BE1022409B1

BE1022409B1 - Verbeteringen in vierkantebalenpersen

Info

Publication number: BE1022409B1
Application number: BE2014/0596A
Authority: BE
Inventors: Xavier G.J.M. Bonte; Rycke Stefan De; Frederik Demon; Luigi Forghieri
Original assignee: Cnh Industrial Belgium Nv
Priority date: 2014-08-01
Filing date: 2014-08-01
Publication date: 2016-03-24
Also published as: WO2016016071A1; EP3193580B1; EP3193580A1; US20170223899A1; US10412897B2

Abstract

Een vierkantebalenpers wordt onthuld die een balenkamer bevat met een bodem (12) die gevormd wordt door op een zekere afstand van elkaar gelegen profielen (13), zijwanden en een bovenwand, en een dichtheidsregelende gordel (116) die de balenkamer omringt. In de uitvinding wordt de dichtheidsregelende gordel (116) gevormd door een U-vormig frame met drie balken om de bodem van de balenkamer te ondersteunen en twee rechtopstaande balken (117) om de zijwanden van de balenkamer te ondersteunen, en een spanstang (176) die losmaakbaar bevestigd is aan de twee opstaande balken (117) om te voorkomen dat de opstaande balken (117) uit elkaar gaan.

Description

VERBETERINGEN IN VIERKANTEBALENPERSEN

Deze uitvinding heeft betrekking op een vierkantebalenpers.

Achtergrond van de uitvinding

In een vierkantebalenpers beweegt een plunjer heen en weer binnen een balenkamer om plakken gewas die toegevoerd worden aan een balenkamer door een opening in de bodem van de balenkamer samen te persen. Nadat een baal een gewenste lengte heeft bereikt, wordt hij met touwen geknoopt d.m.v. een reeks knopenleggers die boven de balenkamer zijn aangebracht. Scharnierende boogvormige naalden gaan door de balenkamer heen om touwen van langs onder door de balenkamer omhoog te brengen tot aan de knopenleggers om ze rond de voltooide balen te knopen.

Om touwen rond de voltooide balen te kunnen wikkelen is minstens de bodem van de balenkamer niet als een enkel doorlopend oppervlak gemaakt, maar bestaat hij in de plaats daarvan uit afzonderlijke langwerpige elementen, in deze beschrijving profielen genoemd, die op een zekere afstand van elkaar gelegen zijn, waarbij de touwen en de naalden in de aldus gevormde tussenruimten naar de balenkamer kunnen overgaan. Een vergelijkbare constructie met behulp van op een zekere afstand van elkaar gelegen profielen kan ook gebruikt worden voor de zijwanden en voor de bovenwand van de balenkamer.

Om de densiteit van de baal te kunnen wijzigen, is de bovenwand dikwijls zo ontworpen dat hij beweegbaar is, waarbij dit verwezenlijkt wordt door in de bovenwand een deur aan te brengen die ten opzichte van de zijwanden van de balenkamer rond een horizontale as kan scharnieren.

Om de integriteit van de balenkamer te behouden, is een steunstructuur nodig om de profielen op de gewenste relatieve posities te houden en vervorming van de balenkamer te voorkomen. Een typische constructie van een bekende balenkamer wordt getoond in Figuur 1, die een perspectief aanzicht geeft van een conventionele balenkamer gezien vanaf het achterste uiteinde van de balenpers.

In Figuur 1 wordt de bodem 12 van de balenkamer 10 gevormd door op een zekere afstand van elkaar gelegen profielen 13 die aan hun achterste uiteinde bevestigd zijn aan een eerste frame 14 en aan hun voorste uiteinde aan een tweede frame, dat hier de "dichtheidsregelende gordel" 16 genoemd wordt. Zowel het achterste frame 14 als de dichtheidsregelende gordel 16 bestaan traditioneel uit stijve balken die in de hoeken aan elkaar gelast zijn. De twee frames 14, 16 zijn met elkaar verbonden door zich overlangs uitstrekkende balken 18 en 20 vormen een ruimtelijk frame waarop de zijwanden en een scharnierende plafonddeur (niet weergegeven) aangebracht zijn om een rechthoekige of vierkante balenkamer te definiëren.

De bovenste balk 16a van de dichtheidsregelende gordel 16 vervult meerdere functies. Eerst belet hij dat de twee opstaande balken 16b van de dichtheidsregelende gordel 16 uit elkaar gaan en daartoe moet hij de compressiekrachten die erop aangebracht worden door de heen-en-weer-gaande plunjer weerstaan. Ten tweede belet de bovenste balk 16a dat de bovenwand van de balenkamer naar buiten buigt. Ten derde verschaft de balk 16a een stevige plaats voor het scharnier van de beweegbare bovenste deur van de balenkamer.

De knopenleggers moeten ook stevig aangebracht zijn ten opzichte van de balenkamer 10 en traditioneel zijn ze vóór de dichtheidsregelende gordel 16 op een afzonderlijke balk aangebracht. De bovenste balk 16a van de dichtheidsregelende gordel 16 mag in dit geval de verwijdering van deeltjes vuil uit de buurt van de knopenleggers niet hinderen.

Voorwerp van de uitvinding

Wegens de zware belastingen waaraan de dichtheidsregelende gordel tijdens het gebruik wordt blootgesteld, is het bekend dat de lasnaden tussen de bovenste balk 16a en de opstaande balken 16d van de dichtheidsregelende gordel 16b barsten en een primair doel van deze uitvinding is dan ook dit probleem te beperken.

SamtMatting van de uitvinding

Volgens deze uitvinding wordt een vierkantebalenpers verschaft die een balenkamer bevat waarvan de bodem gevormd wordt door op een afstand van elkaar gelegen profielen, zijwanden en een bovenwand, en een dichtheidsregelende gordel die de balenkamer omringt, gekenmerkt doordat de dichtheidsregelende gordel gevormd wordt door een U-vormig frame met drie aan elkaar gelaste balken om een bodembalk te definiëren om de bodem van de balenkamer te ondersteunen en twee rechtopstaande balken om de zijwanden van de balenkamer te ondersteunen, en een spanstang die losmaakbaar bevestigd is aan de bovenste uiteinden van de twee opstaande balken om te voorkomen dat de opstaande balken uit elkaar gaan.

In de uitvinding bevat de dichtheidsregelende gordel geen aan de opstaande balken gelaste bovenste balk, waardoor het risico op breuk van de hoeklassen vermeden wordt. In plaats daarvan wordt de functie van het voorkomen van het open gaan van de opstaande balken uitgevoerd door een afzonderlijke spanstaaf die niet permanent aan de opstaande balken bevestigd is.

De uiteinden van de spanstang kunnen uitgerust zijn met een schroefdraad en op het uiteinde van de spanstang kunnen moeren aangebracht worden om de spanstang aan de opstaande elementen te bevestigen.

Het is praktisch als de spanstang voorgespannen is om een kracht aan te brengen die de vrije bovenste uiteinden van de opstaande balken van de dichtheidsregelende gordel naar elkaar trekt.

In sommige uitvoeringsvormen van de uitvinding kan de balenkamer een beweegbare bovendeur hebben die scharnierbaar aangebracht is op de bovenste uiteinden van de twee opstaande balken.

Hoewel dit niet essentieel is, kan de scharnieras van de bovendeur samenvallen met de as van de spanstang.

Om te helpen bij het beletten van het naar buiten buigen van de bovenwand van de balenkamer, kan de bovendeur aan zijn voorste uiteinde uitgerust zijn met een zich transversaal uitstrekkende versterkingsbalk.

In sommige uitvoeringsvormen van de uitvinding kan de balenpers verder knopenleggers bevatten die aangebracht zijn op een plaat die belet wordt naar buiten te buigen door middel van steunen die zo gepositioneerd zijn dat ze onder de versterkingsbalk van de bovendeur komen te liggen.

In zulke constructie kunnen de steunen de vorm hebben van transversaal op een zekere afstand van elkaar gelegen opstaande beugels die ertussen kanalen definiëren om deeltjes vuil die van de knopenleggers weggeblazen worden in de balenkamer binnen te laten.

Korte beschrijving van de tekeningen

De uitvinding zal nu verder beschreven worden bij wijze van voorbeeld met verwijzing naar de bijbehorende tekeningen, waarin:

Figuur 1 een achteraanzicht is van een conventionele balenkamer zoals hierboven beschreven;

Figuur 2 een gedeeltelijk achteraanzicht is van een vierkantebalenpers van de uitvinding waarbij de knopenleggers aangebracht zijn op de balenkamer maar vooraleer een spanstang op de dichtheidsregelende gordel te monteren en een scharnierbare bovendeur aan te brengen;

Figuur 3 een aanzicht is dat vergelijkbaar is met dat van Figuur 3, waarbij de spanstang en de scharnierbare bovendeur op hun plaats staan;

Figuur 4 een schematische doorsnede is door een verticaal vlak dat door de as van de spanstangen loopt; en

Figuur 5 een schematisch zijaanzicht is dat de ligging van het knopenleggergeheel ten opzichte van een transversale versterkingsbalk van de bovendeur van de balenkamer illustreert.

Gedetailleerde beschrijving van de tekeningen

De balenkamer 110 die weergegeven is in Figuur 2 heeft een dichtheidsregelende gordel 116 die een U-vormig frame bevat bestaande uit twee laterale opstaande balken 117 en een horizontale balk (niet te zien op de tekening) die onder de bodem van de balenkamer ligt. Deze drie balken zijn permanent aan elkaar gelast. De dichtheidsregelende gordel 116 bevat geen gelaste bovenbalk en in de plaats daarvan worden de bovenste uiteinden van de opstaande balken 117 gevormd door lagerhuizen 152 voor het ontvangen van een afzonderlijke spanstang die hieronder verder wordt beschreven met verwijzing naar Figuur 4.

Figuur 2 toont ook een knopenleggergeheel 150 dat boven op de balenkamer en vóór de dichtheidsregelende gordel 116 gepositioneerd is. Het knopenleggergeheel 150 bevat een geheel van meerdere, transversaal op een zekere afstand van elkaar gelegen knopenleggers 151, die ondersteund worden op een gemeenschappelijke plaat die aan de bovenwand van de balenkamer is bevestigd.

In Figuur 3 wordt dezelfde balenkamer 110 weergegeven met een scharnierbare bovendeur 160 die zo aangebracht is in een positie dat hij als beweegbare bovenwand van de balenkamer fungeert. Het achterste uiteinde van de bovendeur 160 kan omhoog en omlaag bewogen worden door middel van hydraulische cilinders (niet weergegeven) om de densiteit van het gewas te regelen. De bovendeur 160 bestaat uit op een zekere afstand van elkaar gelegen profielen 162 die aan hun voorste uiteinde gelast zijn aan en versterkt worden door een zich transversaal uitstrekkende balk 164. Zoals meer in detail beschreven wordt met verwijzing naar de Figuur 4, scharniert de balk 164 rond de spanstang die door de lagerhuizen 152 loopt.

Met verwijzing naar nu naar Figuur 4, strekt het lagerhuis 152 zich aan elke kant van de balenkamer uit tussen twee evenwijdige verticale zijwanden 170 en 172 van de respectieve opstaande balk 117 van de dichtheidsregelende gordel. Een lagerbus 174 is binnen het lagerhuis 152 aangebracht, waarbij de lagerbus 174 een centrale boring heeft om een spanstang 176 te ontvangen die zich transversaal over de volledig breedte van de balenkamer uitstrekt. De spanstang 176 bevat bed rade uiteinden waarop moeren 178 worden gedraaid om een kracht aan te leggen op de opstaande balken 117 van de dichtheidsregelende gordel in een richting zodat de opstaande balken 117 naar elkaar toe worden getrokken en om de krachten van het samengedrukte gewas binnen de balenkamer die ervoor zorgen dat de opstaande balken van de dichtheidsregelende gordel uit elkaar gaan, te weerstaan.

Het naar voren wijzende uiteinde van de versterkingsbalk 164 van de bovendeur bevat een buis 166 waardoor de spanstang 176 met speling passeert. Verder zijn bussen 168 gepositioneerd in buisvormige huizen die zijdelings uit de bovendeur steken om te werken als scharnieren om de bovendeur 160 in staat te stellen rond de as van de spanstang 176 te draaien.

Op die manier verschaft de transversale versterkingsbalk 164 van de bovendeur 160 de gewenste weerstand tegen het buigen van de bovenwand van de balenkamer. Aangezien hij niet op de opstaande balken 117 gelast is, zal balk 164 bij het eventuele buigen van deze deur geen risico lopen om de lassen die de deur met de opstaande balken 117 van de dichtheidsregelende gordel verbinden te doen barsten. Indien gewenst, kunnen de bussen 168 tussen de hulzen 169 en de spanstang 176 gewelfd worden om de deurversterkingsbalk 164 te laten doorbuigen zonder torsiekrachten op de spanstang aan te brengen.

Zoals het best te zien is in Figuur 5 bevat de steunplaat 200 van het knopenieggergeheel 150 in de geïllustreerde uitvoeringsvorm van de uitvinding opstaande beugels 210 die onder de buis 166 komen te liggen om vervorming van het knopenieggergeheel 150 door de compressiekrachten die op het gewas inwerken te voorkomen. De beugels 210 bevinden zich transversaal op een zekere afstand van elkaar zodat ertussen kanalen achterblijven waardoor deeltjes gewasafval die door blazers uit de knopenleggers verplaatst worden naar de balenkamer weg kunnen stromen.

Het zal duidelijk zijn voor vaklui dat verschillende aanpassingen gedaan kunnen worden aan de geïllustreerde uitvoeringsvorm zonder de reikwijdte van de uitvinding die is uiteengezet in de bijgaande conclusies te verlaten. Meer bepaald is het niet essentieel voor de bovendeur van de balenkamer om rond de spanstang te scharnieren. In plaats daarvan kan hij in verdere lagerhuizen die aangebracht zijn in de opstaande balken van de dichtheidsregelende gordel scharnieren, die bijvoorbeeld vergelijkbaar zijn met de lagerhuizen 152.

Claims

CONCLUSIES

1. Vierkantebalenpers die een balenkamer bevat waarvan de bodem gevormd wordt door op een afstand van elkaar gelegen profielen (13), zijwanden en een bovenwand, en een dichtheidsregelende gordel (116) die de balenkamer omringt, gekenmerkt doordat de dichtheidsregelende gordel (116) gevormd wordt door een U-vormig frame met drie aan elkaar gelaste balken om een bodembalk te definiëren om de bodem van de balenkamer te ondersteunen en twee rechtopstaande balken (117) om de zijwanden van de balenkamer te ondersteunen, en een spanstang (176) die losmaakbaar bevestigd is aan de bovenste uiteinden van de twee opstaande balken (117) om te voorkomen dat de opstaande balken (117) uit elkaar gaan.
2. Vierkantebalenpers volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de uiteinden van de spanstang (176) uitgerust zijn met een schroefdraad en doordat op het uiteinde moeren (178) aangebracht zijn om de spanstang aan de opstaande elementen (117) te bevestigen.
3. Vierkantebalenpers volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat de spanstang (176) voorgespannen is om een kracht aan te brengen die de vrije bovenste uiteinden van de opstaande balken (117) van de dichtheidsregelende gordel (116) naar elkaar trekt.
4. Vierkantebalenpers volgens een of meerdere van de vorige conclusies, gekenmerkt doordat de balenkamer een beweegbare bovendeur (160) bevat die scharnierbaar aangebracht is op de bovenste uiteinden van de twee opstaande balken (117).
5. Vierkantebalenpers volgens conclusie 4, gekenmerkt doordat de scharnieras van de bovendeur (160) samenvalt met de as van de spanstang (176).
6. Vierkantebalenpers volgens conclusie 4 of 5, gekenmerkt doordat de bovendeur (160) aan zijn voorste uiteinde uitgerust is met een zich transversaal uitstrekkende versterkingsbalk (164).
7. Vierkantebalenpers volgens conclusie 6, die verder knopenleggers (151) bevat die aangebracht zijn op een plaat (200) die belet wordt naar buiten te buigen door middel van steunen (210) die zo gepositioneerd zijn dat ze onder de versterkingsbalk (164) van de bovendeur (160) komen te liggen.
8. Vierkantebalenpers volgens conclusie 7, gekenmerkt doordat de steunen de vorm hebben van transversaal op een zekere afstand van elkaar gelegen opstaande beugels (210) die ertussen kanalen definiëren om deeltjes vuil die van de knopenleggers weggeblazen worden in de balenkamer binnen te laten.