpakket 71 die naar de achterkant van de graantank 28 kijkt. Omgekeerd is de uitgang 86 gelegen aan de achterkant (niet genummerd) van het koelpakket 71 die naar de voorkant van de inwendigeverbrandingsmotor 32 kijkt. In de veronderstelling dat de inwendigeverbrandingsmotor 32 onder of aan de voorkant van de graantank 28 gelegen is, kan de inlaat/voorkant van het koelpakket 71 respectievelijk naar de bodem of het voorvlak van de graantank 28 kijken.
Elke vloeistofkoeler 80 is geconfigureerd om een overeenkomstig type vloeistof te koelen, zoals een koelvloeistof voor een inwendigeverbrandingsmotor, hydraulische olie in een hydraulische vermogenkring, een koelvloeistof gebruikt in een A/C-kring enz. De vloeistofkoelers kunnen geconfigureerd worden met elke mogelijke combinatie van koelkringen, en kunnen allemaal dezelfde zijn, gedeeltelijk dezelfde, of allemaal verschillend van elkaar. In de veronderstelling dat één of meer van de vloeistofkoelers 80 verschillend ten opzichte van elkaar geconfigureerd is of zijn, zijn deze koelkringen dan waarschijnlijk onafhankelijk van elkaar. Als er echter meerdere vloeistofkoelers gelijk geconfigureerd zijn, kunnen deze koelkringen daarna onafhankelijk van elkaar werken of in serie of in parallel met elkaar verbonden zijn. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm worden de drie vloeistofkoelers 80 verondersteld verschillend van elkaar geconfigureerd te zijn en ook onafhankelijk van elkaar. Een vloeistofkoeler 80 is geconfigureerd als een radiator voor de inwendigeverbrandingsmotor 32, een andere vloeistofkoeler 80 is geconfigureerd als een oliekoeler voor een hydraulische kring, en de derde vloeistofkoeler 80 is geconfigureerd als een warmtewisselende spiraal voor een A/C-kring 87 die verbonden is met de operatorcabine 22. De vloeistofkoelers 80 kunnen ook geconfigureerd zijn als andere types vloeistofkoelers, zoals een tussenkoeler of een nakoeler.
Elke filterzeef 78 werkt als een grove filter om te beletten dat stof, kaf enz. de overeenkomstige koeleenheid 74 binnenkomt. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm is elke filterzeef 78 geconfigureerd als een draaiende filterzeef die over het algemeen verticaal gepositioneerd is (Figuren 2-4) of onder een scherpe hoek ten opzichte van de verticale (Figuren 5-8). Elk draaiende filterzeef 78 kan een reinigingsvoorziening 88 bevatten voor het verwijderen van kaf, vuil enz. van de filterzeef als het draait. Elke filterzeef 78 kan ook geconfigureerd worden om naar en weg van de respectieve koeleenheid 74 te bewegen om de respectieve koeleenheid 74 te reinigen en toegankelijk te maken (zie Figuur 6). De filterzeef 78 kan manueel beweegbaar zijn of kan beweegbaar zijn door gebruik te maken van een geschikte aangedreven actuator, zoals een pneumatische actuator of een elektrische motor- en tandwielopstelling.
Elke ventilator 82 is geconfigureerd om lucht te bewegen door de respectieve koeleenheid 74 voor een effectieve vloestof-luchtkoeling. Het toerental, de spoedhoek van de bladen enz. kan natuurlijk variëren, afhankelijk van de bijzondere behoeften van de koeleenheid 74. Het luchtdebiet aan de uitgaande zijde van de koeleenheid 74 kan gebruikt worden om een zone aan boord van maaidorser 10 te koelen en/of te reinigen. Lucht afkomstig van de uitgang 86 van de koeleenheid 74 die geconfigureerd is als een radiator kan bijvoorbeeld gebruikt worden om zowel te koelen, te reinigen en het opeenhopen van vuil en kaf op de inwendigeverbrandingsmotor 32 te beletten.
Een of meer van de ventilatoren 82 kunnen ook geconfigureerd worden om de stromingsrichting van de lucht door de overeenkomstige koeleenheid 74 om te keren. Dit kan gebeuren door gebruik te maken van een omkeerbare motor, ofwel kunnen de bladen een variërende spoedhoek hebben om de stromingsrichting van de lucht om te keren. Wanneer de lucht daarna in de tegenovergestelde richting stroomt, zodat de inlaat 84 in feite de uitgang is van de koeleenheid 74, kan dit luchtdebiet daarna gebruikt worden om de filterzeef 78 te reinigen. Als alternatief kan de achteruit blazende lucht gebruikt worden om andere onderdelen van de maaidorser 10 te reinigen en/of te koelen. Bijvoorbeeld met verwijzing naar de Figuren 2 en 3, kan de lucht die in een omgekeerde richting 90 stroomt onder de graantank 28 geleid worden naar het buitenste oppervlak van de dorskorven om dit gebied binnen de maaidorser 10 te reinigen. De filterzeven kunnen van de koeleenheid 74 weg bewogen worden, zoals weergegeven in de Figuur 6, om de lucht te laten stromen met een hoger debiet en/of een hogere snelheid voor een betere reiniging. De achterwaarts stromende lucht kan ook gebruikt worden om een ander gekozen gebied in de maaidorser 10 te reinigen. Daartoe kunnen geschikte plénums, kanalen geleidingen enz. (niet weergegeven) gebruikt worden om de lucht naar een gekozen plaats aan boord van de maaidorser 10 te richten.
Nu met verwijzing naar de Figuren 5 en 6, wordt een andere uitvoeringsvorm weergegeven van een koelpakket 100 dat vergelijkbaar is met het koelsysteem 70 dat hierboven weergegeven en beschreven is. Koelpakket 100 bevat over het algemeen een huis 102, en een reeks koeleenheden 103 die zij-aan-zij binnen het huis 102 zijn opgesteld. Elke koeleenheid 103 bevat over het algemeen een filterzeef 104, een vloeistofkoeler (niet specifiek weergegeven) binnen het huis 102, en een ventilator 106. Een deur 108 draagt de filterzeven 104 en is beweegbaar tussen een gesloten positie (Figuur 5) en een open positie (Figuur 6). De deur 108 is afgedicht ten opzichte van het huis 102, en bevat een afdichting 110 die op een passende flens 112 op het huis 102 aansluit wanneer de deur 108 in de gesloten positie staat. De deur 108 heeft een schamieras 114 die zo gelegen is dat er een spleet 116 is tussen de deur 108 en huis 102 zodat de deeltjes vuil en ander materiaal door de spleet 116 kumien vallen bij de reiniging wanneer de deur 108 in de open positie staat.
Meer bepaald en verwijzend naar Figuur 5, kan de deur 108 vanop afstand tussen de open en gesloten posities bewogen worden door gebruik te maken van een actuator 120 en een activator 122. De actuator 120 is verbonden met de deur 108 en is geconfigureerd om de deur 108 te bewegen tussen een gesloten positie tegen het huis 102 en een open positie om waarbij het mogelijk is de binnenkant van het huis 102 te reinigen. De actuator 120 kan eender welk geschikt type actuator zijn, zoals een elektrische actuator of een door vloeistof aangedreven actuator. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm wordt de actuator 120 verondersteld een lineaire hydraulische actuator te zijn (bv. een hydraulische cilinder), met een hydraulische plunjer 124 die op een geschikte plaats verbonden is met de deur 108. In de weergegeven uitvoeringsvorm heeft de plunjer 124 een haakvormig verst afgelegen uiteinde 126 dat zich uitstrekt door een gat 128 dat in de deur 108 is gevormd. Andere geschikte types scharnierende verbindingen zijn ook mogelijk.
De actuator 120 is weergegeven als zijnde bediend door een elektrische verwerkingskring 130, die op zijn beurt een ingangssignaal krijgt van de activator 122. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm wordt de activator 122 verondersteld een schakelaar te zijn in de operatorcabine 22 die manueel ingedrukt kan worden door de operator om de deur 108 te openen. De schakelkast kan bijvoorbeeld een tijdelijke drukknopschakelaar of een virtuele schakelaar zijn op een videodisplay. De activator 122 verschaft een uitgangssignaal naar de elektrische verwerkingskring 130, dat op zijn beurt de actuator 120 bedient. Als alternatief kan de elektrische verwerkingskring 130 zelfs als activator optreden, op basis van een of ander gemeten ingangssignaal dat verbonden is met het koelpakket 100 (bv., het luchtdebiet dat aangeeft dat het koelpakket 100 gereinigd moet worden), of een activering op basis van de tijd enz.
Het koelpakket 100 bevat ook één of meer ventilatoren 106, waarbij elke ventilator 106 verbonden is met een respectieve koeleenheid 103 en bestemd is om de lucht in een eerste richting te bewegen (bv. naar de inwendigeverbrandingsmotor) en een tweede richting (bv. weg van de inwendigeverbrandingsmotor). De activator 122 voert een selectieve bediening uit van minstens één van de ventilatoren 106 om de lucht selectief te bewegen in de eerste of de tweede richting, afhankelijk van het feit of de deur 108 in de open positie of in de gesloten positie staat. De ventilatorrichting kan bijvoorbeeld omgekeerd worden om lucht naar de deur 108 te blazen, en daarbij de binnenkant van het koelpakket 100 te reinigen. De omkering van de stromingsrichting van de lucht kan gebeuren door de rotatierichting of de spoedhoek van de bladen van de ventilator 106 te veranderen. Deze omkering kan gebeuren wanneer de deur 108 in een voorafbepaalde positie staat, zoals een gedeeltelijk open of de volledig open positie. Op die manier kunnen kaf of stof enz. uit de binnenkant van het koelpakket 100 geblazen worden.
Het koelpakket 100 kan ook verbonden worden met een verbrandingsluchtleiding 132 die de binnenkant van het koelpakket 100 en de inwendigeverbrandingsmotor 32 verbindt (Figuren 7 en 8). De verbrandingsluchtleiding 132 bevat minstens één leiplaat 134 die selectief bruikbaar is om de verbrandingslucht in de verbrandingsluchtleiding 132 te laten binnenkomen, hetzij vanaf de binnenkant of vanaf de buitenkant van het koelpakket 100.
Meer bepaald met verwijzing naar de Figuren 7-9, kan de verbrandingsluchtleiding 132 een paar leiplaten 134A en 134B bevatten die elk beweegbaar zijn tussen een open en een gesloten positie, waarbij één van de leiplaten 134A de verbrandingslucht in staat stelt de verbrandingsluchtleiding 132 binnen te komen vanaf de binnenkant van het koelpakket 100 wanneer hij in de open positie staat, en de andere leiplaat 134B de verbrandingslucht in staat stelt om de verbrandingsluchtleiding 132 binnen te komen vanaf de buitenkant van het koelpakket wanneer hij in de open positie staat. Figuur 7 toont de verbrandingslucht die binnenkomt vanaf het uiteinde van de inlaat naar de verbrandingsluchtleiding 132, in de buurt van de deur 108, wanneer de leiplaat 134A in de open positie staat. Figuur 8 toont de leiplaat 134A gesloten en de plaat 134B open, met de verbrandingslucht die vanuit een afzonderlijke leiding 136 binnenkomt die zich uitstrekt naar de bodem en buitenkant van het koelpakket 100.
Zoals weergegeven in Figuur 9, kunnen de twee leiplaten 134A en 134B geconfigureerd worden om gelijktijdig samen te bewegen zodat wanneer de ene leiplaat open is, de andere leiplaat gesloten is, en omgekeerd. De twee leiplaten 134A en 134B zijn elk weergegeven in een gedeeltelijk open positie in Figuur 9.
Een actuator met een passende configuratie kan verbonden worden met een hefboom 136, die op zijn beurt verbonden is met een paar armen 138, die elk aan hun verst afgelegen uiteinde een rol 140 bevatten. Elke arm 138 en rol 140 is verbonden met een respectieve leiplaat 134A of 134B. De actuator (niet specifiek weergegeven) kan van elk geschikt type zijn, zoals een elektrische of pneumatische actuator. Als alternatief kunnen de leiplaten 134A en 134B passief aangedreven worden. De leiplaten 134A en 134B kunnen bijvoorbeeld gedwongen worden in een gesloten of open positie door gebruik te maken van een onder veerdruk staand scharnier of dergelijke, en geopend en gesloten worden door gebruik te maken van drukverschillen op basis van de toestand van de inwendigeverbrandingsmotor 32 (draaiend of niet draaiend), of van de werking van de ventilatoren 106 (voorwaartse of achterwaartse draaiend) enz. Dus worden/zijn zowel de actieve als de passieve activering van de leiplaten 134A en 134B overwogen en mogelijk, op basis van de specifieke configuratie van het koelpakket 100.

Claims (14)

  1. CONCLUSIES:
    1. Een landbouwvoertuig ( 10), bestaande uit: een inwendigeverbrandingsmotor (32) ; een vloeistofkoelsysteem (70) voor het koelen van minstens één onderdeel (32, 87) aan boord van de oogstmachine (10), waarbij het landbouwvoertuig (10) gekenmerkt is doordat: het vloeistofkoelsysteem (70) gepositioneerd is samen met de inwendigeverbrandingsmotor (32), en een huis (72, 102) bevat, en minstens één koeleenheid (74) die in het huis (72, 102) aangebracht is; een deur (108) die schamierbaar aangebracht is ten opzichte van het huis (102); een actuator (120) die verbonden is met de deur (108) om de deur (108) te bewegen tussen een gesloten positie tegen het huis (102) en een open positie die het reinigen van een binnenkant van het huis (102) mogelijk maakt; en een activator (122) die aan de actuator (120) gekoppeld is, om de actuator (120) selectief te activeren.
  2. 2. Landbouwvoertuig (10) volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de activator (122) het volgende bevat: een schakelaar (122); en/o f een elektrische verwerkingskring (130).
  3. 3. Landbouwvoertuig (10) volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat de activator geplaatst is binnen een operatorcabine (87) van het voertuig (10).
  4. 4. Landbouwvoertuig (10) volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de actuator (120) bestaat uit: een elektrische actuator; of een door vloeistof aangedreven actuator.
  5. 5. Landbouwvoertuig (10) volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het vloeistofkoelsysteem (70) minstens één ventilator bevat, waarbij elke ventilator verbonden is met een respectieve koeleenheid en bestemd is om de lucht in een eerste richting te bewegen; en de activator een selectieve bediening uitvoert van minstens één van de ventilatoren om de lucht selectief in de eerste of de tweede richting te bewegen, afhankelijk van het feit of de deur in de open positie of in de gesloten positie staat.
  6. 6. Landbouwvoertuig (10) volgens conclusie 1, die verder een verbrandingsluchtleiding bevat die d.m.v. vloeistof de binnenkant van het vloeistofkoelsysteem en de inwendigeverbrandingsmotor verbindt, waarbij de verbrandingsluchtleiding minstens één leiplaat bevat die selectief bruikbaar is om de verbrandingslucht in de verbrandingsluchtleiding te laten binnenkomen, hetzij vanaf de binnenkant of vanaf de buitenkant van het vloeistofkoelsysteem.
  7. 7. Landbouwvoertuig (10) volgens conclusie 6, gekenmerkt doordat de minstens één leiplaat twee leiplaten bevat die elk beweegbaar zijn tussen een open en een gesloten positie, waarbij één van de leiplaten de verbrandingslucht in staat stelt de verbrandingsluchtleiding binnen te gaan vanaf de binnenkant van het vloeistofkoelsysteem wanneer hij in de open positie staat, en een andere van de leiplaten de verbrandingslucht in staat stelt de verbrandingsluchtleiding binnen te gaan vanaf de binnenkant van het vloeistofkoelsysteem wanneer hij in de open positie staat.
  8. 8. Landbouwvoertuig (10) volgens conclusie 7, gekenmerkt doordat de beide leiplaten gelijktijdig kunnen bewegen zodat wanneer de ene leiplaat open is, de andere leiplaat gesloten is, en omgekeerd.
  9. 9. Landbouwvoertuig (10) volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het vloeistofkoelsysteem minstens één koeleenheid bevat, en elke koeleenheid (74) een fïlterzeef (78) bevat, een vloeistofkoeler (80) en een ventilator (82).
  10. 10. Landbouwvoertuig (10) volgens conclusie 9, gekenmerkt doordat elke fïlterzeef gedragen wordt door de deur.
  11. 11. Landbouwvoertuig (10) volgens conclusie 9, gekenmerkt doordat elke fïlterzeef (78) een draaiende fïlterzeef is die over het algemeen verticaal gepositioneerd is of onder een scherpe hoek ten opzichte van de verticale.
  12. 12. Landbouwvoertuig (10) volgens conclusie 9, gekenmerkt doordat elke vloeistofkoeler (80) één van de volgende elementen bevat: een radiator voor de inwendigeverbrandingsmotor (32); een oliekoeler voor een hydraulische kring; een tussenkoeler; een nakoeler; en een warmtewisselende spiraal voor een airconditioning (87) in een operatorcabine (22).
  13. 13. Landbouwvoertuig (10) volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de deur (108) een schamieras (114) heeft die zo aangebracht is dat de deur (108) van het huis (102) weg kan zwaaien, om daarbij een opening (116) te creëren om de binnenkant van het koelsysteem te reinigen wanneer de deur minstens gedeeltelijk open staat.
  14. 14. Landbouwvoertuig ( 10) volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het landbouwvoertuig (10) een maaidorser bevat.
BE2015/5355A 2015-06-10 2015-06-10 Koelpakket voor een landbouwvoertuig BE1023262B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/5355A BE1023262B1 (nl) 2015-06-10 2015-06-10 Koelpakket voor een landbouwvoertuig
EP16173877.8A EP3103319B1 (en) 2015-06-10 2016-06-10 Cooling package for an agricultural vehicle

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/5355A BE1023262B1 (nl) 2015-06-10 2015-06-10 Koelpakket voor een landbouwvoertuig

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1023262A1 BE1023262A1 (nl) 2017-01-16
BE1023262B1 true BE1023262B1 (nl) 2017-01-16

Family

ID=54065630

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2015/5355A BE1023262B1 (nl) 2015-06-10 2015-06-10 Koelpakket voor een landbouwvoertuig

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP3103319B1 (nl)
BE (1) BE1023262B1 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3786891A (en) * 1969-08-25 1974-01-22 Deere & Co Engine enclosure for a harvesting machine
EP1923551A2 (en) * 2006-11-14 2008-05-21 Delphi Technologies, Inc. Bypass assembly for a charge-air cooler including two valve members
EP1950074A1 (de) * 2007-01-26 2008-07-30 Maschinenfabrik Bernhard Krone GmbH Selbstfahrende landwirtschaftliche Maschine
US20080261507A1 (en) * 2007-04-18 2008-10-23 D Hondt David Blow-off incorporating apparatus for evacuating water and dirt from a cooler box of a cooling system
US20080256915A1 (en) * 2007-04-18 2008-10-23 D Hondt David S Self-cleaning blow-off
US20080257531A1 (en) * 2007-04-18 2008-10-23 D Hondt David S Engine and cooling system arrangement for a harvester

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102007040661A1 (de) * 2007-08-27 2009-03-05 Behr Gmbh & Co. Kg Saugrohr für einen Verbrennungsmotor

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3786891A (en) * 1969-08-25 1974-01-22 Deere & Co Engine enclosure for a harvesting machine
EP1923551A2 (en) * 2006-11-14 2008-05-21 Delphi Technologies, Inc. Bypass assembly for a charge-air cooler including two valve members
EP1950074A1 (de) * 2007-01-26 2008-07-30 Maschinenfabrik Bernhard Krone GmbH Selbstfahrende landwirtschaftliche Maschine
US20080261507A1 (en) * 2007-04-18 2008-10-23 D Hondt David Blow-off incorporating apparatus for evacuating water and dirt from a cooler box of a cooling system
US20080256915A1 (en) * 2007-04-18 2008-10-23 D Hondt David S Self-cleaning blow-off
US20080257531A1 (en) * 2007-04-18 2008-10-23 D Hondt David S Engine and cooling system arrangement for a harvester

Also Published As

Publication number Publication date
EP3103319A1 (en) 2016-12-14
EP3103319B1 (en) 2020-01-08
BE1023262A1 (nl) 2017-01-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1022423B1 (nl) Hakselaar en strooier voor een oogstmachine
US10653069B2 (en) Residue handling system for an agricultural harvester
US10588261B2 (en) Residue handling system for an agricultural harvester
BE1023983A9 (nl) Geïntegreerd omkeersysteem met riemkoppeling
EP3114918B1 (en) System for directional control of air flow in an agricultural harvester
AU2018204648B2 (en) Residue management system with a selection door for an agricultural vehicle
BE1022544B1 (nl) Vijzel van graanmaaier voor een oogstmachine
EP3262920B1 (en) Fan in straw beater to avoid strawhood blockages
EP3153678B1 (en) Agricultural harvester
EP2368417B1 (de) Erntemaschine mit einer Siebeinrichtung für Kühlluft
BE1022412B1 (nl) Transversaal gerichte koelmodule voor een oogstmachine
WO2014141792A1 (ja) コンバイン
BE1023262B1 (nl) Koelpakket voor een landbouwvoertuig
EP3011823B1 (en) Combine with a weight transfer and residue spreading apparatus
BE1021870B1 (nl) Aandrijving met een variabele slag voor een reinigingssysteem in een oogstmachine.
BE1022077B1 (nl) Stroschudopstelling voor een oogstmachine
BE1025208B1 (nl) Koeler met geschrankte kernen voor een voertuig
BE1021985B1 (nl) Graantank met verhoogde opslagcapaciteit voor een oogstmachine.
JP2014158454A (ja) コンバイン